Maatschappij
Sluiten

Navigeer snel in deze serie:

Sluiten

Deel deze serie:

Maatschappij

Als pensioenuitvoerder zijn we voortdurend bezig met de toekomstbestendigheid van onze maatschappij. Dat betekent: gelijke kansen voor iedereen, ongeacht sekse, geloof of kleur. Maar ook: goede werkomstandigheden. Geen kinderarbeid. Milieubewustzijn en een duurzaam beleid voor woon-werkverkeer. Meer weten? Je vindt het hier.

Thema
Duurzaamheid
Collectie inhoud
85 Publicaties

Navigeer snel in deze serie:

‘Het verleden kunnen we niet veranderen, maar we kunnen er wel van leren’

Gepubliceerd op: 15 maart 2023

Was vroeger alles beter, of heeft ‘nu’ ook zo z’n voordelen? Verschillende generaties gaan aan de hand van stellingen met elkaar in gesprek over maatschappelijke thema’s. Deze keer Nazima Ramdin (54) en haar dochter Shanna (27) en zoon Lorenzo (22).

 

Nazima (54) woont samen met haar verloofde in Den Haag. Lorenzo en Shanna zijn haar twee kinderen uit haar eerste huwelijk. Haar verloofde heeft vier kinderen en tien kleinkinderen. Nazima noemt zichzelf een echt familiemens. Ze werkt bij de rijksoverheid en zit in diverse bestuursraden. Ook heeft ze haar eigen bedrijf gehad.

Lorenzo over zijn moeder: “Mijn moeder staat altijd voor me klaar en is ook mijn sparringpartner als het gaat over mijn bedrijf. We hebben veel lol samen, maar kunnen ook samen werken. Mijn moeder is een geboren netwerkqueen.”

Shanna over haar moeder: “Een band tussen een moeder en dochter is onbeschrijfelijk. Die van ons is met de jaren alleen maar sterker geworden. Ik vind het altijd fijn om advies bij haar te vragen.”

 

Shanna (27) woont samen met haar verloofde in de buurt van Rotterdam. Ze werkt in een hotel op de afdeling Meeting & Events. Daarnaast houdt ze zich bezig met gezond eten en fitnessen.

Nazima over haar dochter: “Shanna en ik hebben een sterke, liefdevolle band en we lijken uiterlijk ontzettend veel op elkaar. Zij woont en werkt helaas niet in dezelfde plaats, waardoor we elkaar niet zo vaak zien als ik het liefst zou willen, maar met de moderne technologie kunnen we elkaar gelukkig digitaal ‘zien’, via Facetime. Shanna is hartelijk en spontaan.” 

 

Lorenzo (22) woont op zichzelf in Den Haag. Hij is kortgeleden afgestudeerd en begonnen als zelfstandig video-/filmmaker. Het ondernemerschap heeft hij van huis uit meegekregen: zijn overgrootvader, zijn vader en zijn moeder waren ook ondernemers.

Nazima over haar zoon: “Lorenzo en ik hebben niet alleen een enorm sterke, liefdevolle band, we lijken ook veel op elkaar in ons doen en laten. Doordat hij zo dichtbij woont, zien we elkaar vaak. Eens per week eten we samen. Lorenzo is zorgzaam, behulpzaam en spontaan.”

Stelling: We kijken steeds minder naar elkaar om

Nazima: “In onze cultuur – de Hindoestaanse – is solidariteit een groot goed. Onze tradities komen uit de Indiase en de Surinaamse cultuur, gemengd met de Nederlandse cultuur. In de Hindoestaanse cultuur is het heel gebruikelijk dat ouderen en jongeren voor elkaar zorgen. Shanna en Lorenzo hebben geholpen bij de verzorging van hun overgrootopa en overgrootoma toen die ouder werden en in een verzorgingshuis terechtkwamen; dat was vanzelfsprekend. In dat verzorgingshuis zag ik wel veel eenzame ouderen. Toch vind ik over het algemeen niet dat we steeds minder naar elkaar omkijken. Integendeel.”

Lorenzo: “Dat ben ik met mijn moeder eens. Kijk maar naar de pandemie. Mensen bekommerden zich toen juist om elkaar. Ik denk dat het ons als mensen dichter bij elkaar heeft gebracht omdat we hebben ervaren hoe het is om van elkaar afgezonderd te zijn.”

Shanna: “Juist. Dingen die we eerder voor lief namen werden plots bijzonder. Ik denk dat we simpel menselijk contact nu extra waarderen.”

Nazima: “We leven wel in een land waarbij iedereen bezig is met ‘hoe kan ik het zo goed mogelijk hebben voor mezelf en mijn gezin?’ We streven allemaal naar een hogere welvaart, goed-beter-best. Dat is niet per se slecht, zolang het maar niet ten koste gaat van onze naastenliefde. Ik probeer dat in mijn gezin altijd voorop te stellen. Zorg voor jezelf, maar ook voor elkaar.”

 

Stelling: In Nederland liggen we achter qua vrouwenemancipatie

Nazima: “Ik vind dat we het grotendeels goed doen. We hebben instituten als de SER, en vanuit de overheid zijn er allerlei richtlijnen om vrouwen goed mee te laten doen. Ik vind het goed dat we hier de keuze hebben om bijvoorbeeld in deeltijd te werken. Overall gaat het hartstikke goed. Maar er is zeker nog ruimte voor verbetering, zodat iedereen mee kan doen ondanks de verschillen. Dan doel ik op man/vrouw, kleur, achtergrond of religie. Gelukkig is met #MeToo-achtige kwesties al een verandering gaande. We kunnen er samen voor zorgen dat het niet vanzelfsprekend is dat mannen overwicht hebben – waarbij ik doel op de zogenoemde zeven vinkjes. Ik denk dat wij door hoe we onze kinderen opvoeden het verschil kunnen maken voor de toekomst. Het verleden kunnen we niet veranderen, maar we kunnen er wel van leren en zelf de wereld een beetje mooier proberen te maken.”

Shanna: “Ik vind ook dat we al goed op weg zijn, maar we zijn nog niet waar we moeten zijn. Straatintimidatie is bijvoorbeeld nog een groot probleem. Het respect voor vrouwen laat hier en daar nog wat te wensen over.”

Lorenzo: “Er zijn dingen die beter kunnen ja. Zo zijn er in Nederland nog veel te weinig vrouwen op topposities. En het ergste is dat er nog altijd een loonkloof bestaat tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zouden natuurlijk evenveel moeten verdienen als mannen.”

Nazima: “Het maakt me trots dat mijn zoon dat zegt.”

 

Stelling: De kloof tussen arm en rijk zal alleen maar groter worden

Nazima: “Ik hoop het echt niet. We zijn een welvarend land; niemand zou hier in armoede moeten leven.”

Lorenzo: “Ik denk en vrees wel dat die kloof alleen maar groter wordt. Nu alles zoveel duurder is geworden, komen steeds meer mensen in de problemen.”

Shanna: “Je leest zoveel verhalen over mensen die niet eens hun gasrekening meer kunnen betalen. Verschrikkelijk dat we dat in Nederland moeten meemaken.”

Lorenzo: “Wel positief is denk ik dat er tegenwoordig nieuwe manieren zijn om geld te verdienen. ‘Rijkdom’ is voor iedereen bereikbaarder geworden nu ook de gewone man vrij eenvoudig kan beleggen in aandelen of een webshop kan opzetten.”

 

Stelling: Een goed leven is in Nederland voor iedereen haalbaar

Nazima: “Ja, dat denk ik wel. Als je je open en nieuwsgierig opstelt, goed je best doet met opleidingen en werkt, geloof ik dat je kansen krijgt en kunt pakken. Niets komt vanzelf, maar als je goed je best doet, is een goed leven voor iedereen bereikbaar. Al is het niet vanzelfsprekend. Ik zie ook dat er in Nederland jammer genoeg veel armoede is en dat bijvoorbeeld sommige ouderen niet rond kunnen komen. Gelukkig zijn er instanties die helpen, zoals de Voedselbank, maar het zou nog mooier zijn als dat niet meer nodig zou zijn.”

Shanna: “Ik denk ook zeker dat als je onderwijs volgt, je jezelf kunt opwerken in de samenleving. Iedereen heeft in principe de kans zichzelf te ontwikkelen en er iets van te maken, al is dat voor de een misschien wat makkelijker dan voor de ander.”

Lorenzo: “Ik sluit me daarbij aan. Er is op dit moment zoveel werk dat iedereen die in staat is tot werken in theorie makkelijk een baan moet kunnen vinden. Misschien hebben we het op een bepaalde manier wel té goed in Nederland. Veel mensen kunnen hier rondkomen terwijl ze maar vier dagen per week werken, terwijl dat in andere landen soms wel zes dagen per week is.”

 

Stelling: De jeugd van tegenwoordig heeft het te goed

Shanna: “Hmm, ik geloof dat de jongeren van nu wel een beetje de hardewerkersmentaliteit missen die er vroeger was. Stagiairs op mijn werk zijn soms echt minder serieus, ze hebben zo’n houding van ‘het zal allemaal wel’. Dat heeft iets verwends.”

Lorenzo: “Ik vind dat de jeugd het niet te goed heeft. In zekere zin zijn we zelfs een pechgeneratie. Een huis kopen is voor ons bijvoorbeeld veel moeilijker dan voor voorgaande generaties.”

Nazima: “Daar heb je gelijk in. De jeugd van tegenwoordig heeft het goed, maar niet té goed.”

 

Stelling: Technologische vooruitgang is per definitie goed

Nazima: “Wel als je kijkt naar wat er tegenwoordig mogelijk is in de medische wereld. Maar het kan eng worden als robotica menselijk gedrag gaat overnemen. Een pop als vervanging voor je partner bijvoorbeeld, moeten we dat willen? Het moet ook niet ten koste gaan van banen. Als alles zo wordt geautomatiseerd dat mensen niet meer nodig zijn, is dat funest voor sociaal contact.”

Shanna: “Zelfscankassa’s zijn al heel onpersoonlijk. Vroeger maakte je nog een praatje met de caissière, nu hoef je niemand meer te spreken. Waar eindigt dit?”

Lorenzo: “Ik ben wel een voorstander van technologische vooruitgang. Kijk naar wat er in de afgelopen dertig jaar al allemaal is uitgevonden. Het heeft veel dingen makkelijker en efficiënter gemaakt.”

Nazima: “Technologische innovatie is goed. Als je ziet wat er allemaal mogelijk is waardoor we bijvoorbeeld de wereld schoner en duurzaam kunnen maken, de medische vooruitgang enzo, dan is het goed. Maar we moeten ons wel afvragen: waar ligt de grens, hoe ver willen we gaan? Dat is denk ik een ethisch vraagstuk.”

 

Stelling: Vroeger was alles beter

Nazima: “Alles was anders; niet per se beter.”

Lorenzo: “Ik denk dat ik de huidige tijd juist fijner vind. Ja, er zijn allerlei crises, maar we hebben het nog altijd beter dan mensen het vroeger hadden.”

Shanna: “Ik vind wel dat het lijkt alsof er vroeger veel meer tijd was. We zitten in een sneltrein en hebben haast nooit tijd voor onszelf of om even iets leuks te doen. Hopelijk heeft de coronapandemie ons doen beseffen hoe waardevol bepaalde dingen zijn. Misschien brengt dat verandering.”

Nazima: “Daar heb je een punt ja. Je moet nu echt tijd in je agenda blokken voor persoonlijk contact. We willen overal zijn, overal meedoen. En door technologische ontwikkelingen kún je ook veel meer doen. Maar zolang we oog hebben voor de mensen om ons heen, onze geliefden, vrienden, familie en naasten, is het altijd goed.”

Volgende publicatie:
Zijn Nederlanders financieel kwetsbaarder dan vroeger?

Zijn Nederlanders financieel kwetsbaarder dan vroeger?

Gepubliceerd op: 9 maart 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Thijs Knaap, hoofdeconoom bij APG, over de vraag of Nederlanders financieel kwetsbaarder zijn dan vroeger.

Vorig jaar was 60 procent van de Nederlanders financieel kwetsbaar of ongezond. In 2021 was dit nog 50 procent. Iets meer dan de helft (54 procent) van de huishoudens kan alle rekeningen probleemloos betalen, tegenover 65 procent in 2021. Dat blijkt uit onderzoek naar de financiële gezondheid van Nederlandse huishoudens dat Deloitte samen met het Nibud en Universiteit Leiden uitvoerde. Betekent dit dat er sprake is van een neerwaartse trend?


Slecht jaar

“2022 was op financieel vlak voor veel mensen een slecht jaar”, aldus Knaap. “We zagen hoge inflatie en dalingen van het reële loon (het beschikbaar inkomen na correctie voor inflatie, red.). Als gevolg daarvan hebben mensen aan het eind van de maand minder geld over. Volgens het Nibud is de situatie dit jaar wat verbeterd door de in veel sectoren doorgevoerde loonsverhogingen en de stijging van het minimumloon.” Het Nibud beschouwt 2023 dan ook als een jaar waarin mensen moeten bijkomen van de klap van 2022. Doordat veel mensen de afgelopen tijd hebben moeten interen op hun spaargeld, kan Knaap zich voorstellen dat een grote groep nu juist kwetsbaarder is dan één of twee jaar geleden. Kijken we verder terug, bijvoorbeeld naar de jaren tachtig – gekenmerkt door economische krimp, werkloosheid en bezuinigingen – dan zijn we nu echter minder kwetsbaar. Knaap: “We zitten in een opgaande lijn met af en toe een knikje naar boven of juist naar beneden, zoals we net hebben gehad.” 


Dan is er de vraag wat kwetsbaar precies inhoudt. Volgens Knaap betekent het doorgaans niet dat je langzaam maar zeker aan het eind van je budget komt, maar dat dit met een schok gebeurt. Te denken valt aan het verlies van een baan, ziekte of een scheiding. “Dit soort schokken zijn er altijd geweest, en de vraag is wat je eraan kunt doen. Een deel van de oplossing ligt bij een sociaal vangnet en toegankelijke gezondheidszorg. De andere component is weerbaarheid: kun je je weren tegen een schok, bijvoorbeeld door het vinden van een (nieuwe) baan? Wat dat betreft is het weleens erger geweest. Nu is de werkloosheid ongeveer 3,6 procent. In de jaren tachtig was dat vele malen hoger, zeker onder jongeren. Die weerbaarheid is nu dus best groot.”

Zorgen over de situatie van Nederlanders die het wat minder breed hebben, zijn wel terecht

Kloof
Een andere positieve ontwikkeling is de situatie van ouderen. “Die hebben traditioneel gezien veel minder opties omdat ze doorgaans niet meer kunnen werken. Gelukkig hebben we in Nederland een stelsel van pensioenen en AOW ingericht, waardoor er hier maar heel weinig armoede onder ouderen bestaat.”


Er is in Nederland nog wel een kloof tussen mannen en vrouwen, maar die wordt langzaamaan gedicht. “Vrouwen zijn gemiddeld al hoger opgeleid dan mannen en het aantal vrouwen dat zelfstandig een inkomen verdient, neemt toe. Dat verhoogt de weerbaarheid onder vrouwen. Dit zijn allemaal verbeteringen die er opgeteld voor zorgen dat de financiële kwetsbaarheid van Nederlanders gemiddeld genomen geringer is dan vroeger.”


Tegelijkertijd schuilt het gevaar in dat ‘gemiddeld genomen’, vervolgt Knaap. “Want is de situatie van Nederlanders die het wat minder breed hebben, ook verbeterd? Daar kun je wel wat zorgen over hebben. Zo kunnen mensen met bijvoorbeeld een flexcontract moeilijker een schok opvangen.” Dit raakt ook aan de kloof tussen zogeheten ‘insiders’ en ‘outsiders’, waarbij de insiders (degenen met een baan) meer gebaat zijn bij loonsverhoging dan bij de uitbreiding van werkgelegenheid naar de ‘outsiders’. “Dat is van alle tijden, maar voor een baan heb je niet alleen intellectueel kapitaal nodig maar ook in toenemende mate sociaal kapitaal. Dan gaat het er dus om of je weet hoe je je moet gedragen, hoe dingen werken binnen een bedrijf en bij wie je moet zijn voor vragen. Het risico bestaat dat mensen die dat lastig vinden, steeds meer buiten de boot vallen. In veel opzichten is de situatie nu dus beter dan in de jaren tachtig, maar dat betekent niet dat iedereen in staat is uit zichzelf mee te komen.”


Jongeren

Het onderzoek van Deloitte wijst ook uit dat jongeren relatief vaak financieel kwetsbaar zijn. Dat heeft volgens Knaap te maken met het verschil tussen solvabiliteit (dat aangeeft of je op termijn aan je betalingsverplichtingen kunt voldoen, red.) en liquiditeit. “Jongeren zijn enorm solvabel want ze hebben nog een heel werkend leven voor zich waarin ze misschien wel honderdduizenden euro’s gaan verdienen. Alleen, die hebben ze nu nog niet, dus voor veel jongeren is het gebrek aan liquide middelen een probleem. Maatregelen die zij kunnen treffen, komen nauw overeen met wat pensioenbeleggers doen om liquiditeitsproblemen te vermijden: zorg voor een spaarbuffer en hou in de gaten of die niet te snel opraakt. Door de arbeidsmarktkrapte is het voor jongeren nu relatief makkelijk om een bijbaan te nemen, en zo hun financiële weerbaarheid te vergroten. Als jongere kun je daarom beter nu in de financiële problemen zitten dan in de jaren tachtig.” 

Volgende publicatie:
“Het lijkt soms alsof we die economische kloof tussen mannen en vrouwen wel oké vinden”

“Het lijkt soms alsof we die economische kloof tussen mannen en vrouwen wel oké vinden”

Gepubliceerd op: 6 maart 2023

Loonkloof, pensioenkloof, koopkrachtverlies bij scheiding, financiële afhankelijkheid. Ruim 60 jaar na het afschaffen van de Wet Handelingsonbekwaamheid lopen vrouwen in economisch opzicht nog steeds hardnekkig achter. Op Internationale Vrouwendag staat Parkstad Limburg stil bij het thema Vrouw en Geld. Mariëlle Heuts schuift namens APG aan bij de forumdiscussie.

 

Vandaag de dag krijgen vrouwen nog altijd minder betaald voor dezelfde functies als mannen, werken ze vaker parttime en zijn ze minder economisch onafhankelijk. Voor de oorzaak moeten we kijken naar de recente geschiedenis, zegt rechtshistoricus Madeleijn van den Nieuwenhuizen. Zij verzamelt verhalen over de tijd dat getrouwde vrouwen volgens het Burgerlijk Wetboek ‘handelingsonbekwaam’ waren – een juridische categorie die ook gold voor kinderen en ‘zwakzinnigen’.

 

Deze wet hield stand tot 1956 en hield onder andere in dat je als vrouw vanaf je ja-woord geen eigen bankrekening mocht openen, geen hypotheek of verzekering kon afsluiten, en dat je alleen een arbeidscontract kon afsluiten met formele toestemming van je man. Je loon droeg je technisch gezien ook af aan je man, want hij was de baas over de gemeenschap van goederen waarin je toen standaard trouwde. Het idee achter deze wet was dat in de vereniging, dus ook in de echtvereniging, slechts één de baas kon zijn. De tomeloze lobby van politica Corry Tendeloo leidde tot afschaffing van deze handelingsonbekwaamheid.

 

Bizar. Met dat ene woord omschrijft Mariëlle Heuts de wet die in 1956 is afgeschaft. Heuts is bestuurssecretaris en -adviseur bij APG en nauw betrokken bij de transitie naar een nieuw pensioenstelsel, waarbinnen het informeren en begeleiden van pensioendeelnemers een belangrijk onderdeel is. Ook hielp ze bij de ontwikkeling van online platformen die inzicht bieden in de eigen financiële situatie. “Ik heb het trouwboekje van mijn grootouders bewaard. Daarin staat letterlijk dat de vrouw gehoorzaamheid verschuldigd is aan haar man. Anno nu is dat niet meer voor te stellen. Daarna duurde het overigens nog tot 1980 voordat de wet gelijke behandeling er kwam.”

Op Internationale Vrouwendag praat je in een forumdiscussie mee over de economische ongelijkheid van vrouwen. Wat is jouw motivatie om aan te schuiven?  

“Het lijkt soms alsof we die economische kloof tussen mannen en vrouwen wel oké vinden. De ontwikkeling om het gat te dichten verloopt in elk geval enorm langzaam. En dat boeit mij. Op microniveau vindt iedereen het inmiddels gelukkig heel vanzelfsprekend dat mannen en vrouwen gelijke kansen hebben. Maar op macroniveau ziet het ernaar uit dat het nog jaren gaat duren voordat de loonkloof tussen mannen en vrouwen verdwenen is.”

 

Waar kijk je het meest van op?
“APG dichtte na eigen intern onderzoek in 2019 in één keer de loonkloof tussen mannelijke en vrouwelijke collega’s. We haalden de landelijke media met het besluit om mannen en vrouwen hetzelfde salaris te betalen. Dat voelt dan toch als de omgekeerde wereld.

Maar ik sta er ook van te kijken dat Nederland zo achterloopt op de rest van Europa, terwijl we op andere vlakken vaak juist als een ondernemend en vooruitstrevend land worden gezien. Ik kom privé veel in Frankrijk, daar vinden vrouwen fulltime werken volstrekt normaal. We hebben hier in Nederland dus niet alleen een gat te dichten tussen mannen en vrouwen, maar ook met de rest van Europa.”

Wat kan daaraan ten grondslag liggen?

“De rechten van de vrouw, zoals die waren vastgelegd in de wet, zijn daar zonder meer een oorzaak van. De traditionele taakverdeling die toen is ontstaan, zorgt ook generaties later nog vaak voor sociale druk bij vrouwen om bijvoorbeeld de meeste zorgtaken in het gezin op zich te nemen. Ook is er, kijkend naar het huidige aantal vrouwen in topposities, nog steeds een glazen plafond voor vrouwen die hun mannelijke collega’s vaak sneller carrière zien maken.

 

Tot slot denk ik dat veel vrouwen zich onvoldoende realiseren wat de effecten zijn van bepaalde keuzes – bijvoorbeeld parttime gaan werken bij de komst van kinderen. Je tekent niet alleen voor een loonkloof tijdens je loopbaan, maar ook voor een pensioenkloof daarna.”

 

Genoeg werk aan de winkel dus om die kloof te dichten. Waar moeten we starten?
“Het start met bewustwording, dus goede voorlichting is essentieel. Daarin zie ik onder meer een rol voor werkgevers. Bijvoorbeeld door actief het gesprek aan te gaan met parttime werkende vrouwen over hoe ze gefaciliteerd kunnen worden om meer uren te werken. Denk aan flexibelere werktijden of thuiswerkmogelijkheden. Ik durf te wedden dat er veel mogelijk is door met een andere bril naar de realiteit te kijken.

Het bevoordelen van vrouwen met een quotum is ook een veelgebruikt middel. Dat zie ik echter meer als een hulpmiddel dan als een oplossing. Het pakt de bron van het probleem niet aan.
Een andere rol is er voor echtgenoten en partners; zij kunnen hun vrouwen stimuleren. Ik denk hierbij aan een gesprek dat ik had met een vrouwelijke collega. Zij zette een stap op de ladder en kreeg een leidinggevende functie. Hartstikke mooi natuurlijk. Maar haar man zag dat helemaal niet zo zitten. Want: ze was vaker van huis, had meer verantwoordelijkheid en werkte meer in de avond. Hoe moest dat nu met de kids? Die man keek voor de opvang van hun kinderen direct naar zijn vrouw en niet naar zichzelf of naar andere oplossingen.”

En dan zijn er de vrouwen zelf natuurlijk. Hoe kunnen zij morgen al zelf die kloof een stukje dichten?

“Ga op zoek naar informatie. Er is genoeg over dit onderwerp te vinden op internet. Zorg dat je begrijpt wat bijvoorbeeld minder werken betekent, zowel in het hier en nu (loonkloof), maar ook voor je carrière en je toekomst na pensionering (pensioenkloof). Stel jezelf de vraag of je op basis van deze informatie dezelfde keuzes zou maken. Als jij minder werkt, ben je later afhankelijk van de pensioenpot van je man. Wil je dat? En als je dan niet meer samen bent? Wil je dat risico lopen? En maak dit thuis aan de keukentafel bespreekbaar. Ik heb in mijn omgeving een scheiding meegemaakt waarbij de vrouw er beduidend slechter vanaf kwam dan de man. Dat zou ik niet willen meemaken. En dat gun ik mijn kinderen ook niet.

 

Kijk ook naar je salaris. Vrouwen verdienen nog steeds minder dan mannen voor hetzelfde werk. Het is bovendien nog vaak een typisch vrouwending om daarover niet te onderhandelen. Of kijk of je niet toch een paar uur meer zou kunnen werken. Ga het gesprek hierover aan met je werkgever en onderhandel over je salaris. Toen ik een nieuwe stap zette binnen APG heb ik aan HR gevraagd of mijn salaris passend was. Het ging mij niet eens om het geld, maar ik wilde zeker weten dat er serieus naar gekeken was.”

 

Internationale Vrouwendag is natuurlijk ook een dag om te vieren wat goed gaat. Welke vooruitgang heb jij zelf al ondervonden en wat wil jij doorgeven?
“Laten we wel wezen, de afgelopen generaties is er al ongelooflijk veel veranderd in positieve zin. Zo hebben mijn ouders mij van kind af aan gestimuleerd om mijzelf te ontwikkelen en mijn eigen geld te verdienen. Mede dankzij hen ben ik financieel onafhankelijk. Overigens met alle support van mijn man, ook daar ben ik trots op. Nieuwe schoenen kopen met de creditcard van mijn man? Ik kan mij daar niets bij voorstellen! Ook ben ik dankbaar voor de vrouwelijke rolmodellen die ik had. Mijn moeder heeft mij laten zien dat werk en gezin elkaar niet in de weg hoeven te staan. Ze grapte altijd dat we met mijn vaders inkomen de vaste lasten betaalden en dat we van haar inkomen de leuke dingen deden. Ook mijn beide oma’s hebben gewerkt, zelfs in de tijd dat dit not done was. Ik ben dus niet anders gewend dan dat vrouwen hun steentje bijdragen. En dat is ook wat ik wil meegeven aan mijn twee dochters. Dat je met werk veel kunt bereiken. Dat gaat veel verder dan alleen in financiële zin. Werken en onafhankelijk zijn doen ook iets met de balans en gelijkwaardigheid in een relatie. Bovendien is werken leuk en kun je er iets mee betekenen.”

Financiële onafhankelijkheid van vrouwen is binnen APG een belangrijk thema. Als Topvrouw van het Jaar 2022 werkt APG CEO Annette Mosman aan het vergroten van het financiële bewustzijn en de financiële onafhankelijkheid van Nederlandse vrouwen. “Vrouwen nemen te vaak besluiten op basis van onvolledige informatie, dat moet écht anders”, aldus Mosman in een interview.
“220.000 euro pensioen minder, willen vrouwen dat echt?” | APG

Francine van Dierendonck, lid raad van bestuur en verantwoordelijk voor deelnemers- en werkgeversservices en fondsenbedrijf, maakt zich ook sterk voor financiële gelijkheid. Tijdens de opening van de Expositie Vrouw en Inkomen van ABP en APG zei ze: “Financiële onafhankelijkheid betekent dat je beschermd bent als je bijvoorbeeld gaat scheiden.”

Volgende publicatie:
Neemt de overheid de rol van vastgoedbeleggers over?

Neemt de overheid de rol van vastgoedbeleggers over?

Gepubliceerd op: 16 februari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Hoofd Europees vastgoed Robert-Jan Foortse over de assertievere rol van de rijksoverheid op het gebied van de woningbouw. “We zijn als vastgoedbelegger op zoek naar zowel een financieel als een maatschappelijk rendement en werken actief mee aan een oplossing, maar we zíjn niet de oplossing.”


Vorige week werd bekend dat Amsterdam een financiële bijdrage van het Rijk krijgt voor de bouw van zo’n 1.000 flexwoningen. In totaal stelde minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) 100 miljoen euro beschikbaar aan 42 gemeenten voor ongeveer 8.360 flexwoningen. Dit past in het kabinetsplan om tot en met 2030 zo’n 900.000 woningen te bouwen. De vraag is of de overheid daarmee de rol van vastgoedbeleggers overneemt.


Ambitieus

Allereerst de vraag of het plan van minister De Jonge überhaupt haalbaar is. “Het is op z’n minst ambitieus”, stelt Foortse. “Afgelopen jaar is een recordaantal van 74.000 woningen gebouwd. Dat is niet genoeg om het totaaldoel van 900.000 te behalen. En voor dit jaar worden er ‘maar’ 60.000 nieuwe woningen verwacht, dus het tekort stapelt zich op.”


Om het doel in 2030 te behalen zijn vijf factoren nodig: grond, vergunningen, materialen, bouwvakkers en geld. Elke factor kent zo z’n eigen uitdagingen. “Want waar is die grond, en wat is de prijs? En hoe zit het met de vergunningen? Het proces gaat nu langzaam, doordat er veel bezwaren worden ingediend en gemeenten onderbemand zijn om de vergunningen tijdig te kunnen verlenen.”


Het zijn stuk voor stuk uitdagingen die lastig te tackelen zijn. “De grond wordt bijvoorbeeld veelal gecontroleerd door gemeenten, voor wie de verkoop ervan een belangrijke inkomstenbron is geworden. De grondprijzen stijgen als het ware om de gemeentebegroting op orde te houden.” En de afgelopen jaren is niet alleen de grondprijs gestegen, maar ook die van materialen en arbeid, waardoor de nieuwbouwwoningen duurder worden, vervolgt Foortse. “Dat vormt nog een extra probleem, want die 900.000 nieuwe woningen moeten wel grotendeels betaalbaar zijn. Nieuwbouwwoningen duurder maken is ongewenst, want dan blijven ze onbereikbaar voor starters. Gemeenten hebben de inkomsten van de gestegen grondprijs echter nodig en beleggers willen een redelijk rendement halen. Wie moet dan toegeven?” 

De overheid heeft een andere rol dan een investeerder

Spelregels
Om de impasse te doorbreken, zijn twee oplossingen mogelijk, aldus Foortse. “Ofwel moet iemand de regie nemen en de woningbouw centraal aansturen, bijvoorbeeld in de persoon van de minister, ofwel er wordt besloten om de markt zo vrij mogelijk te laten in de verwachting dat dan zoveel mogelijk huizen worden gebouwd. Het probleem bij de tweede oplossing is dat er dan vooral in het duurdere segment zal worden gebouwd, wat mogelijk ten koste gaat van de kansen voor starters als de doorstroom niet op gang komt. Ik snap dat de minister probeert de regie naar zich toe te trekken. Maar ik weet niet hoe succesvol hij daarin zal zijn, gezien de vele uitdagingen en de verschillende belangen op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau.”


De rol van vastgoedbeleggers is zeker nog niet uitgespeeld, want die brengen een onmisbare factor mee en dat is geld, zegt Foortse. “Eind november zijn we met vertegenwoordigers van vijf van de grootste woningbeleggers van Nederland, waaronder APG, op gesprek bij minister De Jonge geweest. Wij hebben gezegd dat we als Nederlandse pensioenbelegger interesse hebben om namens onze pensioenfondsklanten te beleggen in woningen in Nederland, en dat Nederlandse huurwoningen ook al een belangrijke component van de beleggingsportefeuilles van onze klanten vormen. We zijn als vastgoedbelegger op zoek naar zowel een financieel als een maatschappelijk rendement en werken actief mee aan een oplossing, maar we zíjn niet de oplossing. De opgave en kosten van 900.000 nieuwe woningen zijn dermate groot, dat ook buitenlandse investeerders nodig zijn. Daarbij helpt niet dat de regelgeving de afgelopen jaren meermaals is gewijzigd. Denk aan het aanpassen van de overdrachtsbelasting of de uitbreiding van het puntenstelsel naar de vrije huursector. Het komt erop neer dat tijdens het spelen de spelregels worden aangepast. Dat is onplezierig, zeker omdat we als pensioenbelegger een lange-termijn-horizon hebben. We benadrukten bij de minister dan ook het belang van heldere en voorspelbare regels. Want voorspelbaarheid verlaagt het risico en trekt daarmee investeerders aan.”


Bijdrage

Dat de overheid de rol van vastgoedbeleggers niet overneemt, blijkt ook uit de geringe omvang van de bijdrage van het Rijk aan de Amsterdamse flexwoningen. “Het gaat om 12 miljoen euro voor zo’n 1.000 woningen, dat is 12.000 euro per woning. De overheid is geen vastgoedbelegger, maar geeft een bijdrage, een subsidie als het ware. Dat is een andere rol dan die van ons als investeerder. Ik denk echter wel dat alle marktpartijen het erover eens zijn dat Nederland erbij gebaat is dat er snel veel meer woningen worden gebouwd”, besluit Foortse.

Volgende publicatie:
Hebben Nederlanders meer schulden dan andere Europeanen?

Hebben Nederlanders meer schulden dan andere Europeanen?

Gepubliceerd op: 8 februari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Thijs Knaap, hoofdeconoom bij APG, over hoeveel schuld Nederlanders hebben ten opzichte van andere Europeanen.


Naar verwachting neemt het aantal Nederlandse huishoudens met schulden de komende tijd toe. Oorzaak hiervan zijn de gestegen energieprijzen. Momenteel duurt de schuldhulpverlening te lang en melden te weinig mensen met problematische schulden zich bij de gemeente, stelt minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen). Ze wil er daarom voor zorgen dat huishoudens met beginnende geldzorgen eerder in beeld komen bij hulpverleners. Dit moet voorkomen dat de schulden te hoog oplopen. Hebben Nederlandse huishoudens in vergelijking met andere Europeanen eigenlijk veel schulden?

 

Grote schuldenaren
Uit cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) blijkt dat van alle Europese nationaliteiten de Zwitsers de meeste schulden hebben, namelijk 255 procent van het beschikbare inkomen. “De Noren en Denen staan daar nog boven. Maar recente data van de Bank voor Internationale Betalingen (de centrale bank van de centrale banken, red.) tonen dat veel van hen de afgelopen tijd hun hypotheek gedeeltelijk of helemaal hebben afgelost vanwege de opgelopen rente”, zegt Knaap. Dat zou betekenen dat inwoners van die beide landen nu een stuk minder schulden hebben én dat Nederland tweede achter Zwitserland staat. De conclusie is dus dat wij volgens deze maatstaf, van totale schulden ten opzichte van het beschikbare inkomen, behoorlijk grote schuldenaren zijn. Ook in internationaal perspectief.”

 

De ontwikkeling in Scandinavië vormt wel een indicatie dat schulden niet altijd als een probleem moeten worden gezien, vervolgt Knaap. “Een schuld kan een keuze zijn, en als je er vermogen of een hypotheek tegenover hebt staan, is het niet zo erg.” Hiervoor wijst hij op cijfers die de samenhang tussen de schulden en vermogens per land weergeven. “Het mooie is dat Nederland daar óók op nummer twee staat. We hebben na België, geschaald naar beschikbaar inkomen, ook het meeste vermogen na aftrek van onze schulden.” Hierbij moet worden aangetekend dat de OESO pensioen niet als vermogen ziet. “Als dat wel zou worden meegerekend, waren we wellicht het land met het grootste netto vermogen bij huishoudens. Al ontbreekt Zwitserland in deze lijst, mogelijk vanwege het bankgeheim.”


Individuele Nederlanders
Tot zover de macrocijfers. Knaap: “Als maatschappij hebben we veel meer vermogen dan schulden, en we zouden bij wijze van spreken morgen alles kunnen aflossen.” Maar dat geldt niet voor individuele Nederlanders. “Kijken we naar de schulden van de mediane Nederlander (degene met de middelste schuld wanneer alle schulden van Nederlanders van laag naar hoog worden gesorteerd, red.), dan staan we als Nederland in de Europese middenmoot. Dat geeft wel aan dat de schulden die we in Nederland hebben bij een relatief kleine groep zitten, en dan gaat het vooral om hypotheekschulden. Haal je die eruit, dan heeft 61 procent van de Nederlanders helemaal geen schuld. Tegelijkertijd heeft 60 procent van de Nederlanders een hypotheek, het hoogste percentage van Europa.” Dat is vooral een gevolg van de fiscale bevoordeling van huizenbezitters. “Veel lenen voor een duur huis hoeft geen probleem te zijn, totdat het huis ineens 20 procent minder waard wordt en ‘onder water staat’. De Nederlandsche Bank zegt daarom al heel lang dat de leennormen moeten worden aangescherpt en de hypotheekrente moet worden afgebouwd. Dit soort maatregelen zullen ertoe leiden dat de schuld in Nederland minder wordt. Maar het zal nog wel even duren voordat we zakken op de internationale schuldenranglijsten.”

Dat Nederland heel hoge schulden heeft, kun je ook zien als een teken dat we rijk en succesvol zijn

Uit cijfers van het Nibud blijkt dat het aantal Nederlanders met betalingsproblemen nog niet veel hoger ligt dan voorgaande jaren. “Dat is best opmerkelijk, zo na de coronapandemie en met de huidige inflatie”, aldus Knaap. “Al bestond er tijdens de coronacrisis natuurlijk wel inkomenssteun vanuit de overheid, en worden de gevolgen van de energiecrisis nu gedempt door het prijsplafond en belastingverlaging. Mogelijk hadden veel mensen nog wat spaargeld achter de hand dat ze nu moeten aanspreken. Dan kunnen op termijn meer huishoudens tegen schulden aanlopen, zoals de overheid verwacht.” Betalingsproblemen ontstaan volgens het Nibud vooral wanneer het inkomen van mensen stabiel blijft maar de uitgaven oplopen. Knaap: “Dat kan zijn bij mensen met een heel laag inkomen maar ook bij de hoge inkomens, die hun vaste lasten ineens sterk zien stijgen. Dat is precies wat nu speelt, met de inflatie.” 

 

Complexe economie
De landen die hoog in de schuldenranglijst van de OESO staan, zoals Denemarken, Noorwegen, Zwitserland en Nederland, behoren tot de meest ontwikkelde economieën ter wereld. En dat is geen toeval, vertelt Knaap. “Het hangt namelijk samen met de ontwikkeling en zogeheten financialisering van een land. Als een economie instabiel is, zijn de schulden ook lager. Maar dat is niet per se beter dan een ontwikkelde economie waar je kredieten kunt afsluiten voor de koop van een huis of de start van een bedrijf. Dat Nederland heel hoge schulden heeft, kun je dus ook zien als een teken dat we rijk en succesvol zijn. We leven immers in een zeer complexe economie waarin veel mogelijk is: er zijn banken, je kunt op afbetaling kopen bij Wehkamp en bedrijven zijn bereid krediet te verlenen. Dat is een gevolg van het feit dat we een goed functionerende samenleving vormen met relatief veel onderling vertrouwen. We moeten schulden dan ook niet afschaffen, maar er wel voor waken dat mensen met problematische schulden komen te zitten.”

Volgende publicatie:
Annette Mosman: "Denk na voor je als moeder parttime gaat werken"

De Financiële Telegraaf interviewt Annette Mosman

Gepubliceerd op: 6 februari 2023

Het nieuwe pensioenstelsel komt eraan. De Financiële Telegraaf een interviewt Annette Mosman, bestuursvoorzitter van pensioenuitvoerder APG, hierover.

