Economie
Sluiten

Navigeer snel in deze serie:

Sluiten

Deel deze serie:

Economie

Hoever daalt de rente nog? Wat zijn de economische gevolgen van de coronacrisis? Hoe kijken we nu aan tegen globalisering? En wat zijn de gevolgen voor het Nederland van morgen? We verkennen het hier.

Thema
Inkomen
Collectie inhoud
82 Publicaties

Navigeer snel in deze serie:

Is er geleerd van de bankencrisis van 2008?

Gepubliceerd op: 15 maart 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Thijs Knaap, hoofdeconoom bij APG, over de vraag of het overheidsoptreden na het omvallen van de Silicon Valley Bank (SVB) bewijst dat er is geleerd van de bankencrisis van 2008.

 

Een kleine vijftien jaar geleden viel de Amerikaanse bank Lehman Brothers om. Het bleek de voorbode van de grootste financiële crisis sinds de jaren dertig. In Nederland moesten ABN Amro, Fortis en verzekeraar ASR met belastinggeld worden gered. Volgens Knaap was de grote fout die de Amerikaanse regering in 2008 maakte dat ze Lehman failliet lieten gaan. Nu er weer een bank is omgevallen, is de vraag of er iets is geleerd van de situatie in 2008. Dat blijkt deels het geval, al zijn niet alle lessen getrokken.

 

Bankrun
Er bestaan zowel overeenkomsten als verschillen met toen, stelt Knaap. “De rente stijgt flink. Dat betekent dat vastrentende waarden die banken op hun balans hebben staan, zoals obligaties, in waarde dalen. Er zijn immers nieuwe obligaties met een hogere rente te krijgen. Dat klinkt als een parallel met 2008: de bezittingen die een bank op zijn balans heeft staan, worden minder waard. Vijftien jaar geleden waren het rommelhypotheken waarvan de waarde kelderde, nu zijn het Amerikaanse staatsobligaties. Klanten worden vervolgens bang dat hun tegoed in rook opgaat en willen het snel van de bank halen: de bekende bankrun.”

 

Van de verschillen valt vooral op dat de waardedaling op de balansen van de banken minder fors is dan in 2008. “Toen werd ineens duidelijk dat banken een heleboel hypotheken hadden verkocht die allemaal niets meer waard waren. Verder was onduidelijk wie de hypotheken aan wie had verkocht en wat de blootstelling aan potentiële schade was. Nu is dat minder erg. We weten welke partijen de treasuries (Amerikaanse staatsobligaties, red.) hebben gekocht en hoe ze daarmee om moeten gaan. Dat maakt het minder spannend. Ook is belangrijk dat president Biden na het omvallen van de SVB meteen duidelijk maakte dat elke klant zijn of haar geld terugkrijgt. Dat was na de val van Lehman niet het geval. Als het goed is, dooft de ontstane paniek nu vrij snel. De reactie van Biden laat zien dat er geleerd is van 2008, al was de potentiële schade toen zo groot dat de Amerikaanse overheid moeilijker een garantstelling kon afgeven dan in de huidige situatie.”

Als kleinere bank kreeg SVB vrijstelling van de strengere regelgeving

Toezicht
Welke les volgens Knaap níet is getrokken uit de laatste financiële crisis, is dat het toezicht op de SVB gering was. “Sinds 2008 moeten banken hier in Europa maar ook elders veel meer gegevens doorgeven aan toezichthouders en worden hun balansen gecontroleerd. Dat gebeurt onder meer tijdens stresstesten, waarbij wordt gekeken wat een mogelijke rentestijging met de balans doet.” Nu zijn stresstesten een bekend verschijnsel in Europa en de VS, met dank aan de crisis van 2008. “Dat gebeurt allemaal met het idee van ‘nooit meer een bankencrisis’.” Maar de strengste regels zijn voor de grote systeembanken, de zogeheten globally systemic banks. “De SVB is echter een kleinere bank en kreeg daarom vrijstelling van die strengere regelgeving. Indien de regels voor grote banken hetzelfde waren geweest als voor de kleine banken, had deze huidige situatie waarschijnlijk voorkomen kunnen worden.” Knaap wijst ook nog op het verschil tussen Europa en de VS. “Het lijkt geen toeval dat dit in Amerika is gebeurd en niet in Europa. We zijn hier toch wat strenger. Dat vinden banken vervelend, maar in een situatie als deze helpt het wel.”

 

Besmettingsgevaar
Na de SVB viel ook de kleinere Signature Bank om en kon de First Republic Bank door een grote broer nog net op tijd uit de brand worden geholpen. Het leidt tot de vraag hoe zo’n besmetting van de ene op de andere bank kan ontstaan. Volgens Knaap kan dit via twee kanalen. “De eerste is dat de ene bank nog geld tegoed heeft van de andere. Er bestaat namelijk een heel circuit van banken waarbij onderling geld wordt uitgeleend. Dat werkt nagenoeg perfect, totdat het onderlinge vertrouwen wegvalt. Dan kan het gebeuren dat banken die op dat moment geld over hebben, besluiten dat zelf te houden in plaats van uit te lenen aan een bank die verlegen zit om liquiditeiten.” Om deze vorm van besmetting tegen te gaan, bestaat de mogelijkheid voor banken om geld te lenen van de centrale bank. Daarvoor moet de bank in kwestie wel een onderpand geven, maar daarvoor zijn de eisen lager dan voorheen. Daarnaast kan de overheid een bank verplichten een lening te nemen om zo het besmettingsgevaar te dempen. Ook wat dat betreft is er een les getrokken uit de crisis van 2008, aldus Knaap.

 

Het tweede kanaal waardoor besmetting van banken kan ontstaan, is als consumenten door problemen bij een andere bank het vertrouwen verliezen in hun eigen bank en hun geld massaal opnemen. Deze besmettingsvorm is lastiger te bestrijden dan wanneer het vertrouwen tussen banken onderling wegvalt. “Toch is ook hier een goed middel voor bedacht, en dat is het depositogarantiestelsel. Dat betekent dat de overheid spaartegoeden tot een zeker bedrag garandeert. In Nederland is dit een ton. Vaak is dit voldoende om mensen gerust te stellen. In het geval van de SVB stelde de Amerikaanse overheid particuliere klanten meteen gerust door al hun spaargeld te garanderen. Dat zorgt ervoor dat de bevolking vertrouwen houdt in banken.”

Volgende publicatie:
Zijn Nederlanders financieel kwetsbaarder dan vroeger?

Zijn Nederlanders financieel kwetsbaarder dan vroeger?

Gepubliceerd op: 9 maart 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Thijs Knaap, hoofdeconoom bij APG, over de vraag of Nederlanders financieel kwetsbaarder zijn dan vroeger.

Vorig jaar was 60 procent van de Nederlanders financieel kwetsbaar of ongezond. In 2021 was dit nog 50 procent. Iets meer dan de helft (54 procent) van de huishoudens kan alle rekeningen probleemloos betalen, tegenover 65 procent in 2021. Dat blijkt uit onderzoek naar de financiële gezondheid van Nederlandse huishoudens dat Deloitte samen met het Nibud en Universiteit Leiden uitvoerde. Betekent dit dat er sprake is van een neerwaartse trend?


Slecht jaar

“2022 was op financieel vlak voor veel mensen een slecht jaar”, aldus Knaap. “We zagen hoge inflatie en dalingen van het reële loon (het beschikbaar inkomen na correctie voor inflatie, red.). Als gevolg daarvan hebben mensen aan het eind van de maand minder geld over. Volgens het Nibud is de situatie dit jaar wat verbeterd door de in veel sectoren doorgevoerde loonsverhogingen en de stijging van het minimumloon.” Het Nibud beschouwt 2023 dan ook als een jaar waarin mensen moeten bijkomen van de klap van 2022. Doordat veel mensen de afgelopen tijd hebben moeten interen op hun spaargeld, kan Knaap zich voorstellen dat een grote groep nu juist kwetsbaarder is dan één of twee jaar geleden. Kijken we verder terug, bijvoorbeeld naar de jaren tachtig – gekenmerkt door economische krimp, werkloosheid en bezuinigingen – dan zijn we nu echter minder kwetsbaar. Knaap: “We zitten in een opgaande lijn met af en toe een knikje naar boven of juist naar beneden, zoals we net hebben gehad.” 


Dan is er de vraag wat kwetsbaar precies inhoudt. Volgens Knaap betekent het doorgaans niet dat je langzaam maar zeker aan het eind van je budget komt, maar dat dit met een schok gebeurt. Te denken valt aan het verlies van een baan, ziekte of een scheiding. “Dit soort schokken zijn er altijd geweest, en de vraag is wat je eraan kunt doen. Een deel van de oplossing ligt bij een sociaal vangnet en toegankelijke gezondheidszorg. De andere component is weerbaarheid: kun je je weren tegen een schok, bijvoorbeeld door het vinden van een (nieuwe) baan? Wat dat betreft is het weleens erger geweest. Nu is de werkloosheid ongeveer 3,6 procent. In de jaren tachtig was dat vele malen hoger, zeker onder jongeren. Die weerbaarheid is nu dus best groot.”

