Waaruit bestaat de 3.500 miljard euro aan Nederlands belegd vermogen?

Gepubliceerd op: 27 maart 2025
Nederlandse bedrijven, instellingen en huishoudens bezaten eind 2024 gezamenlijk voor bijna  3.500 miljard euro aan belegd vermogen, meldde De Nederlandsche Bank (DNB) onlangs. Waaruit bestaat dat enorme bedrag? En wat valt er nog meer te zeggen over dit ‘cijfer van de week’? We vragen het Maarten Lafeber, senior strateeg bij APG.


“Die 3.500 miljard euro klinkt als een fors bedrag, en dat is het ook. Zeker als je bedenkt dat het gelijkstaat aan 308 procent van de omvang van de Nederlandse economie, oftewel het bruto binnenlands product (bbp)”, vertelt Lafeber. Maar wat zit er achter dit bedrag? “Zo’n 68 procent is in handen van institutionele beleggers, waaronder pensioenfondsen. Banken nemen 9 procent voor hun rekening en huishoudens komen uit op een kleine 6 procent: 200 miljard euro.”

 

Een aanzienlijk deel van het Nederlandse belegd vermogen wordt dus beheerd door pensioenfondsen. Lafeber: “In Nederland kennen we een zogenoemd kapitaalgedekt systeem, waarbij werknemers pensioen opbouwen tijdens hun werkzame leven. Dit vermogen wordt belegd, zodat het rendement oplevert. Wanneer de werknemer met pensioen gaat, wordt dit opgebouwde kapitaal gebruikt om de pensioenuitkeringen te financieren. Met de AOW hebben we hier ook een omslagstelsel, waarbij de pensioenuitkeringen voor gepensioneerden direct betaald worden uit de premies van de werkenden. In veel andere Europese landen, waaronder Duitsland en Frankrijk, domineert juist het omslagstelsel en is het kapitaalgedekt stelsel slechts minimaal aanwezig. Daar wordt dan ook minder collectief belegd.”

 

Aandelen en obligaties

Van de 3.500 miljard euro is bijna 980 miljard belegd in beursgenoteerde aandelen. DNB noemt het opvallend dat 74 procent hiervan wordt aangehouden in bedrijven buiten het eurogebied. Lafeber ziet dit anders. “Amerikaanse aandelen vormen alleen al 70 procent van de marktwaarde van de MSCI World Index, die je kunt zien als de benchmark voor wereldwijde aandelenmarkten. Het eurogebied heeft in de MSCI World Index een marktwaarde van slechts iets meer dan 10 procent, dus een wereldwijde spreiding van beleggingen leidt automatisch tot een groot belang buiten het eurogebied. De Amerikaanse economie wordt in belangrijke mate gefinancierd via de aandelenmarkt, terwijl in het eurogebied schuld een dominantere rol speelt. Dat weerspiegelt zich ook in de omvang en diepte van de aandelenmarkten. Gezien dat alles is die 74 procent niet bijzonder opvallend.” 

Door Nederland en andere Europese landen uitgegeven obligaties zijn juist wel populair bij Nederlandse beleggers. Obligaties nemen met meer dan 1.383 miljard euro ook het grootste deel van het totale belegd vermogen voor hun rekening. “Doordat de obligatiemarkt hier dominanter is, hebben we veel schuldpapier beschikbaar. De voorkeur voor Amerikaanse aandelen en Europese obligaties valt dan ook logisch te verklaren uit de beschikbaarheid van beide waardepapieren in respectievelijk de VS en Europa. Ook prefereren onder meer pensioenfondsen obligaties in euro’s, omdat hun verplichtingen – oftewel de toekomstige pensioenuitkeringen – ook in euro’s worden berekend. Door in Europese obligaties te investeren voorkomen ze een valutarisico. Valutarisico’s bij beleggingen in obligaties buiten het eurogebied kunnen weliswaar worden afgedekt, maar dat brengt mogelijk extra kosten en complexiteit met zich mee, waardoor euro-obligaties voor veel fondsen aantrekkelijker blijven”.


Hypotheekschuld
De 3.500 miljard euro aan beleggingen vertelt niet het hele verhaal. Nederland bevindt zich qua schulden namelijk ook bij de Europese top. “In 2015 was de totale schuld van Nederlandse bedrijven, instellingen en huishoudens gelijk aan 350 procent van het bbp. Een groot gedeelte komt door de toch wel gigantische hypotheekschuld die we hier hebben. Nederlanders hebben dus veel bezittingen, maar ook flink wat schulden. Kijk je louter naar die 3.500 miljard euro, dan lijkt het alsof we in Nederland enorm rijk zijn. Doordat een groot deel daarvan vastzit bij pensioenfondsen, betreft dit geen vrij opneembaar vermogen. Tegelijkertijd moeten veel Nederlanders wel maandelijks hun hypotheek betalen. Bovendien gaat het vaak om verschillende mensen: degenen met schulden zijn lang niet altijd dezelfde als degenen met grote beleggingsvermogens. In die zin geeft die 3.500 miljard euro een eenzijdig beeld.” 


Fiscale prikkels

De forse hypotheekschuld kan een probleem vormen als de huizenprijzen flink dalen en huizen daardoor onder water komen te staan, waarbij de hypotheek hoger is dan de huidige marktwaarde van de woning. “Dit overkwam veel Nederlandse huizenbezitters tijdens de kredietcrisis, tussen 2007 en 2013. Nadat de overheid het kopen van een woning jarenlang fiscaal had gestimuleerd, begon het kabinet in de afgelopen jaren met het afbouwen van de fiscale prikkels. Zo kwam er een einde aan de aflossingsvrije hypotheek en werd de hypotheekrenteaftrek versneld verlaagd. Met resultaat, want inmiddels staat de totale private schuld van Nederlanders gelijk aan 260 procent van het bbp, een forse daling ten opzichte van 2015. Daarmee blijft Nederland echter nog steeds een van de meest schuldbelaste landen van Europa: in Duitsland bedraagt de private schuld circa 140 procent van het bbp, in Frankrijk 215 procent en in Spanje 120 procent. Het totale belegd vermogen van Nederlandse bedrijven, instellingen en huishoudens ligt nu dus wel hoger dan de totale schulden. Tegelijkertijd blijft het schuldbedrag natuurlijk fors, en vormt het een onontbeerlijke nuance bij die 3.500 miljard euro.”