 

Voor een pensioenuitvoerder als APG is het een drukke en uitdagende tijd. Alle systemen en processen waarmee de pensioenfondsklanten en hun deelnemers worden bediend, moeten worden klaargemaakt en verbeterd. Dat geldt zowel voor de investeringskant als voor de administratiekant. Mosman: “Ik wil zorgen dat het nieuwe pensioenstelsel staat als een huis voor de deelnemers van onze pensioenfondsen.”

In het artikel gaat het verder ook over haar loopbaan, haar verkiezing tot Topvrouw 2022, haar overtuigingen en haar plannen.

Mosman over haar plannen op de langere termijn: ‘’Ik wil in ieder geval betekenisvolle gesprekken blijven voeren, echt contact maken, daarin iets kunnen betekenen. Maar dat is geen baan, dat is gewoon leven.”

 

Lees hier het hele interview (Let op: betaalmuur)

Volgende publicatie:
Wat levert de EU Nederland economisch op?

Wat levert de EU Nederland economisch op?

Gepubliceerd op: 2 februari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Charles Kalshoven, macro-econoom bij APG, over wat de Europese Unie Nederland economisch gezien oplevert. “De kracht van de EU-markt is heel erg groot.”

Drie jaar geleden verliet het Verenigd Koninkrijk de EU. De Brexit kost de Britse economie inmiddels bijna 114 miljard euro per jaar, zo rekende persbureau Bloomberg uit. De omvang van de economie zou nu 4 procent kleiner zijn dan wanneer de Britten Europa niet de rug toe hadden gekeerd. Jeremy Hunt, de Britse minister van Financiën, ageerde eerde deze week tegen de ‘somberheid’ over de economische vooruitzichten. Volgens hem maakt de Brexit juist economische groei mogelijk.


‘Brussel-effect’

Voor Nederland wegen de voordelen van het EU-lidmaatschap nog altijd duidelijk op tegen de nadelen, betoogt Kalshoven. “Nederland is een klein land met een beperkte binnenlandse markt. We zijn daarom gebaat bij vrijhandel en toegang tot de EU-markt van 450 miljoen potentiële consumenten. Door de omvang van de Europese interne markt zorgt die voor meer handel en investeringsmogelijkheden. Dat is onder meer een gevolg van het feit dat er sprake is van één markt waarvoor de regels geharmoniseerd zijn. Als je als fabrikant een auto of koelkast maakt die voldoet aan de Brusselse standaarden, kun je er zeker van zijn dat je je product in de hele EU kunt verkopen.” Bovendien treedt hier het zogeheten ‘Brussel-effect’ op. De interne markt van de EU is zo groot, dat het voor fabrikanten voordelig is om hun product zo te ontwerpen dat het aan de  ̶̶  doorgaans hoge  ̶̶  Brusselse standaarden voldoet. Ze kunnen hun product dan niet alleen in de EU kwijt, maar ook in andere markten zoals de Verenigde Staten of China. “De kracht van de EU-markt is heel erg groot. We zitten bij een winnend team.”


Ook bij het afsluiten van handelsverdragen is het lidmaatschap van de EU een voordeel, vervolgt Kalshoven. “Als klein land kun je wel zeggen dat je je eigen vrijhandelsverdragen afsluit, maar wie ben je als Nederland?” De EU legt veel meer gewicht in de schaal bij onderhandelingen over een verdrag, waarbij de individuele lidstaten wel invloed kunnen uitoefenen op de invulling ervan. “Je hebt meer invloed omdat je bij een grote handelsmacht bent aangesloten dan wanneer je het als land alleen doet, omdat je dan tegen andere landen kunt worden uitgespeeld.”


Handelsnatie

Kalshoven haalt het klassieke boek The Wealth of Nations aan, dat de Schot Adam Smith in 1776 publiceerde. “Daarin gaat hij tekeer tegen allerlei belemmeringen voor vrijhandel. En binnen de EU is er sprake van vrijhandel. Niet-lidstaten die hun producten in het Europese handelsblok kwijt willen, kunnen echter wel degelijk tegen handelsbelemmeringen aanlopen. Dat merken Britse bedrijven nu ook. Zo was recent een Engelse bierbrouwer in het nieuws die vertelde dat een doos met blikjes bier in Engeland 20 pond kost. Wil hij diezelfde doos naar de EU exporteren, dan loopt de prijs door alle (douane)formaliteiten op tot 200 pond. Die administratieve rompslomp aan de grens is dus allesbehalve bevorderlijk voor de handel.”

Dankzij het lidmaatschap van de EU ligt het bbp van Nederland 3,1 procent hoger

Als je als land niet alleen lid bent van de EU maar ook nog behoort tot de eurozone, wordt niet alleen de handel vergemakkelijkt maar ook het betaalverkeer. Daardoor kunnen burgers ook in andere eurolanden afrekenen met hun munt, en hoeven bedrijven niet bang te zijn dat de wisselkoers ineens verandert na het versturen van hun factuur.


Door de EU zijn de handelskosten tussen de lidstaten dus verlaagd, wat leidt tot meer onderlinge handel tussen de lidstaten. Voor Nederland, als relatief kleine handelsnatie, betekent dit dat het bruto binnenlands product (bbp) 3,1 procent hoger ligt, aldus een berekening van het Centraal Planbureau begin vorig jaar. Er zijn weinig landen die nóg meer baat hebben bij het wegnemen van de handelsbelemmeringen door Brussel. Cijfers over het profijt dat de gemiddelde Nederlander van de EU heeft, variëren van 500 tot 2200 euro per jaar.


Nadelen

Kleven er dan geen economische nadelen aan de EU? Jawel, stelt Kalshoven. “Door lid te worden van de EU geef je als land gedeeltelijk soevereiniteit op. Dat is in ieder geval in theorie waar, maar dan kom ik wel terug op mijn argument over kleine landen. Hoeveel soevereiniteit heb je als Nederland om tegen Amerika of China te zeggen: ‘Ik wil andere afspraken maken over onze onderlinge handel’?” Hetzelfde geldt in meer of mindere mate voor landen die behoren tot de eurozone. “Als euroland kun je niet meer je monetaire beleid afstemmen op wat voor jouw land het beste is. In plaats daarvan kijkt de Europese Centrale Bank naar wat het beste is voor de eurozone als geheel. Maar ook hier kun je je afvragen hoe soeverein we waren toen we de gulden nog hadden. Als de Bundesbank de rente verhoogde, dan volgden wij een half uur later. Niet dat de Duitsers ons daartoe dwongen, maar het was voor ons veel voordeliger om ons vast te klinken aan de Deutschmark dan om een eigen koers te varen. We kozen ervoor om onze vrijheid op te geven. Dus verlies van soevereiniteit door aansluiting bij de euro is vooral in theorie een nadeel. Vroeger wachtten we op een telefoontje uit Frankfurt, nu is Klaas Knot een van de bepalende figuren bij het monetair beleid.”


In Nederland woedde verder langere tijd de discussie over het feit dat Den Haag al jaren de grootste nettobetaler is aan Brussel: we dragen meer af aan de EU dan er via subsidies terugkomt. Dat is geen goede manier om naar het netto-profijt van EU-lidmaatschap te kijken, volgens Kalshoven. Ten eerste bestaat een deel van die afdrachten uit douanerechten op goederen die in Rotterdam de EU binnenkomen. Meestal zijn andere EU-landen de eindbestemming. Die betalingen zou je dus niet echt als Nederlandse afdracht aan de EU moeten zien. Verder zijn de economische voordelen van de EU, zoals hierboven beschreven, veel breder dan alleen de EU-gelden, besluit Kalshoven.

Volgende publicatie:
Waarom bewegen de energietarieven niet mee met de gasprijs?

Waarom bewegen de energietarieven niet mee met de gasprijs?

Gepubliceerd op: 12 januari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Martijn Olthof, aandelenbelegger met een specialisatie in nutsbedrijven, over de vraag waarom de energietarieven niet direct meebewegen met de gasprijs.

Door de scherp gedaalde gasprijs van de afgelopen weken, zou je verwachten dat je die daling ook terugziet in de energietarieven die je betaalt. Zeker omdat niet alleen de prijs voor levering op korte termijn is gedaald, maar ook die voor levering gedurende de komende twee jaar. Maar hoewel de eerste energieleveranciers al begonnen zijn met het verlagen van de tarieven, is het niet zo dat deze direct meebewegen met een dalende – of stijgende – gasprijs. Dat heeft verschillende oorzaken.


Opzegtermijn

“Dit soort dingen kosten altijd wat tijd”, aldus Olthof. “Toen de prijzen vorig jaar heel hard stegen, probeerde een aantal energieaanbieders de tarieven snel te verhogen. Die leveranciers kregen echter het deksel op de neus, aangezien zo’n prijsverhoging ruim van tevoren moet worden aangekondigd. Dat geeft klanten de gelegenheid over te stappen naar een andere aanbieder.” Dat leveranciers de opzegtermijn van de klant in acht moeten nemen, zorgt er ook voor dat ze voorzichtig zijn met het snel verlagen van hun tarieven. “Ze lopen dan het risico dat ze in het geval van een stijgende gasprijs eerst de opzegtermijn moeten afwachten voordat ze hun tarieven weer mogen verhogen.”


Verder kan opportunisme een rol spelen, legt Olthof uit. “Er zijn bedrijven die gebruikmaken van de huidige inflatie door hun prijzen verder te verhogen dan de eigen kosten, omdat ze weten dat ze ermee wegkomen. Dit staat ook wel bekend als greedflation. Door de inflatie raken mensen hun ankerpunten kwijt over wat een redelijke prijs is. Ze zijn daarom eerder geneigd prijsverhogingen te accepteren omdat alles nu eenmaal duurder wordt. Wellicht dat sommige energiebedrijven daarom denken: we laten de hoge prijzen nu maar even zo.” 

De dreiging van een gastekort blijft de komende jaren boven de Europese markt hangen

China
Dat de gasprijs zich momenteel op het laagste niveau bevindt sinds februari 2022, betekent niet dat dit zo blijft. “Dat de gasprijzen nu laag zijn, heeft meerdere oorzaken. Het komt deels doordat fabrieken de eerdere hogere prijzen niet konden betalen en daarom hun productie stillegden – waardoor de vraag naar gas afnam. Een andere oorzaak is dat consumenten hun thermostaat lager zetten en korter douchen, om zo energie te besparen. Het milde winterweer speelt ook een belangrijke rol.” En dan is er nog China, dat de afgelopen jaren minder vloeibaar gemaakt gas, beter bekend als lng, kocht vanwege de lockdowns waarin het land verkeerde. “Als de Chinese economie meer en meer heropent en het hier in Europa alsnog zeer koud gaat worden, dan kan er in één keer een tekort aan gas ontstaan in Europa. Daarom is het prematuur om nu al te zeggen: het probleem van het gastekort is weg, de gasprijs is flink gedaald dus de tarieven kunnen weer omlaag.” Die onzekerheid op de energiemarkt weerhoudt leveranciers er ook van om snel hun tarieven te verlagen. Ze lopen dan immers het risico de verlaging een maand later weer te moeten terugdraaien.


Olthof benadrukt dat de energiemarkt momenteel in buitengewone omstandigheden verkeert. “Daarom grijpt de overheid ook in met een prijsplafond. Maar als er schaarste is aan een bepaald product en meer vraag dan aanbod, dan wordt dat product nu eenmaal duur. Dat geldt ook voor gas, want mensen willen niet in de kou zitten.” Wat niet helpt om de gasprijs blijvend te drukken, is dat er niet heel snel extra aanbod valt te creëren. “We kunnen lng uit Qatar of Amerika halen, maar dat is niet direct beschikbaar. Dat extra aanbod kan dus pas op langere termijn bijdragen aan het verlagen van de gasprijs.” 


Duurzame energie

De gasvoorraden zijn nu ongekend hoog in Europa, wat kan helpen om de volgende winter door te komen. Tegelijkertijd is het te hopen dat duurzame energie nog sneller van de grond komt, zegt Olthof. “Er worden elk jaar meer zonne- en windmolenparken gebouwd, maar het duurt nog wel even voordat duurzame energie echt een grote rol kan spelen. Op langere termijn zal gas, en daarmee de gasprijs, niet langer relevant zijn. Kijk je echter naar hoeveel gas Europa de afgelopen jaren uit Rusland importeerde, dan blijft de dreiging van een tekort de komende jaren boven de Europese markt hangen. Die dreiging kan kleiner worden gemaakt door een combinatie van drie maatregelen. Gas uit andere landen importeren, minder gas verbruiken en nog meer inzetten op duurzame energie.” De komende tijd blijft de energiemarkt dus volatiel, en is het afwachten in hoeverre en vooral hoe snel de energietarieven meebewegen met de gasprijs.

Volgende publicatie:
“2024 biedt een uitgelezen kans om meer vrouwen in raden van bestuur in India te benoemen”

“2024 biedt een uitgelezen kans om meer vrouwen in raden van bestuur in India te benoemen”

Gepubliceerd op: 4 januari 2023

Als het tempo waarmee vrouwen in India worden benoemd in raden van bestuur van bedrijven net zo laag blijft als in de afgelopen drie jaar, duurt het nog tot 2058 voordat er 30% genderdiversiteit in besturen is bereikt. Dit was een van de bevindingen van het onderzoek "Corporate India: Women on boards". Wat zijn de redenen achter deze langzame groei en hoe kan het proces worden versneld? We vroegen het aan Debanik Basu, Senior Manager Global Responsible Investment & Governance Asia Pacific bij APG, die betrokken was bij de totstandkoming van het onderzoek.

 

"Corporate India: Women on boards" werd eind 2022 gepubliceerd door Institutional Investor Advisory Services (IiAS). Voor dit onderzoek heeft IiAS samengewerkt met APG, namens pensioenfonds ABP. Het onderzoek heeft aangetoond dat er vooruitgang is geboekt in India bij het benoemen van vrouwen in raden van bestuur van bedrijven, van 6% in 2014 tot 14% vijf jaar geleden. Eind maart 2022 bestonden de bestuursmandaten van de NIFTY-500-bedrijven (beursindex met de top 500 beursgenoteerde ondernemingen op de nationale beurs in India (NSE)) voor 17,6% uit vrouwen. In de afgelopen drie jaar is deze groei echter bijna volledig tot stilstand gekomen (1% in totaal). En dat is zorgwekkend, aldus Basu, omdat India op dat vlak nog steeds achterloopt op meer ontwikkelde en rijpere markten, en dat moet veranderen.

Waarom is het huidige tempo van nieuwe aanstellingen van vrouwen in raden van bestuur van bedrijven zo laag, vergeleken met de jaren 2014-2020?

Basu: “In 2013 heeft de regelgeving het verplicht gesteld om vanaf 1 april 2014 ten minste één vrouwelijke directeur te hebben. In het eerste jaar is het aantal vrouwen met een positie als bestuurslid onmiddellijk verdubbeld van 5-6% tot 11% en dat percentage is sindsdien gestaag toegenomen. Daarna kwam er een nieuwe impuls toen de toezichthouder op de kapitaalmarkten met de verplichting kwam om vanaf 1 april 2019 ten minste één onafhankelijke vrouwelijke directeur te benoemen. Dit versterkt de opvatting dat de toename in de vertegenwoordiging van vrouwen voornamelijk werd gedreven door de regelgeving en niet door een daadwerkelijke acceptatie van het feit dat diversiteit in besturen van een bedrijf waarde creëert en nieuwe perspectieven bevordert, wat op de lange termijn gunstig is voor het bedrijf. India is een markt waarin vrijwillige normen niet tot een daadwerkelijke verschuiving leiden.”

Waarom denk je dat er bij de besturen in India geen overkoepelende acceptatie bestaat dat diversiteit belangrijk is en omarmd moet worden?

“Ik denk dat dit voor een deel te maken heeft met de cultuur van het land. De maatschappij en, in het verlengde daarvan, de beroepsbevolking in India wordt voornamelijk gedomineerd door mannen. Het zijn gewoonlijk de mannen in de familie die gaan werken (op leidinggevend niveau), in plaats van de vrouwen. De tweede factor is dat veel beursgenoteerde maar ook niet-beursgenoteerde bedrijven in India worden geleid of bestuurd door families. Zij hebben een generationele kijk op de bedrijfsvoering. Een bedrijf wordt opgebouwd door een familie en daarna doorgegeven aan de kinderen, die het daarna weer doorgeven aan hun kinderen. In dergelijke gevallen zijn het doorgaans de zonen die in het bedrijf komen en de belangrijke posities overnemen, zoals de functie van CEO of bestuursvoorzitter. De dochters zijn niet echt betrokken bij de bedrijfsvoering, zelfs niet als ze over de juiste kwalificaties beschikken. Als het dus gaat om zaken als leiderschap en opvolging, prevaleren deze maatschappelijke structuren boven een objectieve beoordeling van individuele eigenschappen en vaardigheden.

En tot slot bestaat er een algemene tegenzin om patronen of een bepaalde manier van werken te veranderen. De bestuurskamers in India zijn van oudsher een club van "ouwe-jongens-krentenbrood", waarin de noodzaak tot het verhogen van diversiteit op dit moment vaak in twijfel wordt getrokken omdat ze het jarenlang tamelijk goed hebben gedaan met de huidige mix van directeuren. Er bestaat weinig vertrouwen in zowel de intuïtieve opvatting dat meer diversiteit leidt tot een evenwichtiger perspectief als in de empirische onderzoeken die herhaaldelijk wijzen op een sterke samenhang tussen diversiteit in het bestuur en de bedrijfsprestaties. In tegenstelling tot wat de bedrijven suggereren, is de beschikbaarheid van opgeleide en gekwalificeerde vrouwen niet het probleem. Het is de wens om de status quo te handhaven die de grootste belemmering vormt.”

Kan een toename van de diversiteitsquota een oplossing zijn voor dit probleem?

“Volgens ons is de regelgever terughoudend als het gaat om de invoering van dergelijke quota omdat de regelgeving in India op dit vlak al verder gaat dan wat mondiale regelgevers in andere rechtsgebieden hebben gedaan. Er bestaat veel bedrijfsmatige onwil tegen een verdere verhoging van de diversiteitsquota en de regelgever wil er niet van beschuldigd worden het doel voorbij te schieten. Daarom is dit onderzoek ook zo belangrijk. We kunnen deze resultaten gebruiken om in gesprek te gaan met de Indiase regelgevers en betogen dat bedrijven wellicht wat meer in de juiste richting geduwd moeten worden. Misschien niet door een verdere verhoging van de diversiteitsquota, maar op andere manieren.”

Kun je een voorbeeld geven van zo'n alternatief?

“Je kunt een aparte categorie van beursgenoteerde bedrijven creëren met ondernemingen die verder gaan dan de minimale vereisten, bijvoorbeeld met 20% of 30% vrouwen in het bestuur. Deze ondernemingen worden vervolgens aangemerkt als kwalitatief hoogwaardige bedrijven, waardoor een extra kapitaalstroom naar deze bedrijven gerealiseerd kan worden. Je maakt dus een aparte, premiumlijst aan die werkt als een stimulans voor bedrijven om meer vrouwen in de besturen te benoemen. Uiteraard moeten er meer bestuursgerelateerde criteria zijn voor deze categorie, maar de diversiteitsdrempel zou een van deze criteria kunnen zijn.”

Uit het onderzoek komt naar voren dat de aanstaande "Board Refresh" in 2024 een uitgelezen kans is voor Indiase bedrijven om de balans in genderdiversiteit beter in evenwicht te brengen. Waarom is dat?

“In 2013/2014 werd een uniek onderdeel van de regelgeving aangenomen, waarin staat dat onafhankelijke directeuren een maximale ambtstermijn van tien jaar kunnen vervullen, waarna ze moeten aftreden. Maar hierin staat ook dat deze ambtstermijn in 2014 ingaat. In 2024 zijn er dus veel directeuren van wie deze ambtstermijn verstrijkt en die vervangen moeten worden door een groep nieuwe directeuren. Wanneer we bedrijven vragen om de diversiteit in hun besturen te verhogen, krijgen we vaak als reactie: "wacht even tot de directeur aftreedt, want we kunnen iemand niet vragen om op te stappen en plaats te maken voor een vrouw, en we kunnen ons bestuur ook niet uitbreiden, want dat bestaat al uit te veel mensen". Daarom is het belangrijk dat deze groep met nieuwe onafhankelijke directeuren in 2024 wordt vertegenwoordigd door vrouwen. Als dat namelijk niet het geval is, is de kans groot dat we, als we kijken naar het huidige tempo van verandering, nog lang moeten wachten voordat we een substantiële verbetering zien.”

Hoe stimuleert APG diversiteit in ondernemingsbesturen?

Om diversiteit in niet-uitvoerende besturen en raden van commissarissen te stimuleren, maakt APG namens zijn opdrachtgevers (pensioenfondsen) gebruik van het stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen. Daarbij worden de volgende eisen gehanteerd:

  • In Australië, Canada, het Verenigd Koninkrijk (VK) en de Verenigde Staten (VS):
    • ten minste 1 vrouwelijke én
    • 1 etnisch diverse bestuurder én
    • ten minste 30% genderdiversiteit
  • In andere markten (exclusief Australië/Canada/VK/VS) gelden de volgende criteria:
    • ten minste 2 vrouwelijke niet-uitvoerende bestuurders/rvc-leden, óf
    • ten minste 30% genderdiversiteit
  • In Azië-Pacific en Latijns-Amerika gelden de volgende criteria:
    • ten minste 2 vrouwen, óf
    • ten minste 20% genderdiversiteit

Wanneer bedrijven niet aan deze criteria voldoen, stemt APG tegen de herbenoeming van de voorzitter van de nominatiecommissie.

Volgende publicatie:
Wat betekent 2023 voor… de woningmarkt?

Wat betekent 2023 voor… de woningmarkt?

Gepubliceerd op: 14 december 2022

Historische krapte op de arbeidsmarkt, flink schommelende aandelenkoersen en een inflatie die tot in de dubbele cijfers reikt. 2022 is economisch gezien een behoorlijk bewogen jaar. Maar wat zal 2023 ons brengen? In deze reeks vertelt Charles Kalshoven, macro-econoom en senior strateeg bij APG, wat we volgend jaar kunnen verwachten van onder meer ons koopkrachtplaatje, de arbeidsmarkt en beleggingen. Vandaag deel 3: Wat betekent 2023 voor de woningmarkt?

De oververhitte woningmarkt van de afgelopen jaren verleidde RTL tot het maken van het tv-programma Kopen zonder kijken. Mensen die moeite hadden een geschikte woning te vinden, schakelden dat programma in om zo toch een eigen huis te kunnen kopen. Kalshoven verwacht dat dit format in 2023 beter kan worden veranderd naar een variant waarbij niet de kopers, maar verkopers worden geholpen. Woningen worden namelijk goedkoper, waardoor er voor kopers meer te kiezen valt. Aan de andere kant nemen de woonlasten van een koopwoning toe door de gestegen rente. Dat maakt het vooral voor starters (nog) lastiger een woning te vinden.


Eisen

Een afkoeling van de woningmarkt verloopt volgens een vast stramien, stelt Kalshoven. “Makelaars merken eerst dat de aanloop van kijkers afneemt, maar weten de woningen nog wel voor goede prijzen te verkopen. Daarna volgt een periode waarin huizen langer te koop staan, wat tot een toename van het aanbod leidt. De verkopers hebben namelijk een prijs in hun hoofd en willen daarmee niet te snel zakken. Het aantal transacties neemt vervolgens af, iets dat je nu al ziet. De afgelopen jaren zagen potentiële kopers geregeld af van allerlei eisen, bijvoorbeeld een bouwkundige keuring, omdat ze bang waren anders achter het net te vissen. Die periode is voorlopig voorbij.”


Kopers kunnen dus kritischer worden, maar tegelijkertijd stijgen de hypotheeklasten. “De rentestijging van grofweg 1,5 procent van begin dit jaar naar 4,5 procent nu betekent dat een annuïteitenhypotheek per maand bruto bijna 50 procent duurder wordt. Netto is het verschil kleiner. Eerst bestond het leeuwendeel van de maandlasten uit aflossing. Nu is de hoofdmoot rente – en die kun je aftrekken van de belasting. In het eerste jaar zijn de netto maandlasten daarom ‘maar’ 27 procent hoger. Maar vergeet niet dat door de tijd heen een groter deel van je maandbedrag uit aflossing bestaat en een kleiner deel uit rente. Uiteindelijk ben je in jaar 30 – waarin je bijna alleen nog maar aflost – dus wel 50 procent meer kwijt dan eerst.” Volgens Kalshoven wegen de gedaalde huizenprijzen hier niet tegenop: “Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek lagen de huizenprijzen in oktober ongeveer 1,5 procent onder de piek, de Nederlandse Vereniging van Makelaars zag de prijzen in het derde kwartaal met 6 procent dalen. Om op lagere maandlasten uit te komen heb je een daling van een kwart of meer nodig. Dat zie ik niet zo snel gebeuren.”

Voor starters blijft een eigen woning lastig bereikbaar

Jubelton
Dat de woonlasten toenemen, blijkt ook uit de betaalbaarheidsindex van technologiebedrijf Calcasa. Kalshoven: “Dat kijkt naar het gemiddelde netto loon en de netto woonlasten. Nu is men gemiddeld 20 procent van het inkomen kwijt aan de woning. Tussen 2014 en begin dit jaar was dat nog minder dan 15 procent. Tussen 1999 en 2012 fluctueerde het overigens tussen de 20 en 27 procent.” De oplopende hypotheekrente uit zich ook in een lager vertrouwen in de woningmarkt. De indicator die Vereniging Eigen Huis daarvoor heeft, staat op het laagste punt sinds september 2013. Vooral starters worden geraakt door de stijgende rente. Zij hebben immers geen overwaarde van een vorig huis. Ook verdwijnt de jubelton. Kunnen ouders dit jaar nog 106.671 euro belastingvrij schenken aan een kind voor de aankoop van een huis, volgend jaar wordt dat 28.947 euro. In 2024 wordt de regeling helemaal afgeschaft.


Kalshoven verwacht dat de huizenprijzen volgend jaar met maximaal 5 procent zullen dalen. Daarmee zijn we nog ver verwijderd van de prijsdalingen na de kredietcrisis van 2008. “Er zijn nu echt een paar zaken anders. Op een sociale huurwoning is het lang wachten en de huren in de vrije sector zijn hoog. Daardoor blijft het interessant om te kopen, ook al kunnen mensen nu minder bieden vanwege de hogere rente. Tegelijkertijd stagneert de nieuwbouw, door zowel de stikstofproblematiek als het personeelstekort in de bouw, en daarmee het woningaanbod.” Normaliter gaat het pas slecht met de huizenmarkt als veel mensen hun huizen moeten verkopen, bijvoorbeeld omdat ze werkloos raken. Door de krapte op de arbeidsmarkt is dat echter niet waarschijnlijk, aldus Kalshoven. “Daarnaast komen huizenbezitters nu minder snel in de problemen omdat de voorwaarden voor het verkrijgen van een hypotheek de afgelopen jaren strenger zijn geworden. Je mag niet meer dan 100 procent lenen en je begint meteen met aflossen. En dan hebben veel huizenbezitters nog een overwaarde op hun huis door de forse prijsstijgingen van de laatste jaren.” De woningmarkt staat er daarom een stuk steviger voor dan in 2008.


De stand van de woningmarkt is van invloed op de economie, stelt Kalshoven. “Als huizenprijzen dalen, voelen mensen zich minder rijk. Dat resulteert erin dat ze minder consumeren, maar dat hoeft in deze tijd van hoge inflatie niet erg te zijn. Het is ook beter voor de planeet. Sommige sectoren kunnen wel enige last ondervinden van het feit dat er minder transacties op de woningmarkt zijn. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan keukenverkopers en interieurzaken. Een nieuw huis is toch vaak hét moment voor een nieuwe keuken of vloerbedekking.”


Uitkomst

Volgend jaar kunnen we dus een lichte daling van de huizenprijzen verwachten, waardoor kopers zich kritischer kunnen opstellen tegenover verkopers dan in de oververhitte woningmarkt van de afgelopen jaren. De prijsdaling zal door het woningtekort en het feit dat de arbeidsmarkt er goed voor staat echter beperkt blijven tot zo’n 5 procent. Voor starters blijft een eigen woning lastig bereikbaar, doordat de daling in huizenprijzen teniet wordt gedaan door de gestegen hypotheekrente en het afschaffen van de jubelton. Huizen kijken zal makkelijker gaan, want ze zullen minder snel van de markt verdwijnen, maar kopen doet een grotere aanslag op de portemonnee. Menig starter zal om die reden in 2023 kiezen voor ‘kijken zonder kopen’.

Volgende publicatie:
Zitten er haken en ogen aan langer doorwerken?

Zitten er haken en ogen aan langer doorwerken?

Gepubliceerd op: 18 november 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Senior Pensioenvoorlichter Fabian Schumans over de vraag wat er voor een werkgever en werknemer komt kijken bij doorwerken na de AOW-leeftijd. 

Lang niet iedereen gaat bij het bereiken van de 67-jarige leeftijd met pensioen. Een kleine 200.000 Nederlanders besluit langer door te werken, en dat aantal neemt alleen maar toe, meldt RTL Nieuws. Leidt het besluit langer door te werken niet tot een bureaucratische rompslomp, niet in de laatste plaats voor de werkgever? 

Honoreren 

Dat valt volgens Schumans wel mee. “Wat in ieder geval veranderd is, is dat op het moment dat je de AOW-leeftijd bereikt je niet meer bent verzekerd voor arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. Er wordt immers vanuit gegaan dat je dan stopt met werken. Voor een werkgever is dat niet verkeerd, want stel dat je als 68-jarige werknemer ziek wordt, dan hoeft er niet een heel re-integratietraject te worden opgestart. En waar een zieke werknemer normaliter twee jaar lang z’n loon krijgt doorbetaald, is dat voor een werknemer die de AOW-leeftijd al heeft bereikt maar dertien weken.” Wanneer in de cao staat dat ontslag volgt op de AOW-leeftijd, dient de werkgever de arbeidskracht die langer door wil werken een nieuw contract aan te bieden of het bestaande contract aan te passen. “Maar dat is vooral een administratieve handeling en levert doorgaans geen problemen op.” 

Toch lijken er in de praktijk maar weinig werkgevers om 67-plussers staan te springen, stelt Schumans. Of een oudere werknemer na zijn 67ste in dienst kan blijven, hangt er ook vanaf of dat in de cao van de werkgever is geregeld. Een werkgever hoeft het verzoek van een werknemer om langer in dienst te kunnen blijven dus niet altijd te honoreren. Dat kan vervelend zijn voor iemand die door wil werken omdat zijn of haar pensioen ontoereikend is. “Dan moet je hopen dat de werkgever je in dienst wil houden.”  

Betrokkenheid 
Een sector waar het wel geregeld voorkomt dat een werknemer ervoor kiest zijn pensioen uit te stellen, is het onderwijs, merkt Schumans. “Daar hebben werknemers vaak een grote betrokkenheid bij hun vak en hun werkgever. Als ze dan werken in een regio waar een groot tekort aan leraren bestaat, dan besluit menig docent niet meteen met pensioen te gaan maar bijvoorbeeld het schooljaar af te maken of nog een jaar langer te blijven.” Door zich flexibel op te stellen, kan een werkgever het voor werknemers aantrekkelijker maken wat langer door te gaan, als die dat zouden willen.  

“Als mensen bij mij komen met de gedachte langer door te werken, dan gaan ze nadenken over wat het voor hen betekent en komen ze ook vaak met het feit dat werken hen een invulling van hun bestaan biedt”, aldus Schumans. “Vaak zijn ze klaar met werk als verplichting, maar als meer werknemers de vrijheid krijgen hun functie op hun eigen manier in te vullen, dan denk ik dat meer mensen geneigd zijn na hun AOW-datum nog even door te gaan. Denk bijvoorbeeld aan de oudere onderwijzer die nog wel voor de klas wil staan, maar geen opleidingen meer wil doen.” Wat ook meer en meer voor komt, is dat oudere werknemers een eigen bedrijf beginnen. “Ze worden dan zzp’er en laten zich inhuren door hun (vorige) werkgever. Dat zie je bijvoorbeeld vaak bij gemeentes. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen die een project op interim basis doen.”  

Duurzaam inzetbaar 
Als een werknemer besluit langer door te werken, zijn er wel een aantal zaken waarop moet worden gelet. “Bij sommige pensioenfondsen houdt de pensioenopbouw op na het bereiken van de AOW-leeftijd. Dat betekent wel dat je als werknemer netto meer inkomen overhoudt omdat je geen pensioenpremie meer afdraagt.” Aan bijverdienen na de AOW-leeftijd zijn geen regels gebonden, legt Schumans uit. “Wat ik wel vaak zeg tegen iemand die dit overweegt, is: kijk wat je uiteindelijk netto overhoudt. Want stel dat je nog voor een paar uur per week bij je werkgever blijft werken, je AOW krijgt en je misschien ook al pensioen ontvangt. Dan ontvang je van drie instanties geld, waar je maar heel weinig belasting over betaalt. Maar de Belastingdienst telt dat allemaal bij elkaar op waardoor je in een hogere schijf terechtkomt en je mogelijk een naheffing krijgt. Ook is het zaak goed na te denken óf je de loonheffingskorting wilt toepassen, en zo ja, op welk inkomen.” 

Hoewel werkgevers er nu nog niet massaal voor warmlopen, kan Schumans zich voorstellen dat het verschijnsel van de werkende 67-plusser steeds vaker gaat voorkomen. “De generatie die nu de AOW-leeftijd bereikt, is over het algemeen vroeger met werken begonnen dan de generaties na hen. Langer doorwerken zal onder hen daarom minder populair zijn dan bij de jongeren die nu de arbeidsmarkt betreden. Als je later bent begonnen met werken, en je daarnaast profijt hebt gehad van arbeidsvoorwaarden rond flexibel werken en duurzame inzetbaarheid, dan wordt het makkelijker om na je AOW-leeftijd nog een tijdje door te werken. Ik zie nu ook bij werkgevers dat ze bezig zijn hun werknemers vitaal te houden en ervoor te zorgen dat ze duurzaam inzetbaar zijn.”  
 
 

Krapte 
In het artikel van RTL Nieuws zegt Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom van het CBS, dat de pensioengerechtigden die doorwerken het tekort aan arbeidskrachten niet kunnen oplossen. Ook Schumans is van mening dat de toename van het aantal werkende 67-plussers niet genoeg zal zijn om de huidige krapte op de arbeidsmarkt te beperken. “Die wordt vooral veroorzaakt door de vergrijzing en de zogeheten ontgroening (afname van het aandeel jongeren in de bevolking als gevolg van dalend geboortecijfer, red.), waardoor minder nieuwe werknemers de arbeidsmarkt betreden.” Ook al zijn steeds meer 67-plussers aan het werk, blijft het volgens Schumans toch een betrekkelijk marginaal verschijnsel, zeker als je het afzet tegen de gehele arbeidspopulatie. “Het is niet zo dat ze jarenlang doorwerken, het gaat toch vooral om kortere periodes.” Toch sluit hij niet uit dat wanneer werkgevers enthousiaster worden over werknemers die na hun AOW-datum willen doorwerken, en jongere generaties duurzamer inzetbaar worden, langer doorwerken kan helpen om de arbeidsmarkt meer in evenwicht te brengen. 

Volgende publicatie:
“Een steunpakket van 200 miljard euro is echt veel geld”

“Een steunpakket van 200 miljard euro is echt veel geld”

Gepubliceerd op: 17 november 2022

Nu de inflatie torenhoog is, heeft de Nederlandse overheid tientallen miljarden uitgetrokken voor koopkrachtreparatie – via onder andere het energieprijsplafond, de btw-verlaging op energie en een energietoeslag voor minimuminkomens. Ook in de ons omringende landen werden vergaande en kostbare maatregelen genomen om de koopkracht te stutten. Welke instrumenten hebben andere landen daarvoor eigenlijk gekozen en wat zijn de voor- en nadelen daarvan? In drie artikelen laten we macro-econoom Charles Kalshoven (APG) elke keer zijn licht over één Europese lidstaat schijnen. Aflevering 1: Duitsland. 


Om de lasten in 2022 en 2023 te verlichten, heeft de Duitse overheid in totaal bijna 200 miljard uitgetrokken. Ook daar is dus flink in de buidel getast, ook al is de Duitse inflatie met 10,4 procent (oktober) een stuk lager dan de Nederlandse (16,8 procent volgens de Europese definitie). Voor een deel wordt dat geld besteed aan verschillende eenmalige uitkeringen van beperkte hoogte, die vooral gericht zijn op de lagere inkomensgroepen: ontvangers van werkloosheids- of sociale uitkeringen, of huurtoeslag. Een ander deel gaat naar belastingmaatregelen.


Maximale gasprijs

Maatregelen die in het oog springen, zijn de verlaging van de energiebelasting op brandstoffen van 1 juni tot en met 31 augustus 2022 (29,55 cent per liter bij benzine en 14,04 cent/liter bij diesel) en de tijdelijke (tot eind maart 2024) btw-verlaging op gas van 19 naar 7 procent. Maar ook de invoering van een OV-maandkaart van 49 euro waarmee je onbeperkt de (regionale) trein, bus en metro kunt nemen, valt op. Last but not least: de Duitsers voeren een maximale gasprijs voor huishoudens én bedrijven in.


Gerichte maatregelen, die je snel kunt nemen en een beperkte nevenschade voor schatkist of andere beleidsdoelen hebben. Dat is in een notendop waarnaar een overheid volgens Kalshoven moet streven.


“De effectiviteit staat voorop. Treft een maatregel doel? Tussen die doelen kan ook een afruil zitten, wat inhoudt dat hoe dichter je bij doel A wil komen, hoe meer je inlevert op doel B en vice versa. Een ander criterium is efficiëntie. Welke kosten moet je maken om het doel te bereiken? Dat kunnen directe kosten zijn als gevolg van een oplopende staatsschuld, of indirecte kosten in de vorm van hogere belastingen in de toekomst. En zijn er betere alternatieve maatregelen te bedenken? Een derde criterium is snelheid/uitvoerbaarheid. En tot slot kun je nog kijken naar de vraag of een maatregel concurrentieverstorend werkt, of niet.”


Concurrentieverstorend

Wat betreft de maximale gasprijs die Duitsland heeft ingevoerd voor burgers en bedrijven, is Kalshoven in meerdere opzichten kritisch.


“Als je de energietransitie wil versnellen, is beperken van de prijs geen goed idee. Het lokt niet de gedragsreactie uit die je wil, omdat er dan geen prijsprikkel meer is om het gasverbruik te reduceren. Wat ik in Nederland goed vind, is dat het prijsplafond alleen voor een gemiddeld gebruik geldt. Maar als je zo’n prijsplafond niet aan een quotum verbindt, kan het de schatkist heel veel geld gaan kosten. Wat betreft armoedepreventie heb je dan weliswaar je doel bereikt, maar wat betreft het versnellen van de energietransitie en energiebesparing niet. En dat is zonde van het geld. Bovendien werkt een maximale gasprijs zoals in Duitsland concurrentieverstorend op de interne Europese markt. In tegenstelling tot in Nederland geldt dat maximum immers ook voor bedrijven en op die manier krijgen Duitse bedrijven een oneigenlijk voordeel ten opzichte van hun Europese concurrenten.”


Autogebruik goedkoper

Over het stimuleren van het openbaar vervoer in Duitsland – de maandkaart van 49 euro – is Kalshoven positief, maar het vormt volgens hem geen gelukkige combinatie met de accijnsverlaging die de Duitsers voor verschillende brandstoffen doorvoerden.