Zorgen over de situatie van Nederlanders die het wat minder breed hebben, zijn wel terecht

Kloof
Een andere positieve ontwikkeling is de situatie van ouderen. “Die hebben traditioneel gezien veel minder opties omdat ze doorgaans niet meer kunnen werken. Gelukkig hebben we in Nederland een stelsel van pensioenen en AOW ingericht, waardoor er hier maar heel weinig armoede onder ouderen bestaat.”


Er is in Nederland nog wel een kloof tussen mannen en vrouwen, maar die wordt langzaamaan gedicht. “Vrouwen zijn gemiddeld al hoger opgeleid dan mannen en het aantal vrouwen dat zelfstandig een inkomen verdient, neemt toe. Dat verhoogt de weerbaarheid onder vrouwen. Dit zijn allemaal verbeteringen die er opgeteld voor zorgen dat de financiële kwetsbaarheid van Nederlanders gemiddeld genomen geringer is dan vroeger.”


Tegelijkertijd schuilt het gevaar in dat ‘gemiddeld genomen’, vervolgt Knaap. “Want is de situatie van Nederlanders die het wat minder breed hebben, ook verbeterd? Daar kun je wel wat zorgen over hebben. Zo kunnen mensen met bijvoorbeeld een flexcontract moeilijker een schok opvangen.” Dit raakt ook aan de kloof tussen zogeheten ‘insiders’ en ‘outsiders’, waarbij de insiders (degenen met een baan) meer gebaat zijn bij loonsverhoging dan bij de uitbreiding van werkgelegenheid naar de ‘outsiders’. “Dat is van alle tijden, maar voor een baan heb je niet alleen intellectueel kapitaal nodig maar ook in toenemende mate sociaal kapitaal. Dan gaat het er dus om of je weet hoe je je moet gedragen, hoe dingen werken binnen een bedrijf en bij wie je moet zijn voor vragen. Het risico bestaat dat mensen die dat lastig vinden, steeds meer buiten de boot vallen. In veel opzichten is de situatie nu dus beter dan in de jaren tachtig, maar dat betekent niet dat iedereen in staat is uit zichzelf mee te komen.”


Jongeren

Het onderzoek van Deloitte wijst ook uit dat jongeren relatief vaak financieel kwetsbaar zijn. Dat heeft volgens Knaap te maken met het verschil tussen solvabiliteit (dat aangeeft of je op termijn aan je betalingsverplichtingen kunt voldoen, red.) en liquiditeit. “Jongeren zijn enorm solvabel want ze hebben nog een heel werkend leven voor zich waarin ze misschien wel honderdduizenden euro’s gaan verdienen. Alleen, die hebben ze nu nog niet, dus voor veel jongeren is het gebrek aan liquide middelen een probleem. Maatregelen die zij kunnen treffen, komen nauw overeen met wat pensioenbeleggers doen om liquiditeitsproblemen te vermijden: zorg voor een spaarbuffer en hou in de gaten of die niet te snel opraakt. Door de arbeidsmarktkrapte is het voor jongeren nu relatief makkelijk om een bijbaan te nemen, en zo hun financiële weerbaarheid te vergroten. Als jongere kun je daarom beter nu in de financiële problemen zitten dan in de jaren tachtig.” 

Volgende publicatie:
“Investeren in hypotheken blijft interessant”

“Investeren in hypotheken blijft interessant”

Gepubliceerd op: 6 maart 2023

APG investeert namens zijn pensioenfondsklanten ABP, bpfBOUW en SPW in hypotheekleningen van MUNT Hypotheken. Wat verwacht de pensioenbelegger van de hypotheekmarkt op de langere termijn? En hoe kan deze investering bijdragen aan de verduurzaming van Nederlandse woningen? We vragen het Kay Mennens, Senior Portfoliomanager Credits bij APG.

Met de investering in de onafhankelijke hypotheekaanbieder MUNT Hypotheken is zo’n 1,75 miljard euro gemoeid. Negen van de tien grootste pensioenfondsen van Nederland beleggen nu in MUNT Hypotheken. Dit doen zij via het platform van DMFCO, dat dient als onafhankelijke vermogensbeheerder van Nederlandse hypotheken. 

De huizenmarkt lijkt in Nederland wat af te koelen. Vormt de hypotheekmarkt nog wel een aantrekkelijke investering?
“Het rendement blijft nog wel zodanig op peil dat een investering als deze interessant genoeg is voor investeerders. Wel wordt verwacht dat de komende jaren minder hypotheken worden afgesloten. Dat komt met name omdat veel huizenbezitters afgelopen jaar hun hypotheek hebben overgesloten. De reden daarvoor was dat ze toen nog hun lening voor een lage rente voor langere tijd konden vastzetten. Daarnaast kunnen mensen tegenwoordig de rente en voorwaarden van hun huidige hypotheek meenemen wanneer ze verhuizen. Die groep zal ook niet snel een nieuwe hypotheek afsluiten. Deze ontwikkelingen zorgen wel voor wat druk op het rendement, want de concurrentie wordt groter. De hoeveelheid investeerders en de hoeveelheid beschikbaar geld blijven immers gelijk, maar het aantal hypotheken neemt af. De afgelopen jaren zagen we dat er voor investeerders wel een ondergrens bestaat voor wat betreft het rendement. Als het rendement te slecht wordt, haken bepaalde investeerders al dan niet tijdelijk af, waarna het rendement weer zal aantrekken. Ik denk dan ook dat de vooruitzichten nog steeds positief zijn, en we over een langere periode een aantrekkelijk rendement kunnen behalen. Ons doel is om 0,75 tot 1 procent meer te verdienen dan de risicovrije rente.”


De directeur van DMFCO kijkt ernaar uit om “de ervaringen van APG en zijn pensioenfondsklanten op het gebied van ESG te gebruiken om ons hypotheekbedrijf verder door te ontwikkelen.” Wat zijn enkele voorbeelden van deze ervaringen waarmee DMFCO aan de slag kan?
“Toen we in 2018 investeerden in Vista Hypotheken waren we de eerste grote investeerder op dat platform, waardoor we daar een stevige vinger in de pap hadden. We hebben toen gezegd dat de hypotheken van Vista een duurzaam karakter moesten krijgen. Zij zijn vijf jaar geleden daarom begonnen met een zogeheten ‘groenkorting’. Dat wil zeggen dat je korting krijgt op je hypotheekrente als de woning een energielabel A heeft, of wanneer je het energielabel na aankoop verbetert naar A. Dat is daarna door meerdere hypotheekverstrekkers overgenomen. Tegelijkertijd is de aandacht veel meer komen te liggen op het helpen van klanten om hun woning te verduurzamen. Dat kan met behulp van financiering, maar wat je veel vaker ziet is dat het probleem ligt bij het feit dat de consument onbekend en onervaren is met dit onderwerp. Wat dan helpt is het verstrekken van informatie en ervoor zorgen dat de klant in contact komt met een aannemer. Die kan dan duidelijk maken wat het verduurzamen van een woning kost en wat het oplevert.


Een ander leerpunt is dat de periode rond de aankoop van een huis niet het uitgelezen moment is om het met de koper te hebben over verduurzaming. Vaak heeft de klant dan al genoeg aan z’n hoofd en komt informatie over verbouwingen ten behoeve van duurzaamheid en de financiering daarvan op een ongeschikt moment. In plaats daarvan kijken we naar de mogelijkheid om contact met de klant te blijven houden ná het afsluiten van de hypotheek. Dat doen we om de klant zoveel mogelijk te helpen en mogelijke drempels weg te nemen, zodat hij daadwerkelijk zijn woning gaat verduurzamen. Een hypotheekproduct geeft de mogelijkheid om op een heel directe manier met de consument te praten over verduurzaming. Daarin hebben hypotheken wel een unieke rol, want bij andere beleggingen heb je meer te maken met bedrijven.”

De kredietverliezen op hypotheken over de afgelopen jaren zijn heel laag geweest

Het is anno 2023 voor veel Nederlanders, zeker voor starters, lastig om een hypotheek te krijgen. Dit komt onder meer doordat de voorwaarden, zoals het meebrengen van eigen geld, een stuk strenger zijn dan voorheen. Kan APG daarin iets betekenen nu het namens zijn fondsklanten in hypotheken investeert?
“Veel van die voorwaarden zijn wettelijk vastgelegd en daar kunnen we als APG dus weinig aan veranderen. Overigens is het zo dat de strenge regelgeving een van de redenen is waarom hypotheekproducten het goed doen wat risico betreft. De kredietverliezen op hypotheken over de afgelopen jaren zijn heel laag geweest. En niet alleen in de afgelopen jaren toen het economisch goed ging, ook tijdens de financiële crisis van 2008 bleven de verliezen heel laag: zo’n 0,1 procent in een jaar op basis van een hele portefeuille. En dan heb je het nog over een crisisjaar. Die strenge acceptatiecriteria en voorwaarden zijn positief voor het kredietprofiel van hypotheken.


