“Een regeneratief boerenbedrijf gaat een relatie aan met zijn omgeving”

Gepubliceerd op: 20 juli 2023

De nieuwste iPhone. Een grotere flatscreen, met een nog scherper beeld. ‘Ultra-fast-fashion’ met 52 collecties in een jaar, gemaakt om kort te dragen. Als consument is het soms moeilijk om de verleiding te weerstaan. En gretig koopgedrag is goed voor de economie. Maar we lopen ook steeds vaker aan tegen de grenzen van onze consumptiedrift. Waar liggen die grenzen? En wat levert al dat consumeren op? In deze reeks laten we mensen hier vanuit hún specifieke gezichtspunt naar kijken.

 

Aflevering 3: het perspectief van Wouter Veer, impactondernemer en oprichter van Lenteland.

 

Tien jaar geleden was Wouter Veer nog ondernemer in de uitzendsector. En niet zonder succes. Het bedrijf dat hij had uitgebouwd, was inmiddels groot genoeg geworden om na verkoop een renteniersbestaan te kunnen leiden. Maar er begon ook iets te knagen. Hij besloot een nieuw pad in te slaan, waarin alles gericht is op versnelling van de duurzame transitie via ondernemerschap. In eerste instantie kreeg dit vorm in de oprichting van stichting ifund, een fonds gericht op investeringen in die versnelling. Iets later volgde de oprichting van BlueCity, een incubator voor circulaire start-ups in het oude Tropicana in Rotterdam. Met Lenteland wil Veer honderd op regeneratieve landbouw gebaseerde boerderijen realiseren in tien jaar tijd. Gedragen door lokale gemeenschappen die eigenaar worden van het boerenbedrijf, inclusief grond en gebouwen. De gedachte achter Lenteland omschrijft de stichting als: Eerlijk voor boeren, gezond voor ons, goed voor de natuur.

 

Waarom heb je in 2015 besloten om deels afstand te doen van je onderneming en dit nieuwe pad in te slaan?

“Om heel veel redenen. Ik was het oorspronkelijke bedrijf begonnen tijdens mijn studie en na vijftien jaar kwam er een punt waarop ik mezelf afvroeg: is dit wat ik de rest van mijn leven wil blijven doen? Het antwoord was nee. Ik had inmiddels geleerd dat ik kan ondernemen en dat ik ervan hou om anderen daarbij te helpen. Ik hou er ook van om de wereld goed te begrijpen. En als ik kijk naar ons financiële systeem en ons voedselsysteem, dan zie ik daarin een hele hoop problemen ontstaan. Wat betreft het financiële systeem werd ik zelf ook met de neus op de feiten gedrukt, omdat ik me realiseerde dat ik meer geld had dan ik nodig heb. Ik ben me daardoor meer gaan afvragen waar die ongelijkheid vandaan komt en voelde een verplichting om iets nuttigs met dat geld, mijn tijd en mijn energie te doen. Lenteland is mijn proteststem tegen die systemen.”

(Onderschrift foto): Hugo Smeets stopte met zijn melkveehouderij in het Limburgse Mechelen en verkocht land en gebouwen aan Lenteland.

Wat schort er volgens jou aan ons voedselsysteem?

“In de gangbare, chemische landbouw van vandaag zijn er tien calorieën aan energie nodig om één calorie voedsel te produceren. Daar is heel veel fossiele brandstof voor nodig. Voor de productie van kunstmest is gas nodig, voor de grote machines waarmee wordt geploegd en voor het transport is olie nodig – net als voor de grote transporten van veevoer van Zuid-Amerika naar Nederland. Alle chemische bestrijdingsmiddelen zijn op olie gebaseerd. We hebben die enorme agrarische productiecapaciteit in Nederland alleen kunnen verwezenlijken omdat we beschikten over een overvloed aan fossiele brandstoffen. Met deze manier van landbouw exporteren we bizar veel voedsel, importeren we ongelooflijk veel voedingsstoffen en blijven we met de rotzooi zitten. De kosten van het opruimen komen niet voor rekening van de consument, maar uiteindelijk worden ze wel door de maatschappij gedragen. Dat geldt ook voor alle subsidies op kunstmest, pesticiden en fossiele brandstoffen. Al die factoren tezamen zorgen ervoor dat de bloemkool die jij in de supermarkt koopt, feitelijk veel te goedkoop is. Als de producent alle werkelijke kosten zou moeten dragen van teelt en transport, zou de prijs veel hoger zijn.”