“Je hebt mensen een alternatief geboden door het OV goedkoper te maken, maar dan moet je niet ook het autogebruik goedkoper maken. De Duitsers hebben ook een kilometervergoeding van 38 cent. Dat is echt fors. Wat ik goed vind aan het Duitse OV-beleid op zichzelf, is dat het bijdraagt aan het voorkomen van armoede en tegelijkertijd goed is voor de energietransitie. Je zorgt er namelijk voor dat bestaande infrastructuur beter benut wordt. Op die manier kunnen de kilometers op de weg afnemen en de kilometers die je met het OV maakt, maakte je toch al. Het kan weliswaar extra reizen uitlokken, maar per saldo bespaar je met zo’n OV-beleid wel energie en natuurlijk CO2-uitstoot.”


Gericht pijn verzachten

Als het kan, wil je de pijn gericht verzachten. Een tandarts brengt de patiënten ook niet onder narcose voor het boren, maar geeft hooguit een plaatselijke verdoving. Om die reden is Kalshoven positief over de subsidies en uitkeringen die in Duitsland zijn ingevoerd om de pijn van de inflatie te verzachten.


“Omdat de Duitse subsidies zijn gericht op de lage inkomens, komen ze terecht bij mensen die het nodig hebben. Die gerichtheid is wenselijk, in tegenstelling tot de paardenmiddelen die de Duitse overheid elders heeft gekozen, zoals de accijnsverlaging en maximumtarieven.”  


Omdat die paardenmiddelen de schatkist veel geld kosten, ontstaat er vanuit macro-economisch perspectief een minder wenselijke situatie. Want met een steunpakket van 200 miljard euro dreigt Duitsland in te werken tegen het monetaire beleid van de Europese centrale bank (ECB).


Tegen elkaar in

Kalshoven: “Het Duitse bruto binnenlands product is grofweg 4000 miljard euro. Een steunpakket van 200 miljard euro komt neer op 5 procent van het BBP en dat is echt veel geld. Op zo’n moment gaan twee beleidsterreinen – fiscaal beleid en monetair beleid – heel erg tegen elkaar inwerken. De ECB wil immers de economie afremmen om de inflatie te beteugelen. Maar als overheden alle prijsverhogingen compenseren, jagen ze eigenlijk de economie een beetje aan. Die hogere prijzen zijn echter een nationaal verlies, ook in Duitsland. Het is een illusie om te denken dat je die hogere prijzen volledig en voor iedereen kunt compenseren.”


Wanneer je de steunmaatregelen in Nederland en Duitsland met elkaar vergelijkt, gaat het in beide landen om forse steunpakketten, zegt Kalshoven.


“In beide landen staan de overheidsfinanciën er goed voor, waardoor dit soort pakketten mogelijk zijn. Duitsland pakt daarbij nog steviger uit dan Nederland. Bij ons gaat het om een pakket van zo’n 25 miljard euro, dat kan oplopen tot 40 miljard euro, ofwel 4 procent van het inkomen. In Duitsland kan het zelfs 200 miljard worden, ofwel 5 procent van de economie.”


Prettig probleem

En hoewel Duitsland net als Nederland worstelt met het nemen van gerichte maatregelen, constateert Kalshoven dat het de Duitsers beter lukt om gericht lagere inkomens te ondersteunen met eenmalige uitkeringen en specifieke subsidies. Dat geldt echter weer niet voor de maximale gasprijs in Duitsland.


“Die is juist niet gericht, want hij geldt voor iedereen – burgers en bedrijven. In Nederland is echter de tegemoetkoming voor energie van 190 euro in november en december ongericht en zijn de prijsplafonds beperkt. Het blijkt in de praktijk erg moeilijk om te voldoen aan het ideaal van maatregelen die zowel tijdig, doeltreffend als doelmatig zijn.”


Maar uiteindelijk is die worsteling “een relatief prettig probleem om te hebben”, zegt Kalshoven. “Een totaal gebrek aan ruimte voor compensatiemaatregelen zou huishoudens dwingen tot zeer pijnlijke aanpassingen op korte termijn.”

Volgende publicatie:
“Het individualisme viert geen hoogtij meer”

“Het individualisme viert geen hoogtij meer”

Gepubliceerd op: 16 november 2022

Onlangs verscheen ‘Pensioenuitdagingen voor een bloeiende samenleving in 2122’, een onderzoek onder 1.133 Nederlanders in het kader van 100 jaar ABP. Hierin wordt teruggekeken op 100 jaar pensioen en vooruitgekeken naar de langetermijnkansen en -uitdagingen van Nederland. Wat zijn die kansen en uitdagingen? En wat betekenen die voor de toekomst van ons pensioen? We vroegen het aan Research Director Martijn Lampert van Glocalities, dat het onderzoek uitvoerde.  

 

In het onderzoek, dat uitgevoerd werd in opdracht van ABP en APG, zijn Nederlanders bevraagd om zicht te krijgen op de waarden die een belangrijke rol spelen in hun wensen, verwachtingen en zorgen. Daarbij is hen gevraagd om terug te kijken op de afgelopen eeuw en vooruit te blikken naar de komende 100 jaar. Het doel: een breder perspectief op het thema pensioen, waardoor we beter kunnen omgaan met de uitdagingen voor de toekomst.

 

Uit het onderzoek blijkt onder andere dat Nederlanders solidariteit en verplichtstelling zien als belangrijke elementen voor de toekomst van ons pensioen. Keuzevrijheid wordt veel minder belangrijk gevonden. Nederlanders hechten ook veel waarde aan de zekerheid van hun pensioen en dat het meegroeit met de economie. 3 op de 5 Nederlanders vreest echter dat de zekerheid van pensioen de komende 100 jaar gaat afnemen. Maar slechts 3 procent van de Nederlanders is echt op de hoogte van het nieuwe stelsel.

Als we het thema pensioen dichter bij mensen willen krijgen, moeten we ons realiseren dat ons mensbeeld in het algemeen aan het verschuiven is, zegt Lampert. Van economisch, rationeel, puur neoliberaal denken – de homo economicus – schuiven we op in de richting van de homo florens, die meer gericht is op welzijn.

 

Kun je toelichten waarom die verschuiving van de homo economicus naar de homo florens plaatsvindt?

 

“Na de Tweede Wereldoorlog draaide alles om het vergroten van onze economische welvaart. De homo economicus is gericht op eigenbelang en rijkdom, en met dat uitgangspunt zijn we heel lang succesvol geweest. Hiermee, en door hard te werken, hebben we de welvaartsstaat en economische welvaart gerealiseerd en bijgedragen aan de opbouw van de liberale wereldorde. Maar inmiddels hebben we ook de beperkingen van deze manier van denken gezien, waardoor de homo economicus minder vanzelfsprekend is geworden. De context is nationaal en internationaal ingrijpend veranderd. Het beeld sluit niet meer aan bij de ambities en wereldbeleving van mensen.”

 

Wat zijn die beperkingen van de homo economicus?

 

“De aarde raakt uitgeput, ongelijkheid neemt toe, we hebben steeds meer burn-outs. Op die manier is de samenleving niet meer houdbaar. Veel mensen voelen zich in deze tijd ontworteld, vervreemd, in de steek gelaten. Door de politiek, door machthebbers. De vraag is dan dus: hoe zijn we hier gekomen en hoe kunnen we er verandering in brengen? Een interessante uitkomst van het onderzoek is dat ouderen pessimistischer kijken naar de samenleving als geheel en de ontwikkeling daarvan in de afgelopen tijden, maar gemiddeld positiever over de ontwikkeling van hun levensstandaard zijn dan jongeren. Die kijken gemiddeld juist positiever naar de afgelopen eeuw, maar zijn pessimistischer over de ontwikkeling van hun levensstandaard in de toekomst.”

 

Hoe is die samenleving wél houdbaar?

 

“Ons denken moet niet enkel bepaald worden door het groei-idee van de homo economicus. Het bloei-idee van de homo florens, voor wie levenskwaliteit belangrijker is, moet een grotere rol gaan spelen. De homo florens komt tot wasdom als hij of zij diepere waarden kan verwezenlijken. Uit het onderzoek blijkt dat er behoefte is aan meer rechtvaardigheid en solidariteit. En natuurlijk is welvaart nog steeds belangrijk, mensen blijken ook bang te zijn voor verlies daarvan. Maar in de hoop en verlangens komt meer nadruk op welzíjn te liggen. Het individualisme viert geen hoogtij meer. Als het gaat om de vraag in welke richting de maatschappij zich moet ontwikkelen, geven respondenten aan veiligheid, respect, zorgzaamheid, rechtvaardigheid en solidariteit belangrijk te vinden. De lering uit dit onderzoek is dat om maatschappelijke uitdagingen aan te gaan, er veel meer aandacht nodig is voor de invulling van dit soort waarden. Ik denk dat het voor bestuurders belangrijk is om zich te realiseren dat ze burgers verder van zich vervreemden als die waarden niet terugkomen in hun verhaal en de beleidskeuzes die ze maken.”

 

Hoe hoopvol zijn mensen? Denken ze dat het tij nog te keren is?

 

“Op veel terreinen hebben respondenten een negatieve toekomstverwachting, maar verwachten ze dat die negatieve ontwikkelingen nog te keren zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de kwaliteit van het onderwijs en voor inkomensongelijkheid, maar ook voor de zekerheid van een pensioen, solidariteit in pensioen tussen generaties en de verzorgingsstaat. Op andere vlakken verwachten ze niet dat negatieve ontwikkelingen nog omkeerbaar zijn. Mensen zijn met name defaitistisch als het gaat om etnische spanningen, politieke spanningen en het afhaken van burgers van de Nederlandse samenleving. Daarentegen zijn ze optimistisch over de kenniseconomie en over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.”

 

3 op de 5 Nederlanders vreest dat de zekerheid van pensioen de komende 100 jaar gaat afnemen. Tegelijkertijd blijkt dat slechts 3 procent van de Nederlanders echt op de hoogte is van het nieuwe stelsel. Hoe kunnen we daar verandering in brengen?

 

“Als je pensioen benadert als iets technisch, is het voor veel mensen een ver-van-hun-bedshow die niet interessant is. Terwijl het natuurlijk hartstikke relevant is, want het gaat over hun toekomstige inkomen. En respondenten geven ook aan de zekerheid van een pensioen belangrijk te vinden, maar als het erop aankomt verdiepen ze zich er niet in. Om het thema pensioen weer dichter bij de mensen te brengen, denk ik dat je het gesprek met ze moet aangaan over hun verlangens, hun ambities en de waarden die nu belangrijk voor ze zijn. Wat voor toekomst willen ze? Op die vraag hebben we ons in dit onderzoek gericht en daaruit blijkt dat er een groot verlangen is naar meer rechtvaardigheid en solidariteit. Voor een pensioenfonds is dat een goed aanknopingspunt om het gesprek met deelnemers te voeren, want een pensioenfonds is bij uitstek een manier om solidariteit te faciliteren. Bovendien noemen veel Nederlanders ‘van het leven genieten’ en ‘gezond zijn’ als belangrijke levensdoelen, dus ook daar kun je als fonds in het gesprek met hen op inhaken.”  

 

Het voeren van dat gesprek kwam dus als een belangrijke uitdaging voor pensioenfondsen uit het onderzoek. Kun je er nog een noemen?

 

“Hoe voorkomen we een gebrek aan perspectief voor jonge en toekomstige generaties? Die zullen de gevolgen van klimaatverandering het sterkst ondervinden. Bovendien stokt bij hen de ontwikkeling van de levensstandaard steeds vaker, ten opzichte van vorige generaties. Tegelijkertijd komen die jonge generaties steeds minder voor zichzelf op: 50 procent van de wereldbevolking is jonger dan 30, terwijl slechts 2,5 procent van de parlementariërs dat is. Dat maakt niet alleen het gesprek over solidariteit tussen generaties relevant. Dat geldt ook voor het gesprek over waarin je als pensioenfonds investeert. We moeten ervoor zorgen dat het denken over pensioen weer geworteld raakt in een bredere visie op kwaliteit van leven en op de toekomst van de samenleving. Als je het gesprek over dergelijke fundamentele waarden aangaat met deelnemers, draag je daaraan bij.”

 

Download het volledige onderzoek ‘Pensioenuitdagingen voor een bloeiende samenleving in 2122’

 

Meer informatie over 100 jaar ABP

Volgende publicatie:
Gaat het energieweerbericht werken?

Gaat het energieweerbericht werken?

Gepubliceerd op: 3 november 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Senior Portfolio Manager Infrastructuur Viktor Filipan, over de vraag of elektriciteitsnetten efficiënter worden gebruikt als afnemers een wekelijkse voorspelling krijgen over de verwachte opbrengst van zonne- en windenergie.


Hoeveel meer of minder zon kunnen we de komende dagen verwachten, ten opzichte van wat normaal is voor de tijd van het jaar? En op welke dagen gaat het flink waaien, zodat onze windmolens veel energie opwekken? Op dit soort vragen geeft meteorologe Helga van Leur antwoord in een wekelijks Energieweerbericht op YouTube. Het moet consumenten stimuleren om een groter deel van de elektriciteit te verbruiken op momenten dat er (te) veel stroomaanbod is (tussen 10.00-15.00 uur) en een kleiner deel daarvan wanneer het aanbod schaarser is (tussen 18.00-20.00 uur). Beter voor het milieu, is de gedachte, omdat de gascentrales dan minder vaak aan hoeven om stroomtekorten op te lossen. En beter voor onze portemonnee, omdat elektriciteit goedkoper is wanneer er een overschot aan aanbod is. Maar gaat een energieweerbericht ook daadwerkelijk aan die twee doelen bijdragen?


In directe zin is er geen sterke financiële prikkel voor de consument om energieverbruik af te stemmen op de productie van duurzame energie, zegt Filipan. Maar als we als samenleving helemaal geen rekening houden met die momenten van schaarste of overschot door wind- en zonnestroom, zal dat op termijn een stuwend effect hebben op de elektriciteitsprijs – overdag én ’s avonds.


Massaal de wasmachine aan
Filipan: “Als consument heb je nu meestal de keuze tussen een enkeltarief en een dubbeltarief. Bij die laatste betaal je meer – het normaaltarief – op werkdagen van 7.00 tot 21.00 uur of 23.00 uur, afhankelijk van de regio. Tijdens de nachten, in het weekend en op feestdagen betaal je minder – het daltarief. Die verdeling tussen daluren en de uren daarbuiten is vrij grof. Vanuit dat perspectief is er voor de individuele consument geen materiële prijsprikkel om het stroomverbruik meer af te stemmen op het aanbod dan hij of zij al deed. Natuurlijk zijn er ook mensen voor wie milieuoverwegingen de voornaamste reden zijn om hun elektriciteitsverbruik aan te passen. Maar puur op basis van dat motief gaat Nederland niet massaal de wasmachine aanzetten op dagen met veel wind en zon.”


In meer indirecte zin kan de individuele consument er echter wel profijt van hebben wanneer er rekening wordt gehouden met het aanbod van energie uit zon en wind, zegt Filipan.


Groningen

“Vroeger was het relatief makkelijk om stroomvraag en -aanbod gelijk op te laten gaan. Maar door de jaren heen zijn Nederlandse huishoudens meer elektriciteit gaan verbruiken voor functies waarvoor in het verleden fossiele brandstoffen werden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan inductiekoken, verwarming met warmtepompen en het opladen van de elektrische auto. Dat gebeurt over het algemeen ‘s avonds, als de zon vaak al weg is en het ook niet altijd waait. Op zo’n moment neemt de vraag naar elektriciteit in een relatief korte periode sterk toe – piekbelasting. Door de toenemende elektrificatie van onze samenleving en de toenemende opwekking van duurzame stroom wordt deze piekbelasting steeds hoger en het afstemmen van vraag en aanbod op het stroomnet nog complexer. Het komende decennium neemt deze uitdaging verder toe.”


Hoe meer de stroomvraag uit de pas loopt met het aanbod, hoe duurder elektriciteit wordt. Want het betekent dat de gascentrales vaker aan moeten.


“Wanneer de vraag hoger is dan het aanbod worden voornamelijk gascentrales ingezet om te voorzien in onze elektriciteitsbehoefte. Maar gas is duur en nu in Groningen het einde van de gaswinning nadert, is Nederland importeur in plaats van exporteur van gas geworden. Als genoeg mensen de elektrische auto opladen op momenten met veel wind en zonne-energie, is er minder gas nodig in de Nederlandse energiemix en wordt die mix minder kostbaar. Doen we dat massaal niet, dan gaan we met zijn allen hogere prijzen voor elektriciteit betalen.”


Windparken stilgezet

Behalve het plannen van de elektriciteitsconsumptie zijn er nog andere manieren om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Maar die manieren hebben hun beperkingen.


Filipan: “Opslag van stroom in grootschalige batterijen is enigszins in opkomst en wordt door netwerkbedrijven ingezet om piekbelasting te reduceren. Je kunt elektriciteit ook exporteren, al is dat vaak geen oplossing voor een overschot. Want wanneer er in Nederland een overaanbod aan stroom is, heeft een land als Duitsland dat vaak ook. Soms is het uitschakelen van de opwekking de enige manier om overbelasting van het netwerk te voorkomen. Dat doen we nu al met windparken. Ook de sterk toegenomen opwekking van zonne-energie in de afgelopen jaren vergroot het risico op stroomoverschotten. Daarom verleent een aantal Nederlandse gemeenten al geen vergunningen meer voor de aanleg van zonneparken.”


Ook wordt onderzocht hoe we de netwerken zodanig kunnen uitbreiden dat ze de stijgende piekbelasting aankunnen en komen er steeds meer slimme technologieën om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. APG investeert actief in bedrijven die dergelijke technologie ontwikkelen, zoals Groendus (onder andere slim energiebeheer voor bedrijven) en Net2Grid (software voor additioneel inzicht uit slimme meters).


Zonde

Uiteindelijk is slimmer omgaan met het elektriciteitsverbruik een van de belangrijkste elementen in het oplossen van dit probleem. Voor het klimaat, maar ook voor de beurs van de consument.

Filipan: “Het zou zonde zijn als we met zijn allen nog hogere tarieven betalen doordat we meer gas nodig hebben om te voldoen aan onze energievraag. Je had immers die wasmachine bij wijze van spreken ook ’s middags kunnen laten draaien op goedkopere duurzame stroom. Zo’n energieweerbericht draagt bij aan het bewustzijn hierover en in die zin kan het bijdragen aan een efficiëntere benutting van het elektriciteitsnetwerk. Dat is een collectief belang, waarmee je ook als individuele consument op de lange termijn gebaat bent.”

Volgende publicatie:
Tien Nederlanders op de reis van hun leven in nieuwe pensioendocumentaire

Tien Nederlanders op de reis van hun leven in nieuwe pensioenfilm

Gepubliceerd op: 20 oktober 2022

Tien Nederlanders, elk uit een ander decennium, ontmoeten elkaar in een bus die dwars door Nederland rijdt. Ze hebben elk hun eigen verhaal, maar raken elkaar in hun strijd, hun passie en hun dromen over het Nederland van straks. Regisseur Sander Ligthart legde de gesprekken vast in de filmische roadtrip Ontmoetingen. Een documentaire naar aanleiding van 100 jaar pensioen in Nederland.

 

100 jaar pensioen in Nederland is het vertrekpunt van de documentaire die regisseur Sander Ligthart in opdracht van ABP en APG heeft gemaakt. Het resultaat is een terug- en vooruitblik op de staat van Nederland van de afgelopen eeuw: hoe is ons land omgegaan met duurzaamheid, gelijke kansen voor iedereen en welzijn? Ligthart laat tien Nederlanders uit tien verschillende decennia met elkaar in gesprek gaan; tien perspectieven en tien verschillende verhalen. Het zijn onbekende, maar bijzondere mensen zoals Roxanne Salehi, tot voor kort Kinderdirecteur Natuur & Duurzaamheid van Flevoland en leerling op de eerste ecologische basisschool van Nederland en onderwijsprofessional Karim Amghar die zich inzet tegen kansongelijkheid en polarisatie in klas en wijk. Maar ook bekende landgenoten als historica Els Kloek en schrijver en voormalig politicus Jan Terlouw verschijnen voor de camera. In de film rijden zij samen in een bus door Nederland waarbij openhartige en inspirerende gesprekken ontstaan. We spreken de regisseur, met een indrukwekkend cv dat varieert van luchtige commercials tot een korte film over seksueel misbruik, voor de première van de documentaire.

En dan is daar de vraag voor een documentaire over pensioen. Had je gelijk voor ogen welk verhaal je wilde vertellen?

“Ja, het idee kwam wel snel in mij op. Ik maakte al eerder films voor ABP en APG en weet dat het voor hen niet ophoudt bij pensioen verstrekken: ze zetten hun kennis en netwerk in voor maatschappelijke thema’s. Mijn idee was dan ook om kijkers inspiratie te geven over duurzaamheid, welzijn en kansengelijkheid: een verhaal dat pensioenopbouwers en pensioengenieters, mensen met een hart voor onderwijs, wetenschap, defensie en politiek, anders laat kijken. Deze film is eigenlijk het omgekeerde van het journaal. Dus niet focussen op wat er fout ging, maar achteromkijken naar de afgelopen jaren en daarna vergezichten scheppen op het gedroomde Nederland van straks. Een perspectief op de toekomst, en hoe je daar invloed op kunt uitoefenen, zonder uit het oog te verliezen dat er nog veel moet gebeuren.”

En hoe ziet dat Nederland van straks eruit?
“Tijdens de opnames kwamen we er eigenlijk achter dat er vanuit de politiek of samenleving over het algemeen niet echt een visie is over waar we als Nederland naartoe willen. Waar zijn we over tien jaar of honderd jaar? Die visie is wel noodzakelijk.”

Hoe breng je dat in beeld in een documentaire met als insteek 100 jaar pensioen?
Het pensioen zelf neemt een bescheiden plek in: de pensioenwet die 100 is geworden is de aanleiding om 100 jaar terug en 100 jaar vooruit te kijken. Vragen die aan bod komen zijn ‘Hoe is duurzaamheid een steeds grotere rol gaan spelen’, ‘Hoe zijn we omgegaan met kansengelijkheid voor vrouwen of groepen die niet altijd hun stem konden laten horen’ en ‘Hoe zit het met welzijn’. De mensen die we hebben uitgekozen voor de film passen op meerdere manieren in het verhaal. Zoals Maaike Leichsenring, oud-studente van de TU Delft die ondanks het advies dat techniek niets is voor meisjes, toch ging studeren en nu onderzoek doet naar toepassingen van duurzame energie.”


En zijn de antwoorden op de vragen die je stelt altijd positief?
“Nee, we laten zeker ook het tegengeluid horen. Neem als voorbeeld het pensioen. Wetenschapper Rutger Hoekstra, een van de tien mensen, zet vraagtekens bij het meten van de welvaart in economische cijfers. Hij onderschrijft dat pensioen veel mensen onafhankelijk heeft gemaakt en ze laat leven zoals ze dat zelf willen. Maar Rutger stelt dat pensioen ook gezien kan worden als oorzaak voor meer eenzaamheid onder ouderen. Door pensioen voelen Nederlanders zich haast niet meer verantwoordelijk voor hun ouders, wat weer kan leiden tot eenzaamheid. Dus de sociale samenhang valt deels weg door pensioen. Het verhaal van Ibrahim, de jongen die op zijn zesde met zijn ouders uit Syrië is gevlucht, haakt hierop in: zijn ouders hebben hun kinderen veel liefde en zorg gegeven en zien dit als een soort van lening. Die liefde en zorg krijgen ze terug van hun kinderen als ze oud en hulpbehoevend zijn.”

In jouw films staan altijd mensen centraal, omdat je de kijker in het hart wilt raken. Zo ook hier. Waarom die aanpak?  
“Ik wilde ontmoetingen creëren tussen mensen die allemaal een interessante zienswijze hebben op de toekomst: mensen uit elk decennium die hun wereld openstellen en van daaruit hun perspectief laten zien. Kinderen, volwassenen, pensioenopbouwers, pensioengenieters; een bont gezelschap van mensen. Zij hebben verhalen over vroeger en nu, over dromen en ambities, over angsten. Over het veranderde Nederland en de veranderende wereld, over economische voorspoed en knagende duurzaamheid. Verhalen die het waard zijn om met elkaar te delen. En juist doordat het echte, persoonlijke verhalen zijn en er oprechte interesse ontstaat tussen mensen, ontstaat er inspiratie en raken de verhalen je.”

De setting is niet alledaags, jullie rijden dwars door Nederland in een bus.
“Zie het als een unieke roadtrip. De tien gaan samen op de ‘reis van hun leven’. Tijdens de reis delen ze hun verhalen met elkaar. De bus is een plek van ontmoeting, van delen, van trots op het verleden en ambities voor de toekomst. Een plek die geen geografische locatie kent, maar daar is waar de verhalen zijn. Op reis is iedereen vrij, niet gebonden aan een eigen domein.

En juist daar ontstaan de onverwachte gesprekken, tussen de tiener die zich sterk maakt voor duurzaamheid en de negentiger die als politicus Nederland economische voorspoed bracht toen het woord duurzaamheid nog niet eens bestond.”

Welke uitdagingen kwam je tijdens het filmen tegen?
“De grootste uitdaging was om de kijker nieuwe perspectieven en meningen te tonen. Dus wegblijven van de platgetreden banen en ze niet te vertellen wat ze eigenlijk al weten.”

Zoals?
“De meeste mensen vinden duurzaamheid belangrijk, maar weten bijvoorbeeld niet dat Nederland ver vooruitloopt. De uitdaging zit in het aanspreken van zoveel mogelijk bronnen en in energieopslag omdat er ook energie nodig is als de zon niet schijnt en het amper waait.

Iedereen is voor gelijke kansen vrouwen, maar mensen realiseren zich vaak niet dat vrouwen amper worden genoemd in geschiedenisboeken en wat het met een vrouw doet als ze de enige vrouw is in een organisatie; iets dat we illustreren met het verhaal van kolonel Sylvia Busch. Ook is er veel discussie over kansengelijkheid in het onderwijs, maar men weet niet altijd wat het met een leerling doet wanneer hij wordt weggezet als zielige minderheidsgroep die het toch niet zal redden.”

Jullie hebben dagenlang gefilmd, gereisd en gepraat. Welk van de verhalen is je zeker bijgebleven?  
“Dat van Karim, een Marokkaanse jongen uit Bleiswijk die werkt als programmamaker bij de NTR en docent. Hij werd op de basisschool te laag geadviseerd en daardoor belandde hij in een enorm gat. Hij voelde zich weggezet, verveelde zich, belandde in de criminaliteit en radicaliseerde. Tot zijn eigen broer zei dat hij in Karim geloofde en hem aanmeldde voor een toelatingstest op het HBO. Dat zorgde voor een enorme opwaartse spiraal en zie waar Karim is terechtgekomen. Hij zat zelfs bij de Uitblinkerslunch van Koning Willem-Alexander om hierover te praten.
Karim had dus maar één persoon nodig die in hem geloofde. En met die instelling stapt hij nu zelf elke dag zijn eigen klas binnen. Hij straalt naar de kinderen uit dat ze allemaal talent hebben en motiveert hen.”

En wat geef jij de kijker mee?
“De centrale les die wel geleerd is, is dat als verschillende groepen in de samenleving elkaar niet kennen, er onbegrip en verwijdering ontstaat. Geld is daar geen antwoord op. Uit je bubbel stappen en interesse tonen in wat iemand bezighoudt, welke angsten en ambities iemand heeft, wel. De noodzaak van elkaar ontmoeten en oprecht met elkaar in gesprek gaan, kwam in alle gesprekken naar boven. Neem eens een kijkje in je buurt, ga het gesprek met elkaar aan.”

Volgende publicatie:
ABP en APG organiseren Expositie Vrouw en inkomen

ABP en APG organiseren Expositie Vrouw en inkomen

Gepubliceerd op: 28 september 2022

100 jaar geleden koos Nederland ervoor om samen voor pensioen te zorgen. En 100 jaar geleden werd ABP het pensioenfonds voor overheid en onderwijs opgericht. ABP en APG staan samen stil bij deze mijlpaal en organiseren diverse activiteiten, waaronder 100|De Expositie.

 

Ter gelegenheid van het jubileum 100 jaar pensioen in Nederland is 100|De Expositie feestelijk geopend op dinsdag 27 september in het hoofdkantoor van APG.
De opening werd verricht door Sophie van Gool, auteur van ‘Waarom vrouwen minder verdienen; en wat we eraan kunnen doen’ en columnist bij het Financieele Dagblad. Zij werd hierbij vergezeld door Harmen van Wijnen (Bestuursvoorzitter ABP) en Francine van Dierendonck en Maarten Blacquière (leden raad van bestuur APG).

 

Na de opening reist de expositie, die voor iedereen toegankelijk is, via het kantoor van ABP en APG in Amsterdam door naar de NHL Stenden Hogeschool in Leeuwarden, een van de aangesloten werkgevers van ABP. Tevens wordt de expositie in digitale vorm ter beschikking gesteld, onder andere aan de 3,1 miljoen deelnemers van ABP.

Op zaterdag 1 oktober tussen 14.00-17.00 opent APG Heerlen haar deuren voor omwonenden en andere geïnteresseerden. Vind je het ook leuk om de expositie samen met familie of vrienden te bezoeken, meld je dan hier aan: https://www.aanmelder.nl/weekendexpositieheerlen

Pensioenkloof
1922, het jaar dat ABP werd opgericht, was ook het jaar dat de Nederlandse vrouw voor het eerste het actieve kiesrecht - dat ze in 1919 had gekregen - kon gebruiken tijdens de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Hoewel er inmiddels best veel is bereikt, is 100 jaar later echter nog steeds sprake van een ongelijk speelveld tussen mannen en vrouwen. Het gemiddelde bruto salaris van vrouwen ligt bijvoorbeeld nog altijd zo’n 13% lager dan dat van mannen en de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen is maar liefst 40%. Dat is de op één na grootste pensioenkloof van Europa en dit komt doordat vrouwen vaker parttime werken en voor gelijk werk in de praktijk vaak minder betaald krijgen dan mannen. 

Tot leven
Om aandacht te vragen voor de (financiële) ongelijkheid tussen mannen en vrouwen zochten ABP en APG samenwerking met historici Els Kloek - bekend van ‘1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis’ - en Katja Krediet. Ook deden ABP en APG in samenwerking met bureau Motivaction onderzoek naar de toekomst van financiële (on)gelijkheid. De expositie vertelt het levensverhaal van negen verschillende personen, die steeds op een ander moment in tijd leven. Aan de hand van deze verhalen komt de rechtspositie, het onderwijs en arbeidsparticipatie van vrouwen op dat moment tot leven: van vrouwen die werden ontslagen na hun trouwen want anders ‘bleven de huwelijken kinderloos’, tot de opkomst van de pil en de Dolle Mina’s. Van vrouwen die tot 1971 volgens het wetboek ‘gehoorzaamheid aan de man verschuldigd zijn’ tot vrouwen die - anno nu - met iemand van het gelijke geslacht trouwen.

Spiegel
Bij iedere levensgebeurtenis hoort een zogenoemde ‘reality check’ voor de bezoeker zelf. Die kijkt letterlijk in een spiegel en wordt geconfronteerd met vragen als ‘wat bekent het voor jou en je financiële situatie als je besluit om een huis te kopen of als je besluit om in deeltijd te werken’? Zo wil ABP het financiële bewustzijn van huidige generaties vergroten en hopelijk bijdragen aan het dichten van de financiële en sociale kloof tussen mannen en vrouwen.

Volgende publicatie:
Cross-mentoring: van elkaar leren als leider

Cross-mentoring: van elkaar leren als leider

Gepubliceerd op: 12 september 2022

Van elkaar leren als leider en samen uitdagingen op het vlak van organisatie en onderwijs aanpakken. Dat is het doel van het Cross-mentoringprogramma waar APG aan deelneemt. 

 

In het Cross-mentoringprogramma, een initiatief van de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) en Merel van Vroonhoven (oud-voorzitter van de AFM en tegenwoordig leraar in het speciaal onderwijs, foto), worden basisschooldirecteuren gekoppeld aan een leider uit het bedrijfsleven of de non-profit sector. Als koppel neem je een kijkje in elkaars keuken en spar je over leiderschapsvraagstukken met als doel van elkaar te leren. Vanuit gelijkwaardigheid en wederkerigheid. In 2020 vond de eerste piloteditie plaats met dertien koppels. Dit was zo’n succes dat de ambitie ontstond om binnen drie jaar 1.000 koppels te vormen.

 

Leren van elkaar
Het bedrijfsleven kan veel leren van het onderwijs, en omgekeerd. Door cross-mentoring ontstaat een actief netwerk waarin leiders van scholen, bedrijven en andere organisaties elkaar eenvoudiger  kunnen vinden en helpen.APG is een van de strategische partners van het initiatief en diverse managers van APG doen hieraan mee. Waaronder rvb-voorzitter Annette Mosman. 
“Omdat het bedrijfsleven en het onderwijs twee totaal verschillende werelden zijn, denk je misschien dat er weinig overeenkomsten zijn”, zegt Annette. “Maar hoewel de omgeving en schaal anders zijn, ben je allebei constant bezig met het verbeteren van je organisatie en daarin kun je veel van elkaar leren.”

 

Dialoog
Valérie van Spronsen, hoofd HR Business Partners, heeft bewondering voor de schooldirecteur die zij ontmoette. “Zij is zowel CEO, CFRO, COO als HR-directeur en super accountmanager in één. Ik heb veel respect voor hoe zij zoveel diverse thema’s weet te managen én de kennis en vaardigheden uit zichzelf weet te halen of te ontwikkelen.”
​​​​​​​Waar de schooldirecteur mee worstelt is de dialoog aangaan met medewerkers over prestatie en ontwikkeling. Valerie: “Ik heb haar verteld hoe wij continu de dialoog vormgeven en ik gaf haar tips om dat zelf ook te organiseren.”

Uit je bubbel
De ontmoeting en het coachende karakter van het Cross-mentoringprogramma heeft Valerie als heel waardevol ervaren. Ze moedigt andere leidinggevenden dan ook aan om mee te doen. “Je stapt echt even uit je eigen bubbel en verbreedt je gezichtsveld. Het is anders dan een kijkje nemen bij een ander (financieel) bedrijf, dit is echt drie bruggen verder van onze realiteit.”

 

Hectiek
Ook Michiel, hoofd Corporate Strategie, kijkt terug op een geslaagde ontmoeting. “Van de ontvangst bij de voordeur tot aan de kamer van de directeur kreeg ik al gelijk een beeld van hoe haar dag eruitziet. Op die paar meter vroeg een kind de weg naar de wc en stelde een collega een inhoudelijke vraag. Eenmaal bij de kamer aangekomen, herinnerde de schooldirecteur zich dat ze haar kamer had uitgeleend. We moesten uitwijken naar een andere plek.’’

Het tekent volgens Michiel de voortdurende hectiek op een basisschool en de vraagstukken die spelen. “Van een jas dichtdoen tot de strategie bepalen, het ligt zo dicht bij elkaar.”

Naast de hectiek zag Michiel ook structuur. “De school werkt niet met klassen maar met fases. Kinderen kunnen per vak in een andere fase zitten, ze werken in open ruimtes en hebben in clusters les in rekenen en spelling en tussendoor besteden ze ook tijd aan projecten. Volgend jaar gaan ze naar een nieuw gebouw waarin deze manier van werken nog beter tot zijn recht komt, hoe herkenbaar!”

Het was niet alleen Michiel die iets opstak tijdens deze ontmoetingen. De directeur wilde op haar beurt iets weten over strategie. “We spraken over strategisch denken en hoe je een vraagstuk aanpakt en structureert. Ik liet haar zien dat een matrix met twee assen waarlangs je ordent al het verschil kan maken.”

Uitdagingen
Inmiddels kijkt Michiel uit naar een volgende ontmoeting. “Petje af voor de manier waarop de schooldirecteur alle uitdagingen aangaat. Het is prachtig om op deze manier ervaringen uit te wisselen en de school in bedrijf te zien. Hier zie je onze deelnemers aan het werk en hier worden wellicht ook APG’ers van de toekomst opgeleid.”

 

Vraagstukken
Met dit publiek-private programma wordt het fundament van onze samenleving versterkt en wordt samengewerkt aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken die raken aan de ontwikkeling van toekomstige generaties.

Vanaf september start de Herfsteditie van 2022, deze wordt door APG gefaciliteerd.

We hebben goede leiders binnen en buiten het onderwijs nodig om de maatschappelijke uitdagingen van deze tijd het hoofd te bieden. Het cross-mentoring programma is bedoeld om hieraan bij te dragen. Ben jij of ken jij een leider in het onderwijs of bedrijfsleven die ook samen wil optrekken als cross-mentor? Die openstaat voor wederzijdse coaching, wil sparren over (gedeelde) leiderschapsvraagstukken en samen uitdagingen op het vlak van organisatie en onderwijs wil aanpakken? Meld je dan aan!

Volgende publicatie:
Hoe een stad profijt kan hebben van de organisatie van een groot sportevenement

Hoe een stad profijt kan hebben van de organisatie van een groot sportevenement

Gepubliceerd op: 25 augustus 2022

De eerste drie etappes van de Ronde van Spanje vonden dit jaar in Nederland plaats. Totale kosten: bijna 15 miljoen euro. Blijft het bij die kosten? En vormen de horeca-inkomsten de enige baten van de Vuelta voor de Nederlandse start- en finishplaatsen? De voordelen van het organiseren van een groot sportevenement zijn vaak breder dan de directe economische baten. Maar de begrote kosten vallen vaak ook hoger uit. Charles Kalshoven, macro-econoom en senior strateeg bij APG, legt uit hoe dat komt.

Vaak wordt door een organisatie van een groot sportevenement een verhaal verteld dat de economische baten florissant afschildert, weet Kalshoven. “Maar dat is niet altijd hard te maken. Als er al baten zijn dan komen die bijvoorbeeld terecht bij de horeca en niet bij de gemeente of overheid.” Dat een sportevenement niet altijd geld in het laatje brengt bij de organiserende stad hoeft volgens de econoom geen reden te zijn dan maar niets te organiseren. “Het kan ook gewoon leuk zijn, en leuke dingen mogen soms ook geld kosten.”

Barcelona
Kalshoven erkent dat dit in deze tijd een lastige boodschap is, “want veel mensen hebben nu moeite om hun energierekening te betalen, dus moet je dan 15 miljoen aan de Vuelta uitgeven?” Overigens wordt een derde van de uitgaven door private partijen opgebracht en kost het de landelijke en gemeentelijke overheden dus ‘maar’ 10 miljoen euro (ter vergelijking: de totale uitgaven van de gemeente Utrecht zijn dit jaar begroot op ruim 1,5 miljard). Toch zal Utrecht, mede door de hoge kosten van de energiecrisis, voorlopig geen groot sportevenement meer organiseren, kondigde burgemeester Dijksma in Trouw aan.