Dat nieuwe hypotheekleningen nu door de hogere rente wat minder betaalbaar zijn, is nu eenmaal zo. Tegelijkertijd liggen de zogeheten ‘loan-to-value’-limieten in de ons omringende landen veel lager, waardoor je daar meer eigen geld moet meebrengen om een huis te kunnen kopen. Daarom zijn buitenlandse investeerders ook terughoudend om zich op de Nederlandse hypotheekmarkt te begeven, omdat je hier tot 100 procent van de waarde van je huis kunt lenen, wat in principe hartstikke risicovol is. Daar staat weer tegenover dat hier strenger wordt getoetst of het inkomen van de hypotheekaanvrager voldoende is om de maandelijkse rente en aflossing te kunnen betalen. In tegenstelling tot andere landen wordt hier een hypotheek verstrekt op basis van iemands inkomen, niet enkel op basis van het huis als onderpand. Dat is het grote verschil.”


Tot slot: wat merkt de Nederlander die een huis wil kopen van deze investering?
“Ik denk eerlijk gezegd niet zo heel veel. Het landschap van Nederlandse hypotheekverstrekkers is al geruime tijd vrij breed. Er zijn rond de veertig hypotheeklabels op de markt. MUNT Hypotheken is in 2014 begonnen en heeft een stuk of 25 Nederlandse pensioenfondsen als investeerder. Het totale bedrag aan uitstaande hypotheekschuld in Nederland is ruim 800 miljard euro. Een nieuwe investering van 1,75 miljard euro gaat niet veel veranderen aan het product van MUNT, maar de investering kan er wel voor zorgen dat ze hun huidige marktpositie als een van de grootste hypotheekaanbieders van Nederland vasthouden en misschien nog wel verstevigen.”

 

Bekijk hier het persbericht over de investering in MUNT Hypotheken.

Volgende publicatie:
“Het lijkt soms alsof we die economische kloof tussen mannen en vrouwen wel oké vinden”

“Het lijkt soms alsof we die economische kloof tussen mannen en vrouwen wel oké vinden”

Gepubliceerd op: 6 maart 2023

Loonkloof, pensioenkloof, koopkrachtverlies bij scheiding, financiële afhankelijkheid. Ruim 60 jaar na het afschaffen van de Wet Handelingsonbekwaamheid lopen vrouwen in economisch opzicht nog steeds hardnekkig achter. Op Internationale Vrouwendag staat Parkstad Limburg stil bij het thema Vrouw en Geld. Mariëlle Heuts schuift namens APG aan bij de forumdiscussie.

 

Vandaag de dag krijgen vrouwen nog altijd minder betaald voor dezelfde functies als mannen, werken ze vaker parttime en zijn ze minder economisch onafhankelijk. Voor de oorzaak moeten we kijken naar de recente geschiedenis, zegt rechtshistoricus Madeleijn van den Nieuwenhuizen. Zij verzamelt verhalen over de tijd dat getrouwde vrouwen volgens het Burgerlijk Wetboek ‘handelingsonbekwaam’ waren – een juridische categorie die ook gold voor kinderen en ‘zwakzinnigen’.

 

Deze wet hield stand tot 1956 en hield onder andere in dat je als vrouw vanaf je ja-woord geen eigen bankrekening mocht openen, geen hypotheek of verzekering kon afsluiten, en dat je alleen een arbeidscontract kon afsluiten met formele toestemming van je man. Je loon droeg je technisch gezien ook af aan je man, want hij was de baas over de gemeenschap van goederen waarin je toen standaard trouwde. Het idee achter deze wet was dat in de vereniging, dus ook in de echtvereniging, slechts één de baas kon zijn. De tomeloze lobby van politica Corry Tendeloo leidde tot afschaffing van deze handelingsonbekwaamheid.

 

Bizar. Met dat ene woord omschrijft Mariëlle Heuts de wet die in 1956 is afgeschaft. Heuts is bestuurssecretaris en -adviseur bij APG en nauw betrokken bij de transitie naar een nieuw pensioenstelsel, waarbinnen het informeren en begeleiden van pensioendeelnemers een belangrijk onderdeel is. Ook hielp ze bij de ontwikkeling van online platformen die inzicht bieden in de eigen financiële situatie. “Ik heb het trouwboekje van mijn grootouders bewaard. Daarin staat letterlijk dat de vrouw gehoorzaamheid verschuldigd is aan haar man. Anno nu is dat niet meer voor te stellen. Daarna duurde het overigens nog tot 1980 voordat de wet gelijke behandeling er kwam.”

Op Internationale Vrouwendag praat je in een forumdiscussie mee over de economische ongelijkheid van vrouwen. Wat is jouw motivatie om aan te schuiven?  

“Het lijkt soms alsof we die economische kloof tussen mannen en vrouwen wel oké vinden. De ontwikkeling om het gat te dichten verloopt in elk geval enorm langzaam. En dat boeit mij. Op microniveau vindt iedereen het inmiddels gelukkig heel vanzelfsprekend dat mannen en vrouwen gelijke kansen hebben. Maar op macroniveau ziet het ernaar uit dat het nog jaren gaat duren voordat de loonkloof tussen mannen en vrouwen verdwenen is.”

 

Waar kijk je het meest van op?
“APG dichtte na eigen intern onderzoek in 2019 in één keer de loonkloof tussen mannelijke en vrouwelijke collega’s. We haalden de landelijke media met het besluit om mannen en vrouwen hetzelfde salaris te betalen. Dat voelt dan toch als de omgekeerde wereld.

Maar ik sta er ook van te kijken dat Nederland zo achterloopt op de rest van Europa, terwijl we op andere vlakken vaak juist als een ondernemend en vooruitstrevend land worden gezien. Ik kom privé veel in Frankrijk, daar vinden vrouwen fulltime werken volstrekt normaal. We hebben hier in Nederland dus niet alleen een gat te dichten tussen mannen en vrouwen, maar ook met de rest van Europa.”

Wat kan daaraan ten grondslag liggen?

“De rechten van de vrouw, zoals die waren vastgelegd in de wet, zijn daar zonder meer een oorzaak van. De traditionele taakverdeling die toen is ontstaan, zorgt ook generaties later nog vaak voor sociale druk bij vrouwen om bijvoorbeeld de meeste zorgtaken in het gezin op zich te nemen. Ook is er, kijkend naar het huidige aantal vrouwen in topposities, nog steeds een glazen plafond voor vrouwen die hun mannelijke collega’s vaak sneller carrière zien maken.

 

Tot slot denk ik dat veel vrouwen zich onvoldoende realiseren wat de effecten zijn van bepaalde keuzes – bijvoorbeeld parttime gaan werken bij de komst van kinderen. Je tekent niet alleen voor een loonkloof tijdens je loopbaan, maar ook voor een pensioenkloof daarna.”

 

Genoeg werk aan de winkel dus om die kloof te dichten. Waar moeten we starten?
“Het start met bewustwording, dus goede voorlichting is essentieel. Daarin zie ik onder meer een rol voor werkgevers. Bijvoorbeeld door actief het gesprek aan te gaan met parttime werkende vrouwen over hoe ze gefaciliteerd kunnen worden om meer uren te werken. Denk aan flexibelere werktijden of thuiswerkmogelijkheden. Ik durf te wedden dat er veel mogelijk is door met een andere bril naar de realiteit te kijken.

Het bevoordelen van vrouwen met een quotum is ook een veelgebruikt middel. Dat zie ik echter meer als een hulpmiddel dan als een oplossing. Het pakt de bron van het probleem niet aan.
Een andere rol is er voor echtgenoten en partners; zij kunnen hun vrouwen stimuleren. Ik denk hierbij aan een gesprek dat ik had met een vrouwelijke collega. Zij zette een stap op de ladder en kreeg een leidinggevende functie. Hartstikke mooi natuurlijk. Maar haar man zag dat helemaal niet zo zitten. Want: ze was vaker van huis, had meer verantwoordelijkheid en werkte meer in de avond. Hoe moest dat nu met de kids? Die man keek voor de opvang van hun kinderen direct naar zijn vrouw en niet naar zichzelf of naar andere oplossingen.”

En dan zijn er de vrouwen zelf natuurlijk. Hoe kunnen zij morgen al zelf die kloof een stukje dichten?