 

Hoe kan het beter?

“We moeten naar een nieuw systeem toe. Bij verduurzaming van de huidige landbouw draait het om het reduceren van negatieve impact. Maar het blijft negatieve impact, in de vorm van afnemende biodiversiteit, vervuiling van grond- en oppervlaktewater, et cetera. Bij regeneratieve landbouw – zoals wij die nastreven – wordt geen gebruik gemaakt van zware machines, kunstmest of bestrijdingsmiddelen. Het idee is dat je de natuur zoveel mogelijk haar werk laat doen, met een gezonde bodem als basis. Dat resulteert in meer biodiversiteit in plaats van minder en vangt CO2-uitstoot juist af, in plaats van dat het uitstoot veroorzaakt. Daarnaast staat sociale winst centraal: een regeneratief boerenbedrijf gaat een relatie aan met zijn omgeving. Bij een Lenteland-boerderij kun je voor een paar honderd euro een oogstaandeel kopen, waarvoor je elke week een gedeelte van de oogst krijgt. Op die manier is de boer verzekerd van een fatsoenlijk inkomen. Beter voor de boer dus, en beter voor de natuur. En om die manier van landbouw op de lange termijn te kunnen voortzetten, is het cruciaal dat een regeneratieve boerderij economisch levensvatbaar is.”

 

Maar als die bloemkool zoveel duurder wordt, kan niet iedereen zich die nog veroorloven. Hoe ga je met dat probleem om?

“Dat is inderdaad een belangrijk punt. We hebben niet de illusie alle problemen in de wereld te kunnen oplossen, ook de ongelijkheid niet. Maar we voelen we ons wel verplicht om er iets aan te doen en daarom hanteren veel Lenteland-boerderijen een stelsel van solidaire betaling. Daarin bepaalt de klant zelf wat hij of zij betaalt voor een groentepakket, gebaseerd op zijn/haar inkomen. Daarbij geef je een aantal keuzemogelijkheden. Je zegt bijvoorbeeld: er is 550 euro per jaar nodig om een groentepakket te maken, maar eigenlijk is dat net genoeg om de boer een minimumloon te betalen. Als je 700 euro betaalt, kan er een fatsoenlijk loon betaald worden en bij 800 euro kan er ook nog iemand klant worden die het wat minder breed heeft. De praktijk heeft laten zien dat dit soort systemen werken. Daarnaast moeten we naar een situatie toe waarin een groter deel van ons inkomen naar voedsel gaat. Ooit gaven we 30 procent van ons inkomen uit aan voedsel. Naar die tijd hoeven we niet terug. Maar het zou al schelen als we de 6 tot 7 procent die we nu besteden, zouden verhogen naar 10 procent.”

 

Meer informatie over Lenteland en regeneratieve landbouw (video)

Wouter Veer over de vooruitzichten van regeneratieve landbouw in Nederland


Welke toekomst voorzie je voor de regeneratieve landbouw in Nederland?
“Het gaat om een transitie van een oud systeem naar een nieuw systeem. Om ruimte te geven aan het nieuwe systeem, zal het oude moeten instorten. Als subsidies op kunstmest en pesticiden omlaag gaan en olie- en gasprijzen de pan uitrijzen, komt het vanzelf. En een regeneratief landbouwsysteem heeft veel minder last van droogte en stortregens. Hoe meer last we daarvan krijgen, hoe meer de behoefte aan deze vorm van landbouw dus zal toenemen. Het oude systeem zal geleidelijk instorten waarbij we van crisis naar crisis zullen gaan, maar het is onvermijdelijk. We eten olie. Als ergens tien keer zoveel energie in moet als er uitkomt, hoef je geen wiskundige te zijn om te zien dat dit een eindig verhaal is.”

Zou het mogelijk zijn om de Nederlandse landbouw volledig regeneratief te maken?
“Als er niet zoveel geëxporteerd zou worden als nu, zou ik niet weten waarom niet. Maar het is niet onze missie om de Nederlandse landbouw te transformeren. Dat is zo’n complex systeem, ik zou niet weten waar ik moet beginnen. Wat ik wel weet, is dat we één regeneratieve boerderij kunnen starten, daarna nog een en op die manier werken we in ieder geval toe naar een groter aandeel van de regeneratieve landbouw.”