“Als je puur economisch kijkt, kunnen de organisaties van grote sportevenementen naderhand doorgaans geen zwarte cijfers schrijven”, aldus Kalshoven. Zo gaan de btw en accijnzen op het verkochte bier niet naar de gemeente, maar naar de centrale overheid. Maar de baten zijn volgens hem ook breder. “In Barcelona hebben ze voor de Olympische Spelen van 1992 bijvoorbeeld de hele wijk Barceloneta en het strand opgeknapt en Port Olímpic ontwikkeld als uitgaansgebied. De Spelen zijn daar dus gebruikt om de stadsontwikkeling op gang te brengen.” En er kunnen meer van dit soort indirecte baten zijn. “Als je zoals Utrecht alle drie de grote wielerrondes hebt ontvangen, dan speel je je misschien wel in de kijker bij organisatoren van congressen. En bedrijven die werkzaam zijn in de duurzame mobiliteitssector zien Utrecht mogelijk als geschikte vestigingsplaats. Ook kan het zorgen voor meer toerisme. De beelden vanuit de lucht van de Dom en de grachten zijn toch een soort ‘gratis’ reclame voor de stad. Zo kan een stad zijn best bewaarde geheimen aan de wereld tonen.”

Beleveniseconomie
Kosten die gemaakt worden om een sportevenement te organiseren, kunnen ook worden gezien als investering in gezondheids- of welzijnsbeleid. Zo is Utrecht recent uitgeroepen tot meest fietsvriendelijke stad ter wereld. “Als mensen vaker gaan fietsen in plaats van dat ze de auto of het openbaar vervoer pakken, ontstaan er minder files. Dat scheelt de samenleving kosten. En wellicht op de langere termijn ook zorgkosten, omdat een sportevenement mensen kan stimuleren meer aan sport te doen, waardoor ze langer gezond blijven”, zegt Kalshoven. “Je moet deze indirecte effecten niet overdrijven, maar als je wacht op wetenschappelijk bewijs voor de economische baten van een sportevenement, kun je nooit iets organiseren.”

Als je de organisatie van een toernooi erdoor wilt krijgen, dan moet je vooral het prijskaartje drukken

Kalshoven: “Het organiseren van een sportevenement past ook in de trend dat mensen liever geld besteden aan immateriële dan aan materiële zaken: het zogenaamde ‘ontspullen’. Als bezoekers 30 miljoen euro tijdens een sportevenement uitgeven, is de vraag: wat hadden ze anders met dat geld gedaan? Misschien hadden ze het sowieso uitgegeven, dan is het economisch effect nul. Maar het kan ook dat ze het aan, ik zeg maar wat, plastic speelgoed uit China hadden besteed. Erg duurzaam is dat niet en het draagt ook weinig bij aan de Nederlandse economie.” Terwijl de Vuelta onderdeel is van de beleveniseconomie, waarbij mensen geld uitgeven aan een ervaring in plaats van aan spullen. “Dat is duurzamer, want daar zijn minder grondstoffen voor nodig. Mensen moeten natuurlijk wel naar Utrecht toe, dus er zal zeker wat CO2-uitstoot zijn, maar wellicht komen velen met de trein of de fiets.” De reclamekaravaan, die traditioneel voorafgaat aan de koers, heeft deze Vuelta tijdens de Nederlandse etappes in ieder geval een duurzaam karakter. De voertuigen in deze ‘Groene Karavaan’ rijden uitstootvrij en delen alleen duurzame spullen uit aan het publiek.

Olympische Spelen
Toch lijken steeds minder steden te porren te zijn voor het organiseren van een groot sportevenement. Dit is met name bij de Olympische Spelen het geval, waarbij er voor de edities van 2024, 2028 én 2032 maar één kandidaatstad was. Amsterdam speelde een tijdje met het idee zich kandidaat te stellen voor 2028, maar het kabinet vond het uiteindelijk te duur en trok zijn steun voor het plan in 2012 in. “Het organiseren van zo’n evenement legt toch een druk op collectieve middelen”, vervolgt Kalshoven. “Er zijn de directe kosten voor de organisatie, maar ook indirecte kosten voor de inzet van politie, brandweer en hulpdiensten. Wat je ziet is dat de economische baten van het evenement zelf vaak negatief zijn. De winsten komen dan ergens anders terecht, bijvoorbeeld bij horecaondernemers.”

Dat de begroting vaak uit de hand loopt, draagt ook niet bij aan het enthousiasme onder de lokale bevolking. Ook hier zijn de Olympische Spelen een goed voorbeeld. Zo vielen de kosten van de zo succesvolle Spelen in Barcelona 266 procent hoger uit. In 1976, in het Canadese Montreal, was dit liefst 720 procent. Wat is daarvan de oorzaak? “Een belangrijk deel is politiek. Als je de organisatie van een toernooi erdoor wilt krijgen, dan moet je vooral het prijskaartje drukken. Ruim begroten zou verrassingen voorkomen, maar schaadt je kansen. Dus stuurt de organisatie aan op lage offertes van bouwers van stadions en infrastructuur, maar worden de tegenvallers duur betaald. Probleem is natuurlijk ook dat de projecten altijd uniek zijn, want je bouwt nooit tweemaal hetzelfde stadion.” 
 

Reclame
Waar het enthousiasme voor het organiseren van grote sportevenementen in democratische landen lijkt af te nemen, verwelkomen autocratische regimes internationale toernooien juist graag. “Daar zijn de politieke baten vaak erg groot”, stelt Kalshoven. “Rusland, met de Winterspelen van Sotsji, en China, waar Beijing de Zomer- én Winterspelen organiseerde, vonden het fantastisch dat ze aan de wereld konden laten zien dat ze in staat zijn om zoiets te organiseren. Een strakke openings- en slotceremonie is reclame voor de buitenwereld en draagt ook bij aan de trots onder de bevolking voor het nationale regime. De politieke baten wegen daar op tegen de economische kosten. Voor Rutte zou het toch lastig uit te leggen zijn waarom er wel geld is voor de Olympische Spelen maar niet voor bijvoorbeeld koopkrachtmaatregelen. Voor Poetin speelt dat minder. Als hij zo’n evenement organiseert hoeft hij niet aan z’n bevolking uit te leggen waarom er wel geld is voor het organiseren van de Winterspelen maar niet voor de verhoging van de ambtenarensalarissen.”

Volgende publicatie:
“Het is heel belangrijk dat dit graanakkoord er is, maar de situatie oogt nog fragiel”

“Het is heel belangrijk dat dit graanakkoord er is, maar de situatie oogt nog fragiel”

Gepubliceerd op: 23 augustus 2022

Na de Russische inval in Oekraïne werd het een vaak gebezigde term. Het land was de ‘graanschuur van Europa’. Door het conflict kwam de export van Oekraïens graan goeddeels stil te liggen. Na bemiddeling van Turkije en de Verenigde Naties lijkt het weer mogelijk om graan over de Zwarte Zee uit Oekraïne te krijgen. Wat merkt Nederland hiervan? En wat zijn de vooruitzichten voor de graanprijs? Tijd om enkele vragen over de handel in graan te stellen aan Peter Verbaken, Hoofd van het Team Grondstoffen van APG.

Graan is een verzamelnaam voor de zaden van grassen en omvat onder meer rijst, gerst, tarwe en mais. Oekraïne exporteert vooral die laatste twee. De wereldwijde jaarlijkse productie van tarwe is zo’n 780 miljoen ton, blijkt uit cijfers van het Amerikaanse ministerie van Landbouw. Oekraïne neemt 30 miljoen ton daarvan voor zijn rekening. De EU is de grootste producent, met bijna 140 miljoen ton, op de voet gevolgd door China. Van mais wordt jaarlijks 1200 miljoen ton geproduceerd, waarvan bijna een derde uit de Verenigde Staten komt. Met een jaarlijkse productie van 40 miljoen ton lijkt Oekraïne wat mais betreft z’n naam als graanschuur van Europa waar te maken.

Is Nederland zelfvoorzienend als het aankomt op graan?
“Nederland is niet zelfvoorzienend. Dat komt doordat de landbouwgrond hier geschikter is voor het verbouwen van andere gewassen. Van de tarwe die we hier gebruiken, importeren we daarom ruim 80 procent, vooral uit Duitsland en Frankrijk. Overigens is maar 40 procent van de in Nederland gebruikte tarwe bestemd voor menselijke consumptie, de overige 60 procent is bestemd voor veevoer. Voor mais is dit zelfs 65 procent. Zo’n 20 procent wordt door mensen geconsumeerd en 15 procent van het mais in Nederland wordt verwerkt tot biobrandstof.”

Frankrijk en Duitsland zijn veilige landen met een stabiele export. Hoe komt het dan dat ook Nederland met hogere graanprijzen te maken heeft?
“Granen zijn wereldwijd verhandelbare grondstoffen. Als een grote aanbieder wegvalt, zoals nu tijdelijk Oekraïne, dan heeft dat effect op de wereldwijde prijs van granen, en daarmee ook op de prijs die wij hier in Nederland betalen. Dat is hoe zo’n markt werkt. Je kunt niet zeggen: ‘Mijn import uit Frankrijk is niet beïnvloed dus ik betaal nog eenzelfde lage prijs als een jaar geleden’. Ook de prijs van graan uit landen als Duitsland en Frankrijk wordt vastgesteld aan de hand van de wereldprijs, omdat graan in principe overal naartoe kan worden verscheept. Doordat we onze tarwe vooral uit Frankrijk en Duitsland halen, zullen we hier niet zo snel een graantekort hebben. Maar de graanprijzen liepen aan het begin van de oorlog in Oekraïne ook hier meteen op.”

In Europa is het nu al lang heet en droog, dat kan gevolgen hebben voor de oogst

Het Oekraïense graan gaat normaliter voornamelijk naar Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Kunnen ze daar opgelucht ademhalen nu Turkije en de VN bemiddelen in de export?
“De overeenkomst die eind juli is gesloten, moet nog wel haar waarde bewijzen. Er is nog veel onzekerheid of de stroom schepen ook echt op gang komt om het graan vanuit de Oekraïense havens over de Zwarte Zee naar de plaatsen van bestemming te vervoeren, en dat zonder incidenten. Dat zal de komende maanden moeten blijken. Het is heel belangrijk dat dit akkoord er is, maar de situatie oogt nog fragiel. Denk bijvoorbeeld aan de ontploffingen van een paar dagen geleden op de Russische basis op de Krim. Turkije heeft er wel direct belang bij dat de strijdende partijen zich aan het akkoord houden, want het land is een van de grote importeurs van Oekraïens graan. Het heeft dus, net als Egypte en andere landen in de regio, dat graan echt nodig.”

Valt er iets te zeggen over hoe de prijs van granen zich in de komende maanden zal ontwikkelen?
“Je ziet nu dat in ieder geval de tarweprijs lager is dan voor de Russische inval. Dat is nog steeds relatief hoog, maar niet meer zo extreem hoog als in de eerste fase van de oorlog. De komende maanden zal blijken of het graanakkoord wordt uitgevoerd. Waarnemers hebben goede hoop, waardoor de tarweprijs al flink is gezakt. Mocht het conflict weer escaleren, dan zal de prijs echter zeker weer stijgen. Kort na de zomer vindt de nieuwe oogst plaats in de graanproducerende landen op het noordelijk halfrond. Voor Oekraïne wordt dan duidelijk in hoeverre de oorlog invloed heeft op de graanproductie. Voor alle graanproducenten geldt dat ze voor de oogst afhankelijk van het weer zijn. In Europa is het nu bijvoorbeeld al lang heet en droog, dat kan gevolgen hebben voor de oogst. Uit Amerika komen vooralsnog positieve berichten over de graanproductie van deze zomer. Het weer heeft de potentie om verlichting te bieden als het tot een rijke oogst leidt, maar kan ook een risico vormen en tot verdere krapte en hogere prijzen leiden.”

Volgende publicatie:
Leveren overstappers op Schiphol de Nederlandse economie eigenlijk wel zoveel op?

Leveren overstappers op Schiphol de Nederlandse economie eigenlijk wel zoveel op?

Gepubliceerd op: 23 juni 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Thijs Knaap, chief economist bij APG, over wat de veelbesproken hubfunctie van Schiphol de Nederlandse economie oplevert.

Personeelstekorten, lange wachtrijen, het schrappen van vluchten. De laatste tijd is Schiphol weer vaak in het nieuws. Punt van discussie hierbij is of de luchthaven een hubfunctie moet vervullen. Een aanzienlijk deel van de passagiers heeft Schiphol namelijk niet als begin- of eindbestemming, maar stapt er alleen over. In 2019 gold dat voor meer dan een derde van de 71 miljoen passagiers die Schiphol aandeden. Leveren al die overstappers Nederland wel zoveel op?

Netwerkeffect
Volgens Knaap zijn hierbij twee punten van belang. “Het eerste zijn de transportkosten, daarmee bedoel ik hoeveel het kost om van Nederland naar een buitenlandse bestemming te reizen en omgekeerd. Als een land een grote luchthaven heeft, zoals Nederland met Schiphol, dan zijn de transportkosten naar dat land laag omdat de kans groot is dat er een directe verbinding is, en verschillende maatschappijen met elkaar concurreren. Goede bereikbaarheid is economisch gezien een voordeel. Het tweede punt zijn de zogeheten netwerkeffecten. Door dat netwerkeffect kan een stad of land activiteiten naar zich toe trekken. Als jij ergens het eerste of belangrijkste bedrijf bent, dan komt de rest naar jou toe. Aan de overstappers zelf valt niet veel te verdienen, maar de hubfunctie zorgt er wel voor dat veel vliegtuigen via Schiphol gaan, waardoor we als land goed bereikbaar zijn. Door dat netwerkeffect vestigen meer bedrijven zich in Nederland en krijgen we nog meer groei. Als je dat nastreeft, zijn goede verbindingen van belang.”

Doel
Het is lastig te zeggen wat zo’n hubfunctie in directe zin oplevert, stelt Knaap. “De paar tientjes die je per overstappende passagier verdient, gaan het verschil niet maken. Je kunt zeggen dat de bereikbaarheid de opbrengst is, die uiteindelijk terechtkomt bij bijvoorbeeld bedrijven die daar profijt van hebben, bij de Nederlandse vakantieganger die makkelijk en snel naar het buitenland vliegt en bij de overheid via extra belastinginkomsten. Een deel van die opbrengst zit in de toename van welvaart, en dat is moeilijk meetbaar. En dan komen we bij het punt dat de vele vluchten van en naar Schiphol ook zorgen voor milieuvervuiling en geluidsoverlast. Die argumenten worden met name genoemd als het om de overstappers op Schiphol gaat, omdat die geen geld opleveren voor de Nederlandse economie. Daarom stellen veel mensen zich de vraag: ‘Wat is dan het nut van de hubfunctie? Maar het doel zijn niet de overstappers, maar het feit dat het vliegtuig naar Amsterdam gaat. Dat een vliegtuig uit Amerika of Azië in Amsterdam aankomt, maakt de transportkosten, waar het allemaal om gaat, voor Nederland lager.”


De overwegingen voor en tegen een hubfunctie veranderen wel door de tijd heen, zegt Knaap. “Dertig jaar geleden was de teneur: ‘nog een landingsbaan erbij’. Het argument dat voorheen werd gebruikt om Schiphol te laten groeien, meer werkgelegenheid, is nu minder sterk omdat er banen genoeg zijn in Nederland. Tegelijkertijd is er woningnood en ook meer aandacht voor de milieuvervuiling en geluidsoverlast van Schiphol. Dat zie je ook terug in de discussie, waar de teneur nu is: laat Schiphol maar krimpen.”

 

Evenwicht
De miljoenen overstappers op Schiphol leveren de Nederlandse economie dus niet direct iets op. Wel zorgt de hubfunctie voor lage transportkosten en een mogelijk netwerkeffect, voordelen die lastig kwantificeerbaar zijn. Een evenwicht tussen de wens om de hubfunctie te behouden en tegelijkertijd het aantal vluchten te verminderen is volgens Knaap lastig. “Het is niet zo dat als je 50 procent van de vluchten schrapt, je dan nog de helft van je hub overhoudt. Dan heb je geen hub meer, want je hebt een minimaal aantal overstapvluchten nodig. Maar het blijft gokken hoeveel vluchten noodzakelijk zijn voor het behoud van de hubfunctie.”

 

Volgende publicatie:
“De helft van de Nederlandse huishoudens is financieel kwetsbaar”

“De helft van de Nederlandse huishoudens is financieel kwetsbaar”

Gepubliceerd op: 13 juni 2022

Wie zíjn die mensen die er bewust voor kiezen om in de pensioensector te gaan werken? Wat doen ze daar de hele dag voor jouw pensioen? En wat vinden ze leuk aan hun werk? We nemen je mee achter de schermen.

Stan Russell (30) is senior engagement manager bij Geldvinder. Samen met zijn team is het zijn missie om iedereen in Nederland financieel fitter te maken. “Persoonlijke financiën zijn nog steeds een beetje een taboe.”

 

Wat is Geldvinder?

“Een online financieel platform binnen APG, waarmee werkgevers hun medewerkers kunnen helpen om op een toegankelijke manier hun geldzaken te structureren en te verbeteren. Zie het als een online financiële coach. Gebruikers beginnen met een ‘fit-test’, die hun inkomsten en uitgaven, buffer en risico’s, vermogen en schulden, en pensioen in kaart brengt. Daar rolt een bepaalde ‘fit-score’ tussen 0 en 100 uit, die iets zegt over iemands financiële situatie. Het geeft een heel nauwkeurig beeld. Die score moet je niet zien als een conclusie, maar als een startpunt van waaruit je aan de slag kunt met financiële doelen. Het ene doel is makkelijker te behalen dan het andere, vaak pak je er meerdere tegelijkertijd aan. Omdat de financiële situatie van mensen nogal eens verandert, wil Geldvinder gebruikers op de lange termijn begeleiden.”

 

Wat is het belang van APG daarbij?

“APG is dit begonnen omdat het pensioenstelsel verandert. Het is niet meer one size fits all, mensen krijgen steeds meer inzicht in hun eigen pensioen. Dat is aan de ene kant goed, maar er komt ook meer verantwoordelijkheid bij kijken. APG vindt het belangrijk om klanten daarbij te helpen. Van alle vier financiële domeinen in Geldvinder scoren mensen het laagst op pensioen. Dat komt deels door onwetendheid. We willen duidelijke, betrouwbare informatie bieden waardoor deelnemers goede keuzes kunnen maken. Want verkeerde beslissingen nemen over financiële zaken kan schrijnende gevolgen hebben. Geldvinder is een start-up zonder winstoogmerk en zonder commerciële partners, dat is vrij uniek. De gegevens die je invult, worden dus ook niet gedeeld met externe partijen. Werkgevers kunnen zien wat hun medewerkers hebben ingevuld en waar dus de pijnpunten zitten, maar zien dat niet op individueel niveau. Tot nu toe is het een enorm succes. In het eerste jaar heeft zo’n 20 procent van de medewerkers van de organisaties waarmee we samenwerken gebruikgemaakt van het platform.”

Geldvinder is een start-up zonder winstoogmerk en zonder commerciële partners, dat is vrij uniek

Wat doe je precies als senior engagement manager?

“Ik onderhoud enerzijds het contact met organisaties die op dit moment aangesloten zijn bij Geldvinder. Anderzijds geef ik presentaties bij organisaties die in aanmerking komen om te ontdekken of Geldvinder een aanvulling kan zijn op hun vitaliteitsbeleid.”

 

Hoe ben je in de pensioenwereld beland?

“Via LinkedIn. Mijn huidige baas, die ik al kende, postte iets over Geldvinder en dat vond ik interessant klinken. Ik solliciteerde op deze functie en kon anderhalf jaar geleden beginnen. In coronatijd, ja. Mijn directe collega’s heb ik pas een paar keer fysiek gezien, dat is wel gek.”

 

Wat is jouw achtergrond?

“Ik werkte eerst als recruiter voor consultants, met innovatie als focusgebied. Een enorme niche, maar daardoor heb ik wel veel over het onderwerp innovatie geleerd. Op een gegeven moment wilde ik in plaats van altijd overstappen bedienen, zelf de overstap maken naar de inhoud.”

 

Werken in de pensioensector lijkt niet erg sexy?

“Ik kan me voorstellen dat mensen dat denken, het doet het niet altijd goed op feestjes. Maar het tegendeel is waar, voor mij althans. Bij zo’n start-up binnen een grote corporate kun je veel experimenteren en innoveren. Ik vind het leuk dat ik aan de ene kant steeds nieuwe mensen spreek en aan de andere kant betrokken ben bij het ontwikkelen van een platform. Ik mag me met alles bemoeien, dat vind ik het toffe aan een start-up. Bovendien zijn de lijntjes er kort en werk ik samen met ondernemende mensen die net zo gemotiveerd zijn om ons platform te laten groeien.”

Wat motiveert jou in je werk?

“Persoonlijke financiën zijn nog steeds een beetje een taboe. Het is een moeilijk onderwerp om open over te zijn. Als ik een presentatie geef, merk ik aan het begin dat er wat voorzichtig over wordt gepraat, terwijl er achteraf een lawine aan voorbeelden komt vanuit HR afdelingen. Dat blijf ik het allerleukste vinden. We maken financiële onderwerpen letterlijk bespreekbaar op de werkvloer. Daar krijg ik energie van. Ik geloof ook erg in Geldvinder. Dat het vanuit zoveel kennis en kunde is opgebouwd door gebruikers en organisaties zelf, maakt het uniek.”

 

Waarom is financiële fitheid zo belangrijk?

“50 procent van de huishoudens in Nederland is financieel kwetsbaar, 33 procent van de huishoudens maakt geen financiële plannen. Dat zijn schrikbarende cijfers. Terwijl we weten dat je met kleine aanpassingen een enorm verschil kunt maken. Mensen zijn geneigd onderscheid te maken tussen mentale en fysieke fitheid, ik denk dat dat ouderwets is. Veel mensen sporten niet alleen voor hun fysieke gezondheid, maar ook om zich mentaal goed te voelen. Geldzaken zijn daar ook onderdeel van. Als je geldzorgen hebt, heeft dat zijn weerslag op hoe je je voelt. Veel mensen zullen misschien denken: wat moet mijn werkgever met mijn privézaken? Maar privé en werk zijn niet meer zo gescheiden als vroeger, je neemt je privé mee naar je werk en andersom. Zorgen verdwijnen niet op het moment dat je het kantoor binnenloopt. Daarom is het ook voor werkgevers relevant zich op de vitaliteit van hun medewerkers te richten.”

 

Hoe financieel fit ben je zelf eigenlijk?

“De eerste keer scoorde ik iets van 42, wat heel slecht is. Je kunt wel zeggen dat het lekt bij de loodgieter. Mijn inkomsten en uitgaven waren krankzinnig uit balans, ik deed veel domme dingen. Ik had bijvoorbeeld abonnementen waarvan ik nauwelijks gebruikmaakte en die ik toch jaren liet doorlopen, en wist weinig over budgetten waarop ik recht had via mijn werkgever. Ik ben met Geldvinder aan de slag gegaan en sta na anderhalf jaar toch maar mooi op 67. En dat wordt alleen nog maar hoger.”

 

Hoe ziet een gemiddelde werkdag eruit voor jou?

“Meestal komen we, al dan niet digitaal, samen met het team om alle lopende zaken te bespreken. Daarna heb ik meestal een of twee presentaties bij organisaties, zoals een gemeente, provincie of ministerie. Daar laat ik dan Geldvinder zien, en deel ik ervaringen van gebruikers en opdrachtgevers. Lunchen doe ik altijd onwijs lekker in ons nieuwe Edge-kantoor, een van de duurzaamste gebouwen van Nederland. ’s Middags bel ik met geïnteresseerde organisaties over Geldvinder. Dat zijn zonder uitzondering leuke gesprekken.”

 

Wat doe je in je vrije tijd?

“Ik wandel veel in de natuur, vaak met een podcast op. Alles wat Gijs Groenteman maakt vind ik geweldig. Qua muziek luister ik graag naar Bob Dylan of Elvis Presley. Mijn grootste hobby is door Amsterdam slenteren. Lekker naar de markt, mooie ingrediënten scoren – ik doe niets liever dan koken. Laatst heb ik een wagyu-avondje georganiseerd. Wagyu is een Japanse vleesdelicatesse van de koe en qua kwaliteit het Ajax van de markt. Moet je een keer geprobeerd hebben. En o ja, ik ben extreem Italië-fan. Ik broed erop om voor langere tijd voor een vakantie of sabbatical naar Bologna te gaan. Dat is een van mijn financiële doelen.”


Welke eigenschappen maken jou geschikt voor deze baan?

“De moed om het onderwerp financiën te bespreken. Ik zou dit werk niet doen als ik bang was voor confrontatie. Ik ben ook wel iemand die echt impact wil maken, dat is zeker in een start-up heel belangrijk. Je moet alles zo’n beetje zelf uitvinden – dat moet je leuk vinden. Als je liever bij elke stap aan de hand wordt meegenomen, wordt het een lijdensweg. Ik houd juist van die vrijheid.”

 

Wat merken pensioenklanten van jouw werk?

“Wij bieden ze Geldvinder aan, waardoor ze veel beter kunnen naar hun financiële situatie kunnen kijken. Uiteindelijk heeft dat natuurlijk ook invloed op het pensioen. Ik zie het als onze rol om mensen ervan bewust te maken dat meer vrijheid op pensioengebied niet alleen maar leuk is, maar dat er ook een bepaalde verantwoordelijkheid bij komt kijken.”

Volgende publicatie:
Wat gaan we er in Nederland van merken dat Rusland de gasleveranties stopzet?

Wat gaan we er in Nederland van merken dat Rusland de gasleveranties stopzet?

Gepubliceerd op: 9 juni 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Marco van Eijkelenburg, Senior Portfoliomanager Commodities, over de vraag wat Nederland ervan gaat merken dat het Russische Gazprom geen gas meer levert aan het Nederlandse GasTerra.

 

De reden dat het Russische staatgasbedrijf vanaf 1 juni niet meer levert aan de Nederlandse gasgroothandelaar is dat die de rekening niet wil voldoen in roebels, iets dat president Poetin eist. Polen, Bulgarije en Finland kregen al eerder te maken met de Russische strafmaatregel. Volgens klimaatminister Rob Jetten zal het besluit van Gazprom geen gevolgen hebben voor de Nederlandse huishoudens. Toch is niet iedereen daar gerust op. Zo waarschuwde de Mijnraad, een onafhankelijk adviesorgaan van de regering, dat een gastekort “zeer grote maatschappelijke gevolgen” kan hebben. Ook het Internationaal energieagentschap IEA waarschuwt voor een energierantsoen.

Alternatieven
Marco van Eijkelenburg wijst erop dat GasTerra al alternatieven heeft voor het Russische gas. “Ik denk dan ook niet dat deze actie van Gazprom veel gevolgen zal hebben voor de Nederlandse gasvoorraad, al zal GasTerra voor die alternatieven wel wat meer moeten betalen dan voor het gas uit Rusland. Nederland heeft met zijn gasrotonde (knooppunt van infrastructuur voor transport en opslag van aardgas, red.) een gunstige positie wat betreft de aanvoer van gas. Als direct gevolg van de Russische invasie in Oekraïne zal de komende maanden de capaciteit om vloeibaar aardgas (LNG) te importeren versneld worden opgeschaald. Gasunie, het overheidsbedrijf dat de zorg draagt voor het Nederlandse aardgastransport, heeft twee drijvende LNG-installaties gehuurd om de nieuwe LNG-terminal in de Eemshaven uit te breiden.”

Deze terminal zal met een jaarlijkse capaciteit van 8 miljard kubieke meter een belangrijke aanvoerlijn worden, legt Van Eijkelenburg verder uit. “In Nederland gebruiken we ongeveer 40 miljard kubieke meter aardgas per jaar, waarvan zo’n 15% uit Rusland komt. Indien nodig is er altijd het gasveld onder Groningen nog, al ligt dat politiek gevoelig. Mocht er komende winter toch een tekort aan gas zijn, dan zal de regering industriële grootverbruikers van gas het eerst afschakelen zodat de leverzekerheid voor huishoudens en specifieke essentiële sociale diensten zoals ziekenhuizen kan worden gewaarborgd. De Nederlandse consument hoeft zich dus geen zorgen te maken over de leverzekerheid, wel om de gasprijs. Zeker wanneer er sprake is van een variabel contract en een koude winter.”

Die onzekerheid over toekomstige gasleveringen voelen we nu al in de prijs

Die hogere prijs wordt echter niet specifiek veroorzaakt doordat Gazprom de levering aan GasTerra heeft stopgezet, benadrukt Van Eijkelenburg. “De stijgende kosten van gas hebben meer te maken met het feit dat de gehele gasaanvoer vanuit Rusland vermindert, deels doordat Europese landen van het Russische gas af willen en deels doordat Rusland betalingen in roebels eist. De ontwikkelingen rondom GasTerra en Gazprom zijn dus onderdeel van een bredere trend die gaande is en een hoop onzekerheid met zich meebrengt. En die onzekerheid over toekomstige gasleveringen voelen we nu al in de prijs. Zowel direct in de gasprijs als indirect in de prijzen van goederen. Als de situatie in Oekraïne verder escaleert met alle gevolgen van dien voor Russische gasleveringen aan Europa, dan kan de gasprijs nog verder stijgen. Het kan echter ook zo zijn dat Gazprom nog meer leveranties stopt, maar er toch een prijsdaling volgt. Simpelweg omdat de huidige prijs al rekening houdt met een negatief toekomstscenario.”

Gasvoorraad
De relatief hoge prijs die we nu betalen voor gas komt dus deels doordat de toekomstige onzekerheid al is ingeprijsd. Opvallend is dat de Nederlandse gasvoorraden voor minder dan 40 procent zijn gevuld. De overheid wil die aanvullen tot 70 procent, maar de Mijnraad adviseert tot 100 procent te gaan. Volgens Van Eijkelenburg is het inderdaad verstandig om de komende maanden de Nederlandse gasvoorraden al zo veel mogelijk aan te vullen voordat de winter van start gaat. “Je moet rekening houden met het meest ongunstige scenario waarbij meer Russische  gasleveranties naar Europa op korte termijn worden stopgezet en dat we te maken krijgen met een koude winter. Als je nu de mogelijkheid hebt om je daar zo goed mogelijk op voor te bereiden, dan moet je dat doen. Europa zal de komende jaren alleen maar minder Russisch gas gaan importeren, dus het extra ingekochte aardgas zal hoe dan ook goed van pas komen.”

Dat Gazprom is gestopt met het leveren van gas aan GasTerra moeten we vooral zien als een kleine stap in de grotere beweging om van het Russische gas af te komen. “Zo’n plotselinge boycot is per definitie een disruptief proces en gaat nooit geleidelijk. Hierdoor neemt de voorspelbaarheid van vraag en aanbod af en stijgen de prijzen door de toegenomen onzekerheid. Maar de levering van gas aan consumenten komt niet in gevaar, mede door de versnelde uitbreiding van de Nederlandse capaciteit om vloeibaar gas te importeren.”

Volgende publicatie:
“Goede beoordelingen zijn prettig, maar we zijn nooit tevreden”

“Goede beoordelingen zijn prettig, maar we zijn nooit tevreden”

Gepubliceerd op: 2 juni 2022

APG is door EY benoemd tot marktleider op het gebied van engagement. Dit blijkt uit de Engagement Maturity Matrix van het consultancybedrijf. Een mooie aanleiding om enkele vragen over engagement te stellen aan Anna Pot, Hoofd Responsible Investment Capital Markets & RI Communications bij APG.

 

Kenmerken van een marktleider zijn volgens EY (het voormalige Ernst & Young) het actief aanjagen van positieve verandering en het bepalen van de marktstandaard voor institutionele beleggers. Een mooi resultaat voor APG en zijn pensioenfondsklanten dus. Tegelijkertijd lijkt de publieke opinie steeds kritischer te worden. Denk aan deelnemers van pensioenfondsen die willen dat hun fondsen zo verantwoord mogelijk beleggen.

 

Hoe valt dit met elkaar te rijmen?

“Ik denk dat hier twee zaken van belang zijn. De eerste is dat deelnemers en de media in Nederland kritisch zijn. Als het gaat om duurzaam beleggen zijn de verwachtingen en ambities onder de deelnemers en onze stakeholders in Nederland hooggespannen. En dat is eigenlijk heel mooi, want toen we zo’n vijftien jaar geleden namens onze fondsklanten bewust de focus legden op verantwoord beleggen, was het nog niet zo’n groot onderwerp. Je ziet nu echt dat het leeft en men er hoge verwachtingen van heeft. Pensioenfondsdeelnemers komen meer en meer te weten over dit onderwerp. In die zin kun je zeggen dat de pensioenfondsen erin zijn geslaagd om uit te dragen dat verantwoord beleggen belangrijk is. En het kritische deel van de achterban wordt steeds groter. Dat betekent dat we iets aanbieden dat de deelnemers aan de pensioenfondsen van ons verlangen. Sterker nog: ze willen dat we nog meer doen op dit gebied.

 

Daarnaast is van belang dat wij in dit onderzoek zijn vergeleken met institutionele beleggers in het buitenland. Ook bij de andere grote spelers zijn er veel ontwikkelingen qua duurzaam beleggen, maar in Nederland lopen we wel voorop. Wij als APG worden gezien als leider waar andere partijen graag mee samenwerken en optrekken. Die leidende positie helpt ons ook om andere partijen aan te laten sluiten bij ons doel om zo duurzaam mogelijk te beleggen. Die samenwerking met andere partijen is nodig om succesvol te zijn en de duurzaamheidsambitie van ons en onze fondsklanten te realiseren. Daarom is het belangrijk dat wij ook op internationaal gebied als leidend worden gezien. Ik ben dan ook heel blij met dit resultaat.”

 

Wanneer ziet APG zichzelf als de voorloper in verantwoord beleggen, als experts zoals EY dat vinden of wanneer het publiek dat vindt?

“Wij zijn nooit tevreden. We zijn heel ambitieus en kritisch op onszelf en willen altijd betere resultaten op het gebied van verantwoord beleggen. Ons doel is namelijk de wereld verduurzamen. Maar goed, het is wel mooi om te zien dat onze inspanningen worden erkend. En niet alleen door EY. Een ander voorbeeld is de Principles for Responsible Investment (PRI), een organisatie die door de Verenigde Naties wordt gesteund. De PRI beoordeelt ons jaarlijks en het is altijd mooi als we daar groei in zien. En dan is er nog de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO), dat de vijftig grootse pensioenfondsen van Nederland beoordeelt op duurzaamheid. Onze fondsklanten staan daar in de hoogste regionen. Zo stond ABP vorig jaar voor de vierde achtereenvolgende keer op één. In die zin zijn externe beoordelingen prettig, maar zijn ze nu een graadmeter? Nee, het zijn indicaties dat we het goed doen en we als leider worden gezien. Waar het natuurlijk echt om gaat, is de impact van onze inspanningen. Bijvoorbeeld een bedrijf dat opvolging geeft aan onze engagementverzoeken. Of het feit dat we onze beleggingsportefeuille verduurzamen. Een ander voorbeeld is dat meer bedrijven groene doelstellingen verbinden aan de uitgifte van hun leningen (obligaties), of dat onze vastgoedbedrijven steeds energiezuiniger opereren.” 

Wanneer een bedrijf verduurzaamt, is het een betere belegging in onze portefeuille

Er zijn vele vormen van engagement. Wat is een voorbeeld van een vorm waarin APG bijzonder sterk is?
“EY benoemde vooral ons zogeheten insluitingsbeleid. Dat houdt in dat we alleen mogen beleggen in een bedrijf dat achterblijft op het gebied van duurzaamheid, als we verwachten dat engagement kan leiden tot verbetering. Het is een hele systematische manier om prioriteiten te stellen in het engagementbeleid dat we voor onze fondsen voeren. Daarbij stellen we onszelf de vraag bij welke belangrijke bedrijven in onze beleggingsportefeuille we nog winst kunnen halen qua engagement. Is het onze tijd en energie waard? Of moeten we besluiten niet langer in gesprek te blijven met een onderneming als het volgens ons niet genoeg oplevert? Daarbij houden we er ook rekening mee dat wanneer een bedrijf verduurzaamt, het een betere belegging in onze portefeuille is. Op deze vorm van engagement, die heel dicht op onze beleggingskeuzes en -portefeuille zit, scoren we hoog. Ook levert die ons veel waardering op. Het is iets waar we uniek in zijn in vergelijking met andere institutionele beleggers.

 

Daarnaast hebben we thematische engagementtrajecten die we namens onze pensioenfondsklanten doen en die worden gezien als leidend door de markt. Een voorbeeld is een engagementtraject over de transitie in de auto-industrie. Wij vragen autobedrijven te verduurzamen en over te stappen op een CO2-neutraal businessmodel. Dat betekent dat ze elektrische auto’s moeten fabriceren in plaats van dieselwagens. In die zin gaat verduurzaming over klimaatdoelen, maar in ons engagement richten we ons ook op het personeelsbeleid van die bedrijven. Want waar er voor de productie van een auto met verbrandingsmotor vijf werknemers nodig zijn, is dat voor een elektrische auto maar één. Ook zijn er andere vaardigheden voor nodig. Dan kun je als bedrijf twee dingen doen. Je kunt zeggen: we nemen afscheid van onze huidige werknemers en zoeken nieuwe. Of je kunt proberen je personeel anders in te zetten zodat ze hun baan behouden. En dat is waar ons engagement over gaat: zorg dat je als autobedrijf ook een strategisch personeelsbeleid hebt dat inzet op training en het behouden van personeel waar mogelijk.”


Er is vast nog wel ruimte voor verbetering.
“Ik denk dat we de uitkomsten van ons engagement zichtbaarder kunnen maken. Gesprekken met een bedrijf waarin we beleggen kunnen bijvoorbeeld leiden tot een nieuw beleid of commissie. Maar hoe kun je daar concreet de impact van weergeven? Als je het voorbeeld van de auto-industrie neemt, gaat het erom hoeveel mensen uiteindelijk nog een baan hebben. Het is lastig om dat op een goede, integere manier te communiceren. Rapportage over de impact van ons engagement is daarmee een belangrijk verbeterpunt. De uitkomsten van ons engagement zichtbaarder maken raakt ook aan het punt waar we dit gesprek mee begonnen: de kritische noot in Nederland. We moeten onze inspanningen voor het voetlicht blijven brengen. Ook omdat we het ontzettend belangrijk vinden dat deelnemers weten hoe wij hun pensioengeld beleggen.”

Volgende publicatie:
Wat betekent de duurdere dollar voor de Nederlandse consument?

Wat betekent de duurdere dollar voor de Nederlandse consument?

Gepubliceerd op: 25 mei 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Thijs Knaap, chief economist bij APG, over de gevolgen van de duurdere dollar voor de Nederlandse consument.

Begin 2021 kreeg je voor één euro 1,22 dollar. Begin dit jaar was dat nog 1,14 dollar en nu is de koers van de euro gedaald naar zo’n 1,07. De euro is daarmee nog iets meer waard dan de Amerikaanse munt, maar het scheelt niet veel meer. Net na de introductie van de euro, begin deze eeuw, was de dollar voor het laatst sterker dan de Europese munt. Toen kreeg je een schamele 83 dollarcent voor je euro. Rond de kredietcrisis van 2008 was de euro daarentegen weer heel sterk en kreeg je er 1,60 dollar voor. De wisselkoers fluctueert dus behoorlijk. Welke factoren spelen daarbij een rol? En wat merkt de Nederlandse consument van de duurdere dollar?