“Ga op zoek naar informatie. Er is genoeg over dit onderwerp te vinden op internet. Zorg dat je begrijpt wat bijvoorbeeld minder werken betekent, zowel in het hier en nu (loonkloof), maar ook voor je carrière en je toekomst na pensionering (pensioenkloof). Stel jezelf de vraag of je op basis van deze informatie dezelfde keuzes zou maken. Als jij minder werkt, ben je later afhankelijk van de pensioenpot van je man. Wil je dat? En als je dan niet meer samen bent? Wil je dat risico lopen? En maak dit thuis aan de keukentafel bespreekbaar. Ik heb in mijn omgeving een scheiding meegemaakt waarbij de vrouw er beduidend slechter vanaf kwam dan de man. Dat zou ik niet willen meemaken. En dat gun ik mijn kinderen ook niet.

 

Kijk ook naar je salaris. Vrouwen verdienen nog steeds minder dan mannen voor hetzelfde werk. Het is bovendien nog vaak een typisch vrouwending om daarover niet te onderhandelen. Of kijk of je niet toch een paar uur meer zou kunnen werken. Ga het gesprek hierover aan met je werkgever en onderhandel over je salaris. Toen ik een nieuwe stap zette binnen APG heb ik aan HR gevraagd of mijn salaris passend was. Het ging mij niet eens om het geld, maar ik wilde zeker weten dat er serieus naar gekeken was.”

 

Internationale Vrouwendag is natuurlijk ook een dag om te vieren wat goed gaat. Welke vooruitgang heb jij zelf al ondervonden en wat wil jij doorgeven?
“Laten we wel wezen, de afgelopen generaties is er al ongelooflijk veel veranderd in positieve zin. Zo hebben mijn ouders mij van kind af aan gestimuleerd om mijzelf te ontwikkelen en mijn eigen geld te verdienen. Mede dankzij hen ben ik financieel onafhankelijk. Overigens met alle support van mijn man, ook daar ben ik trots op. Nieuwe schoenen kopen met de creditcard van mijn man? Ik kan mij daar niets bij voorstellen! Ook ben ik dankbaar voor de vrouwelijke rolmodellen die ik had. Mijn moeder heeft mij laten zien dat werk en gezin elkaar niet in de weg hoeven te staan. Ze grapte altijd dat we met mijn vaders inkomen de vaste lasten betaalden en dat we van haar inkomen de leuke dingen deden. Ook mijn beide oma’s hebben gewerkt, zelfs in de tijd dat dit not done was. Ik ben dus niet anders gewend dan dat vrouwen hun steentje bijdragen. En dat is ook wat ik wil meegeven aan mijn twee dochters. Dat je met werk veel kunt bereiken. Dat gaat veel verder dan alleen in financiële zin. Werken en onafhankelijk zijn doen ook iets met de balans en gelijkwaardigheid in een relatie. Bovendien is werken leuk en kun je er iets mee betekenen.”

Financiële onafhankelijkheid van vrouwen is binnen APG een belangrijk thema. Als Topvrouw van het Jaar 2022 werkt APG CEO Annette Mosman aan het vergroten van het financiële bewustzijn en de financiële onafhankelijkheid van Nederlandse vrouwen. “Vrouwen nemen te vaak besluiten op basis van onvolledige informatie, dat moet écht anders”, aldus Mosman in een interview.
“220.000 euro pensioen minder, willen vrouwen dat echt?” | APG

Francine van Dierendonck, lid raad van bestuur en verantwoordelijk voor deelnemers- en werkgeversservices en fondsenbedrijf, maakt zich ook sterk voor financiële gelijkheid. Tijdens de opening van de Expositie Vrouw en Inkomen van ABP en APG zei ze: “Financiële onafhankelijkheid betekent dat je beschermd bent als je bijvoorbeeld gaat scheiden.”

Volgende publicatie:
Kan de Nederlandse industrie volledig op waterstof draaien?

Kan de Nederlandse industrie volledig op waterstof draaien?

Gepubliceerd op: 2 maart 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Senior Portfoliomanager Jan-Willem Brommersma over de haalbaarheid van een Nederlandse industrie die in plaats van gas draait op waterstof. “Een volledige omschakeling van de industrie in Nederland naar waterstof is mogelijk, maar vóór 2040 zie ik dat niet gebeuren.”


Onlangs legde minister Rob Jetten (Klimaat en Energie) een bezoek af aan een Spaanse waterstoffabriek, samen met bedrijven als Shell, Tata Steel en Gasunie. Doel van de trip: onderzoeken of Spanje in de toekomst waterstof kan leveren aan Nederland. Om de volledige industrie in Nederland op waterstof te laten draaien, is de Nederlandse (groene) waterstofproductiecapaciteit namelijk niet voldoende. Om het industriële gebruik van fossiele brandstoffen volledig te vervangen door waterstof, is aanvullende capaciteit uit het buitenland nodig. Maar hoe realistisch ís een volledig op waterstof gebaseerde industrie in Nederland eigenlijk? Hoe snel kan het werkelijkheid zijn en wat moet daar nog voor gebeuren?


1200 graden

Om die vraag te beantwoorden, zul je eerst moeten kijken in welke industrieën je niet zonder waterstof kunt. En volgens Brommersma – die zich als belegger toelegt op de chemiebedrijven, bouwmaterialensector en een deel van de industriële sector – zijn dat vooral de industrieën waarin iets tot een heel hoge temperatuur verhit moet worden. “Om temperaturen boven de 250-300 graden te bereiken heb je nu gas of kolen nodig. Dat geldt bijvoorbeeld voor de productie van staal, maar ook van bakstenen. Ook voor glaswol heb je een temperatuur van 1200 graden nodig. Met elektriciteit kun je een goed geïsoleerd huis verwarmen, maar voor dit soort industriële productieprocessen is elektriciteit dus geen optie. Waterstof is dat wel.”


Waterstof heeft als voordeel dat je het heel lang kunt opslaan, in tegenstelling tot elektriciteit. Daardoor kun je de momenten waarop je stroom afneemt om waterstof te produceren, gericht uitkiezen.


Negatieve stroomprijs

“Om waterstof te produceren heb je zogeheten elektrolysers nodig, maar deze zijn duur in het gebruik. Je moet ze dus aanzetten als de stroomprijs laag of zelfs negatief is. Als het bijvoorbeeld ’s nachts hard waait, is er een groot aanbod aan stroom van windmolens, terwijl de vraag heel klein is. Dan kan het voorkomen dat de stroomprijs negatief is. Je kríjgt dan dus geld om elektriciteit af te nemen, maar je moet die wel kunnen opslaan. De huidige accu’s zijn daar niet echt geschikt voor vanwege de beperkte capaciteit, maar waterstof is dat wel. Het voordeel van waterstof is dus niet alleen dat je het kunt produceren wanneer de kostprijs laag is, de productie van waterstof kan ook zorgen voor een evenredigere verdeling van het energieverbruik.”


Als het gaat om de vraag hoe snel de Nederlandse industrie volledig op waterstof kan draaien, zijn volgens Brommersma twee hoofdfactoren bepalend: de hoeveelheid waterstof die in Nederland gegarandeerd kan worden geproduceerd en de investeringen die de industrie maakt om over te schakelen.


“In de transportsector wordt een debat gevoerd over elektrisch aangedreven vrachtwagens versus vrachtauto’s op waterstof. De accutechnologie is nog niet ver genoeg ontwikkeld om vrachtvervoer voor lange afstanden te elektrificeren. Maar het voordeel van elektriciteit is wel dat deze overal en makkelijker beschikbaar is. Met de introductie van solid state batterijen in de toekomst wordt elektriciteit voor het transport over de weg een beter alternatief ten opzichte van waterstof (solid state batterijen zijn lichter, sneller oplaadbaar en hebben een grotere opslagcapaciteit, red.). In dat geval heb je voor de transportsector geen waterstof meer nodig en kun je deze gebruiken voor de sectoren die geen schoon alternatief hebben: industrieën waarvan de productieprocessen hoge temperaturen vereisen en kunstmestproductie.”     


Maasvlakte

Om de hele industrie op waterstof te kunnen baseren, zal Nederland hoe dan ook waterstof moeten importeren uit landen die deze goedkoop kunnen produceren.  


“Spanje, Marokko en Algerije hebben de laagste kosten voor de productie van zonne- en windenergie, waardoor het uitgelezen landen zijn voor groene waterstofproductie. Bij de Maasvlakte is voldoende ruimte om grote voorraden waterstof op te slaan die je importeert uit andere landen, net zoals nu bijvoorbeeld met Liquified Natural Gas (LNG) gebeurt. Rotterdam zou dus afspraken met deze landen kunnen maken om de waterstof verder te distribueren in Nederland, België en wellicht ook Duitsland. Om bijvoorbeeld in de behoefte van de chemische industrie in die landen te voorzien. Voor grootschalige opslag van waterstof op de Maasvlakte moeten wel veiligheidsmaatregelen en dergelijke aangepast worden.”


Als je het hebt over de omschakeling van fossiele brandstoffen naar waterstof, is er één bedrijf in Nederland waar je volgens Brommersma niet omheen kunt: Tata Steel in IJmuiden.


Enorme investeringen

“Een bedrijf als Tata Steel moet enorme investeringen doen om waterstofgebaseerd te worden en de doorlooptijd is lang. Zo’n bedrijf wil dus zeker weten dat de vereiste hoeveelheid waterstof te zijner tijd ook beschikbaar is. Wil de overheid dat ondersteunen? Kan ze garanderen dat die capaciteit er is? In dat licht begrijp ik wel dat minister Jetten dat bezoek aan Spanje heeft afgelegd.”


De uitdaging wordt nóg duidelijker als Brommersma de cijfers qua waterstofbehoefte en productiecapaciteit opsomt.


“Om de bestaande staalproductie ‘groen’ te produceren, heeft alleen al Tata Steel 5-6 gigawatt aan waterstof nodig. De verwachting is dat de waterstofproductie in Nederland in 2030 ongeveer 3-4 gigawatt is. Tel daarbij op dat we in Nederland relatief veel energie-intensieve bedrijven hebben – chemie, staal et cetera – en we ontkomen er niet aan om waterstof te importeren uit landen als Spanje en Marokko. We zouden wel gek zijn als we dat niet doen. Een volledige omschakeling van de industrie in Nederland naar waterstof is dus mogelijk, maar vóór 2040 zie ik dat niet gebeuren.”

Volgende publicatie:
Is de kritiek van grote bedrijven op het Nederlandse vestigingsklimaat terecht?

Is de kritiek van grote bedrijven op het Nederlandse vestigingsklimaat terecht?

Gepubliceerd op: 23 februari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Thijs Knaap, hoofdeconoom bij APG, over de vraag of het vestigingsklimaat in ons land onder druk staat.

 

Nederland scoort als het gaat om de concurrentiepositie nog steeds hoog op de internationale ranglijsten. Deze ranglijsten zijn echter gebaseerd op historische data, betoogt VNO-NCW-voorzitter Ingrid Thijssen in een opiniestuk in de Volkskrant en een brief aan de Tweede Kamer. Daarin uit zij haar zorgen over de toekomst van het Nederlandse vestigingsklimaat, net nu ons land zich opmaakt voor de fundamentele transitie naar een nieuwe, duurzame economie. Eerder dreigde de topman van Boskalis al met een vertrek van het baggerbedrijf uit Nederland als het parlement de Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen zou aannemen. Is de kritiek van het bedrijfsleven terecht en staat het vestigingsklimaat hier inderdaad onder druk?

Knelpunten
Om deze vraag te beantwoorden haalt Knaap het raamwerk erbij waarmee APG als institutionele belegger bepaalt of het in een land wil investeren of niet. Hierbij spelen volgens Knaap drie vragen een rol. “Kort gezegd is de eerste vraag economisch van aard: valt er geld te verdienen? Stel dat je een fabriek wilt openen, dan wil je bijvoorbeeld weten welke grondstoffen aanwezig zijn en of de beroepsbevolking goed is geschoold. De tweede vraag gaat over wie de macht heeft. Als je ergens in investeert, wil je van tevoren zekerheid over het politieke klimaat, belastingen en regelgeving. En dan is er nog vraag drie: wat kost het om ergens een bedrijf te openen of erin te beleggen?”

 

De eerste twee vragen, over de economische omstandigheden en wie de macht heeft, komen terug in de brief van VNO-NCW, ziet Knaap. “Het gaat onder meer over de infrastructuur, het opleidingsniveau van jongeren en de regeldruk vanuit de overheid. Maar wat ze niet noemen, zijn de kosten om hier een bedrijf te vestigen. Dat is wel een draai, want voorheen zette de werkgeverslobby altijd in op loonmatiging. Dat resulteerde er in de jaren tachtig en negentig in dat veel bedrijven hiernaartoe verhuisden. Nu lijkt de wind uit een andere hoek te waaien en stelt de werkgeversorganisatie dat we moeten inzetten op onder meer kennis, innovatie en infrastructuur. Dat het punt van de kosten niet wordt genoemd, is ergens ook weer niet zo vreemd. Er heerst recordkrapte op de arbeidsmarkt, dus is het logisch dat je je richt op hoe mensen zo efficiënt mogelijk kunnen werken en daarbij minder let op de (loon)kosten. Het zegt wel wat over waar de knelpunten nu liggen in Nederland.”

Thijs Knaap

Samenspel
Op een aantal punten heeft VNO-NCW zeker een punt, stelt Knaap dan ook. “Zo zijn ze bezorgd over de dalende PISA-scores (internationaal vergelijkend onderzoek dat de vaardigheden van 15-jarigen toetst, red.) van Nederlandse leerlingen wat lezen en schrijven betreft. Die scores dalen inderdaad, en je zou ook kunnen zeggen dat er in Nederland een behoorlijke regeldruk bestaat.” Wat de werkgeverslobby voorstelt om het vestigingsklimaat op peil te houden, is prima, vervolgt de econoom. “Niemand zal er immers bezwaar tegen hebben dat mensen beter worden opgeleid of dat er nieuwe netwerken voor schone energie worden aangelegd. Tegelijkertijd misken je dan wel dat andere maatschappelijke aspecten minder aandacht krijgen. VNO-NCW kijkt als ondernemer naar de wereld. De meeste mensen zijn echter consument en werknemer en die vinden weer andere zaken belangrijk, zoals gelijkheid. Als veel mensen zich miskend voelen, kan de high trust society op het spel komen te staan.”

 

Juist die high trust society, een wetenschappelijke term, is een van de redenen waarom Nederland zo hoog op de internationale ranglijsten staat, aldus Knaap. “Het maatschappelijke vertrouwen is positief voor het vestigingsklimaat. Het zorgt ervoor dat je je als ondernemer niet zoveel zorgen hoeft te maken of een wederpartij zich aan de gemaakte afspraken houdt. Dit vertrouwen is een belangrijk publiek goed dat we met z’n allen hebben opgebouwd. Het komt onder druk te staan als de ongelijkheid in de samenleving groot is.” Dat is nu tot op zekere hoogte aan de hand, volgens Knaap. “Daar zit een spanning. Als je als overheid investeert in infrastructuur en bedrijven weinig in de weg legt, kan dat strijdig zijn met het streven om met hogere lonen en belastingen de lagere inkomensgroepen financieel vooruit te helpen. Het gevaar van alleen luisteren naar bedrijven is dat je maar één kant van de zaak hoort, terwijl je als overheid een verantwoordelijkheid hebt voor de gehele samenleving.” Waar de zorgen van VNO-NCW op sommige punten terecht zijn, is het “uiteindelijk een samenspel van heel veel factoren die bepalen of een land aantrekkelijk is”, besluit Knaap.

Volgende publicatie:
Hebben Nederlanders meer schulden dan andere Europeanen?

Hebben Nederlanders meer schulden dan andere Europeanen?

Gepubliceerd op: 8 februari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Thijs Knaap, hoofdeconoom bij APG, over hoeveel schuld Nederlanders hebben ten opzichte van andere Europeanen.


Naar verwachting neemt het aantal Nederlandse huishoudens met schulden de komende tijd toe. Oorzaak hiervan zijn de gestegen energieprijzen. Momenteel duurt de schuldhulpverlening te lang en melden te weinig mensen met problematische schulden zich bij de gemeente, stelt minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen). Ze wil er daarom voor zorgen dat huishoudens met beginnende geldzorgen eerder in beeld komen bij hulpverleners. Dit moet voorkomen dat de schulden te hoog oplopen. Hebben Nederlandse huishoudens in vergelijking met andere Europeanen eigenlijk veel schulden?

 

Grote schuldenaren
Uit cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) blijkt dat van alle Europese nationaliteiten de Zwitsers de meeste schulden hebben, namelijk 255 procent van het beschikbare inkomen. “De Noren en Denen staan daar nog boven. Maar recente data van de Bank voor Internationale Betalingen (de centrale bank van de centrale banken, red.) tonen dat veel van hen de afgelopen tijd hun hypotheek gedeeltelijk of helemaal hebben afgelost vanwege de opgelopen rente”, zegt Knaap. Dat zou betekenen dat inwoners van die beide landen nu een stuk minder schulden hebben én dat Nederland tweede achter Zwitserland staat. De conclusie is dus dat wij volgens deze maatstaf, van totale schulden ten opzichte van het beschikbare inkomen, behoorlijk grote schuldenaren zijn. Ook in internationaal perspectief.”

 

De ontwikkeling in Scandinavië vormt wel een indicatie dat schulden niet altijd als een probleem moeten worden gezien, vervolgt Knaap. “Een schuld kan een keuze zijn, en als je er vermogen of een hypotheek tegenover hebt staan, is het niet zo erg.” Hiervoor wijst hij op cijfers die de samenhang tussen de schulden en vermogens per land weergeven. “Het mooie is dat Nederland daar óók op nummer twee staat. We hebben na België, geschaald naar beschikbaar inkomen, ook het meeste vermogen na aftrek van onze schulden.” Hierbij moet worden aangetekend dat de OESO pensioen niet als vermogen ziet. “Als dat wel zou worden meegerekend, waren we wellicht het land met het grootste netto vermogen bij huishoudens. Al ontbreekt Zwitserland in deze lijst, mogelijk vanwege het bankgeheim.”