Duurdere vakanties
Bij een wisselkoers zijn drie zaken van belang, legt Knaap uit. “Met het eerste komt de Nederlandse consument direct in aanraking. Dat is namelijk dat Amerikaanse producten die je in dollars moet afrekenen, bijvoorbeeld op internet, duurder worden. Ook vakanties naar Amerika worden prijziger.” Daarnaast is er een indirect gevolg. “Zeer in het algemeen kun je zeggen dat er twee grote economische blokken zijn die op de wereldmarkt concurreren: Amerika en Europa. Onze macht als Europa om producten zoals bijvoorbeeld benzine op de wereldmarkt te kopen voor een voordelige prijs, hangt erg af van wat de euro waard is ten opzichte van de dollar. Nu de euro zwakker is, moeten we op de wereldmarkt opbieden tegen de sterkere dollar. Dat leidt ertoe dat producten voor ons momenteel sneller duurder worden dan voor Amerikanen.”

Het tweede aspect dat een rol speelt bij de wisselkoers, zijn de financiële markten. “Er is altijd behoefte om overtollig geld ergens ter wereld weg te zetten, bijvoorbeeld op een bank of door een staatsobligatie te kopen. Dan is het belangrijk wat de rente is, en die is nu vrij hoog in Amerika en vrij laag in Europa. Dus is het aantrekkelijker om geld weg te zetten in Amerika, waardoor de vraag naar dollars toeneemt en die munt duurder wordt. De huidige hoge rente in de VS is dan ook de grootste aanleiding voor de sterke dollar. Want hoewel de wereldwijde goederenstromen groot zijn, zijn de financiële stromen nog veel groter. Die hebben dus de grootste invloed op de dollarkoers. Als de Europese Centrale Bank de rente nu verhoogt, zal de euro wel wat sterker worden, maar dat werkt niet één op één door. Financiële markten houden ook rekening met verwachtingen over de Amerikaanse en Europese economie. De Europese is toch wat zwakker, bijvoorbeeld door de oorlog in Oekraïne. De stijging van de Amerikaanse rente zal daardoor sterker zijn dan in de eurozone.”  

Volgend jaar kan de dollar best nog sterker zijn dan die nu is

Veilige haven
Dat de dollar nog steeds als een veilige haven wordt gezien, is de derde factor die van invloed is op de wisselkoers. “Altijd als er ergens ellende is in de wereld, zoals nu de oorlog in Oekraïne, worden beleggers bang en brengen ze hun geld naar de VS en kopen dollars. Dat doen ze omdat ze door schade en schande hebben geleerd dat ten tijde van ellende de dollar in waarde stijgt. Er is wel discussie of de VS de status van veilige haven ooit kwijtraken. Zo is er soms aanleiding om je af te vragen of Amerika wel zo veilig is voor beleggers, denk bijvoorbeeld aan de periode onder president Trump. Maar voorlopig hoeft Washington zich geen zorgen te maken. Kijk maar naar begin dit jaar: Rusland valt een land binnen en hup, al het geld gaat naar de VS.”

Er is ook een reden om blij te zijn met een goedkope munt. Europese producten zijn nu namelijk goedkoper op de wereldmarkt en zullen daarom ook meer worden verkocht, wat bijvoorbeeld weer kan leiden tot meer werkgelegenheid. In die zin kunnen Europeanen indirect voordeel hebben bij een goedkope Europese munt. Dat geldt ook voor Nederland, al kan extra werkgelegenheid er momenteel ook toe leiden dat de krapte op de arbeidsmarkt verder toeneemt. “Ondanks dat een groot gedeelte van onze export binnen de eurozone blijft, speelt handel met niet-eurolanden nog steeds een grote rol in de Nederlandse economie. Een goedkope euro is daarom niet alleen goed voor de export van Duitse en Franse auto’s of Italiaanse mode, maar ook voor Nederlandse exporteurs.”

Lange termijn
Mogelijk extra werkgelegenheid dus voor Nederland, maar ook duurdere Amerikaanse producten en vakanties. Die worden pas weer goedkoper als de koers van de euro weer stijgt. Wat is daarvoor nodig? “Op korte termijn een hogere rente,” aldus Knaap. “Op lange termijn gaat het vanzelf: de goedkopere euro leidt tot zoveel handel dat de vraag naar euro’s toeneemt en de vraag naar dollars afneemt. Een einde aan de oorlog in Oekraïne zal ook zorgen voor een sterkere euro.” Voorlopig blijft de Amerikaanse munt nog wel sterk, verwacht Knaap. “Men is in Amerika echt bezig de rente te verhogen, dat zal de dollar verder stutten. Ik durf wel te zeggen dat de dollar over vijf jaar een stuk zwakker zal zijn, maar volgend jaar kan die best nog sterker zijn dan die nu is.” Voorlopig blijven Amerikaanse producten en vakanties dus relatief duur voor de Nederlandse consument.

Volgende publicatie:
‘Ik hoef niet veel te verdienen, en die luxepositie heb ik zelf gecreëerd’

"Ik hoef niet veel te verdienen, en die luxepositie heb ik zelf gecreëerd"

Gepubliceerd op: 17 mei 2022

Hoe ga je om met werk en geld voor nu en later? Leef je bij de dag of plan je doelbewust je financiële toekomst? En regel je ‘later’ zelf, of ben je aangesloten bij een pensioenfonds?

Sandra Boon leeft als ‘digital nomad’ en kan op elke plek ter wereld werken – zolang er maar wifi is.

 

Sandra Boon (30)

Beroep: online ondernemer

Werkt wekelijks: tussen de 20 en 40 uur

Inkomen: tussen de 1500 en 2500 euro (netto)

Spaargeld: 10.000 gespaard, 15.000 belegd

Pensioen geregeld? Ja

 

Wat doe je precies?

“Ik ben online ondernemer in onder meer webdesign en online marketing. Ook heb ik een blog, ik heb een boek geschreven over hoe ik met geld omga en ik geef een cursus over omgaan met geld. Ik ben op mijn 16de voor mezelf begonnen en heb mezelf van alles aangeleerd, van websites bouwen tot coderen. Een krantenwijk of een bijbaantje in een supermarkt heb ik nooit gehad.”

 

Hoeveel uur per week ben je druk met je onderneming?

“Dat verschilt. Als ik in Nederland ben meestal fulltime, maar als ik op pad ben is het eerder twintig uur per week. Een deel van mijn inkomen verdien ik passief, onder meer via affiliate-links op mijn blog. Als mensen via die linkjes iets kopen, krijg ik een bepaald bedrag. En als mensen mijn boek kopen, wordt dat door een ander bedrijf verstuurd. Dat geeft een hoop rust. Ik vind het heerlijk om mijn tijd zelf te kunnen indelen, dat voelt heel vrij. Op reis heb je ook niet altijd de keuze om te werken; als je als online ondernemer geen wifi hebt, dan houdt het op. Ik heb een klein camperbusje waarmee ik rondreis. Ik ben net ruim vijf maanden weggeweest met mijn hondje, dat helaas een paar weken geleden is overleden. Dat ik nu even de tijd kan nemen om dat een plek te geven, is ook een van de voordelen van hoe ik mijn leven heb ingericht.”

 

Hoeveel verdien je?

“Gemiddeld tussen de 1500 en 2500 euro netto per maand.”

Hoe minder ik uitgeef, hoe minder ik hoef te werken

Ben je daar blij mee?

“Ik vind het helemaal prima. Ik heb eerder wel meer verdiend, er waren maanden dat er 8000 euro binnenkwam, maar dan gaf ik het net zo hard weer uit. Mijn oude Toyota ruilde ik in voor een Audi, van een kleine sociale huurwoning verhuisden we naar een grote twee-onder-een-kapper. Alles kreeg een upgrade, maar dat maakte mij niet gelukkiger. Ik moest er heel hard voor werken en liep mezelf voorbij, dat vond ik het absoluut niet waard.

Een paar jaar geleden, toen mijn relatie uitging, besefte ik dat ik helemaal niets had overgehouden aan al dat harde werken. Ik heb daarop mijn hele leefstijl omgegooid om het financieel wat beter te regelen. Ik ben voor mijn pensioen gaan sparen, heb een huisje gekocht en ben goed op mijn uitgaven gaan letten. Nu zit ik in de positie dat ik het best goed voor elkaar heb. Dat geeft veel rust en vrijheid. Ik hóéf niet per se veel geld te verdienen. Hoe minder ik uitgeef, hoe minder ik hoef te werken. Mensen die me niet kennen denken dat ik een beetje aan het lanterfanten ben. Er zíjn ook weken dat ik niets doe, maar dat kan ik me veroorloven. Die luxepositie heb ik zelf gecreëerd. Ik ben heel blij dat ik die keuze heb gemaakt, want anders had ik nu nog steeds geleefd van loonstrook naar loonstrook, bij wijze van spreken.”

 

Hoeveel spaargeld heb je?

“Meestal houd ik zo rond de 10.000 euro aan als puur spaargeld, daarnaast heb ik nog zo’n 15.000 euro belegd.”

 

Wat zijn je vaste lasten?

“In totaal bedragen ze zo’n 1250 euro. Het grootste deel gaat op aan woonlasten, mijn hypotheek à 750 euro per maand en de VvE à 125 euro. Verder betaal ik 105 euro per maand aan energie, 89 euro aan de zorgverzekering, 38 euro aan mijn camperverzekering en ik heb nog abonnementen op Spotify (10 euro) en Netflix (8 euro). Afhankelijk van wat ik verdien, zet ik ook elke maand wat weg voor mijn pensioen of op mijn beleggingsrekening. Maar dat is dus geen vast bedrag per maand.”

 

Waar geef je nog meer veel geld aan uit?

“Voornamelijk aan reizen, boodschappen en leuke dingen, zoals uiteten gaan met vrienden of een dagje weg. Ik houd meestal een bedrag van 500 euro per maand aan voor de variabele uitgaven. Op reis geef ik niet per se meer uit dan in Nederland. Ik heb dan meer brandstofkosten, maar verder blijven de kosten redelijk hetzelfde. Ik sta vaak op gratis camperplaatsen en ga echt niet drie keer per week uiteten. Je kunt het zo duur of goedkoop maken als je zelf wilt. Ik wil het geld dat ik verdien zo veel mogelijk uitgeven aan dingen die me echt gelukkig maken.”

 

Waar bespaar je op?

“Op alles wat ik niet interessant vind: kleding, make-up, koffie halen buiten de deur, inrichting, abonnementen, verzekeringen. Als het op energie in huis aankomt ben ik ook echt een krent, ik douche kort en zet de verwarming zelden aan. Maar ik zou nooit inleveren op mijn kwaliteit van leven om geld te besparen. Dat hoeft ook niet, je hebt het zelf in de hand. Je hebt gewoon veel minder nodig dan je denkt. Dat heb ik de afgelopen maanden ook wel weer gemerkt tijdens het reizen. Ik had niet veel bij me, maar heb helemaal niets gemist.” 

Ik wil lekker leven en genieten, nu én straks

Ben je bezig met je oude dag?

“Ja, sinds een aantal jaar laat ik mijn jaarruimte beleggen door een pensioenvoorziening voor ondernemers. Ik ben er de laatste tijd wel veel mee bezig, maar ook weer niet zo veel dat ik een vast bedrag per maand inleg. Ik geloof dat ik tot nu toe 7000 euro heb ingelegd in twee jaar. Eerder heb ik het lange tijd voor me uitgeschoven, met het idee dat ik meer zou gaan inleggen als ik meer verdiende. Maar in plaats van het in mijn pensioenpot te stoppen, gaf ik het uit. Het voelde niet goed dat ik nog helemaal niets had opgebouwd, dus ik ben nu een flinke inhaalslag aan het maken. Ik wil later niet op een houtje bijten. Ik wil lekker leven en genieten, nu én straks. Het ene hoeft het andere niet uit te sluiten.”

 

Zie je nog verbeterpunten, wat je pensioen betreft?

“Ik ben nog niet waar ik wil zijn, ik ben van plan om de komende tijd nog meer in te leggen. Maar ik denk dat ik op de goede weg ben en dat het wel goedkomt zo. Met AOW erbij kom ik waarschijnlijk uit rond de 2000 euro per maand, en tegen die tijd heb ik mijn huis afbetaald, dus dan kan ik daar prima van rondkomen.”

 

Hoe zie je je leven dan voor je?

“Ik zou wel op Gran Canaria willen zitten ofzo, het goede leven leiden. Lekker veel uit eten, dingen ondernemen. Dus allesbehalve thuiszitten en eens per week een kopje koffie halen bij de snackbar.”

 

Maakt geld gelukkig?

“Ja, vooral vanwege de vrijheid die het je geeft. Maar het is wel een middel, geen doel op zich. Doordat ik mijn financiën op orde heb gekregen en mijn leven anders heb ingericht, hoef ik me niet druk te maken over geld. Daardoor kon ik met mijn hond de winter ontvluchten en samen met hem het laatste hoofdstuk van zijn leven op een bijzondere manier beleven. Dat had niet gekund als ik geen cent te makken had gehad.”

Volgende publicatie:
“Die aha-erlebnis als mensen de wereld weer een beetje beter begrijpen: daar word ik blij van”

“Die aha-erlebnis als mensen de wereld weer een beetje beter begrijpen: daar word ik blij van”

Gepubliceerd op: 13 mei 2022

Netspar-directeur Marike Knoef streeft naar meer 'pensioengeletterdheid'

 

Laat het woord ‘pensioen’ vallen en Marike Knoef raakt oprecht bevlogen. Een opmerkelijke reactie in een land waar de meeste inwoners meer emoties blijken te voelen bij het woord ‘baksteen’. Maar dat enthousiasme is natuurlijk wel de ideale basishouding voor een algemeen directeur van Netspar, wiens missie het is om de natie ervan te overtuigen dat pensioen beslist geen ‘dat zien we later wel’-dingetje is.

Meer pensioengeletterdheid, daar streeft ze naar. “Want ruim de helft van de mensen maakt zich zorgen over zijn pensioen.”

 

Is sparen voor later per definitie een goed idee? Dat hangt ervan af, ontdekte Marike Knoef (39) toen ze het ouderlijk huis in het Gelderse Lochem ging verruilen voor een studentenkamer in Tilburg. In de kast die ze ontruimde vond ze een stapeltje origamiblaadjes. Prijzig papier, waarmee ze als zesjarige graag origamidieren vouwde. Maar nu drong het tot haar door dat ze driekwart ervan had bewaard ‘voor later’ terwijl ze er veel beter indertijd van had kunnen genieten. Je kunt dus ook te veel opzijleggen, concludeerde ze.

Die Japanse vouwblaadjes gebruikt ze graag als metafoor als het over pensioen gaat. Dat deed ze ook in haar inaugurele rede bij haar benoeming tot hoogleraar empirische micro-economie. Daarbij visualeerde ze bovendien de verschillen tussen pensioeninkomsten door aan alle aanwezigen een kleiner of groter origamiblaadje uit te delen.

 

Netspar

De kernvraag waar het voor haar echter om draait is: hoe verdeel je je financiële middelen nou zó, dat je er in alle levensfasen van profiteert? “Dat is een uitdagend vraagstuk. En ook eentje waarin diverse wetenschappelijke disciplines samenkomen. Je hebt de financiële, de economische en psychologische kant, de arbeids- en gezondheidsaspecten – hoe lang kún je werken? – en de communicatie erover speelt ook een rol. Dat maakt het voor mij zo leuk en interessant.” Reden waarom ze zich als een vis in het water voelt bij Netspar, een onafhankelijke denktank en onderzoeks- en kennisnetwerk op pensioengebied, waarvan ze sinds 2020 algemeen directeur is.

 

Als directeur van Netspar streef je naar meer ‘pensioengeletterdheid’. Waarom is dat zo belangrijk?

“Uit onderzoek van Netspar blijkt dat de meeste mensen heel weinig over pensioen weten. Tegelijkertijd maakt ruim de helft zich er veel zorgen over. Toch is voor een groot deel van hen dat pensioen best in orde. Alleen; daar zijn ze zich niet van bewust. Als mensen iets meer basiskennis krijgen, merk je dat hun zorgen afnemen. Natuurlijk hoef je niet alles onder de motorkap te weten. Maar 40 procent van de jongeren denkt dat er later voor hen geen pensioen meer is. Dat is echt veel! Als ze er wat meer over weten, zouden ze geruster kunnen zijn.”

 

Maar hoe krijg je ze geïnteresseerd?

“Daar doen we ook onderzoek naar. Hoe activeer je mensen, hoe verbeter je de communicatie? Enerzijds wil je de zorgen verminderen die veel mensen hebben. Anderzijds wil je ze persoonlijk informeren over hun situatie. Zelf communiceren wij weinig met ‘het publiek’. Af en toe doen we een publiek event voor alle Nederlanders, bijvoorbeeld rond de verkiezingen. En we organiseren zo nu en dan informatie-events voor belangenorganisaties. Wij zorgen er met ons onderzoek voor dat een debat op basis van feiten gevoerd kan worden, in plaats van op ‘onderbuikgevoelens’. Daarom is het belangrijk dat onze stakeholders – alle instanties die bij pensioen betrokken zijn – die informatie krijgen.”

Marike Knoef werd in 2017 directielid bij het onderzoeks- en kennisnetwerk Netspar. Sinds 2020 is ze algemeen directeur.

Netspar stimuleert een beter begrip van de economische en sociale gevolgen van pensioenen, vergrijzing en de ‘oude dag’ in Nederland. Dit doen zij door onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en kennisdeling via publicaties, evenementen, webinars en onderwijs. www.netspar.nl

En wie moet het publiek dan informeren? Is dat een taak van pensioenfondsen?

“De hele pensioensector heeft er baat bij als mensen meer van pensioen afweten. Maar het is een gedeelde verantwoordelijkheid, ik zie hier ook een rol voor de overheid. Bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werken ze aan een grote campagne. Veel mensen weten bijvoorbeeld niet eens dat Mijnpensioenoverzicht.nl bestaat. Ik merkte ook weer eens hoe laag de pensioengeletterdheid is toen ik de vragen voor een nieuw onderzoek van tevoren even in mijn omgeving testte. Zowel bij hen als bij de representatieve groep Nederlanders die aan het onderzoek deelnam, bleek het kennisniveau nog lager te zijn dan ik had verwacht. Daar schrok ik wel van.”

 

Spread the word, dus. De Pensioenfederatie geeft inmiddels voorlichting aan mbo-leerlingen. Zelf heb jij basisscholen bezocht?

“Dat was een initiatief van de Universiteit Leiden, het Meet the professor-project. Professoren bezoeken dan groep 7 en vertellen over hun vakgebied. Ik vertel daarom wat over pensioen. Als ik het woord laat vallen, zie je leerlingen denken: o… pensioen. Maar dan vraag ik of ze wel eens iets gespaard hebben. En was dat te veel of te weinig? Dat herkennen ze. Ze noemen knikkers, stickers. Nagellak, zei iemand. Zo raken ze echt geïnteresseerd: hoe hebben we dat pensioen dan geregeld, hoe werkt dat? Dus misschien moet je mensen eerst over een drempel trekken. Het nieuwe pensioenstelsel kan een goede aanleiding zijn om ze er meer van bewust te maken.”

 

Dat nieuwe pensioenstelsel treedt in principe uiterlijk per 1 januari 2027 in werking. Wat zijn volgens jou de sterke punten ervan?

“In feite ben je nooit klaar met het vormen van een pensioenstelsel, het is een continu proces omdat de wereld verandert. Maar ik vind het nieuwe stelsel wel een verbetering. Er is meer maatwerk per leeftijdscategorie, dat sluit beter aan bij de situatie van mensen. Zowel het oude als het nieuwe pensioenstelsel is gevoelig voor ontwikkelingen op financiële markten. Het nieuwe stelsel biedt echter wel betere mogelijkheden om hier mee om te gaan, door een meer gerichte toedeling van financiële risico’s. Straks bewegen de pensioenen sneller mee met de financiële markten. Jongeren kunnen daarin meer risico krijgen dan ouderen. Het nieuwe stelsel is niet per se minder ingewikkeld. Wel transparanter, omdat iedereen kan zien welk vermogen er voor hem of haar is opgebouwd. Die transparantie kan helpen om bij jongeren wat zorgen weg te nemen.”

 

Het nieuwe pensioenstelsel is ook onzekerder. Uitkeringen kunnen jaarlijks gaan stijgen of dalen, afhankelijk van de financiële markten.

“Dat is wel een punt waarover ik me zorgen maak. Want we zien dat als er gekort wordt op de pensioenen, of als ze niet geïndexeerd worden, dat emotionele reacties teweegbrengt. Verlies hakt er twee keer zo hard in als winst, zelfs als de totale uitkering in de loop der jaren stijgt. Als dat met pieken en dalen gebeurt, kan de perceptie van het pensioen daarom veel slechter zijn dan nodig is. Daar wordt natuurlijk wel over nagedacht, of je pieken en dalen in de tijd kunt spreiden. Dat heeft voor- en nadelen. Puur vanuit de emoties van mensen bekeken zou het ’t beste zijn om een grote negatieve schok relatief snel te nemen. Zodat je niet jaren achtereen met een uitgespreid verlies geconfronteerd wordt, dat steeds minder goed uitlegbaar wordt. Terwijl het vanuit dat perspectief beter zou zijn om een grote positieve schok over meer jaren te spreiden, om toekomstige verliezen op te vangen.”

 

Pensioenfondsen bepalen ook het beleggingsrisico voor de verschillende leeftijdsgroepen.

“In de nieuwe Pensioenwet (die nu nog in behandeling is – red.) staat daarom dat de risicohouding van deelnemers elke vijf jaar moet worden gemeten. Hoeveel risico wil en kán men nemen? Dat roept uiteraard vragen op: hoe meet je zowel de voorkeur als de risicocapaciteit van mensen? En hoe leg je zoiets begrijpelijk uit? Wat moet iemand weten om daarop te kunnen antwoorden? De afweging tussen risico en rendement is immers een belangrijke beslissing.”

Netspar doet nu onderzoek naar die risicobereidheid?

“Er loopt een onderzoek met APG bij het pensioenfonds voor de bouw. We onderzoeken of we die risicometing wat aantrekkelijker kunnen maken door een saaie wetenschappelijke vragenlijst om te zetten in een serious game. De resultaten daarvan vergelijken we met die van een reguliere vragenlijst, aan de hand van drie verschillende meetmethoden.”

 

Kun je al iets zeggen over de uitkomsten?

“We hebben de eerste uitkomsten net gedeeld met het bestuur van bpfBOUW. We zien bij de verschillende onderzoeksmethodes dezelfde patronen voor het verschil in risicobereidheid naar leeftijd, naar hoge en lage inkomens, en naar achtergrond – of het medewerkers op de werkplaats zijn of op kantoor. Maar het niveau van de risicobereidheid verschilt wel per methode. Ook dat roept vragen op: hoe moeten we daarmee omgaan?”

 

Maar de deelnemers waren dus sowieso bereid om risico’s te nemen?

“Ja. Kijk, als je het de mensen op straat vraagt, zouden ze zeggen: liefst zoveel mogelijk zekerheid. Financiële onzekerheid, daar houden ze niet van. Dus ze kiezen liever voor een vaste dan voor een variabele uitkering. Zelfs als dat rationeel eigenlijk niet bij ze past.

Ook daar hebben we onderzoek naar gedaan; voor de meeste mensen is het echt beter om wat risico te nemen. Dat vergroot de kans op een hogere uitkering. Want zekerheid is duur.”

 

Hoe jonger, hoe groter de risicobereidheid?

“Dat wordt inderdaad bevestigd in onze onderzoeken. We zien dat ook terug in de internationale literatuur.”

 

Maar uiteindelijk maken de fondsbestuurders de keuze.

“Zij bepalen hoe ze hun beleggingsbeleid gaan invullen. Bij die keuze kunnen ze gebruikmaken van onze onderzoeksresultaten. Bovendien is het goed dat de risicobereidheid van deelnemers elke vijf jaar gemeten wordt. Die uitslag kun je niet zomaar naast je neerleggen. Het is ook meteen een communicatiemoment. Als je de afweging tussen risico en rendement op toegankelijke wijze uitlegt, kan dat wederzijds begrip creëren.

We zien overigens in de onderzoeken dat ook de samenstelling van het bestuur – hoeveel mannen, vrouwen, jongeren, ouderen – invloed heeft op hoeveel risico er genomen wordt.”

 

Dus als er drie vrouwelijke dertigers in het bestuur zitten dan…

“... heb je een andere uitkomst dan als het drie mannen van in de vijftig zijn. En dat is eigenlijk wel gek, want je wilt dat de risicobereidheid afhangt van de samenstelling van een fonds.”

 

Netspar onderzoekt ook de risicocapaciteit van deelnemers?

“Klopt. Het mooie is dat het Centraal Bureau voor de Statistiek veel gegevens heeft over vermogens die mensen hebben, hun tweede pijler pensioenaanspraken bij verschillende fondsen of verzekeraars, hun spaartegoeden en woningvermogen. Zo kunnen we op individueel niveau – uiteraard anoniem – inzicht in het totaalplaatje krijgen. En hoe dat er bijvoorbeeld per sector, leeftijd- en inkomenscategorie uitziet. Ook van die onderzoeksresultaten kunnen de verschillende sectoren straks bij hun keuzes gebruikmaken.”

 

Helaas blijven sommige sectoren ook in het nieuwe stelsel buiten de pensioenboot vallen.

“Ja, de zelfstandigen bijvoorbeeld. Zeker bij de middeninkomens wordt er weinig pensioen opgebouwd. Ook mensen met flexibele contracten en werknemers in kleine bedrijven, de MKB’ers, bouwen relatief weinig tot niets op.”

 

Wat vertellen onderzoeken van Netspar daarover?

“Dat een van de drempels opnieuw de lage kennis over pensioenen is. Ze weten niet goed hoe het werkt. Slechts 50 procent van de zzp’ers is ervan op de hoogte dat er een fiscale jaarruimte is, blijkt uit verschillende onderzoeken. Je kunt fiscaalvriendelijk pensioensparen, maar veel mensen weten het niet of vinden het te ingewikkeld.

Bovendien hebben zelfstandigen vaker een wisselend inkomen. Ze willen wel sparen, maar niet in een pensioenproduct waar ze niet meer bij hun geld kunnen als het een jaar slechter gaat. Dat is een lastige horde. Want je wilt ook niet dat mensen het er zomaar uit kunnen halen: dan is er later geen pensioen meer.”

 

Zelf heb je twee parttime banen: je bent directeur van Netspar én hoogleraar empirische micro-economie aan de Universiteit Leiden. Wat drijft jou?

“Wat mij beweegt, is een betere oude dag voor Nederland. Dat is ook de missie van Netspar. Het is belangrijk dat je daarvoor zowel kennis als kennissen verzamelt – mensen uit de wetenschap en uit de praktijk in verschillende disciplines – die samenwerken om die missie te bereiken. Kennis krijgen we via onderzoeksprojecten die door de partners van Netspar geprioriteerd worden. Die informatie delen we met verschillende doelgroepen op drie niveaus: snel up-to-date, praktische toepassing en diepgaande kennis. Snel up-to-date is bijvoorbeeld een one-page met de belangrijkste conclusies en beleidsindicaties. Of een laagdrempelige podcast.”

 

Wordt daar dankbaar gebruik van gemaakt?

“APG is een van onze partners, en met verschillende afdelingen van APG die zelf ook onderzoek doen, werken we nauw samen. Maar ik heb het idee, ook bij andere partners, dat we met onze onderzoeksresultaten nog meer medewerkers kunnen bereiken. Omdat de inzichten voor iedereen nuttig en relevant zijn. Daarom proberen we onze kennis zo toegankelijk mogelijk te verspreiden. Bijvoorbeeld via websites, sociale media, nieuwsbrieven en dergelijke.”

 

En een tweede doel van Netspar is netwerkontwikkeling?

“Dat is heel belangrijk. Verschillende stakeholders zijn bij ons netwerk betrokken: pensioenfondsen, verzekeraars, sociale partners, toezichthouders, wetenschappers, de overheid. Dat netwerk proberen we zoveel mogelijk uit te breiden. Want al die typen organisaties hebben allemaal hun eigen rol in pensioenen. We horen van elkaar wat er speelt en pakken samen dingen aan. En we delen onze kennis.

Toen ik nog geen directeur van Netspar was, deed ik zelf onderzoek: wat zijn nou de pensioenvraagstukken en zijn die onderzoeksuitkomsten relevant voor de praktijk, waar is behoefte aan? Als directeur kan ik dat nog iets breder doen, door mensen aan elkaar te verbinden.”

 

Kortom: delen en verbinden, dat is jouw missie?

“Nou, ik vind het ook leuk om mensen positief te verrassen met wetenschap. Onlangs gaf ik een presentatie en na afloop zei iemand tegen mij: ‘Goh, ik dacht: Netspar, dat wordt vast erg moeilijk. Maar het was heel interessant en relevant. En ik heb nieuwe ideeën opgedaan.’ Die aha-erlebnis van mensen, dat ze de wereld weer een beetje beter begrijpen, en dat dit plezier oplevert, daar word ik blij van. Ook dat is wat mij drijft.”

Volgende publicatie:
‘Ik verlang weleens terug naar de oude tijd, zonder al die technologische snufjes’

‘Ik verlang weleens terug naar de oude tijd, zonder al die technologische snufjes’

Gepubliceerd op: 3 mei 2022

Was vroeger alles beter, of heeft ‘nu’ ook zo z’n voordelen? Verschillende generaties gaan aan de hand van stellingen met elkaar in gesprek over maatschappelijke thema’s. Deze keer Karin van der Hulst (61) en haar dochter Lotte Korpershoek (30). 

Lotte over zichzelf: “Ik ben een beetje de rebel van de familie; ik doe waar ik zin in heb. Zo heb ik laatst nog mijn nek vol laten tatoeëren. Veel mensen vinden dat heftig, maar ik vind het leuk. Hoewel mijn uiterlijk misschien anders doet vermoeden, ben ik vanbinnen een zachtgekookt ei. Ik werk drie dagen per week in de thuiszorg en ik ben moeder van een 6-jarige dochter, Saar.” 

Karin over haar dochter: “Ik heb er soms moeite mee als ze er weer een tatoeage bij laat zetten – als ouder heb je toch zoiets van: moet dat nou? Maar aan de andere kant past het bij haar en kan ze alles hebben. Bovendien was ik vroeger zelf ook zo. Ik liet mijn haar in een rattenkoppie knippen en nam gaatjes in mijn oren, terwijl mijn ouders dat écht niet leuk vonden. Lot en ik lijken ontzettend veel op elkaar. We hebben daardoor een ontiegelijke band. Ze woont in dezelfde plaats en werkt een paar huizen verderop, waardoor we elkaar ook bijna dagelijks zien. Ik bewonder Lottes hartelijkheid en spontaniteit. Ze heeft altijd oog voor wat anderen nodig hebben.”  

 

Karin over zichzelf: “Ik ben getrouwd met Peter en we hebben samen vier kinderen en zeven kleinkinderen. Ik heb jarenlang gewerkt in de kinderopvang bij een zwembad, maar toen dat in coronatijd dichtging, heb ik besloten er helemaal mee te stoppen en vervroegd met pensioen te gaan. Ik vond het wel mooi geweest.” 

Lotte over haar moeder: “Mijn moeder is heel lief voor me, ze staat altijd voor me klaar. We hebben aan een half woord genoeg om elkaar te begrijpen. We lijken inderdaad veel op elkaar. Helaas ook in onze slechtste eigenschap: dat we totaal geen geduld hebben.” 

 

Stelling: Een goed leven is in Nederland voor iedereen haalbaar 

Lotte: “Ja, daar ben ik het mee eens. Als je het echt wil, is het mogelijk.” 

Karin: “Het sociale vangnet is royaal. Misschien zelfs iets té. Ik vind weleens dat mensen er misbruik van maken. Een van mijn dochters is een alleenstaande moeder met vier kinderen maar die werkt bijna fulltime om rond te komen, terwijl bij haar in de straat veel mensen de hele dag thuis zitten te niksen. Ik zie daar auto’s voor de deur staan waarvan ik denk: hoe is het mogelijk? Daar heb ik soms moeite mee.” 

Lotte: “Ja, dat valt mij ook op. Vooral de iets oudere generatie, die profiteert van een bepaalde gunstige regeling die ze zouden kwijtraken als ze weer gaan werken. Dat vind ik niet eerlijk. Ik snap niet dat er niet beter op wordt gecontroleerd.” 

 

Stelling: Technologische vooruitgang is per definitie goed  

Lotte: “In deze tijd, waarin we het allemaal zo druk hebben, kunnen we haast niet zonder technologische vooruitgang. Ik ben al blij dat er startuitstel op mijn wasmachine zit bijvoorbeeld, zodat ik het zo kan timen dat de was precies klaar is als ik thuiskom van mijn werk.” 

Karin: “Ik vind het soms een beetje té. Ik verlang weleens terug naar de oude tijd, waarin al die nieuwe snufjes er nog niet waren. Iedereen zit maar de hele tijd op z’n telefoon, kinderen zitten vaak te gamen op de iPad. Ga lekker naar buiten, denk ik dan. Het is fijn dat de wasmachine bestaat hoor, maar de droger gebruik ik niet. Ik hang mijn was liever buiten aan de lijn, daar word ik blij van. Al die dingen zijn uitgevonden en we kunnen niet meer terug. Dat vind ik weleens jammer. Vroeger was de vaat doen een hele gebeurtenis. Dat deden we met elkaar, we zongen kneiterhard en hadden goede gesprekken, zo speciaal. Dat waren mooie tijden.” 

Lotte, lachend: “Nou, wij vonden het iets minder leuk als we moesten afwassen, hoor. Maar zonder gekheid: je nam toen inderdaad meer de tijd om echt naar elkaar te luisteren.” 

 

 

Stelling: Vroeger keken mensen meer naar elkaar om 

Lotte: “Voor ons gaat dat niet op, als ik het heb over onze familie. Wij kijken juist heel erg naar elkaar en anderen om. Maar ik merk wel dat het daarbuiten een stuk minder is. Om een voorbeeld te noemen: als ik iemand zie eten, zeg ik altijd ‘eet smakelijk’. Maar toen we laatst in de stad liepen en ik dat deed, viel degene tegen wie ik het zei zowat van zijn bankie van verbazing.” 

Karin: “Toch blijven wij dat gewoon doen. Het valt mij op dat mensen vooral sinds corona meer in hun eigen wereldje leven. Dat vind ik wel zorgelijk.” 

Lotte: “Ik vind sowieso dat iedereen wel wat meer om elkaar mag denken. Daar zou de wereld een stuk beter van worden.”  

 

Stelling: Je mag niks meer zeggen tegenwoordig 

Karin: “Ja, er wordt in ieder geval vaker gezegd dat je iets niet mag zeggen. Mensen vatten alles persoonlijk op en veel onderwerpen liggen gevoelig. Soms bedoel je iets helemaal niet verkeerd, maar dan wordt het verkeerd opgevat. Ik vind de tolerantie ver te zoeken.” 

Lotte: “Ja, je denkt overal extra bij na: kan ik dit wel zeggen? Kan ik dit wel doen? Mijn dochter heeft binnenkort bijvoorbeeld een evenementje op school, met het thema ‘worden wat je wil’. Ze wil een legeroutfit aan, maar dat vind ik toch wat gevoelig liggen, met de oorlog in Oekraïne. Dat soort dingen.” 

Het is bijna niet meer mogelijk om als ouders van maar één inkomen te leven

Stelling: We zijn tegenwoordig erg preuts 

Karin: “Als ik al die videoclips van tegenwoordig zie, vind ik niet dat die preuts zijn. Ik was zelf ook niet echt preuts, terwijl ik wel zo ben opgevoed.” 

Lotte: “Jullie hebben ons ook preuts opgevoed.” 

Karin: “Nou, volgens mij hadden wij geen moeite met naakt en was jij degene die er moeite mee had toen er een glazen douchedeur in de badkamer zou komen!” 

Lotte: “Hmm, ik weet niet waar het vandaan komt, maar ik ben me altijd wel bewust van wat ik wel en niet laat zien. Zo voed ik mijn dochter ook op. Ze mag van mij filmpjes maken voor TikTok, maar alleen helemaal aangekleed en ze moet alles eerst aan mij laten zien. Ik vind fatsoen belangrijk. Vooral sinds ik moeder ben, heb ik meer moeite met openbaar bloot. Ik zou bijvoorbeeld nooit topless op het strand gaan liggen. Dat vind ik niet netjes.” 

 

Stelling: De kloof tussen arm en rijk zal alleen maar groter worden  

Lotte: “Absoluut. Ze zouden meer geld moeten weghalen bij de rijken. Als je veel hebt, kun je ook wat meer missen, vind ik.” 

Karin: “De discussie over het belasten van woningbezit vind ik dan weer een lastige. Mijn man en ik hebben onze hypotheek bijna afbetaald en daar hebben we jarenlang hard voor gewerkt. Ik zou het niet eerlijk vinden als we dan nu opeens zwaarder worden belast. Maar ja, het is ook niet eerlijk dat onze jongste dochter 2000 euro huur betaalt en niet kan kopen. Dat vind ik echt heel erg.” 

Lotte: “Ik heb het op zich prima, maar het leven wordt steeds duurder. Het is bijna niet meer mogelijk om als ouders van maar één inkomen te leven. Je moet allebei werken, anders is het niet te doen. We zijn nagenoeg een heel maandsalaris kwijt aan vaste lasten, en dan hebben we nog niet eens zo’n hoge hypotheek.” 

Karin: “Ik heb de luxe gehad dat ik thuis kon blijven toen de kinderen jong waren. Toen ze allemaal op school zaten, ben ik weer gaan werken. Ik merk nu dat wij vaak worden ingezet als oppas voor de kleinkinderen. Dat vind ik heerlijk, ik ben gek op ze, maar ik denk weleens: mijn man en ik willen ook dingen voor onszelf doen nu we op deze leeftijd zijn gekomen. Tegenwoordig wordt er veel druk gelegd op de opa’s en oma’s omdat de ouders zoveel werken. Op het schoolplein zie ik ook overal opa’s en oma’s staan. Ik denk niet dat het de bedoeling is dat je opvoeder wordt van je kleinkinderen.” 

In de wijk waar we nu wonen, kijkt bijna niemand naar elkaar om

Stelling: Van de jeugd van tegenwoordig komt niets terecht 

Karin: “Ik denk dat iedere generatie de jeugd over één kam scheert. Onze ouders zeiden hetzelfde: van die jeugd komt niets terecht. En hoewel je denkt dat je dat zelf nooit zult zeggen, doe je het later toch. Je bent toch geneigd om te denken dat het in jouw tijd beter was. Maar ik geloof niet echt dat de jeugd van tegenwoordig zo hopeloos is.” 

Lotte: “Je hebt er altijd rotte appels tussen, dat is nu eenmaal zo. Maar als ik bijvoorbeeld overlast ervaar van een groep jongeren, dan probeer ik het gesprek aan te gaan, op een positieve manier. Om ze op andere gedachten te brengen. Zo van: hey, ik snap dat jullie hier staan en het naar jullie zin hebben, maar zou je het een beetje rustig willen houden? Dan is het probleem weg. Iedereen moet een plek hebben om zich te ontwikkelen, zeker de jeugd.” 

Karin: “Lotte heeft ook een periode gehad dat ze in het winkelcentrum hing met een groep. Dan kreeg ik dat van anderen te horen.” 

Lotte: “Ik vond het gewoon gezellig.” 