Individuele Nederlanders
Tot zover de macrocijfers. Knaap: “Als maatschappij hebben we veel meer vermogen dan schulden, en we zouden bij wijze van spreken morgen alles kunnen aflossen.” Maar dat geldt niet voor individuele Nederlanders. “Kijken we naar de schulden van de mediane Nederlander (degene met de middelste schuld wanneer alle schulden van Nederlanders van laag naar hoog worden gesorteerd, red.), dan staan we als Nederland in de Europese middenmoot. Dat geeft wel aan dat de schulden die we in Nederland hebben bij een relatief kleine groep zitten, en dan gaat het vooral om hypotheekschulden. Haal je die eruit, dan heeft 61 procent van de Nederlanders helemaal geen schuld. Tegelijkertijd heeft 60 procent van de Nederlanders een hypotheek, het hoogste percentage van Europa.” Dat is vooral een gevolg van de fiscale bevoordeling van huizenbezitters. “Veel lenen voor een duur huis hoeft geen probleem te zijn, totdat het huis ineens 20 procent minder waard wordt en ‘onder water staat’. De Nederlandsche Bank zegt daarom al heel lang dat de leennormen moeten worden aangescherpt en de hypotheekrente moet worden afgebouwd. Dit soort maatregelen zullen ertoe leiden dat de schuld in Nederland minder wordt. Maar het zal nog wel even duren voordat we zakken op de internationale schuldenranglijsten.”

Dat Nederland heel hoge schulden heeft, kun je ook zien als een teken dat we rijk en succesvol zijn

Uit cijfers van het Nibud blijkt dat het aantal Nederlanders met betalingsproblemen nog niet veel hoger ligt dan voorgaande jaren. “Dat is best opmerkelijk, zo na de coronapandemie en met de huidige inflatie”, aldus Knaap. “Al bestond er tijdens de coronacrisis natuurlijk wel inkomenssteun vanuit de overheid, en worden de gevolgen van de energiecrisis nu gedempt door het prijsplafond en belastingverlaging. Mogelijk hadden veel mensen nog wat spaargeld achter de hand dat ze nu moeten aanspreken. Dan kunnen op termijn meer huishoudens tegen schulden aanlopen, zoals de overheid verwacht.” Betalingsproblemen ontstaan volgens het Nibud vooral wanneer het inkomen van mensen stabiel blijft maar de uitgaven oplopen. Knaap: “Dat kan zijn bij mensen met een heel laag inkomen maar ook bij de hoge inkomens, die hun vaste lasten ineens sterk zien stijgen. Dat is precies wat nu speelt, met de inflatie.” 

 

Complexe economie
De landen die hoog in de schuldenranglijst van de OESO staan, zoals Denemarken, Noorwegen, Zwitserland en Nederland, behoren tot de meest ontwikkelde economieën ter wereld. En dat is geen toeval, vertelt Knaap. “Het hangt namelijk samen met de ontwikkeling en zogeheten financialisering van een land. Als een economie instabiel is, zijn de schulden ook lager. Maar dat is niet per se beter dan een ontwikkelde economie waar je kredieten kunt afsluiten voor de koop van een huis of de start van een bedrijf. Dat Nederland heel hoge schulden heeft, kun je dus ook zien als een teken dat we rijk en succesvol zijn. We leven immers in een zeer complexe economie waarin veel mogelijk is: er zijn banken, je kunt op afbetaling kopen bij Wehkamp en bedrijven zijn bereid krediet te verlenen. Dat is een gevolg van het feit dat we een goed functionerende samenleving vormen met relatief veel onderling vertrouwen. We moeten schulden dan ook niet afschaffen, maar er wel voor waken dat mensen met problematische schulden komen te zitten.”

Volgende publicatie:
Wat levert de EU Nederland economisch op?

Wat levert de EU Nederland economisch op?

Gepubliceerd op: 2 februari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Charles Kalshoven, macro-econoom bij APG, over wat de Europese Unie Nederland economisch gezien oplevert. “De kracht van de EU-markt is heel erg groot.”

Drie jaar geleden verliet het Verenigd Koninkrijk de EU. De Brexit kost de Britse economie inmiddels bijna 114 miljard euro per jaar, zo rekende persbureau Bloomberg uit. De omvang van de economie zou nu 4 procent kleiner zijn dan wanneer de Britten Europa niet de rug toe hadden gekeerd. Jeremy Hunt, de Britse minister van Financiën, ageerde eerde deze week tegen de ‘somberheid’ over de economische vooruitzichten. Volgens hem maakt de Brexit juist economische groei mogelijk.


‘Brussel-effect’

Voor Nederland wegen de voordelen van het EU-lidmaatschap nog altijd duidelijk op tegen de nadelen, betoogt Kalshoven. “Nederland is een klein land met een beperkte binnenlandse markt. We zijn daarom gebaat bij vrijhandel en toegang tot de EU-markt van 450 miljoen potentiële consumenten. Door de omvang van de Europese interne markt zorgt die voor meer handel en investeringsmogelijkheden. Dat is onder meer een gevolg van het feit dat er sprake is van één markt waarvoor de regels geharmoniseerd zijn. Als je als fabrikant een auto of koelkast maakt die voldoet aan de Brusselse standaarden, kun je er zeker van zijn dat je je product in de hele EU kunt verkopen.” Bovendien treedt hier het zogeheten ‘Brussel-effect’ op. De interne markt van de EU is zo groot, dat het voor fabrikanten voordelig is om hun product zo te ontwerpen dat het aan de  ̶̶  doorgaans hoge  ̶̶  Brusselse standaarden voldoet. Ze kunnen hun product dan niet alleen in de EU kwijt, maar ook in andere markten zoals de Verenigde Staten of China. “De kracht van de EU-markt is heel erg groot. We zitten bij een winnend team.”


Ook bij het afsluiten van handelsverdragen is het lidmaatschap van de EU een voordeel, vervolgt Kalshoven. “Als klein land kun je wel zeggen dat je je eigen vrijhandelsverdragen afsluit, maar wie ben je als Nederland?” De EU legt veel meer gewicht in de schaal bij onderhandelingen over een verdrag, waarbij de individuele lidstaten wel invloed kunnen uitoefenen op de invulling ervan. “Je hebt meer invloed omdat je bij een grote handelsmacht bent aangesloten dan wanneer je het als land alleen doet, omdat je dan tegen andere landen kunt worden uitgespeeld.”


Handelsnatie

Kalshoven haalt het klassieke boek The Wealth of Nations aan, dat de Schot Adam Smith in 1776 publiceerde. “Daarin gaat hij tekeer tegen allerlei belemmeringen voor vrijhandel. En binnen de EU is er sprake van vrijhandel. Niet-lidstaten die hun producten in het Europese handelsblok kwijt willen, kunnen echter wel degelijk tegen handelsbelemmeringen aanlopen. Dat merken Britse bedrijven nu ook. Zo was recent een Engelse bierbrouwer in het nieuws die vertelde dat een doos met blikjes bier in Engeland 20 pond kost. Wil hij diezelfde doos naar de EU exporteren, dan loopt de prijs door alle (douane)formaliteiten op tot 200 pond. Die administratieve rompslomp aan de grens is dus allesbehalve bevorderlijk voor de handel.”

Dankzij het lidmaatschap van de EU ligt het bbp van Nederland 3,1 procent hoger

Als je als land niet alleen lid bent van de EU maar ook nog behoort tot de eurozone, wordt niet alleen de handel vergemakkelijkt maar ook het betaalverkeer. Daardoor kunnen burgers ook in andere eurolanden afrekenen met hun munt, en hoeven bedrijven niet bang te zijn dat de wisselkoers ineens verandert na het versturen van hun factuur.


Door de EU zijn de handelskosten tussen de lidstaten dus verlaagd, wat leidt tot meer onderlinge handel tussen de lidstaten. Voor Nederland, als relatief kleine handelsnatie, betekent dit dat het bruto binnenlands product (bbp) 3,1 procent hoger ligt, aldus een berekening van het Centraal Planbureau begin vorig jaar. Er zijn weinig landen die nóg meer baat hebben bij het wegnemen van de handelsbelemmeringen door Brussel. Cijfers over het profijt dat de gemiddelde Nederlander van de EU heeft, variëren van 500 tot 2200 euro per jaar.


Nadelen

Kleven er dan geen economische nadelen aan de EU? Jawel, stelt Kalshoven. “Door lid te worden van de EU geef je als land gedeeltelijk soevereiniteit op. Dat is in ieder geval in theorie waar, maar dan kom ik wel terug op mijn argument over kleine landen. Hoeveel soevereiniteit heb je als Nederland om tegen Amerika of China te zeggen: ‘Ik wil andere afspraken maken over onze onderlinge handel’?” Hetzelfde geldt in meer of mindere mate voor landen die behoren tot de eurozone. “Als euroland kun je niet meer je monetaire beleid afstemmen op wat voor jouw land het beste is. In plaats daarvan kijkt de Europese Centrale Bank naar wat het beste is voor de eurozone als geheel. Maar ook hier kun je je afvragen hoe soeverein we waren toen we de gulden nog hadden. Als de Bundesbank de rente verhoogde, dan volgden wij een half uur later. Niet dat de Duitsers ons daartoe dwongen, maar het was voor ons veel voordeliger om ons vast te klinken aan de Deutschmark dan om een eigen koers te varen. We kozen ervoor om onze vrijheid op te geven. Dus verlies van soevereiniteit door aansluiting bij de euro is vooral in theorie een nadeel. Vroeger wachtten we op een telefoontje uit Frankfurt, nu is Klaas Knot een van de bepalende figuren bij het monetair beleid.”


In Nederland woedde verder langere tijd de discussie over het feit dat Den Haag al jaren de grootste nettobetaler is aan Brussel: we dragen meer af aan de EU dan er via subsidies terugkomt. Dat is geen goede manier om naar het netto-profijt van EU-lidmaatschap te kijken, volgens Kalshoven. Ten eerste bestaat een deel van die afdrachten uit douanerechten op goederen die in Rotterdam de EU binnenkomen. Meestal zijn andere EU-landen de eindbestemming. Die betalingen zou je dus niet echt als Nederlandse afdracht aan de EU moeten zien. Verder zijn de economische voordelen van de EU, zoals hierboven beschreven, veel breder dan alleen de EU-gelden, besluit Kalshoven.

Volgende publicatie:
Is het economisch verstandig om grote vermogens hoger te belasten?

Is het economisch verstandig om grote vermogens hoger te belasten?

Gepubliceerd op: 26 januari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: hoofdeconoom Thijs Knaap over de voor- en nadelen van een hoger belastingtarief voor grote vermogens, waartoe tijdens het World Economic Forum in Davos is opgeroepen. “Een hoger belastingtarief voor grote vermogens kan een probaat middel zijn om vermogensongelijkheid te verkleinen en economische groei te stimuleren.”


“End the age of extreme wealth. Tax the ultra rich.”
De open brief van The Patriotic Millionaires, een groep van meer dan 200 Amerikaanse miljonairs, liet geen misverstand bestaan over de oplossing voor de wereldwijd groeiende kloof tussen arm en rijk. De groep wees erop dat de tien rijkste mannen ter wereld hun vermogen verdubbelden in de eerste twee jaar van de pandemie, terwijl 99 procent van de wereldbevolking zijn inkomen zag slinken. Hun voorstel: een progressieve vermogensbelasting wereldwijd – 2 procent voor vermogens boven 5 miljoen dollar, 3 procent voor vermogens boven 50 miljoen en 5 procent voor de mensen die meer dan een miljard dollar hebben vergaard.


Rijkdom geconcentreerd

Wat is het effect van meer belasting op grote vermogens? Is het voorstel van The Patriotic Millionaires economisch verstandig? In principe wel, zegt Knaap. En dat heeft een macro-economische en een politieke reden. “Ten eerste is het belangrijk om je af te vragen: wat doen mensen met hun geld? Degenen met grote vermogens blijken een groot deel van hun vermogen te sparen en te beleggen en geven daarvan dus maar een klein deel uit. Een onderzoek van de ECB onder Franse gezinnen laat zien dat dit effect optreedt vanaf een vermogen van 181.000 euro. Hoe meer rijkdom is geconcentreerd bij een kleine groep, hoe groter het risico dat een economische situatie ontstaat waarin te weinig wordt uitgegeven. In dat geval komt de economische groei in gevaar, omdat er een gebrek is aan vraag. Als je erin slaagt om de vermogensongelijkheid te verkleinen, kun je de economische groei dus stimuleren. Mensen met minder vermogen geven daarvan immers een relatief groot deel uit. Voor een meetbaar macro-economisch effect is dan wel een brede maatregel nodig. Als je alleen de allergrootste vermogens belast, zet dat niet genoeg zoden aan de dijk.”


Invloed te koop

Het tweede argument om grote vermogens hoger te belasten, schuilt volgens Knaap in het feit dat politieke invloed soms te koop is.

 

“Met name in de Verenigde Staten zijn mensen met een groot vermogen disproportioneel in staat om het politieke proces te beïnvloeden. Dat resulteert in overheidsbeleid waar de rijken in ieder geval niet mínder rijk van worden. En wat goed is voor een minderheid, is niet per definitie gunstig voor de meerderheid.”

Een hoger belastingtarief voor grote vermogens kan dus een probaat middel zijn om vermogensongelijkheid te verkleinen en economische groei te stimuleren. Maar er zijn wel een aantal kanttekeningen te plaatsen bij die fiscale aanpak, zegt Knaap.


Monaco

“Multimiljonairs gaan waarschijnlijk niet minder hard werken als je bij wijze van spreken hun laatste miljoen hoger belast. Maar ze gaan wel vaker proberen om dat vermogen te verhuizen naar Monaco, de Britse Maagdeneilanden of andere plekken waar de belastingdienst er niet aan kan komen. Overigens is dat inmiddels wel iets lastiger geworden. Dertig jaar geleden kon je nog met een koffer met geld naar Zwitserland en dan was dat vermogen onzichtbaar. Maar steeds meer van dat soort landen hebben zich wat dat betreft bekeerd. Mensen die hun vermogen willen verstoppen, moeten daar nu veel verder mee de hort op. De druk van de overheid wordt dus steeds groter, ook door de digitale mogelijkheden die tegenwoordig beschikbaar zijn om vermogen te volgen. Maar hoe hoger de belastingdruk, des te groter de prikkel om eronderuit te komen. Mensen zijn inventief en de echt grote vermogens beschikken altijd over een legertje fiscalisten dat ze helpt om dat vermogen fiscaal gezien zo gunstig mogelijk onder te brengen.”


Miljardenvermogens

Al met al is een progressief belastingtarief voor heel grote vermogens in economisch opzicht dus een goed idee?

 

“Ja, maar het zet alleen zoden aan de dijk als dat tarief niet alleen voor miljardenvermogens gehanteerd wordt, maar ook voor de groep daaronder. Bovendien, als je dit wil moet het zoveel mogelijk wereldwijd gebeuren, omdat vermogen altijd een weg vindt naar de plaats met de gunstigste voorwaarden. Het lijkt er in ieder geval op dat we steeds meer de kant opgaan van wereldwijd uniforme tarieven. Dat geldt ook voor Nederland. In de standpunten van bijna elke politieke partij komt terug dat de belastingopbrengsten verhoogd moeten worden. En die zijn het hoogst als de mogelijkheden om vermogen te verplaatsen naar belastingparadijzen beperkt zijn.”

Volgende publicatie:
Neemt de flexibilisering op de Nederlandse arbeidsmarkt daadwerkelijk toe?

Neemt de flexibilisering op de Nederlandse arbeidsmarkt daadwerkelijk toe?

Gepubliceerd op: 18 januari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Charles Kalshoven, macro-econoom bij APG, over de vraag of Nederland echt steeds meer flexwerkers kent.

Sinds het einde van de coronacrisis kan de Nederlandse arbeidsmarkt indrukwekkende cijfers overleggen. Zo waren er aan het einde van het tweede kwartaal van vorig jaar 143 vacatures op 100 werklozen, een record. Met zo’n krappe arbeidsmarkt zou je denken dat het aantal vaste banen toeneemt. Werknemers hebben immers wat te kiezen, en als de arbeidsvoorwaarden hen niet bevallen, zijn er genoeg andere banen. Toch blijft Nederland flexverslaafd, schreef nu.nl recent. Maar is dat wel zo? Volgens Kalshoven ligt dit genuanceerder.


Oproepkrachten

Het aantal flexwerkers in Nederland bedroeg in het derde kwartaal van vorig jaar 2,7 miljoen, een daling van 97.000 ten opzichte van het tweede kwartaal. Verder blijkt uit cijfers van het CBS dat het aantal werknemers met een vast dienstverband over diezelfde periode steeg met 46.000, tot een totaal van 5,3 miljoen. Het aantal vaste banen was nog nooit eerder zo hoog, constateert Kalshoven. “Het aantal contracten voor bepaalde tijd, meestal voor een of twee jaar, is de afgelopen tijd juist wat gedaald. Waarschijnlijk ook omdat het makkelijk was om afscheid te nemen van deze werknemers tijdens de coronajaren.” Ook de cijfers met betrekking tot het aantal uitzendkrachten lijken de bewering van toegenomen flexibilisering niet te staven. Wel is het aantal oproepkrachten de afgelopen jaren fors gestegen, vooral in de horeca.