Karin: “Andere mensen vonden het niet fijn. Die zeiden tegen mij: ik zou haar aan haar haren eruitslepen. Maar ik wist: over twee weken is het weer anders. Ze was zoekende. Ik vind dat je je altijd moet verplaatsen in de jeugd. Als we dat allemaal wat meer doen en een beetje meer rekening met elkaar houden, komt het wel goed.” 

 

Stelling: Vroeger was alles beter  

Lotte: “Als kind had ik wel meer rust. Ik heb nu constant een gejaagd gevoel en ervaar best veel stress. Vroeger communiceerden we op een heel andere manier en speelden we lekker buiten. Ja, in mijn beleving was dat wel beter.” 

Karin: “Dat denk ik ook. We woonden op een woonerf, dat zie je tegenwoordig ook niet meer. De hele buurt speelde met elkaar, de kinderen waren altijd buiten. In de wijk waar we nu wonen, kijkt bijna niemand naar elkaar om. Ik weet niet eens wie onze overburen zijn. Dat vind ik best moeilijk. Gemeentes worden steeds vaker samengevoegd, waardoor het dorpse gevoel van ons kent ons verdwijnt. Het wordt allemaal zo onpersoonlijk.”  

Volgende publicatie:
Wanneer kunnen we wind- en zonne-energie gaan opslaan?

Wanneer kunnen we wind- en zonne-energie gaan opslaan?

Gepubliceerd op: 28 april 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Jan-Willem Ruisbroek, hoofd investeringsstrategie infrastructuur bij APG, over de vraag wanneer duurzame energie kan worden opgeslagen voor later gebruik.

Afgelopen weekeinde was het beide dagen raak: Nederland produceerde meer zonne- en windenergie dan er werd gebruikt, tweette weerman Gerrit Hiemstra. Het energieoverschot ging naar het buitenland, want opslag van wind- en zonne-energie is vooralsnog lastig. Dit brengt de vraag met zich mee wanneer we het wél kunnen gaan opslaan.

Zonne-energie
“Het opslaan van zonne-energie gebeurt al,” aldus Ruisbroek. “Zo investeren we als APG in enkele zonneparken in Nevada en Californië, waar een voorspelbaar patroon is van opwekking en afname van zonne-energie. Bij het zonnepark staan een aantal grote batterijen die de overtollige energie opslaan. Zo’n batterij heeft de grootte van een zeecontainer en ziet eruit als een soort serverruimte. Overdag wordt er energie in opgeslagen die de mensen ’s avonds, wanneer ze thuiskomen en de zon niet meer schijnt, kunnen gebruiken. De uitdaging zit ‘m in het opschalen van het gebruik van dit soort batterijen. Die zijn nu nog relatief duur, maar worden snel goedkoper. Over een jaar of vijf à tien zijn ze mogelijk zo goedkoop dat je een kleine versie in je garage kunt zetten. Dan gaat de door je zonnepanelen te veel opgewekte energie niet terug naar het net, maar kun je het opslaan in je eigen batterij. Dat consumentenproduct gaat er sowieso komen. Nu is er een gigantische hype met zonnepanelen, over vijf of tien jaar heb je dat met batterijen. We kunnen dus al zonne-energie opslaan, maar het gebeurt nog niet op grote schaal en de kosten zijn nog relatief hoog.”

 

Windenergie
Ook windenergie zal binnen een termijn van zo’n vijf jaar kunnen worden opgeslagen, verwacht Ruisbroek. “Maar het is aannemelijk dat dit bij wind gebeurt in de vorm van grootschalige waterstofprojecten. Er worden nu grote offshore windmolenparken gebouwd. Die bestaan uit gigantische turbines, ongeveer zo hoog als de Eiffeltoren. Die leveren óntzettend veel energie op. Als dat aan land komt, moet het worden opgeslagen op het moment dat er een teveel aan energie is. En wind is een hele goede bron om van water waterstof te maken, dat energie op kan slaan en na verbranding weer vrijkomt als energie. Op dit moment bouwen Shell en Gasunie in Groningen een waterstofcentrale. Die gaat energie van windmolens gebruiken voor de productie van waterstof. Dat gebeurt op een industriële schaal en is, anders dan een batterij voor zonne-energie, niet geschikt voor particulier gebruik. Grote uitdaging voor waterstof is dat er nog geen grote infrastructuur voor bestaat om het te transporteren, al kunnen de bestaande pijpleidingen voor aardgas wellicht uitkomst bieden.” 

Afgelopen weekeinde had Nederland meer dan genoeg aan de opgewekte zonne- en windenergie. De vraag is of dat regel of uitzondering is. “Het verbaasde me niet dat de dagen met overtollige energie in het weekeinde lagen, want veel industrie is dan gesloten waardoor de vraag lager is. Er moeten nog heel veel zonne- en windparken worden gebouwd om aan de totale vraag naar energie te voldoen. Nu bestaat slechts een klein percentage van het totale energieaanbod uit duurzame energie. Naast het ontwikkelen van de batterijtechnologie moeten er in Nederland, daarom nog heel veel windmolens en zonneparken bij worden gebouwd. Er bestaan nu een aantal grote offshore windparken die zo’n 4 gigawatt aan energie leveren. In 2030 moet daar voor 20 gigawatt bijkomen en het is de bedoeling dat in 2050 het totaal uitkomt op 70 gigawatt. De plannen om snel bij te bouwen bestaan dus, maar die zijn ook nodig om aan de vraag te kunnen voldoen. Want er is heel veel energie nodig.”

Europees netwerk
Naast investeringen in batterijtechnologie en waterstofcentrales, wordt momenteel ook veel geld gestoken in zogeheten interconnectors. Dat zijn verbindingen tussen landen waardoor overtollige duurzame energie wordt getransporteerd naar buurlanden. “Nederland heeft die verbindingen onder meer met Engeland en met de Scandinavische landen. Om ervoor te zorgen dat het teveel aan opgewekte energie in Europa op de plek komt waar er vraag naar is, zijn er veel verbindingen nodig tussen de nationale hoogspanningsnetwerken. Er is al sprake van een Europees netwerk, waardoor Nederland afgelopen weekeinde het energieoverschot mogelijk al kon exporteren naar het buitenland, maar dat wordt dus nog verder uitgebreid.”

Grotere schaal
De opslag van zonne-energie in een batterij is dus al op kleine schaal mogelijk, zoals de zonneparken in Amerika laten zien. Volgens Ruisbroek is het nu vooral een kwestie van het op grotere schaal toepassen, zodat de batterijen goedkoper worden en uiteindelijk ook betaalbaar voor particulieren. Het omzetten van windenergie in waterstof om het zo op te kunnen slaan, zit daarentegen nog in de startfase. “Dat is vooralsnog een kwestie van het laten werken in de praktijk voordat het verder kan worden uitgerold. Dus eigenlijk loopt de ontwikkeling naar het opslaan van windenergie een stapje achter bij de ontwikkeling naar het opslaan van zonne-energie.”

Volgende publicatie:
Wat als de EU olie en gas uit Rusland gaat boycotten?

Wat als de EU olie en gas uit Rusland gaat boycotten?

Gepubliceerd op: 7 april 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Peter Verbaken, Hoofd van APG’s Team Grondstoffen, over de gevolgen van een boycot van Russische energie.

 

Een gas- en olieboycot vormt geen onderdeel van het meest recente sanctiepakket tegen Rusland, maar is wel een stok die de EU achter de hand houdt. Volgens een rapport van het Centraal Planbureau zal Nederland flink worden geraakt als Brussel zo’n verbod instelt. Moeten we daarom bang zijn voor zo’n boycot? Of zullen de gevolgen alleszins meevallen, zoals hoogleraar economie Sweder van Wijnbergen in de Volkskrant betoogt?

Om te beginnen stelt Verbaken dat de situatie in Oekraïne hem raakt: “Het is verschrikkelijk om te zien hoe de mensen in Oekraïne lijden onder het oorlogsgeweld en hoe het land langzaam maar zeker verwoest lijkt te worden. Ik volg het al vanaf het begin op de voet, juist ook vanwege de invloed die het heeft op mijn werk, en ik hoop van harte dat er snel een einde aan komt.”

Steenkool als alternatief
Door de grote Europese afhankelijkheid van Russisch gas, zal een gasboycot harder aankomen dan een olieboycot, zegt Verbaken. “In Nederland hebben we geluk gehad met een zachte winter. Eind vorig jaar, nog voor de Russische inval in Oekraïne, vond er al een enorme stijging van de gasprijs plaats omdat de voorraden zo laag waren. Door de zachte winter en een toename van Russische gasleveranties konden we de winter doorkomen. Maar nu is het zaak om in de zomer de gasvoorraden weer aan te vullen. Als we door een verbod op de import van Russisch gas de voorraden niet op tijd op peil kunnen krijgen, is een alternatief plan nodig. Van Wijnbergen noemt het gebruik van steenkolen als oplossing. In theorie is dat inderdaad mogelijk, al gaat het natuurlijk in tegen het huidige klimaatbeleid. Maar het valt niet uit te sluiten dat de politiek in deze uitzonderlijke situatie toch besluit om van gas op steenkolen over te gaan.”

De vraag is of steenkolen het wegvallen van Russisch gas kunnen opvangen. Verbaken denkt van niet. “In de praktijk zal blijken dat je ook wat aan de vraagkant moet doen. Je ziet bijvoorbeeld nu al de overheidscampagne ‘Zet ook de knop om’, met als doel dat huishoudens de thermostaat een graadje lager zetten. Een derde van de gasvraag in Nederland komt echter van de industrie. Om die vraag omlaag te krijgen, valt niet uit te sluiten dat grote industriële gasverbruikers worden gedwongen minder gas te verbruiken. Zoiets valt zeker voor te stellen als de Nederlandse gasvoorraden deze zomer niet worden bijgevuld met Russisch gas. Het dwingen van de industrie om minder gas te verbruiken is wel een radicale maatregel van het soort dat we sinds de jaren zeventig, met de oliecrisis en de autoloze zondagen, niet meer hebben gezien.”

De zorgen over de impact van een boycot van Russische gas en olie zijn wat mij betreft zeker terecht

Olieschaarste
In het geval van olie is het een iets ander verhaal. Mocht de EU geen olie meer importeren uit Rusland, dan zullen China en India de Russische olie met fikse kortingen opkopen, verwacht Van Wijnbergen. Gevolg daarvan is dat beide Aziatische grootmachten minder niet-Russische olie hoeven te importeren vanuit de wereldmarkt en er daarom ook geen olieschaarste zal ontstaan. In theorie heeft Van Wijnbergen daar een punt, maar de praktijk kan weleens stroever uitpakken, meent Verbaken. “Het kost Europa zeker een paar maanden om van Rusland over te stappen op andere olieleveranciers. Daarnaast zet het Westen China en India onder druk om niet de redder van Rusland te spelen, zeker na het laatste nieuws over de vele burgerdoden in Oekraïne. Wat ook meespeelt, zijn de zogeheten letters of credit, de financiering die nodig is voor het verschepen van olie. Financiële partijen zullen door de dreiging van sancties en de publieke opinie heel voorzichtig zijn om die uit te geven.” Het lijkt daarom op de korte termijn onwaarschijnlijk dat een olieschaarste kan worden voorkomen doordat China en India meer Russische olie gaan importeren, waardoor er voor de EU-landen meer niet-Russische olie overblijft. 
   

Forse ingrepen
Verbaken denkt dat de visie van Van Wijnbergen wat aan de optimistische kant is als het gaat om de gevolgen van het wegvallen van Russische energie. “Hij mist onder andere de factoren die het verschuiven van de oliestromen complex maken, en dat de gasvraag echt omlaag moet.” Het meest problematisch blijft de boycot van gas. “Het wegvallen van Russisch gas slaat een gat in onze voorraad. Als die in de zomer niet kan worden aangevuld, wordt het probleem steeds kritieker,” zegt Verbaken. “Alsof je op een klif afrijdt. De gasvoorraad kan alleen voldoende worden aangevuld als het lukt voldoende kolencentrales aan te zwengelen, de vraag naar gas omlaag wordt gebracht en hier en daar aanbod van lng (vloeibaar gemaakt aardgas) kan worden aangeboord. Nu wordt alleen nog de bevolking gevraagd zuiniger te doen met gas, maar wat als dat niet voldoende blijkt? Hoever moet je dan gaan om industrieën te dwingen minder gas te verbruiken? En bij welke industrieën begin je? De kern van deze situatie is dat de regering niet aan de bevolking kan uitleggen dat ze hun huizen komende winter niet meer kunnen verwarmen. Om dat te voorkomen zijn forse ingrepen nodig. De zorgen over de impact van een boycot van Russische gas en olie zijn wat mij betreft dan ook zeker terecht. Wat niet wegneemt dat het gezien de huidige situatie, met al het leed dat Rusland aanricht, een goed uit te leggen sanctie tegen Moskou zou zijn. Als die daadwerkelijk wordt ingevoerd, zal er door de regering, de industrie en de Nederlandse bevolking gezamenlijk hard gewerkt moeten worden om de impact die het op ons heeft zoveel mogelijk te beperken.”  

Volgende publicatie:
"In mijn tijd waren we preutser, op je 12de wist je nog niet waar kinderen vandaan kwamen"

"In mijn tijd waren we preutser, op je 12de wist je nog niet waar kinderen vandaan kwamen"

Gepubliceerd op: 4 april 2022

Was vroeger alles beter, of heeft ‘nu’ ook zo z’n voordelen? Verschillende generaties gaan aan de hand van stellingen met elkaar in gesprek over maatschappelijke thema’s. Deze keer Angela Ursem (49) en haar vader Claus (75).

 

Claus over zichzelf: “Ik heb drie kinderen en zeven kleinkinderen. Ik ben ongeveer vijftig jaar werkzaam geweest bij Bouwbedrijf Ursem, een bedrijf dat mijn vader ooit is begonnen en dat ik met acht broers tot grote hoogte heb weten te brengen. Helaas is het gesneuveld in de crisistijd. Inmiddels ben ik gepensioneerd.”

Angela over haar vader: “Mijn vader is heel gedreven, hij is altijd bezig met dingen ontwikkelen en beter maken voor anderen. Ik vind hem ook heel warm en sociaal, hij is altijd vriendelijk en verliest de behoeftes van anderen nooit uit het oog. Dat vind ik een mooie eigenschap. Hij zit nu heerlijk met de camper in Portugal, maar ik ken hem als iemand die voortdurend in de weer is. Pas de laatste tien jaar kan hij af en toe stilzitten.”

 

Angela over zichzelf: “Ik ben geboren en getogen in Wognum, een dorp in Noord-Holland, mijn ouders wonen daar nog steeds. Ik was de middelste in het gezin. Ik woon tegenwoordig in Amsterdam met mijn man en twee pubers. De laatste tien jaar heb ik als interim-marketingmanager bij veel grote corporaties gewerkt. Drie jaar geleden ben ik met mijn oudere zus een skincarebedrijf begonnen, Food for Skin, vanuit de drang om de cosmeticawereld te verduurzamen. Mijn zus heeft dertig jaar lang als schoonheidsspecialiste gewerkt, ik breng alle marketing- en commerciële kennis in.”

Claus over zijn dochter: “Angela was vanaf haar prille jeugd al heel zelfstandig. Ze is een dame die goed bezig is, heel sociaal is, zakelijk kan zijn en ook voor anderen opkomt. Voor ons is ze een schat van een dochter.”

 

Stelling: Vroeger keken mensen meer naar elkaar om

Claus: “Weet je wat het is: vroeger kon je bijna niet anders dan naar elkaar omkijken. Ik kom uit een groot gezin; je moest het met elkaar doen. In ons dorp was iedereen gelijk, grote inkomensverschillen waren er niet of leken er niet te zijn. Je hielp elkaar, er was grote solidariteit. Met alle mogelijkheden van vandaag lijkt dat omkijken naar elkaar te verdwijnen. Maar aan de andere kant staan mensen nog steeds voor elkaar klaar als het nodig is.”

Angela: “Er is absoluut iets verschoven, we zijn veel individueler geworden. Niet dat we niet om anderen geven of niet solidair willen zijn, maar het leven is haastig, er wordt veel van je verwacht en gevraagd, waardoor er minder ruimte is voor anderen. Maar zoals mijn vader zegt: als de nood aan de man is, zijn mensen echt wel bereid om elkaar te helpen. Die basis is er gelukkig nog steeds.”

 

Stelling: In Nederland liggen we erg achter qua vrouwenemancipatie

Angela: “Ik denk dat we in Nederland wat betreft vrouwenemancipatie veel verder zijn dan veel andere landen, maar we zijn er nog niet helemaal. Kijk alleen al naar die campagne van laatst, over dat er in Nederland meer ceo’s zijn die Peter heten dan dat er vrouwelijke directeuren zijn. Gelijkwaardigheid is voor iedereen belangrijk, niet alleen voor vrouwen. Zelf heb ik gelukkig nooit moeite gehad om mezelf te bewijzen. Ik sta mijn mannetje wel.”

Claus: “Ik vind vrouwenemancipatie ook belangrijk, vrouwen moeten dezelfde kansen krijgen als mannen. Toch heb ik ook wel paar keer bij mezelf gedacht: gaat het nu om de beste persoon op de juiste plaats, of moet het per se een vrouw zijn? Ik heb er nog weleens mijn twijfels bij of er wat dat betreft altijd goede keuzes gemaakt worden. Dat gezegd hebbende: er mag geen onderscheid zijn in salariëring.”

“Als de nood aan de man is, zijn mensen echt wel bereid om elkaar te helpen”

Stelling: Je mag niks meer zeggen tegenwoordig

Claus: “Nou, volgens mij mag je nog heel veel zeggen, als ik kijk naar wat voor taal ze uitslaan in de Tweede Kamer. Maar er wordt wel meer gelet op wat je zegt en hoe je het zegt. Dat is ook belangrijk. Zolang je elkaar respectvol benadert, denk ik dat je veel kunt zeggen.”

Angela: “Ik vind vrijheid van meningsuiting een groot en belangrijk goed. Maar dat ontslaat ons niet van de plicht om rekening te houden met andermans gevoeligheden. Vrijheid van meningsuiting is geen vrijbrief voor het beledigen van mensen uit andere culturen of met een andere achtergrond. Ik vind het heel belangrijk om je bewust te zijn van tegen wie je het hebt en hoe het overkomt. Ligt iets gevoelig, probeer je dan te verdiepen in wat erachter zit: waarom voelt iemand zich aangesproken, en hoe kan ik het beter doen? Ik denk dat het verrijkend is voor iedereen om je daarin te blijven ontwikkelen.”

 

Stelling: We zijn tegenwoordig erg preuts

Claus: “Nou, in mijn tijd waren we preutser. Als iemand zich in de keuken waste, ging er een theedoek over de radio zodat ‘het mannetje in de radio’ niets zou kunnen zien. Toen er voor het eerst een naakte vrouw op tv te zien was, Phil Bloom in 1967, was dat een hele gebeurtenis. Thuis waren wij gebonden aan de kerk, daar mocht helemaal niets. Als je 12 jaar was, wist je nog niet waar kinderen vandaan kwamen.”

Angela: “Ik ben blij dat seksualiteit nu wel bespreekbaar is. In het gemiddelde tijdschrift wordt er vrij expliciet over geschreven. Dat vind ik goed, het moet niet iets geheimzinnigs zijn, zoals bij mijn vader vroeger. Ook op scholen wordt er veel openlijker over seks gesproken. In die zin denk ik dat we nu minder preuts zijn.”

 

Stelling: De kloof tussen arm en rijk zal alleen maar groter worden

Angela: “Ik ben bang van wel, als je ziet hoe de maatschappij zich ontwikkelt. Het aantal rijke mensen neemt toe, het aantal arme mensen ook. Toch zijn er initiatieven, ook vanuit de rijken, om die kloof te dichten. Hopelijk wordt die beweging groot genoeg om echt een verschil te kunnen maken. Dat is ook noodzakelijk om op langere termijn veel problemen te voorkomen.”

Claus: “In mijn tijd was er overal armoe. In het dorp waar ik woonde was bijna iedereen gelijk, met uitzondering van een aantal notabelen die voor ons gevoel rijk waren. We voelden ons allemaal redelijk arm, maar hadden daar ook weer geen erg in omdat voor iedereen hetzelfde gold. Ik kom uit een gezin van twaalf kinderen en de broeken van de eerste gingen gewoon twaalf kinderen lang mee. Dat is vandaag wel anders. Ik denk ook dat de kloof veel te groot aan het worden is, daar moet absoluut iets aan gedaan worden. Een aantal goudhaantjes zou het goede voorbeeld moeten geven, door hun grote vermogen in te zetten voor goede doelen. Maar het blijft een lastig te verwezenlijken verhaal.”

 

Stelling: Een goed leven is in Nederland voor iedereen haalbaar

Claus: “Wat is een goed leven? Het belangrijkste is dat je gezond en gelukkig bent en dat je rond kunt komen. Of dat voor iedereen haalbaar is, weet ik niet. In de basis wel, maar er zullen altijd mensen zijn die om wat voor reden dan ook nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden.”

Angela: “In theorie is het voor iedereen mogelijk om een dak boven zijn hoofd te hebben en eten te kopen, maar in de praktijk zien we er genoeg voorbeelden van dat het niet zo is. Het hangt ook erg af van je definitie van een goed leven, zoals mijn vader zegt. Het is een combinatie van factoren. Ik kan me voorstellen dat als je niet veel financiële middelen hebt maar wel een rijk sociaal leven, je toch vindt dat je een supergoed leven hebt. Er moet dan wel een bestaansminimum zijn, maar dat is kennelijk ook niet voor iedereen weggelegd, ondanks alle regelingen en subsidies. Dat vind ik schrijnend.”

“Jongeren zijn niet anders dan vroeger, de omstandigheden zijn anders”

Stelling: De jeugd van tegenwoordig heeft het te goed

Claus: “Ik hoor vaak dat de jeugd niet deugt, maar daar ben ik het honderd procent niet mee eens. Jongeren zijn niet anders dan vroeger, de omstandigheden zijn anders. Toen ik jong was, was alles veel duidelijker, we hadden veel minder verleidingen. In mijn tijd wist je niet eens dat er drugs bestonden. De jeugd van nu heeft weinig tegenslagen of armoede gekend – uitzonderingen daargelaten. Ze groeien op met veel meer mogelijkheden dan wij vroeger hadden. Maar maakt ze dat verwend? Nee.”

Angela: “Ook hier geldt: wat is goed? De meeste jongeren kunnen naar school en hebben de mogelijkheid om te studeren. Gelukkig. Financieel denk ik dat ze het wellicht beter hebben dan vroeger. Aan de andere kant: kijk naar wat er allemaal op ze afkomt. Ze hebben twee jaar lang nauwelijks een sociaal leven gehad vanwege de coronacrisis, er hangt ze een klimaatcrisis boven het hoofd waar zij mee moeten dealen en nu is er weer oorlogsdreiging. Voor mijn kinderen van 15 en 16 heeft dit impact op hun leven en de keuzes die ze maken. Zij staan voor heel andere uitdagingen dan mijn vader en ik vroeger. Ik denk dat er tegenwoordig meer aandacht en zorg is voor de jeugd, voor hun individuele behoeftes, ook op school. Er is meer persoonlijke ondersteuning. Is dat té goed? Dat denk ik niet. Het is gewoon goed.”

 

Stelling: Technologische vooruitgang is per definitie goed

Claus: “Ja, het is nodig om steeds nieuwe dingen uit te vinden en te verbeteren. Het maakt veel dingen makkelijker. Aan de andere kant schept het ook afstand.”

Angela: “Ik ben een enorme voorstander van technologische vooruitgang, dat hebben we nodig als je kijkt naar de problemen waar we voor staan, zoals de klimaatcrisis en overbevolking. Daar hebben we gedragsverandering maar ook technologie voor nodig. We kunnen het ons niet veroorloven om stil te staan. Ik denk wel dat we ons bij elke uitvinding goed moeten afvragen: brengt het ons daadwerkelijk verder, of brengt het nieuwe problemen met zich mee?”

 

Stelling: Vroeger was alles beter

Claus: “Ha, als je zo gaat praten word je oud. Vroeger was alles ánders, maar zeker niet beter. Voor mij niet in ieder geval.”

Angela: “Ik vind dat je dat mooi zegt, pap. Alles was anders, en in de toekomst zal alles ook weer anders zijn. Alles is constant in ontwikkeling en dat moet ook. Daar moet je je niet tegen verzetten, dat moet je omarmen

Volgende publicatie:
Jaarverslag 2021: heldere keuzes staan centraal

Jaarverslag 2021: heldere keuzes staan centraal

Gepubliceerd op: 31 maart 2022

Vandaag publiceert APG het jaarverslag 2021. Natuurlijk als pdf, maar ook in de vorm van een fraaie eigen website, waar je uitgebreid kunt lezen hoe we als APG terugkijken op 2021. En hoe we ons als grootste pensioenuitvoerder van Nederland voorbereiden op een ongekende, rigoureuze pensioenhervorming.

 

APG speelt een cruciale rol in die transitie naar een nieuw stelsel. Op 1 januari 2027 moeten alle fondsen zijn overgestapt op het nieuwe stelsel. En sommige fondsen willen al eerder. Dat is snel. Heldere keuzes zijn dus essentieel. Bestuursvoorzitter Annette Mosman zegt hierover in het jaarverslag: “De veranderingen zijn zo enorm dat we heldere keuzes moeten maken. Het nieuwe stelsel is topprioriteit. Dat betekent onder meer dat we bepaalde projecten even op een lager pitje zetten, medewerkers om- of bijscholen en digitaal geschoolde mensen werven.” Lees er meer over in haar voorwoord.

 

Wat kun je verder nog in het verslag vinden?

 

 

Wie we zijn en wat we doen

Als ’s lands grootste pensioenuitvoerder – we bedienen 8 pensioenfondsen en zo’n 4,8 miljoen deelnemers – zetten we al onze kennis en krachten in voor de bouw van een transparant en toekomstbestendig nieuw pensioenstelsel. We transformeren naar een nóg moderner communicatie- en IT bedrijf, en willen ondertussen een kwalitatief hoge dienstverlening bieden.

 

Over APG

 

Een zo goed mogelijk pensioen - in een leefbare wereld

Op weg naar het Pensioen van Straks zetten we alles op alles voor een maximale pensioenwaarde en een gezond rendement. Waarbij duurzaamheid centraal staat in al onze beleggingskeuzes.

 

Onze resultaten in 2021

 

Het belang van onze cultuur

Onze cultuur vertolkt de wijze waarop wij deel uitmaken van de samenleving. De kennis, kunde en het gedrag van onze medewerkers zijn hierbij allesbepalend. De overgang naar het Pensioen van Straks vereist bovendien nieuwe expertises en vaardigheden – waar we hard aan werken.

 

Hoe we met elkaar werken

 

 

Benieuwd naar het hele jaarverslag? Lees hier de pdf.

Volgende publicatie:
“Als ik geld heb, denk ik: yes, uitgeven, nu”

“Als ik geld heb, denk ik: yes, uitgeven, nu”

Gepubliceerd op: 28 maart 2022

Hoe ga je om met werk en geld voor nu en later? Leef je bij de dag of plan je doelbewust je financiële toekomst? In deze Week van het Geld laten we een aantal jongeren aan het woord. Vandaag Maud (13), die al wat verdient met kleine klusjes en zeer bedreven is in geld uitgeven.

 

Maud van Zandwijk (13)

Inkomen: 72 euro per maand

Spaargeld: 180 euro

 

Krijg je zakgeld?

“Ja, ik krijg sinds vorig jaar 22 euro zakgeld en 50 euro kleedgeld per maand. Ik kan thuis ook geld verdienen met huishoudelijke klusjes. Als ik de afwas doe krijg ik 1 euro, als ik de was doe 1,50. Soms motiveert dat me wel.”

 

Heb je nog andere inkomstenbronnen?

“Ik doe wat kleine dingetjes. Zo ‘werk’ ik zo nu en dan in de kantine op school. Als loon krijg ik een gratis broodje, dat bespaart me veel geld. Mijn ouders zeiden: als je het geld dat je met die broodjes bespaart op een aparte rekening zet, is het net alsof je echt betaald krijgt. Dat was een goed idee. Ik doe ook weleens figurantenrolletjes. Daar krijg ik tussen de 30 en 40 euro per keer voor.”

 

Is het alles bij elkaar genoeg?

“Dat zou het wel moeten zijn. Maar omdat het voelt alsof ik zoveel heb, geef ik het nogal makkelijk uit. Er staat nu letterlijk 73 cent op mijn rekening. Halverwege de maand dacht ik: hé, ik heb nog geld. Toen ging ik naar de stad, en daar ging het fout.”

 

Waar geef je je geld aan uit?

“Voornamelijk aan eten en drinken. Thuis hebben we ook lekkere dingen, maar McDonald’s haal je bijvoorbeeld niet zomaar thuis. Het kan wel, met bepaalde bezorgdiensten, maar dan komen de frietjes koud aan. Het is gewoon een fijn gevoel dat ik geen toestemming hoef te vragen en kan kopen waar ik zin in heb. Verder heb ik deze week een kort broekje gekocht omdat het warm zou worden, die kostte 10 euro. En toen zag ik een vestje dat een vriendin van me heeft, dat wilde ik ook: 20 euro. En ineens was mijn geld op. Mijn ouders maakt het niet uit wat ik met mijn geld doe, het is mijn geld. Maar als het op is, is het op. Dan moet ik ook zelf de gevolgen ondervinden en springen ze meestal niet bij.”

 

Het is gewoon fijn dat ik geen toestemming hoef te vragen en kan kopen waar ik zin in heb

Krijg je ongeveer evenveel als vriendinnen, of meer of minder?

“Ik krijg vergeleken met hen wel veel. De meeste vriendinnen krijgen geen kleedgeld.”

 

Spaar je?

“Ja, dat was voor mijn ouders een voorwaarde om me mijn eigen bankpas te geven. Ik heb met ze afgesproken dat ik 10 procent van alles wat ik binnenkrijg wegzet op een aparte rekening. Mijn afblijfrekening, noem ik die. Omdat ik dat nu gewend ben, mis ik die 10 procent niet. Zo spaar ik ongemerkt best wat, het voelt als gratis geld. Op die afblijfrekening staat nu 160 euro. Mijn ouders hebben ook een potje voor me voor later-later, maar ik heb geen idee hoeveel dat is.”

 

Spaar je voor iets specifieks?

“Ik heb nog een ander potje waar 20 euro in zit, dat is voor Amerika. Aan het eind van de zomervakantie gaan we daarheen en dan wil ik geld hebben om Starbucks-mokken te kunnen kopen. Die verzamel ik, en iedere stad heeft zijn eigen mok. Dan heb ik iets bijzonders.”

 

Kun je goed met geld omgaan?

“Nee. Na drie dagen heb ik mijn zak- en kleedgeld er meestal al doorheen gejaagd. Als ik geld heb, denk ik: yes, uitgeven, nu. Ik maak steeds weer dezelfde fout en leer er niet van.”

 

Wat wil je later worden?

“Ik wilde editor worden, maar dat doe ik nooit meer, dus ik denk niet dat ik dat nog wil. Misschien kan ik nog wat figurantenrollen doen, of iets sociaals, of in de horeca ofzo. Ik heb weleens vrijwilligerswerk gedaan met mijn moeder in een bioscoop en dat vond ik heel leuk.”

 

Maakt het je uit hoeveel je later gaat verdienen?

“Ja, ik vind het wel belangrijk dat ik goed verdien, want ik wil niet op straat belanden. Het zou fijn zijn als ik rond kan komen.”

Vind je geld belangrijk?

“Meestal wel. Je hebt het nu eenmaal nodig als je dingen wilt kopen of iemand moet afbetalen. Als je dat niet kunt, is dat best wel rot. Ik leen vrij vaak geld van vriendinnen als ik door mijn maandbedrag heen ben en zij iets verstandiger met hun geld zijn omgegaan. Dat vinden ze meestal prima, zolang ik maar snel terugbetaal. En dat doe ik ook wel.”

 

Maakt geld gelukkig?

“Af en toe wel, af en toe niet. Het geeft je vrijheid om alles te kunnen kopen waar je zin in hebt. Als je arm bent, kun je niet alles doen en hebben wat je hartje begeert. Aan de andere kant lijkt het me ook niet zo geweldig als je alles hebt. Wat moet je dan met al je geld? Ik heb ook eens gehoord dat je heel eenzaam wordt als je zoveel geld hebt dat je niet meer hoeft te werken, omdat je vrienden dan bijvoorbeeld nog wel moeten werken en zij nooit tijd hebben om met je af te spreken.”

 

Maak je je zorgen over je financiële toekomst?
“Af en toe wel, dan denk ik: hóe ga ik surviven als ik het straks alleen moet doen? Nu is het al zo dat je soms niet wordt gekozen voor een figurantenrol, straks kan dat ook zo zijn met een echte baan. En als je dan niet wordt gekozen, kun je mooi je huur niet betalen. Mijn moeder heeft al gezegd: op je 18de ga je lekker het huis uit. Misschien kan ik afspreken dat mijn ouders mijn huur dan betalen, als ze me zo graag weg willen hebben.”

 

Je pensioen is nog héél ver weg, wat weet je er al over?

“Dat je wel geld binnenkrijgt, maar niet meer hoeft te werken, zoiets dacht ik. Als ik denk aan pensioen, denk ik aan oude mannen die aan het golfen zijn met van die petjes op.”

Volgende publicatie:
Wat gebeurt er als een land failliet gaat?

Wat gebeurt er als een land failliet gaat?

Gepubliceerd op: 25 maart 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week.

 

Deze keer: Sjacco Schouten, Head of Emerging Market Debt, over de vraag wat de gevolgen zijn als een land als Rusland niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. “Ook in economische zin is het een scenario dat alleen maar verliezers kent.”

 

Begint maart sprak een aantal kredietbeoordelaars de verwachting uit dat Rusland door de westerse sancties mogelijk op korte termijn niet meer aan zijn betalingsverplichtingen (rente en aflossing van de staatsschuld) zou kunnen voldoen. Russische staatsobligaties kregen een zogeheten ‘junk’-status, wat min of meer betekent dat schuldeisers de kans groot achten dat ze een flink gedeelte van hun geld niet meer terugzien. Het roept de vraag op wat er met een land gebeurt, bij zo’n ‘faillissement’. Wanneer is daar sprake van? En wat zijn de gevolgen?

 

De eerste vraag blijkt relatief makkelijk te beantwoorden. Schouten: “Normaliter vinden rentebetaling en aflossing op staatsobligaties plaats op vooraf vastgestelde data. Als een land zo’n datum mist, gaat eerst een grace period in, waarin het de kans krijgt de betaling alsnog te doen. Gebeurt dat niet, dan gaat het land officieel in default.

 

Zo goed als nul

Het antwoord op de tweede vraag – over de gevolgen van zo’n default – is een stuk gecompliceerder, omdat er nogal wat mitsen en maren bij komen kijken.

 

“Als een land officieel in default is, treden allerlei processen in werking. Meestal zal een overheid een herstructurering voorstellen aan de obligatiehouders, waarbij afspraken worden gemaakt over ‘hoe verder’. Welke dat zijn, hangt af van de voorwaarden van de obligatie en van de wet van het land waaronder de obligaties zijn uitgegeven. In het meest extreme geval, als een land écht niet meer wil of kan betalen, zijn houders mogelijk genoodzaakt hun obligaties volledig af te schrijven, naar zo goed als nul. De prijs zal niet helemaal naar nul gaan, omdat je nooit honderd procent kunt uitsluiten dat er op een bepaald moment toch nog geld terugkomt.”

 

Rusland heeft dat punt echter nog niet bereikt. Het land heeft tot nu toe nog geen betalingen gemist. Als dat in de toekomst wel het geval is, zal dat eerder komen door de sancties die betalingstransacties onmogelijk maken of door de betalingsbereidheid van Rusland, dan dat het aan zijn vermogen ligt om aan de financiële verplichtingen te voldoen. “Met alle olieopbrengsten zou Rusland daartoe prima in staat moeten zijn. Of het dat op de lange termijn ook wil blijven doen, is een tweede. Wat dat betreft zou een onderscheid in voorwaarden kunnen ontstaan tussen beleggers die wel aan herstructurering willen meedoen en houders die dat door toedoen van sancties niet willen of kunnen. Hiermee krijgt Rusland de kans om ‘vriendelijke’ landen gunstigere voorwaarden te geven dan ‘onvriendelijke’ landen.”

 

Voorgetrokken

In principe geldt voor obligatiehouders echter het pari passu principe, wat inhoudt dat ze gelijk behandeld moeten worden. Schouten: “In beginsel kunnen obligatiehouders uit een bepaald land niet voorgetrokken worden. Wel kunnen de voorwaarden van obligaties die zijn uitgegeven onder lokale wetgeving, verschillen van de voorwaarden van staatsleningen die zijn uitgegeven onder internationale wetgeving. Naast het wetgevingsaspect spelen bij een eventuele herstructurering van de Russische staatsschuld nog veel meer factoren een rol. Bijvoorbeeld de valuta waarin een obligatie is uitgegeven – dollars of roebels. Bovendien is het voor bepaalde beleggers simpelweg verboden om überhaupt nog betalingen te ontvangen van Rusland, of betalingen te doen aan Russische entiteiten. Al die factoren samen maken een herstructurering in het geval van Rusland heel complex.”

 

Gevolgen

Wat zijn de gevolgen als Rusland zou besluiten om obligatiehouders niet meer te betalen?

 

“In dat geval zou het land nog verder in een isolement geraken en beperkt worden in de toegang tot de kapitaalmarkten. Op de korte termijn kan Rusland veel opvangen via zijn oliereserves en inkomsten uit olie- en gasleveringen. In grote lijnen weet het zijn economie nu nog redelijk draaiende te houden. Maar in de komende maanden zal de Russische economie naar verwachting krimpen en wordt de financiële situatie van het land problematischer. In hoeverre het land dan een verdere economische krimp kan tegenhouden, hangt af van de bereidheid van andere landen om Rusland te helpen. Die valt niet uit te sluiten. Zelfs als alle westerse landen – zoals de VS – Russische olie in de ban doen, kan Rusland nog steeds olie aan andere landen verkopen.”

 

‘Adding insult to injury’

Niettemin lijkt Rusland economisch gezien een doemscenario boven het hoofd te hangen. “Wat voedsel betreft zou Rusland in staat moeten zijn voor een groot gedeelte in de eigen behoefte te blijven voorzien. Maar als de levering stopt van alles wat het land importeert – technologie, computers, chips en noem maar op – dan komen grote delen van de economie tot stilstand. De gemiddelde Rus gaat terug in de tijd. Hij kan er misschien overheen komen dat hij niet meer naar McDonald’s kan, maar toegang tot bijvoorbeeld technologische kennis en bepaalde onderdelen, is van groot belang om een economie draaiend te kunnen houden en te ontwikkelen.”

 

Adding insult to injury, daar komt het op neer als Rusland een wanbetaler zou worden. Schouten: “De sancties brengen al schade toe aan de economie. De bevolking wil nu al dollars in de zak hebben in plaats van roebels. In het geval van een default wordt er een hele cyclus getriggerd, waarbij de Russische economie naar verwachting in een diepe recessie terechtkomt, met hoge inflatie. Ook in economische zin is het een scenario dat alleen maar verliezers kent.”

Volgende publicatie:
De invasie van Oekraïne vormt een aanslag op onze fundamentele waarden

De invasie van Oekraïne vormt een aanslag op onze fundamentele waarden

Gepubliceerd op: 14 maart 2022

Meer dan twee weken. Zo lang duurt de oorlog in Oekraïne nu. Een oorlog die we tot voor kort bijna niet voor mogelijk hadden gehouden. Nu bereiken de verschrikkelijke beelden ons elke dag. De gevolgen zijn niet te overzien, maar het is duidelijk dat deze oorlog ingrijpende humanitaire, geopolitieke en economische langetermijngevolgen heeft voor de hele wereld.


De Oekraïners hebben nu directe en concrete hulp nodig. Dus wat zijn woorden waard, in een situatie als deze? Wat hebben degenen die direct geraakt worden door deze oorlog, aan die woorden? Een statement verandert niets aan hun situatie. Maar tegelijkertijd staan we als APG midden in de maatschappij en zijn we betrokken bij wat er leeft. We staan voor langetermijn inkomenszekerheid, maar altijd vanuit een duurzaam perspectief op de mens, het klimaat en de aarde. De invasie van Oekraïne door Rusland vormt een aanslag op dat perspectief en de waarden die daarbij horen.  


Solidariteit is een belangrijk deel van het fundament onder het Nederlandse pensioenstelsel en daarmee een belangrijke, inherente waarde voor APG. Die waarde telt nu nóg zwaarder. Allereerst zijn onze gedachten bij de slachtoffers, de Oekraïners die huis en haard hebben moeten verlaten en degenen die nu direct lijden onder het oorlogsgeweld. We denken ook aan onze medewerkers uit Oekraïne, Rusland en Belarus, die er familie en vrienden hebben wonen of die op een andere manier geraakt worden door deze oorlog. Als werkgever zullen we er alles aan doen om hen de ondersteuning, de begeleiding en de aandacht te geven die ze verdienen. De ogenblikkelijke solidariteit die we hebben zien ontstaan in onze samenleving en in Europa, signaleer ik ook in de organisatie van APG. Collega’s van diverse nationaliteiten willen de getroffenen helpen en hebben daarvoor initiatieven opgezet.


Vanuit de raad van bestuur kijken we vanzelfsprekend naar wat dit conflict betekent voor de klanten van APG. De pensioenfondsen en deelnemers waarvoor wij werken, kunnen rekenen op het vereiste advies en de acties die daaruit voortvloeien. De beslissing die bpfBOUW, ABP en SPW hebben genomen om hun beleggingen in Rusland (minder dan 1 procent van het totaal) te verkopen, is daar een voorbeeld van.


Hoewel de impact in de verste verte niet te vergelijken is met de gevolgen voor direct getroffenen, zijn we allemaal geraakt door wat er nu in Oekraïne gebeurt. We zijn verbijsterd, bezorgd en ons collectieve gevoel van veiligheid is plotseling aan het wankelen gebracht.  Het verdwijnen van de vanzelfsprekendheid van vrijheid en veiligheid doet ons beseffen hoe fundamenteel bepaalde waarden voor ons zijn. Ze staan onder druk, maar de eensgezindheid waarmee de samenleving reageert, laat ook zien dat we nog steeds bereid zijn om ons sterk te maken voor die waarden.

 

 

Annette Mosman, voorzitter raad van bestuur APG

Volgende publicatie:
“De blockchain heeft geen helpdesk of verzekering”

“De blockchain heeft geen helpdesk of verzekering”

Gepubliceerd op: 24 februari 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Portfolio Manager Jean-Paul Koopmans over de vraag of non-fungible tokens (NFT’s) de toekomst hebben of slechts een hype zijn.

Twee ton betalen voor een digitaal plaatje van een aap met een petje op en een pizzapunt in z’n mond. In de wereld van de non-fungible tokens kijkt niemand er meer van op. In dit geval krijg je door het digitale eigendomsrecht op het plaatje ook toegang tot een exclusieve virtuele club: de Bored Ape Yacht Club. De apenplaatjes behoren tot de duurste NFT’s van dit moment, in een markt waar vorig jaar voor 44 miljard dollar werd verhandeld. Handel in voorwerpen die alleen digitaal bestaan. Kort gezegd is een non-fungible token een digitaal eigendomscertificaat van een voorwerp of gebeurtenis. Dit certificaat staat geregistreerd op de blockchain: een enorme database die wereldwijd over vele computers is verdeeld. Je koopt zo’n token met ethereum of een andere cryptomunt op een digitale marktplaats zoals OpenSea.

De waarde van een NFT wordt bepaald door de toepassing die het biedt, legt Koopmans uit. Denk aan toegang tot een virtuele club of een digitaal kledingstuk of attribuut dat je kunt gebruiken voor je digitale avatar in een computerspel. Biedt een NFT geen concrete toepassing? “Dan kun je er eigenlijk alleen maar mee pronken dat je de rechtmatige eigenaar bent, of het doorverkopen op een handelsplatform.” De mogelijkheid om het te verhandelen via de blockchain heeft de NFT gemeen met een cryptomunt. Maar daar houdt de vergelijking ook op. Een cryptomunt is in de eerste plaats een betaalmiddel waarmee je bijvoorbeeld digitale transacties kunt bekostigen, terwijl een NFT een unieke registratie van een goed is.


Speculatief

“NFT’s worden gemint. Tijdens dat proces zijn mensen in de race om een virtueel werk te bemachtigen, bijvoorbeeld een plaatje van een aap,” aldus Koopmans. “In het geval van de Bored Ape Yacht Club ging het om 10.000 verschillende plaatjes. Die hadden unieke kenmerken, en hoe zeldzamer de kenmerken, hoe populairder het plaatje. Maar het is volstrekt willekeurig of je een plaatje krijgt dat populair blijkt te zijn of juist niet. En dat is meteen een groot nadeel van de handel in NFT’s: het is hoogst speculatief en dus heel moeilijk er waarde aan toe te kennen. Daarin verschilt het van asset management, waar we gebruikmaken van berekeningen die aantonen hoeveel een bedrijf ongeveer waard is. Die methodes zijn breed geaccepteerd. Elke NFT is daarentegen uniek en dus moet je maar raden hoeveel zo’n plaatje waard is of kan worden. Er worden ook steeds nieuwe collecties van die tokens uitgegeven en 99 procent daarvan is waardeloos. Ik zie het daarom zeker als een hype. Net zoals voetbalplaatjes en postzegels ooit een hype waren.”

Toch ziet Koopmans wel degelijk toekomst voor de NFT’s. “Wat een notaris doet in Nederland kan volledig gedigitaliseerd worden op een blockchain. Dan wordt de eigendomsakte van een appartement een NFT. Dat kan flinke gevolgen hebben voor huizenbezit. Bij de notaris is het nu lastig om een eigendomsakte te verdelen in meerdere kleinere akten. Een NFT maakt het juist makkelijk om bijvoorbeeld een huis op te splitsen onder meerdere eigenaren. De maandelijkse huuropbrengst wordt dan via de blockchain onder hen verdeeld. Dat scheelt je notariskosten én je maakt zaken die heel illiquide zijn liquide. Zo kun je een huis van bijvoorbeeld vijf ton verdelen over 100 NFT’s met een waarde van 5000 euro per stuk. Voor mij zou dat een hele mooie, nette toepassing zijn van het principe van NFT’s. Maar vooralsnog heeft een NFT geen juridische basis en de handtekening van een notaris wel.”

De technologie is robuust maar laat geen ruimte voor fouten aan de kant van de gebruiker

Blockchain
De vraag is wel of het handelen met een NFT veilig is. “Als een naam of adres op de eigendomsakte verkeerd staat, kun je de notaris bellen die het vrij gemakkelijk kan corrigeren. Maar de blockchain heeft geen helpdesk of verzekering. Dat betekent dat als je de NFT van je duurbetaalde plaatje van een aap per ongeluk naar een verkeerde digitale portemonnee stuurt, je het kwijt bent. Een fout wordt dus hard afgestraft. En dat is niet theoretisch. Zo was er een paar dagen geleden een hack op OpenSea waardoor de apenplaatjes, door middel van een phishingmail, van het ene naar het andere account konden worden gestuurd. Zelfs OpenSea kan dat niet terugdraaien, want op de blockchain is alles immutable, oftewel onveranderlijk. Met andere woorden: de technologie is robuust maar laat geen ruimte voor fouten aan de kant van de gebruiker. Blockchain kan wel als meer open worden ervaren.” Dat open karakter schuilt er onder meer in dat er dag en nacht kan worden gehandeld in NFT’s en dat er nog geen regels zijn die de handel beperken.

Het gebrek aan een juridische basis en de veiligheidsrisico’s weerhoudt een institutionele belegger als APG er ook van om te investeren in NFT’s. “Voordat de Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten er toestemming voor geven, zal er nog door aardig wat hoepels moeten worden gesprongen,” aldus Koopmans. “Om het breed toepasbaar te maken, moet er sowieso nog veel onderzoek naar worden gedaan. We zitten nu nog duidelijk in een experimenteerfase. Wellicht komt het in een stroomversnelling als de digitale euro zijn intrede doet. Het valt of staat ook met de vraag of er een community achter staat. Maar die ontstaat pas als NFT’s concreet kunnen worden toegepast. Ik ben belegger dus voor mij zou een toepassing zijn als er een kasstroom uit zo’n digitaal eigenaarschap komt. Dan heb ik het bijvoorbeeld over muziekfragmenten of nieuwsfoto’s waarvan de NFT’s kunnen worden verhandeld.”

Van Gogh
Zoiets gebeurt nu al in de wereld van digitale kunst, waar ze duidelijk vooroplopen als het om digitaal eigendom gaat. “Het opent veel mogelijkheden voor kunstenaars om meer grip te krijgen op wat er met hun creaties gebeurt, want een NFT staat toe dat bij een transactie een deel van de verkoopsom teruggaat naar de artiest. Als Van Gogh een kunstwerk verkocht, kreeg hij maar één keer een bedrag en hoogstens wat naamsbekendheid. Door NFT kan een kunstenaar elke keer bijvoorbeeld 5 procent van de transactiesom verdienen. Zo ontstaat er dus een kasstroom uit kunst. Hetzelfde geldt als je het digitale eigendomsrecht op een liedje verkoopt. Iedereen die het liedje gebruikt moet daarvoor een bedrag betalen dat terechtkomt bij de eigenaar van het liedje en bij de artiest. Zo kun je platenmaatschappijen buitenspel zetten.”

 

Volgende publicatie:
“Uitspreken steun pensioenakkoord door kabinet is goed nieuws"

“Uitspreken steun pensioenakkoord door kabinet is goed nieuws"

Gepubliceerd op: 17 december 2021

De maatregelen in het woensdag gepresenteerde coalitieakkoord zijn in sommige gevallen nieuw en ambitieuzer dan bij de vorige kabinetsperiode - bijvoorbeeld op het gebied van klimaat en onderwijs. En in sommige gevallen gaat het verder op de ingeslagen weg. Dat is in ieder geval op pensioengebied goed nieuws. Zeggen APG’s Gert Dijkstra, managing director Nederlandse beleggingen en beleidsmedewerker Nick van de Sande in hun eerste reactie op het akkoord.

 

Het nieuwe kabinet omarmt de afspraken uit het pensioenakkoord uit 2019. Daarover schrijven de coalitiepartijen VVD, D66, CDA en ChristenUnie: ‘We voeren het pensioenakkoord uit voor een goed en fatsoenlijk pensioen voor alle generaties.’

 

“Die opnieuw uitgesproken steun voor het pensioenakkoord is erg fijn”, zegt Van de Sande, “Maar dat hadden we ook wel een beetje verwacht.” Net als de rest onder het kopje pensioen trouwens. “Inderdaad: weinig verrassends rondom het tweedepijlerpensioen. Maar ook dat is goed nieuws. We hopen dat het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen snel wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Dat gebeurt naar verwachting in het voorjaar van 2022. Zo kunnen we op koers blijven om het nieuwe pensioenstelsel op tijd – uiterlijk 1 januari 2027 – geïmplementeerd te hebben.”

 

AOW en minimumloon

Wel veranderen de plannen voor de AOW (Algemene Ouderdomswet): nu is die gekoppeld aan het minimumloon. Dus wanneer het minimumloon omhoog gaat, dan stijgen de AOW-bedragen evenveel mee. Die koppeling wil het nieuwe kabinet loslaten. Het minimumloon wil het kabinet in stapjes verhogen met 7,5%. Maar de AOW gaat niet automatisch ook 7,5% omhoog. Ter compensatie gaat de (inkomensafhankelijke) ouderenkorting omhoog. Dat is een korting op de belasting voor mensen die AOW-ontvangen. Van de Sande: “Met hoeveel de ouderenkorting gaat stijgen moet nog worden uitgewerkt. Dat geldt overigens voor de meeste plannen uit het coalitieakkoord. De precieze uitwerking en impact van dit akkoord zal in de loop van 2022 duidelijk worden.”

 

Positief

In het akkoord presenteert de coalitie ook een behoorlijke set aan klimaatmaatregelen. Zo wordt er een fonds van 35 miljard euro opgetuigd voor de energietransitie, en nog eens een van 25 miljard voor onder meer veranderingen in de landbouw en vermindering van stikstofuitstoot. Ook komen er twee kerncentrales bij. Dijkstra: “Het zijn ontzettend veel plannen. Ik ben dan ook zeer benieuwd of en hoe dat allemaal werkelijkheid kan worden. Maar toch: de aandacht voor klimaat en duurzaamheid vind ik positief. Goed dat er een minister voor Klimaat en Energie wordt aangesteld bijvoorbeeld. En ik zie ook mogelijkheden voor APG en onze fondsen. Het geld voor dat transitiefonds bijvoorbeeld, wordt geleend op de kapitaalmarkt. Daar kunnen we een rol spelen.”

 

Dat geldt ook, zegt Dijkstra, voor de extra investeringen die het kabinet wil doen in infrastructuur. Bijvoorbeeld in de Lelylijn: de nieuwe spoorlijn naar het noorden. “Ik vind het interessant om naar mogelijkheden te kijken om dat mee te financieren. Dat zou passen in APG’s ambitie van publiek-private investeringen in het Nederland van straks.”

Volgende publicatie:
Veranderen de vooruitzichten nu corona een blijvertje lijkt?

Veranderen de economische vooruitzichten nu corona een blijvertje lijkt?

Gepubliceerd op: 3 december 2021

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: chief economist Thijs Knaap over de vraag of de economische vooruitzichten moeten worden bijgesteld nu corona nog lang onder ons lijkt te blijven.

 

Een kleine twee jaar na de uitbraak van corona zit Nederland door toenemende besmettingscijfers weer in een lockdown. Tegelijkertijd komen er berichten uit zuidelijk Afrika over een nieuwe coronavariant. Dachten we eind 2020 nog dat de vaccins het virus eronder zouden krijgen, nu lijkt die hoop te vervliegen. Wat betekenen de nieuwe ontwikkelingen rond corona voor het overheidsbeleid, het consumentenvertrouwen en de financiële markten? “Wanneer de overheid besluit de steun te stoppen, wordt het echt een minder positief verhaal en is een economische klap met faillissementen en oplopende werkloosheid onvermijdelijk,” aldus Knaap.

 

Impact

Toen corona voor het eerst om zich heen greep, had Nederland veel profijt van de steunmaatregelen van de Nederlandse overheid. Ook centrale banken kwamen in actie, waardoor de impact op bedrijven en financiële markten lager was dan verwacht. Het aantal faillissementen is tot op de dag van vandaag zelfs historisch laag. Beleggers raakten hun geld niet kwijt, omdat bedrijven dankzij de steun konden overleven. Knaap: “Steunmaatregelen van de overheid zijn logisch bij een tijdelijke crisis, waar we tot voor kort corona nog onder schaarden. Maar je kunt je voorstellen dat de regering op een gegeven moment denkt: ‘het is mooi geweest’. Want je kunt niet tot het einde van de eeuw bedrijven overeind houden die in de nieuwe situatie eigenlijk geen bestaansrecht hebben.” Voor de economische vooruitzichten hangt dus veel af van wat de Nederlandse overheid en andere landen de komende tijd besluiten.

 

Hoe langer de lockdown in stand blijft, hoe slechter voor de economische dynamiek. “Uiteindelijk heb je mensen nodig die gaan ondernemen. Maar wie gaat er nu in deze tijd een restaurant openen? De economie krijgt hoe dan ook een tik. Dat pleit er ook voor de steunmaatregelen niet af te bouwen, zodat de bestaande bedrijven in ieder geval niet failliet gaan,” zegt Knaap. Voordeel voor Nederland is dat het nog steeds geld toe krijgt wanneer het obligaties uitgeeft. “Dat kunnen we nog jaren blijven doen zonder dat we er iets van merken.” Voor andere landen, en zeker de opkomende economieën, is de situatie penibeler.

 

Consumenten

Het consumentenvertrouwen speelt ook een rol in de economische vooruitzichten. “Economische groei ontstaat wanneer bedrijven winst maken en dat doen ze als ze genoeg spullen verkopen aan consumenten. Dat was de afgelopen periode lastig door problemen met de aanvoer van producten. Wel was er de afgelopen tijd veel vraag naar producten en diensten, omdat consumenten tijdens corona geld hebben opgepot doordat ze niet naar het café of op vakantie konden,” aldus Knaap. “De nieuwe lockdown vormt voor veel mensen toch weer een tegenslag, met de kapper en theaters die eerder moeten sluiten. Dat leidt tot minder consumentenvertrouwen waardoor consumenten voorzichtiger worden met uitgaven. En dat is nooit goed voor de economie.”

 

Schok

Het nieuws van de omikronvariant leidde al tot dalende beurskoersen. Wat zegt dat over de vooruitzichten op de beurs? “Beleggers hebben altijd de vorige schok nog in hun hoofd,” stelt Knaap. Die was in maart 2020. Maar na eerst fors onderuit te zijn gegaan, stegen de beurzen tot recordhoogtes. Mogelijk verwachten beleggers ook ditmaal dat de nieuwe uitbraak niet zal leiden tot een economische crisis. Toch houdt Knaap er rekening mee dat het anders uitpakt dan de vorige keer. “De dalende koersen zouden nu langer aan kunnen houden, omdat we corona niet meer als iets tijdelijks zien.” Moeten we daarom de economische verwachtingen bijstellen? “Het verhaal verandert nu wel. De vorige verhaallijn begon met de pandemie waarna de vaccinaties volgden en we binnen twee jaar economisch herstel met hoge groei verwachtten.” Die kans op snel herstel lijkt nu door de laatste ontwikkelingen ineens een stuk verder weg.

 

De komende weken wordt duidelijk of dit een laatste oprisping van het virus is en het blijft bij een korte lockdown. Dan is de kans groot dat de positieve economische verwachtingen van een paar weken geleden stand kunnen gehouden. Ook doordat de overheid nog lang kan bijspringen en de beurskoersen, na het opduiken van de omikronvariant, niet buitengewoon hard zijn gedaald. Toch zorgt de nieuwe lockdown voor onzekerheid, onder meer bij consumenten. Hoe langer corona onder ons blijft, hoe groter de kans dat de overheid op een gegeven moment haar ruimhartige steunbeleid stopt, waardoor het aantal faillissementen en de werkeloosheid stijgen en ook de beurzen een optater krijgen. Het verhaal is dus nog niet afgelopen.

Volgende publicatie:
La dolce vita, maar niet voor de pensionado

La dolce vita, maar niet voor de pensionado

Gepubliceerd op: 26 november 2021

Het op één na beste pensioenstelsel ter wereld. Dát hebben we in Nederland, volgens de jaarlijks gepubliceerde Mercer CFA Institute Global Pension Index, waarin 43 landen worden meegenomen. Doen ze het in andere landen dan zo slecht? Elke twee weken duiken we in het stelsel van een specifiek land, twintig weken lang. Aflevering twee: Italië.

 

Waar kun je beter je oude dag slijten dan in het land waar la dolce vita is uitgevonden? Italianen genieten gemiddeld lang van hun pensioen: mannen 20,7 jaar, vrouwen 25,7 jaar. Dat komt deels door de hoge levensverwachting, maar ook doordat Italianen gemiddeld op hun 64ste stoppen met werken. De wettelijke pensioenleeftijd is er sinds 2019 voor iedereen 67. Eerder mochten mannen op hun 65ste met pensioen, en vrouwen, opmerkelijk genoeg, op hun 60ste al.

 

Tot in de hemel

Tot 1992 groeiden de bomen in Italië tot in de hemel. Je mocht na 35 jaar werken met vervroegd pensioen (ambtenaren al na 20 jaar en getrouwde vrouwelijke ambtenaren zelfs na 15 jaar), mét behoud van je laatstverdiende salaris. Tegenwoordig moeten mannen 42 jaar en 10 maanden premie hebben betaald om aanspraak te kunnen maken op vervroegd pensioen, en vrouwen 41 jaar en 10 maanden.

 

Net als in Duitsland leunen de Italianen voor hun oude dag grotendeels op het pensioen uit de eerste pijler. Deze bestaat uit een basisouderdomspensioen (‘vecchiaia’) en een uitkering die afhangt van je arbeidsverleden en premie-inleg (‘anzianità). Recente aanpassingen hebben de toekomstige uitkeringen minder hard gemaakt. De kans dat de daadwerkelijke uitkering lager uitvalt, is dus groter geworden. Het aandeel van het tweedepijlerpensioen (opbouw van pensioen via een bedrijfstak- of ondernemingspensioenfonds) in de totale pensioensom is in Italië gering (1 procent).

 

Vergrijzing hakt erin

De pensioenuitgaven drukken zwaar op het Italiaanse overheidsbudget. Volgens schattingen van de Algemene Rekenkamer zullen ze in 2022 een piek bereiken van 15,9 procent van het bruto binnenlands product (BBP). In Nederland maakt de AOW iets minder dan 5,4 procent van het BBP uit (2020) en in 2040 is dat naar verwachting ruim 6,5 procent. En aangezien het grootste deel van de Italiaanse pensioenen gefinancierd is op basis van omslag (de werkenden betalen met zijn allen de oude dag van de gepensioneerden) zal de vergrijzing in Italië er de komende jaren in gaan hakken. Een kleiner aantal werkenden moet immers het pensioen voor een groeiende groep gepensioneerden opbrengen.

Op ‘houdbaarheid’ scoort Italië in de Mercer Index dan ook het slechtst van alle (43) onderzochte landen. Voor jongeren is dat een weinig aanlokkelijk perspectief. Het moet immers nog maar blijken of er straks nog genoeg voor hen in de pensioenpot zit.  

 

Het Italiaanse pensioenstelsel: Facts & figures

 

Waardering in de Mercer CFA Institute Global Pension Index 2021: C-Grade (“Een systeem met een aantal goede eigenschappen, maar ook grote risico’s en tekortkomingen. Als deze niet worden aangepakt, is het de vraag of het systeem op de lange termijn houdbaar en adequaat is.”).


Inrichting: driepijlerstelsel


Financiering: grotendeels omslaggefinancierd. Voor een zeer klein deel kapitaalgedekt, waarbij het gaat om Defined Contribution (DC) regelingen waarvoor ondernemingen individueel zorgen (bij een DC-regeling wordt de hoogte van de pensioenuitkering op het moment van pensioneren vastgesteld, afhankelijk van de ingelegde premie en het beleggingsrendement dat daarop is behaald).


Mediaan pensioen: 80 procent van het gemiddeld looninkomen. Mediaan wil in dit geval zeggen: de helft van de pensioenen bedraagt minder dan 80 procent van het gemiddeld looninkomen en de helft van de pensioenen bedraagt meer dan 80 procent van het gemiddeld looninkomen.


Mediaan pensioen eerste pijler (2019): 13,194.35 euro
Gemiddeld pensioen tweede pijler: zo goed als nul
Adequaatheid (Mercer ranglijst): 16e
Houdbaarheid (Mercer ranglijst): 43e (laatste)
Integriteit (Mercer ranglijst): 22e

 

Volgende publicatie:
APG investeert in Chinees zorgvastgoed

APG investeert in Chinees zorgvastgoed

Gepubliceerd op: 15 november 2021

APG begint samen met CBC Group, de grootste zorginvesteerder van Azië, een platform voor zorgvastgoed in de Chinese markt. Om tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar zorg, onder meer door vergrijzing, investeert CBC Healthcare Infrastructure Platform (CBC HIP) in zorgvastgoed zoals ziekenhuizen, verzorgingshuizen en medische onderzoeks- en productiefaciliteiten.

 

De Chinese uitgaven aan gezondheidszorg verdubbelen naar verwachting tot ruim 1.700 miljard euro tegen 2026. Het is dan ook een lucratieve groeimarkt, waarbij vastgoed een essentiële rol speelt, menen APG en CBC Group. “De zorguitgaven in China per hoofd van de bevolking lopen op dit moment nog achter bij die in andere ontwikkelde economieën,” aldus Dominic Doran, Director Private Real Estate Asia Pacific. “Verwacht wordt dat niet alleen de overheid meer geld in gezondheidszorg zal steken, maar ook de gemiddelde Chinees, omdat die meer te besteden krijgt. Dat is een langetermijntrend, en aangezien APG een langetermijninvesteerder is, sluiten investeringen in zorgvastgoed mooi aan bij onze strategie.”


Aantrekkelijk
Belangrijk is ook dat de Chinese overheid de regels voor onderzoek, testen en productie van medicijnen recent gelijk heeft getrokken met wat internationaal gangbaar is. Daardoor is het voor investeerders aantrekkelijk geworden te investeren in Chinees onderzoek naar medische toepassingen. Mede om die reden heeft het partnerschap tussen CBC Group en APG het bedrijf China Life Science Infrastructure Venture (CLSIV) opgericht, het eerste concrete resultaat van het platform. CLSIV wist in een eerste ronde ruim 430 miljoen euro aan investeringen op te halen. Doel is om uiteindelijk tot een bedrag van zo’n 1,3 miljard euro te komen. “Medische doorbraken die voortkomen uit onderzoek in onze faciliteiten kunnen wereldwijd van belang zijn en dat is positief voor het rendement van CLSIV,” zegt Doran.

CLSIV richt zich in China op de ontwikkeling van toekomstbestendige faciliteiten voor de zogenoemde life sciences (biomedische wetenschappen). Deze sector is nu nog vooral groot in het westen, waar bekende spelers als Pfizer en GlaxoSmithKline hun thuisbasis hebben. “Het is moeilijk om nu een vergelijkbaar Chinees bedrijf te noemen. Maar we verwachten dat binnen afzienbare tijd in China ondernemingen zullen ontstaan die even bekend worden als de grote westerse farmaceuten”, meent Doran. Ook omdat het belang van life sciences verder zal toenemen. “Door de vergrijzing, maar ook doordat veel mensen extra zorg nodig hebben vanwege een ongezonde levensstijl. En door corona is alles wat met vaccins en medisch onderzoek te maken heeft nog belangrijker geworden.”


Strategisch

De Chinese overheid beschouwt life sciences dan ook als een strategisch belangrijke sector. Beijing stelt daarom graag grond beschikbaar aan partijen die daarop biomedische faciliteiten willen ontwikkelen. Veel grond die CLSIV zal kopen, zal daarom van de Chinese overheid komen. De onderneming heeft al 1 miljoen vierkante meter (zo’n 140 voetbalvelden) aan grond in Shanghai gekocht. In de toekomst wil het land aankopen en medische faciliteiten ontwikkelen in andere Chinese metropolen als Beijing en Wuhan. Mogelijk breidt het platform CBC HIP later uit buiten China en zelfs mogelijk buiten Azië, al zal dat laatste lastig zijn, erkent Doran. “Een aantal jaar geleden probeerden grote Amerikaanse biomedische bedrijven voet aan de grond in Azië te krijgen, maar dat bleek moeilijk. Ik verwacht dat het voor Aziatische bedrijven ook moeilijk zal zijn marktaandeel in Amerika en Europa te veroveren.”


Om voet aan de grond te krijgen op de net geopende Chinese zorgmarkt is de samenwerking van APG met CBC Group belangrijk. De Aziatische investeerder geldt als een belangrijke speler in China en is ervaren in de samenwerking met medische wetenschappers en ondernemers. “Met CLSIV hebben we voor zover bekend het eerste investeringsvehikel dat zich begeeft op de Chinese zorgmarkt,” stelt Doran. “Partijen die vastgoed nodig hebben, zullen ons daarom zeker weten te vinden. En voor het platform is het uiteraard positief als marktleider te worden gezien op het gebied van grond en faciliteiten voor biomedisch onderzoek.”


Lees hier het persbericht.

Volgende publicatie:
“Makkelijk rijk worden met exotische beleggingen, daar geloven wij niet zo in”

“Makkelijk rijk worden met exotische beleggingen, daar geloven wij niet zo in”

Gepubliceerd op: 11 november 2021

Maar liefst drie van de vijf spelers in de Engelse Premier League zijn binnen vijf jaar na het einde van hun voetbalcarrière failliet. In de Amerikaanse NBA-competitie is het voor basketballers al niet anders. Nee, dan Nederland. Daar blijken voetballers hun financiën zelfs beter geregeld te hebben dan de gemiddelde Nederlander. En daar zou het CFK – een financiële overbruggingsregeling voor profvoetballers en -wielrenners – wel eens een grote rol in kunnen spelen.


Na vijftien jaar directeur van het CFK te zijn geweest, kende Ben-Ivar Kolster zijn pappenheimers wel. En ook in zijn huidige rol als financieel coach bij de VVCS (de belangenorganisatie voor betaald voetballers) maakt hij de handel en wandel van profspelers van dichtbij mee. Dat niet iedere voetballer even verantwoordelijk met zijn geld omgaat, wist hij dus ook. Maar dat het zo erg als in Engeland en de VS zou zijn, leek hem sterk.

Kolster: “We zagen die statistieken één op één op Nederland geprojecteerd worden. Maar omdat we dat beeld helemaal niet herkenden, hebben we dit door een student aan de Universiteit van Utrecht laten onderzoeken. En wat blijkt? Profvoetballers in Nederland hebben na hun voetbalcarrière zelfs nog minder financiële problemen dan de gemiddelde Nederlander, volgens de definities van het Nibud. Ze hebben minder betalingsproblemen, sluiten minder leningen af en komen makkelijker rond. Nee, dat verraste ons niet. Want wat bij profvoetballers na hun carrière kan leiden tot problemen, wordt heel goed ondervangen door het CFK.”


Zwart gat
Een financiële buffer die de profvoetballer en –wielrenner na zijn sportcarrière de tijd geeft om zich zonder financiële zorgen voor te bereiden op een maatschappelijke loopbaan. Zo zou je het CFK kunnen omschrijven. Want voor topsporters is het vaak even slikken, als ze gestopt zijn. Velen worstelen met het wegvallen van hun inkomsten én hun dagstructuur en vallen in een zwart gat. Het CFK is erop gericht om dat te voorkomen, via de opbouw van een persoonlijke financiële reserve.

Ben-Ivar Kolster

Gokverslaving
Zo’n reserve is volgens VVCS-voorzitter en voormalig profvoetballer Evgeniy Levchenko (onder meer Vitesse, Sparta Rotterdam en FC Groningen) geen overbodige luxe: “Het leven ná voetbal is een test op duurzaamheid, want de overstap van voetbal naar een normaler leven is echt groot. Je verliest de dagelijkse structuur en hebt niet zomaar een manier om terug de maatschappij in te rollen. In feite worden spelers gebruikt als materiaal. Ze leven tijdens hun actieve voetbalcarrière in een afgesloten wereldje waarin alles voor ze wordt gedaan. Ze hoeven zich alleen maar met hun prestaties op het veld bezig te houden. Maar zodra ze gestopt zijn, zeggen hun zaakwaarnemers vaak: ‘Zo, nu kan ik niks meer voor je doen.’ En dan moeten ze dingen zelf gaan regelen. Ik heb destijds wel eens gedacht: hoe heb ik in godsnaam twintig jaar in Nederland kunnen voetballen zonder ook maar iets te weten van praktische zaken als belasting en verzekeringen?”  


En het zijn vaak niet alleen de zaakwaarnemers, die de interesse voor een speler verliezen nadat deze is gestopt. Levchenko: “Het komt regelmatig voor dat de vrouw van een voetballer er vandoor gaat als zijn carrière voorbij is. En dan is de stap naar het drinken, de gokverslaving en betrokkenheid bij match fixing snel gezet.”


Naast hun relatief geringe problemen wees het onderzoek naar het financiële reilen en zeilen van voetballers in Nederland ook uit dat veel spelers begeleiding missen bij de vraag hoe ze met hun geld moeten omgaan. Kolster: “Eigenlijk is dat ook niet zo vreemd. Zaakwaarnemers zien dit in het algemeen niet als hun verantwoordelijkheid, vinden het misschien ook wel eng. Het is voor voetballers ook lastig om in te schatten wie ze kunnen vertrouwen.”


“Hij doet zaken”

Niet weten wie je kunt vertrouwen. Wellicht is dát de reden dat 20 procent van de voetballers in Nederland zijn investeringsadviezen niet bij een beleggingsexpert inwint, maar in de kleedkamer. Ook Levchenko hoorde ploeggenoten daar regelmatig over de ‘gouden kansen’ van bepaalde investeringen of van exotische beleggingen als cryptovaluta. “Er zijn best spelers die goed investeren. Maar heel veel spelers die ik tegenkom, hebben de business waarin ze hebben geïnvesteerd volledig onderschat. ‘Hij doet zaken’, hoor ik dan over andere voetballers. Maar als ik die voetballers vraag of ze zich in die investering hebben verdiept, blijken ze bij God niet te weten waar ze hun geld in steken. Voor mij is het simpel: ik héb geen verstand van cafés, dus ga ik er ook niet in investeren. Ik ben niet tegen een hoog rendement en risico. Maar je moet de risico’s wel kénnen en spreiden.”

Het CFK: Oorsprong en regeling


“Eind jaren zestig ging een aantal topspelers steeds meer verdienen. Voor het eerst kende Nederland fullprofs. De VVCS voorzag hierbij een probleem, omdat de meeste spelers niet spaarden voor de onzekere periode na hun carrière. Daarbij speelde het hoge belastingtarief van 72 procent ook een rol. Er was dus behoefte aan een collectieve spaarregeling die de profvoetballer meer zekerheid na zijn loopbaan zou bieden.


Met het oprichten van het CFK in 1972, ontstond zo’n regeling. Tijdens de actieve carrière draagt de sporter verplicht (ook buitenlandse spelers) een percentage (maximaal 25 procent) van het bruto inkomen af. Die premie vormt de inleg in een persoonlijk fonds en wordt door het CFK collectief belegd. Over deze inleg hoeven geen belasting of sociale premies te worden afgedragen. Direct na het einde van de profcarrière ontvangt de sporter over een aantal jaren (afhankelijk van het persoonlijke fondssaldo en de eigen voorkeur) een overbruggingsuitkering. Hierop houdt het CFK belasting en sociale premies in.

In zijn rol als financieel coach probeert Kolster profspelers bewuster te maken van risico’s en te behoeden voor foute keuzes. “Als VVCS zijn we in ons advies vrij defensief ingesteld. Snel en makkelijk rijk worden met allerlei exotische beleggingen, daar geloven wij niet zo in. Je kunt best overwegen in cryptovaluta te beleggen, zolang je je maar bewust bent van de risico’s die erbij horen. En aan dat laatste schort het te vaak, omdat alleen succesverhalen gedeeld worden. Ik wil spelers aanzetten tot nádenken over hun financiën, ook over de valkuilen. Als iemand bijvoorbeeld gaat emigreren, moet-ie wel aan bepaalde dingen denken.”


Kolster benadrukt dat hij de spelers niet alles uit handen neemt, noch specifieke investeringen adviseert. Hoe ziet dat advies er dan wél uit? “We beginnen met het financiële doel van een speler. Ik laat ze zien hoe ze zelf kunnen beleggen in aandelen en andere effecten en op welke manieren ze het kunnen uitbesteden. Ik ga het niet voor ze doen. Maar ik wil ook dat ze nadenken over opleidingen et cetera, zodat ze die overstap naar ‘het normale leven’ makkelijker kunnen maken. Ik zeg altijd: je grootste kapitaal ben je zelf – je vermogen om carrière te maken.”


Foute types

Is het niet makkelijker om spelers in contact te brengen met een goede beleggings- of financieel adviseur? “Aan de ene kant wel, ook om mensen niet ten prooi te laten vallen aan foute types. Maar ze ergens naartoe sturen, daarvan wil je ver wegblijven. Spelers die naar me toekomen voor advies, hebben gelukkig al de neiging om iets verstandiger met hun geld om te gaan. Die vinden ook makkelijker zelf de weg.”

Er zijn echter ook spelers die het geld dat ze op het veld hebben verdiend, er meteen doorheen jagen. Levchenko: “Veel voetballers geven toch alles uit wat ze verdienen. In hun actieve jaren raken ze gewend aan een bepaalde levensstijl. Maar als je stopt, moet je je uitgavenpatroon echt veranderen. Want dat hoge salaris komt opeens niet meer elke maand binnen. Spelers kunnen soms echt omhooggevallen zijn en sommigen hebben na het stoppen last van statusverlies.”


Failliet

Niet alle voetballers waren altijd even gecharmeerd van het CFK. Zo waren er in het verleden enkele spelers die druk op de organisatie zetten om hun geld – dat in het fonds zat – in één keer uitgekeerd te krijgen, vertelt Kolster. Anderen, die er op jongere leeftijd tégen waren dat een deel van hun geld ‘vastzat’, bleken later toch wel erg blij.

Levchkenko: “Als je jong bent en denkt dat je de wereld aankunt, kun je met investeringen veel verliezen. Ik ken spelers die tien keer zoveel verdienden als ik maar al snel na het einde van hun voetballoopbaan failliet waren. Die kunnen nu wél terugvallen op wat ze bij het CFK hebben opgebouwd. Ik zou er ook nooit voor pleiten om het opgebouwde CFK-bedrag in één keer beschikbaar te maken.”

Protesterende spelers
Ook Levchenko draaide op latere leeftijd bij. “Toen ik naar Nederland kwam, was ik 18. Destijds kon je als buitenlander een vrijstelling krijgen van deelname aan het CFK. Ik ben na vijf of zes jaar alsnog vrijwillig gaan meedoen aan de regeling omdat dat in mijn geval handiger was. Want ik wilde wel sparen maar merkte dat het geld toch te veel naar andere dingen ging. Achteraf is dat een heel goede beslissing geweest.”

Kolster: “Er bestaat altijd een strijd tussen het individuele- en het collectieve belang. Ik heb er respect voor als iemand zegt: ‘Jij hebt niet te beslissen over mijn geld’. Maar als je er wat maatschappelijker naar kijkt: als je zo twee derde van de mensen kunt beschermen tegen een hoop ellende, waarom zou je het dan niet doen? Tegen protesterende spelers zei ik altijd: ‘Zie het maar als solidariteit met de anderen. Ik respecteer je standpunt, maar we gaan het niet veranderen.’”


Alles uitgeprobeerd
Hoe heeft Levchenko die overgang naar ‘het normale leven’ zélf eigenlijk ervaren? “Toen ik op mijn 35e stopte, moest ik herboren worden. Voor mij was dat een lastige tijd. Ik heb eerst zes maanden alleen maar op mijn luie reet gezeten en gedacht: wie komt me helpen? Maar er kwam niemand. Uiteindelijk heb ik mezelf herpakt en stappen gemaakt. Maar anderen, die hoger speelden dan ik, vielen veel dieper.”


Anderhalf jaar lang heeft Levchenko van alles uitgeprobeerd. “Ik wist zeker dat ik geen trainer wilde worden. Over een rol als voetbalanalist heb ik getwijfeld. Het belangrijkste is uiteindelijk dat je veel voldoening van je werk krijgt. Veel spelers rollen ergens in zonder dat ze zich afvragen of het echt iets voor ze is. Daarom is zo’n CFK-regeling zo belangrijk. In die tijd is het voor mij echt een redding geweest. Het geeft je de tijd om te kijken wat je met je leven wilt, om tot je ding te komen.”


Levchenko’s ding
Voor Levchenko bleek het voorzitterschap van de VVCS uiteindelijk zijn ding. “Waar ik nu zit, kan ik veel spelers helpen door ze te adviseren en mijn ervaringen te delen – ook met foute zaakwaarnemers. Ik wil spelers behoeden voor de fouten die ik zelf heb gemaakt en anderen heb zien maken. Ik vind het vooral belangrijk dat ze goed blijven nadenken over wat ze doen met hun leven.”


Kolster: “Vroeger deed de man de financiële zaken en als hij overleed, wist zijn vrouw niet hoe ze die dingen moest regelen. Bij een voetballer is het niet anders. Je moet, óók tijdens je actieve jaren, bepaalde dingen weten – op belastinggebied bijvoorbeeld. Het zijn jóuw geldzaken. Want als je stopt, blijken mensen niet altijd met jouw belangen bezig te zijn geweest.”

Volgende publicatie:
Pop-up-store in Batavia Stad moet gesprek over duurzame kleding op gang brengen

Pop-up-store in Batavia Stad moet gesprek over duurzame kleding op gang brengen

Gepubliceerd op: 3 november 2021

Een pop-up-store met alleen duurzaam geproduceerde én tweedehands kleding. Dat is het concept van RE.love, de nieuwste winkel in Batavia Stad. De ‘fashion outlet’ in Lelystad is een van de winkelcentra van vastgoedeigenaar VIA Outlets, dat dit duurzame winkelconcept samen met haar huurders heeft ontwikkeld. De winkels hebben onder meer tot doel het gesprek over duurzaamheid op gang te brengen. Maar is dat eigenlijk wel de taak van een vastgoedeigenaar? En hoe ziet VIA Outlets zo’n gesprek over duurzaamheid voor zich?


Geert Paemen (Group Sustainability Director bij VIA Outlets): “Wij hebben twee soorten klanten, de winkeliers die winkelruimte bij ons huren en hun klanten die kleding kopen. Met de huurders gaan we regelmatig het gesprek aan over bijvoorbeeld hun energieverbruik, maar met RE.love beginnen we ook het gesprek over duurzaamheid van de kleding zelf. De pop-up-store is eigenlijk een excuus om het over duurzaamheid te hebben met de klant. Zo zijn de verkopers die in de pop-up-store werken getraind om vragen van klanten over duurzaamheid te beantwoorden.”


Roland Mangelmans (Senior Portfoliomanager Real Estate bij APG): “Met de opening van RE.love slaat VIA Outlets, waar we namens ABP in beleggen en waar we volledig eigenaar van zijn, twee vliegen in één klap. Zo gaan ze actief het gesprek aan over duurzaamheid met de kledingwinkels én met de klant die er komt winkelen.”

 

APG pleitte onder andere voor het aanstellen van een duurzaamheidsmanager bij VIA Outlets. Mede door haar initiatieven is duurzaamheid binnen VIA Outlets in een stroomversnelling geraakt, en scoort het bedrijf hoog op duurzaamheidsstandaarden, zoals GRESB [keurmerk dat vastgoedbedrijven op duurzaamheid beoordeelt, red.]. De opening van RE.love doet het waarschijnlijk ook goed bij de bedenkers van zo’n standaard. Speelde dat nog een rol bij het opzetten van RE.love?
Geert: “VIA Outlets is al enkele jaren bezig met duurzaamheid, ook voor mijn aanstelling al. Maar om resultaten te boeken heb je even tijd nodig. En we vinden dat we nu voldoende vooruitgang hebben geboekt om ook met de klant hierover te communiceren. Alle afdelingen van het bedrijf moeten duurzaam te werk gaan om het juiste resultaat te krijgen. Zo hebben we dit jaar de hoogste GRESB-score van vijf sterren behaald. Als we naar de resultaten van onze sector kijken, dan zien we dat steeds meer bedrijven hoog scoren, en dat is goed nieuws.

Roland: “Als APG vinden we het belangrijk dat de bedrijven waarin we beleggen duurzaamheid integreren in de bedrijfsvoering. In al hun processen. Hiervoor zouden adviseurs kunnen worden ingeschakeld, maar met de aanstelling van een duurzaamheidsmanager weten we zeker dat er iemand is die ’s ochtends wakker wordt en zich gaat bezighouden met duurzaamheid in het bedrijf.”

 

Dus die goede duurzaamheidsbeoordelingen zijn makkelijk te krijgen?
Geert: “Nee, het is niet gemakkelijk om hoog te scoren. Onze prestaties worden vergeleken met die van andere vastgoedeigenaren. Die zitten natuurlijk ook niet stil, dus we moeten continu verbeteren om die hoge scores vast te houden. Op gebouwniveau heeft de gehele portefeuille van VIA Outlets inmiddels een BREEAM-in use certificaat. Dit is een keurmerk waarmee de duurzaamheidsprestaties van bestaande gebouwen worden gemeten. Deze standaard wordt ook regelmatig aangescherpt en loopt vooruit op de wetgeving, die ook steeds strenger wordt.”


Roland: “Ik kan mij voorstellen dat Geert wel een punt heeft over de GRESB-standaard. Maar het is een middel, niet zozeer een doel. Het is vooral een indicatie dat VIA Outlets het goed doet in vergelijking met vergelijkbare vastgoedeigenaren. Wij eisen meer van onze vastgoedbeleggingen dan alleen een goede GRESB-score. En VIA Outlets doet ook al meer aan duurzaamheid dan de GRESB-score meet. Daarnaast is er met een score van 92 nog ruimte voor groei. Die ruimte zou er zelfs zijn bij een score van 100. De criteria van GRESB worden elk jaar een stukje strenger. Dat motiveert ons ook om ons best te blijven doen op het gebied van duurzaamheid.”

De pop-up-store is eigenlijk een excuus om het over duurzaamheid te hebben met de klant.

De kledingindustrie kwam de afgelopen jaren niet altijd even positief in het nieuws. Is het openen van een duurzame pop-up-store onderdeel van een trend om meer aandacht aan duurzaamheid te besteden?
Geert: “Het is zeker een trend, in alle sectoren. De mode-industrie heeft een aantal jaren geleden beseft dat zij ook met duurzaamheid bezig moet zijn. Als je je als bedrijf voor het eerst richt op duurzaamheid, kijk je waar je het meeste resultaat kunt behalen. Bij kledingmerken gaat het dan om de keten van productie naar consument.”

Zoals de arbeidsomstandigheden in kledingfabrieken in Bangladesh?
Geert: “Ja. En meer recenter zijn kledingmerken de aandacht ook gaan richten op het verkleinen van hun ecologische voetafdruk. Zo kijken merken nu naar welke materialen ze gebruiken en hoeveel energie het kost om hun collecties te produceren en te verkopen. De meeste grote merken zijn nu wel bezig met zowel het verbeteren van de arbeidsomstandigheden als het verminderen van schade aan het milieu.”


Roland: “In de winkelstraat is er een race to the bottom gaande van winkels die zo goedkoop mogelijk gemaakte kleding uit lagelonenlanden aanbieden. Kleding die soms onder slechte omstandigheden is geproduceerd. Dat is een trend die we graag willen doorbreken, ook al is dat moeilijk.”

En VIA Outlets probeert met die pop-up-stores het gesprek daarover te stimuleren?
Geert: “We willen inderdaad het gesprek over duurzaamheid beginnen. We hadden het gevoel dat het helemaal niet bestond in de outlet-omgeving. Duurzaamheid is steeds belangrijker voor ons, en voor de klant. Wij kunnen als VIA Outlets wel praten over standaarden en over hoeveel energie we besparen, maar dat is niet interessant voor de klant. Als je duurzaamheid relevant wilt maken voor de klant, moet je over voor hen relevante onderwerpen communiceren. Dat kan RE.love zijn. Maar ook het organiseren van themadagen over bijvoorbeeld het verminderen van plastic afval kan klanten aan het nadenken zetten.”

Is het wel de taak van een vastgoedeigenaar om dit gesprek te faciliteren? Is geld verdienen niet belangrijker?
Geert: “In de eerste plaats moeten we natuurlijk geld verdienen, anders hebben we als bedrijf geen toekomst. Maar we hebben ook een rol in de maatschappij. Mensen verwachten van ons dat we duurzaam zijn. Ik denk dat bedrijven beseffen dat het steeds belangrijker wordt met de lange termijn bezig te zijn, en niet alleen met op korte termijn zoveel mogelijk geld te verdienen. Als vastgoedeigenaar maken we onderdeel uit van de keten in de kledingindustrie. We zijn slechts een schakel, maar kunnen hiermee wel invloed uitoefenen in de keten.”

 

Roland: “APG vindt het belangrijk dat de vastgoedinvesteringen waarin ze belegt initiatief tonen op het gebied van duurzaamheid en het verkleinen van hun ecologische voetafdruk. Doordat VIA Outlets volledig eigendom is van APG, kunnen we het bedrijf aansporen het goede voorbeeld te geven in de mode-industrie. Het interessante van RE.love is dat een vastgoedeigenaar het gesprek aangaat over de producten in de winkels, waar de gesprekken eerder wellicht alleen over het energieverbruik van de winkel gingen.”

Staat VIA Outlets eenzaam aan de top als het gaat om duurzaamheid of zijn er meer grote spelers op het gebied van vastgoed die net zo goed scoren als jullie?
Geert: “We staan op de negende plek als het gaat om retail in Europa. Dat is niet slecht als je bedenkt dat we een klein bedrijf zijn. Beursgenoteerde bedrijven zijn vaak verder omdat zij aan hogere eisen moeten voldoen als het gaat om rapporteren over duurzaamheid.”

 

Hoe is de samenwerking met APG in jullie streven naar duurzaamheid?
Geert: “Die samenwerking is heel belangrijk, omdat we weten dat APG veel waarde hecht aan duurzaamheid. We hebben ook regelmatig overleg, waarbij we ze een update geven over waar we mee bezig zijn qua duurzaamheid. We hebben ook een dashboard waarop APG de resultaten van onze belangrijkste afspraken met hen kan zien. En we bespreken specifieke initiatieven met hen. Dus het wordt door APG van heel dichtbij gevolgd en ze moedigen ons ook aan heel ambitieus te zijn. Dat ervaren wij als heel positief.”

Roland benadrukt dat VIA Outlets niet het enige bedrijf is waar APG pleitte voor het aanstellen van een duurzaamheidsmanager. “We hebben een vooruitstrevend beleid waarbij we af en toe in het begin ook wel wat weerstand ontmoeten. Daarom is het noodzakelijk de dialoog aan te gaan met de bedrijven en fondsen waarin APG belegt. Door die dialoog aan te gaan, zorgen we dat we niet alleen de GRESB-score verhogen maar ook het algehele bewustzijn over duurzaamheid. We zitten in de kopgroep en als we het peloton mee willen krijgen, betekent dit dat we daar tijd en aandacht aan moeten besteden.”

Vastgoed draagt voor meer dan 30% bij aan de wereldwijde CO2-uitstoot en 40% van de wereldwijde energievraag en heeft daarmee grote impact op klimaatverandering. Wat doet VIA Outlets om bij te dragen aan de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs?
Geert: “Hierbij maken we gebruik van CRREM. Dat is een manier om voor elk type gebouw per land zicht te krijgen op hoeveel energie en CO2 een gebouw mag verbruiken en uitstoten tot en met 2050. Winkelcentra die voldoen aan de CRREM-norm zijn ‘Paris proof.

Roland: “Oorspronkelijk gold CRREM als een methode voor commercieel vastgoed enkel in de EU. APG heeft samen met twee andere investeerders de ontwikkeling van CRREM voor alle wereldwijde vastgoedmarkten mogelijk gemaakt. Voor APG geldt CRREM als de norm om te meten in hoeverre een vastgoedobject of -portefeuille voldoet aan het klimaatakkoord van Parijs. Deze aanpak sluit aan bij het streven van ABP, onze grootste pensioenfondsklant, om het gebruik van fossiele brandstoffen in CO2-intensieve sectoren terug te dringen.”

Volgende publicatie:
“Wat is de kans dat ‘Glasgow’ concrete resultaten oplevert?”

“Wat is de kans dat ‘Glasgow’ concrete resultaten oplevert?”

Gepubliceerd op: 28 oktober 2021

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Joost Slabbekoorn (Senior Responsible Investment & Governance Manager) over de kans dat de klimaattop van Glasgow concrete resultaten op essentiële punten gaat opleveren. “Het financieel steunen van ontwikkelingslanden zal een van de heetste hangijzers zijn.”

 

Aan de vooravond van ‘Glasgow’ buitelen de nieuwsberichten over elkaar heen. Als één ding duidelijk wordt uit de stroom berichten is het wel dit: we staan er niet goed voor. Zo spraken de deelnemende landen aan de klimaatconferentie van Parijs in 2015 af dat de temperatuur tegen 2100 met niet meer dan 2 graden mocht stijgen. En idealiter met niet meer dan 1,5 graad. Maar als we op dezelfde voet doorgaan zoals nu, halen we die stijging van 1,5 graden al in 2030. Tegen 2100 kijken we dan aan tegen een stijging van zelfs 2,7 graden. Daarvoor waarschuwde het VN-milieuprogramma UNEP deze week.

 

Eerste stap

Er is dus werk aan de winkel. Maar de vraag is van wie de eerste stap wordt verwacht. Slabbekoorn: “De westerse landen hebben historisch gezien natuurlijk een grote verantwoordelijkheid voor de uitstoot van CO2. Maar op dit moment stijgt juist de uitstoot van landen zoals China en India snel. Deze landen kunnen zich niet op dezelfde, door fossiele brandstoffen gedreven, manier ontwikkelen als de westerse landen dat deden in het verleden. Daar zijn ze simpelweg te groot voor. Maar de snelle stijging van CO2-uitstoot in die landen komt ook doordat Europese staalfabrieken zijn verplaatst naar China!”

 

Landen als India en China hebben de kans hun ontwikkeling deels te stutten met hernieuwbare energie. Om ze hierin te steunen, zegden de westerse landen in Parijs 100 miljard euro per jaar aan klimaatontwikkelingshulp toe. Maar die belofte is nog niet ingelost. Slabbekoorn: “Grote kans dat dit ook een van de grootste hete hangijzers zal zijn in Glasgow. Ontwikkelingslanden willen dat rijke landen over de brug komen met geld, om zo het vertrouwen te herstellen. Ook zal er worden gesproken over het ‘handelen’ in doelen tussen landen. Dat wil zeggen dat de rijke landen de CO2-reductie in de ontwikkelingslanden financieren, omdat de uitstoot verlagen dáár makkelijker en goedkoper is dan op hun eigen grondgebied. Om deze handel mogelijk te maken en te kunnen verifiëren zijn dan wel duidelijke regels nodig.”

 

Prioriteiten

Slabbekoorn weet nog wel een paar punten waarop actie nodig is. “Een van de grootste prioriteiten is het afbouwen van het gebruik van steenkool voor de elektriciteitsproductie. Steenkool zorgt voor behoorlijk wat CO2-uitstoot terwijl een goed alternatief beschikbaar is, namelijk groene stroom. Ontbossing is een andere bron van enorme CO2-uitstoot. Een derde prioriteit is het instellen van een realistische prijs op CO2 en een stop op het subsidiëren van fossiele brandstoffen. Opmerkelijk is dat ook in Nederland nu de energierekening van de burger wordt gesubsidieerd. Begrijpelijk, gezien de huidige situatie, maar dit is indirect een subsidie op fossiele energie. De stijgende energieprijzen zorgen er ook voor dat veel landen huiverig zijn om versneld te stoppen met het gebruik van steenkool. En voor het tegengaan van ontbossing is de steun van Brazilië nodig. Helaas zit daar nu een president die juist op de hand is van de houtkapsector. Kortom, het ziet er wat deze drie prioriteiten betreft niet goed uit in Glasgow.”

 

Met de huidige sombere vooruitzichten kan het niet anders dan dat sommige maatregelen zullen ingrijpen in het leven van de consument. Slabbekoorn: “De consument móet er ook iets van voelen, omdat hij anders zijn gedrag niet verandert. En hoe eerder we beginnen met de transitie naar een duurzamere wereld, hoe minder geld en moeite het kost. Dat is uiteindelijk ook voor de consument prettiger. Want als we nu niets doen, moeten we later hard ingrijpen. Dan zal de breuk met onze huidige manier van leven een stuk steviger zijn, bijvoorbeeld door flink hogere kosten voor overheden en consumenten.”

 

Terugschrikken

Als deze top weinig of niets oplevert, lijkt een verdere opwarming van de aarde onvermijdelijk. “Maar er zijn allerlei wegen naar Parijs,” stelt Slabbekoorn. “Mocht inderdaad blijken dat er geen akkoord wordt bereikt in Glasgow, dan hóeft dat niet te betekenen dat het onmogelijk wordt toch binnen die 1,5 graad te blijven. Maar dan is er in de komende jaren wel een veel strenger beleid nodig op het gebied van energie en duurzaamheid. En het is de vraag of dat beleid er dan komt, aangezien landen nu al terugschrikken van al te strenge maatregelen. Ondertussen merken we wel al de fysieke gevolgen van een hogere temperatuur.

 

Het is uiteindelijk aan de deelnemende landen aan de klimaattop in Glasgow om eventuele afspraken in wetgeving op te nemen. Het klimaatakkoord van Parijs is juridisch bindend maar er bestaat geen internationaal instrument om het af te dwingen. Slabbekoorn: “Maar zodra deze afspraken zijn verankerd in nationale wetgeving, kan een land hier door de rechter aan worden gehouden. Dat zagen we in Nederland met de door Urgenda aangespannen zaak tegen de Nederlandse overheid. Tijdens de top zelf zijn diplomatieke contacten heel belangrijk. Maar dan zijn we weer terug bij het eerste punt, namelijk wie de eerste stap zet. Het ziet er nu niet naar uit dat ‘Glasgow’ concrete resultaten gaat opleveren, maar zo’n top kan gek lopen. Ik hou dus nog een slag om de arm.”

Volgende publicatie:
"Zorg dragen voor mensen geeft me veel meer voldoening dan een avondje in de kroeg”

Droom & Daad: "Zorg dragen voor mensen geeft me veel meer voldoening dan een avondje in de kroeg”

Gepubliceerd op: 6 oktober 2021

Maar doodslaan deed hij niet 

Want tussen droom en daad staan wetten 

In den weg en praktische bezwaren 

(uit: Willem Elsschot, Het Huwelijk) 

 

Pensioen mag voor generatie Z een ver-van-hun-bedshow zijn, zij zijn wel de generatie van de toekomst. Waar dromen ze van? Wat doen ze om dat te bereiken? En wat staat het in de weg? In deze reeks laten we jongeren aan het woord over hoe nu en later er voor hen uitziet.  

Marleen de Witte (21): “Ik vind niet altijd aansluiting bij leeftijdsgenoten die met heel andere dingen bezig zijn.” 

 

Wie Marleen de Witte (21). Ze omschrijft zichzelf als een ondernemende jonge meid die veel bezig is met de toekomst en positief in het leven staat. 

Woont In het Brabantse Huijbergen, tegen de Belgische grens. Nu nog even bij haar ouders, maar binnenkort gaat ze op haar werk wonen. “Ik word huisouder, wat inhoudt dat ik er dag en nacht ben voor de bewoners van de instelling waar ik werk.” 

Werkt als beginnend actrice en als pedagogisch begeleidster in een antroposofische zorginstelling voor mensen met een verstandelijke beperking, autisme en psychische problemen.  

Houdt van: “Musicals, zangles, muziek op vol volume, uren rondstruinen in kringloopwinkels en woonwinkels, mezelf ontwikkelen, cursussen doen en goede gesprekken voeren. Dat zijn dingen waar ik heel blij van word.” 

 

Waar droom je van?  

“Stiekem droom ik ervan een gave rol te krijgen in een boeiende film of serie. Ik timmer er hard voor aan de weg, maar in het acteerwereldje kom je er moeilijk tussen. Gelukkig heb ik nog een andere passie: ik zou mijn werk in de zorg nooit willen opgeven. Het liefst wil ik beide combineren. Een paar maanden per jaar ertussenuit voor opnames en daarna weer terug naar mijn andere werk.  

Ik ben veel met de toekomst bezig. Ik heb een kinderwens en wil uiteindelijk ook pleegouder worden. Mijn ouders zijn dat nog steeds. We zijn thuis met z’n zevenen, maar er was ook ruimte voor anderen. Ik zie dat als een verrijking. We vingen thuis altijd verschillende kinderen op. Daardoor besefte ik al vroeg dat het niet vanzelfsprekend is om een onbezorgde jeugd te hebben. Het leerde me te waarderen wat ik had en heb. Van huis uit heb ik meegekregen dat gedrag altijd ergens vandaan komt. Op school hielp me dat al om bijvoorbeeld pestkoppen te begrijpen, nu helpt het me in mijn werk. Het lijkt me heel bijzonder om later zelf een veilige omgeving te kunnen bieden aan kinderen die dat nodig hebben. Hoe zwaar hun rugzakje ook is, ik kan helpen om het te tillen.” 

 

Hoe zie je jouw toekomst voor je?  

“Met een man en een gezin. Ik hoop ook veel van de wereld te zien, en te kunnen doen waar ik gelukkig van word. Zolang ik naar mijn gevoel blijf luisteren, heb ik er alle vertrouwen in dat het wel goedkomt met mijn toekomst.” 

 

Hoe ziet je gedroomde pensioen eruit? 

“Ik hoop te kunnen gaan en staan waar ik wil, zonder geldzorgen. Ik vraag me af op welke leeftijd ik met pensioen kan, of het tegen die tijd niet heel anders is. Ik hoop natuurlijk dat mijn pensioen en AOW genoeg zijn om van te leven, maar voor de zekerheid wil ik zelf ook wat geld gaan beleggen, zodat ik een extra potje heb. Ik weet niet of ik zou willen stoppen met werken. Misschien ga ik tegen die tijd wel lesgeven, anderen vertellen wat ik allemaal heb geleerd. Of vrijwilligerswerk doen. Misschien geniet ik daar wel veel meer van dan wanneer ik niets meer doe.” 

Waarom denken we niet in praktisch en theoretisch, in plaats van in hoog- en laagopgeleid?

Wat is je droom voor Nederland? 

“Ik heb er meerdere! Zo droom ik van een Nederland waarin er gezondheidszorg is voor iedereen, zonder eigen risico. Ik ben bang dat mensen die dat eigen risico niet kunnen betalen een bezoek aan de dokter uitstellen. Er gaat nu ook veel geld naar het behandelen van aandoeningen en ziektes, terwijl het veel logischer zou zijn om ze te voorkomen. Gezondere voeding zou veel goedkoper moeten zijn dan ongezonde voeding  

Daarnaast zouden er in mijn ideale Nederland veel meer pleeggezinnen zijn. Ik gun ieder kind dat niet thuis kan wonen een pleeggezin. De jeugd is de toekomst. Kinderen moeten een goede start hebben om er later wat van te kunnen maken.  

Tot slot zou ik het mooi vinden als Nederland gaat inzien dat ieder opleidingsniveau even belangrijk is. Waarom denken we niet in praktisch en theoretisch, in plaats van in hoog en laag? Het is toch juist gaaf als je met je handen gaat werken? Dat moet niet als minderwaardig gezien worden. Ik ben blij dat mijn ouders mij stimuleren om te doen waar ik gelukkig van word. Rondkomen is belangrijk, maar gelukkig zijn staat op nummer 1.” 

 

Wat vind je goed gaan in de maatschappij, wat maakt je trots? 

“Ik vind het heel goed dat het onderwijs hier toegankelijk is voor iedereen. De gezondheidszorg is ook erg goed, al kan het nog beter en goedkoper. Dat we in Nederland vrijheid van meningsuiting hebben is ook iets wat me trots maakt; het is niet vanzelfsprekend.” 

Wat kan er beter in de wereld? 

“Het zou niet allemaal om macht en geld moeten gaan. Als mensen elkaar wat meer gunnen in plaats van altijd maar streven naar meer, denk ik dat een groot deel van de wereldproblematiek opgelost zou zijn.” 

 

Wat baart je zorgen, met het oog op de toekomst? 

“Ik ben soms bang voor de gevolgen van de digitalisering. In mijn jeugd kwam ik zwart van de modder thuis, hing ik in bomen, was ik echt kind. Nu zitten kinderen thuis op een tablet, filmpjes te kijken. Aan de ene kant is het makkelijk dat de wereld steeds digitaler wordt, maar het gaat wel ten koste van andere dingen. Sociale media vind ik ook lastig af en toe: het is toch erg dat mensen onzeker worden als ze weinig likes krijgen? Ik merk vaak dat leeftijdsgenoten daar erg mee bezig zijn. Zo zonde van je tijd.” 

Je bent een soort paria als je niet gevaccineerd bent

Wat maakt je boos? 

“De verdeeldheid die de overheid creëert tussen gevaccineerden en ongevaccineerden. Mensen moeten doen waar ze zich veilig en goed bij voelen. Nu wordt een vaccinatie langzaam afgedwongen en ben je een soort paria als je geen prikken hebt gehaald. Ik heb me niet laten vaccineren, ook al werk ik in de zorg. Ik vind dat er nog te weinig over die vaccins bekend is en het voelt voor mij niet veilig. Bovendien heb ik corona gehad en ben ik er goed uitgekomen. Ik heb alle begrip voor mensen die zich wel laten vaccineren, maar dat heb ik ook voor mensen die dat niet doen. Die laatste mening lijkt er alleen niet te mogen zijn. Daar word ik een beetje opstandig van. Voor mij is de coronapas geen reden om overstag te gaan. Ik vermaak me ook wel zonder clubs en etentjes in restaurants.” 

 

Wat staat je dromen in de weg? 

“Vooral ikzelf. Soms wil ik te snel te veel. Dan denk ik weleens: kom op, je bent pas 21, geniet wat meer. Ik vind niet altijd aansluiting bij leeftijdsgenoten, omdat ik al een veel volwassener leven leid dan zij. Studerende vriendinnen gaan ieder weekend naar feestjes en maken zich druk over het wel of niet kopen van designerkleding. Daar is niets mis mee, maar ik ben met heel andere dingen bezig. Mijn werk, zorg dragen voor mensen, geeft me veel meer voldoening dan een avondje in de kroeg. Ik doe niets zomaar. Gewoon een beetje daten zou ik ook niet snel doen. Als ik een relatie krijg, moet dat met de toekomstige vader van mijn kinderen zijn, anders vind ik het zonde van mijn tijd. Soms zou ik willen dat ik wat meer in het hier en nu kon zijn. Af en toe ben ik te streng voor mezelf.”  

 

Wat doe je om je dromen te realiseren?  

“Luisteren naar mijn gevoel. Dat heb ik altijd al gedaan, en dat heeft me al ver gebracht. Ik ben trots op waar ik nu sta. Ik doe waar ik gelukkig van word en werk er hard voor.” 

 

En wat doe je voor een beter Nederland en een betere wereld? 

“Ik zit sinds mijn 12de in een panel voor mensen die pleegouder willen worden. Daar vertel ik over mijn eigen ervaringen als pleegzus. Zo hoop ik ze te enthousiasmeren. Daarnaast denk ik dat ik in mijn werk veel voor anderen beteken. Ik sta naast de bewoners van de instelling en help ze om hun best mogelijke leven te leiden. Straks ben ik daar ook nog eens huisouder, dan ben ik er dag en nacht voor ze. Als ik zie wat een houvast de huidige huisouder is voor de bewoners, vind ik het heel bijzonder dat ik die rol mag innemen.” 

Volgende publicatie:
“Hoe ver stijgt de energieprijs nog?”

“Hoe ver stijgt de energieprijs nog?”

Gepubliceerd op: 1 oktober 2021

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: aandelenbelegger Martijn Olthof, over de explosief gestegen prijzen van gas en stroom. “De lage prijsniveaus van vlak voor- en tijdens de coronaperiode hoeven we niet meer te verwachten.”

 

De huidige prijs voor gas en de daarmee samenhangende elektriciteitsprijs bevinden zich op een recordhoogte. Aardgas werd in 2021 meer dan drie keer zo duur. Nu de gasproductie in Groningen is teruggeschroefd, zijn we in Nederland kwetsbaarder geworden voor dergelijke uitschieters.  Waar eindigt die stijging van de energieprijs? Volgens Martijn Olthof, bij APG verantwoordelijk voor de aandelenbeleggingen in de energiesector, vormen de huidige prijzen voor gas en elektriciteit waarschijnlijk een extreme piek. Die kan op korte termijn nóg verder naar boven uitschieten, bijvoorbeeld als Poetin en de EU het niet eens worden over de Russische gaspijplijn Nord Stream 2. Maar daarna valt de energieprijs terug, verwacht Olthof. Op de lage prijzen van 2020 hoeven we echter niet meer te rekenen.

 

De dit jaar sterk opgelopen gasprijs heeft vier oorzaken, zegt Olthof. De eerste: de relatief koude winter en lente, die we achter de rug hebben. “Daardoor is met name in Azië de vraag naar gas sterk gestegen en als gevolg daarvan is er veel vloeibaar aardgas – LNG – naar dat werelddeel gegaan. Omdat de winter en de lente ook in Europa koud waren, heeft dat de prijs van gas opgestuwd.”


Ook het tijdelijk lagere aanbod van aardgas uit Noorwegen – groot onderhoud aan een aantal gasvelden bracht productie-onderbrekingen met zich mee –  heeft een opwaarts effect op de gasprijs gehad. Olthof: “Zeker nu de gasproductie in Groningen is teruggeschroefd, is Noorwegen de belangrijkste gasleverancier binnen Europa zelf. Door het haperen van de productie heeft Noorwegen minder gas geleverd dan gebruikelijk.” De derde oorzaak van de gasprijsexplosie in 2021 was het economisch herstel, waardoor de vraag naar gas weer opveerde.

 

Kraan dichtdraaien

En dan is er nog een geopolitieke factor. Olthof: “De door Rusland geleverde hoeveelheid aardgas is nu even groot als een jaar geleden. Maar toen was de vraag door de lockdowns ongebruikelijk laag en bedroeg de prijs minder dan een vijfde van de huidige prijs. Dat Rusland de grotere aardgasbehoefte in Europa niet heeft beantwoord met het leveren van meer gas, heeft duidelijk een stuwend effect gehad op de prijs. De meeste mensen denken dat Poetin dat doet om bij de EU goedkeuring af te dwingen voor de Nord Stream 2 pijplijn. Hiermee wil Rusland meer aardgas rechtstreeks naar Duitsland transporteren. Momenteel vloeit gas al door de Nord Stream 1 pijplijn rechtstreeks maar ook veel via Oekraïne. Maar voor ingebruikname van Nordstream 2 is er dus wel nog groen licht nodig.” . De vraag is echter wel of er, zelfs met ingebruikname van Nord Stream 2, snel meer gas vanuit Rusland zal komen. Rusland vult namelijk eerst zijn eigen opslag voorraden weer aan.

 

De prijs van elektriciteit wordt mede bepaald door de prijs van gas. Maar voor de prijsvorming van stroom spelen er nóg twee effecten mee, legt Olthof uit. “Ten eerste was er relatief weinig wind dit jaar, waardoor het aanbod van windenergie ongebruikelijk laag was. Maar ook de hoge CO2-prijs heeft bijgedragen aan de stijging van de elektriciteitsprijs. De opwekking van elektriciteit wordt immers duurder als het uitstoten van CO2 prijziger wordt.”

 

Heikele winter

Tot zover het verleden. Wat kunnen we verwachten van de nabije toekomst, als het om de energieprijs gaat? Olthof: “Het ziet ernaar uit dat de huidige prijzen van gas en elektriciteit uitschieters zijn, met duidelijk aanwijsbare oorzaken. Een aantal daarvan zal een kleinere of geen rol meer gaan spelen. De onderbroken productie in Noorwegen wordt weer op gang gebracht en het aanbod van windenergie veert weer op. En ook Nord Stream 2 zal op een gegeven moment groen licht krijgen, waardoor de capaciteit vanuit Rusland met 55 miljard kubieke meter per jaar stijgt. Het zal wat tijd kosten om de geslonken gasvoorraden weer aan te vullen. Maar door deze ontwikkelingen dalen de energieprijzen wel weer, ook al zie ik de hoge CO2-prijs eerder toenemen dan afnemen in de toekomst en zal ook de energievraag voorlopig op peil blijven. De lage niveaus die we van vlak voor-  en tijdens de coronaperiode kennen, hoeven we echter niet meer te verwachten. En als we een strenge winter krijgen zonder deal met Poetin, kunnen de prijzen van gas en elektriciteit tussentijds nog verder naar boven uitschieten. Voor veel Europese landen maar het Verenigd Koninkrijk in het bijzonder zou het dan nog wel eens een heikele winter kunnen worden.”

Volgende publicatie:
Droom & Daad: “Mijn generatie maakt me hoopvol voor de toekomst”

Droom & Daad: “Mijn generatie maakt me hoopvol voor de toekomst”

Gepubliceerd op: 29 september 2021

Want tussen droom en daad staan wetten

In den weg en praktische bezwaren

(uit: Willem Elsschot, Het Huwelijk)

 

Pensioen mag voor generaties Y en Z een ver-van-hun-bedshow zijn, zij zijn wel de generatie van de toekomst. Waar dromen ze van? Wat doen ze om dat te bereiken? En wat staat het in de weg? In deze reeks laten we jongeren aan het woord over hoe nu en later er voor hen uitziet.

Indya Duivenbode (27): “We moeten er samen voor zorgen dat gezond oud worden een prioriteit wordt.”

 

Wie: Indya Duivenbode (27)

Woont: In een huurhuis in het centrum van Rotterdam, met haar vriend en hond. “Liever zouden we kopen. Maar hoewel we elke maand 1100 euro aan huur betalen, komen we niet in aanmerking voor een hypotheek waarbij de maandlasten 700 euro zouden zijn. Zo krom.”

Werkt: Gezondheidseconoom Indya was consultant in de zorg, maar zegde eerder dit jaar haar goedbetaalde baan op om een eigen onderneming te beginnen waarmee ze meer impact wil maken. ‘Zorgstelsel Unpacked’ is een online community waarin het zorgstelsel centraal staat. Indya’s streven is enerzijds om het zorgstelsel minder complex te maken en anderzijds om partijen met tegenstrijdige belangen met elkaar te verbinden.

Houdt van: Sporten (wielrennen, hardlopen, basketballen), wandelen met de hond en van de natuur.

 

Waar droom je van?

“Ik droom ervan mijn leven te kunnen inrichten op een manier die bij mij past, in plaats van me te conformeren aan wat ‘de maatschappij’ van me verwacht. Tot voor kort volgde ik het gebaande pad. Nu heb ik mijn veilige consultancybaan opgezegd om iets te doen wat beter bij mij past. Beperkende overtuigingen probeer ik los te laten. Zo dacht ik dat een hond hebben niet samenging met een carrière. Maar toen het coronavirus uitbrak, heb ik er toch één geadopteerd. Als ik het blijf uitstellen, dacht ik, heb ik pas een hond tegen de tijd dat ik met pensioen ga. Ik zie om me heen dat mensen voor morgen leven, in plaats van nú. Het is mijn droom om meer in het moment te leven. Dat lukt me nog niet altijd, maar ik vind het wel heel belangrijk.”

 

Hoe zie je jouw toekomst voor je?

“Het klinkt misschien wat vaag, maar ik hoop dat ik dan iets doe wat ik nu nog niet kan verzinnen. Het idee dat ik precies weet waar ik ben over een jaar of vijf, vind ik naar en beperkend. Ik hoop dat ik in de toekomst veel gegroeid ben en veel geleerd heb. Over het algemeen zie ik de toekomst wel rooskleurig in. Als het ondernemerschap niets wordt, weet ik dat ik privileged genoeg ben om de rest van mijn leven verzekerd te zijn van werk in loondienst. Of ik kinderen wil, weet ik nog niet. Ik denk dat het veel vrijheid geeft om geen kinderen te hebben.”

 

Hoe ziet je gedroomde pensioen eruit?

“Ik zou al voor mijn pensioen financieel onafhankelijk willen zijn, net als veel anderen van mijn generatie die daarnaar streven. Ik hoop vooral dat ik tegen die tijd geen geldzorgen heb en dat werken geen noodzaak is. Het liefst wil ik blijven doen wat ik leuk vind en anderen helpen. Niet om er rijker van te worden, maar omdat het goed voelt. En ik hoop dat ik samen met mijn vriend gezond oud mag worden.”

Wat is je droom voor Nederland?

“Dat iederéén gezond oud mag worden. Daar ben ik heel gepassioneerd over. We moeten er samen voor zorgen dat gezond oud worden een prioriteit wordt, voor alle Nederlanders. Daarnaast droom ik van een Nederland zonder discriminatie en met meer empathie en begrip. Ik identificeer me als feminist, en leer nog elke dag bij over wat dat precies betekent. Ik ben een witte, hoogopgeleide vrouw, ik kan vanuit eigen ervaring spreken over man-vrouwverhoudingen, maar feminisme gaat veel verder dan dat. Ik weet niet hoe het is om te worden gediscrimineerd vanwege je afkomst, religie of een handicap. Ik vind het belangrijk om stil te staan bij je privileges, en begrip en empathie te hebben voor mensen die in een andere situatie zitten. Je moet je nooit beter voelen dan een ander, maar ook zeker niet minder. Dat zijn principes waarnaar ik probeer te leven. Ik streef naar gelijkwaardigheid.”

 

Wat vind je wél goed gaan in de maatschappij, wat maakt je trots?

“Ik vind het leuk om te zien hoeveel kleine initiatieven er op buurtniveau zijn om mensen met elkaar te verbinden. Bij mij in de buurt heb je bijvoorbeeld taalcafés, waar verschillende culturen met elkaar Nederlands kunnen leren, en er is een park dat door de wijk wordt onderhouden. Wat me ook trots maakt, is dat mijn generatie en de generatie er net onder in mijn ogen veel meer bezig zijn met impact maken dan met geld verdienen en huisje-boompje-beestje. Er zijn weinig jonge mensen die de klimaatcrisis ontkennen en ik heb het idee dat we veel nadenken over hoe alles beter en rechtvaardiger kan. Dat maakt me hoopvol voor de toekomst.”

 

Wat zou er beter kunnen in de wereld?

“Ha, heb je even? Om te beginnen moet iedereen gelijke kansen krijgen en moeten er minder vooroordelen zijn. Daar zou de wereld van opknappen. Wat de zorg betreft valt er ook veel te verbeteren. Het personeelstekort wordt bijvoorbeeld steeds groter. De verwachting is dat in 2040 een kwart van de Nederlanders in de zorg moet werken om de zorgvraag aan te kunnen. Met andere woorden: dat kan niet. De zorg moet dus anders worden ingericht om het met minder personeel af te kunnen én de zorgvraag moet omlaag, door middel van preventie. We zijn op een punt beland dat we creatief moeten worden. Want we kunnen het niet met een beetje bijschaven oplossen voor 2040. Het is een complexe kwestie waar we met z’n allen mee bezig zouden moeten zijn.”