Corona speelt hierbij een belangrijke rol, denkt Kalshoven. “In een normale conjunctuurcyclus is het zo dat wanneer de economie uit een recessie komt, werkgevers niet zeker zijn of de economische groei bestendig is. Daarom geven ze de voorkeur aan tijdelijke krachten. Ze willen immers niet het risico lopen vast te zitten aan werknemers als de economie toch weer inzakt.” Op een gegeven moment bestendigt de groei zich en dan durven werkgevers het wel aan om mensen in vaste dienst te nemen. “De coronacrisis vormde een onderbreking van de normale conjunctuurcyclus. Veel sectoren zaten verplicht in een soort comastand en er werd weinig geïnvesteerd. De behoefte aan tijdelijke ‘handjes’ was daardoor minder groot. Nu de lockdowns voorbij zijn, is de economische activiteit weer teruggekeerd. Maar de economische omgeving is onzeker: hoge inflatie, stijgende rente en angst voor een recessie. In sectoren die een tik hebben gehad, zoals de horeca, letten ondernemers daarom extra scherp op de kosten. Bijvoorbeeld door de inzet van oproepkrachten, zodat je alleen kosten maakt als het echt nodig is en er omzet tegenover staat.” 

Mensen met een vaste baan zijn misschien wel te goed beschermd, en flexwerkers juist te weinig

Zzp’ers
Niet alle flexibilisering is volgens Kalshoven een maatschappelijk probleem. “Sommige mensen kiezen juist voor flexibiliteit en afwisseling. En soms verdient het gewoon beter. Ook zzp’ers vallen te zien als een vorm van flexibele arbeid.” Het verhaal van flexwerk versus een vast dienstverband is tevens een verhaal van machtsverhoudingen. “Als een vast contract het hoogste is dat eenieder ambieert, dan zou je verwachten dat in een krappe arbeidsmarkt veel meer vaste contracten worden aangeboden. Nu is het aantal vaste banen inderdaad toegenomen, maar dat geldt ook voor het aantal zzp’ers.” Dat steeg in het derde kwartaal van vorig jaar met 65.000 naar een totaal van 1,2 miljoen. “Personeelstekorten betekenen ook dat er minder ondernemersrisico is voor bijvoorbeeld tandartsen, bouwvakkers en zorgpersoneel die zichzelf flexibel verhuren.”


Wat wel een probleem vormt, is schijnzelfstandigheid. Kalshoven: “Je wilt niet dat mensen feitelijk een arbeidsrelatie hebben met het bedrijf waarvoor ze werken, maar toch worden gedwongen om als zzp’er te werken.” Dat scheelt de werkgever premies voor onder meer pensioen en werknemersverzekeringen, maar kost de werknemer zekerheid. Een ander probleem, waar de commissie-Borstlap twee jaar geleden al op wees, is dat op de Nederlandse arbeidsmarkt een vaste baan vaak te vast is, en flexibel werk vaak te flexibel. “Mensen met een vaste baan zijn misschien wel te goed beschermd, en flexwerkers juist te weinig”, stelt Kalshoven. “Eigenlijk wil je een convergentie tussen die twee, want als een vaste en een flexibele baan te ver uit elkaar liggen, krijg je het klassieke ‘insider-outsider’-probleem. Als je het geluk hebt van een vaste baan, dan geldt je als insider: iemand met toegang tot allerlei sociale voorzieningen en bijvoorbeeld de mogelijkheid om een huis te kopen. Aan de andere kant heb je de outsiders, die van jaarcontract naar uitzendbaan gaan. Dan liggen een koophuis en een goede pensioenvoorziening vaak buiten je mogelijkheden. Meer zekerheid bevordert ook de investeringen in ‘menselijk kapitaal’ en daarmee de arbeidsproductiviteit. Dat is op een structureel krappe arbeidsmarkt – denk aan de vergrijzing – geen overbodige luxe.”

Volgende publicatie:
Waarom bewegen de energietarieven niet mee met de gasprijs?

Waarom bewegen de energietarieven niet mee met de gasprijs?

Gepubliceerd op: 12 januari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Martijn Olthof, aandelenbelegger met een specialisatie in nutsbedrijven, over de vraag waarom de energietarieven niet direct meebewegen met de gasprijs.

Door de scherp gedaalde gasprijs van de afgelopen weken, zou je verwachten dat je die daling ook terugziet in de energietarieven die je betaalt. Zeker omdat niet alleen de prijs voor levering op korte termijn is gedaald, maar ook die voor levering gedurende de komende twee jaar. Maar hoewel de eerste energieleveranciers al begonnen zijn met het verlagen van de tarieven, is het niet zo dat deze direct meebewegen met een dalende – of stijgende – gasprijs. Dat heeft verschillende oorzaken.


Opzegtermijn

“Dit soort dingen kosten altijd wat tijd”, aldus Olthof. “Toen de prijzen vorig jaar heel hard stegen, probeerde een aantal energieaanbieders de tarieven snel te verhogen. Die leveranciers kregen echter het deksel op de neus, aangezien zo’n prijsverhoging ruim van tevoren moet worden aangekondigd. Dat geeft klanten de gelegenheid over te stappen naar een andere aanbieder.” Dat leveranciers de opzegtermijn van de klant in acht moeten nemen, zorgt er ook voor dat ze voorzichtig zijn met het snel verlagen van hun tarieven. “Ze lopen dan het risico dat ze in het geval van een stijgende gasprijs eerst de opzegtermijn moeten afwachten voordat ze hun tarieven weer mogen verhogen.”


Verder kan opportunisme een rol spelen, legt Olthof uit. “Er zijn bedrijven die gebruikmaken van de huidige inflatie door hun prijzen verder te verhogen dan de eigen kosten, omdat ze weten dat ze ermee wegkomen. Dit staat ook wel bekend als greedflation. Door de inflatie raken mensen hun ankerpunten kwijt over wat een redelijke prijs is. Ze zijn daarom eerder geneigd prijsverhogingen te accepteren omdat alles nu eenmaal duurder wordt. Wellicht dat sommige energiebedrijven daarom denken: we laten de hoge prijzen nu maar even zo.” 

De dreiging van een gastekort blijft de komende jaren boven de Europese markt hangen

China
Dat de gasprijs zich momenteel op het laagste niveau bevindt sinds februari 2022, betekent niet dat dit zo blijft. “Dat de gasprijzen nu laag zijn, heeft meerdere oorzaken. Het komt deels doordat fabrieken de eerdere hogere prijzen niet konden betalen en daarom hun productie stillegden – waardoor de vraag naar gas afnam. Een andere oorzaak is dat consumenten hun thermostaat lager zetten en korter douchen, om zo energie te besparen. Het milde winterweer speelt ook een belangrijke rol.” En dan is er nog China, dat de afgelopen jaren minder vloeibaar gemaakt gas, beter bekend als lng, kocht vanwege de lockdowns waarin het land verkeerde. “Als de Chinese economie meer en meer heropent en het hier in Europa alsnog zeer koud gaat worden, dan kan er in één keer een tekort aan gas ontstaan in Europa. Daarom is het prematuur om nu al te zeggen: het probleem van het gastekort is weg, de gasprijs is flink gedaald dus de tarieven kunnen weer omlaag.” Die onzekerheid op de energiemarkt weerhoudt leveranciers er ook van om snel hun tarieven te verlagen. Ze lopen dan immers het risico de verlaging een maand later weer te moeten terugdraaien.


Olthof benadrukt dat de energiemarkt momenteel in buitengewone omstandigheden verkeert. “Daarom grijpt de overheid ook in met een prijsplafond. Maar als er schaarste is aan een bepaald product en meer vraag dan aanbod, dan wordt dat product nu eenmaal duur. Dat geldt ook voor gas, want mensen willen niet in de kou zitten.” Wat niet helpt om de gasprijs blijvend te drukken, is dat er niet heel snel extra aanbod valt te creëren. “We kunnen lng uit Qatar of Amerika halen, maar dat is niet direct beschikbaar. Dat extra aanbod kan dus pas op langere termijn bijdragen aan het verlagen van de gasprijs.” 


Duurzame energie

De gasvoorraden zijn nu ongekend hoog in Europa, wat kan helpen om de volgende winter door te komen. Tegelijkertijd is het te hopen dat duurzame energie nog sneller van de grond komt, zegt Olthof. “Er worden elk jaar meer zonne- en windmolenparken gebouwd, maar het duurt nog wel even voordat duurzame energie echt een grote rol kan spelen. Op langere termijn zal gas, en daarmee de gasprijs, niet langer relevant zijn. Kijk je echter naar hoeveel gas Europa de afgelopen jaren uit Rusland importeerde, dan blijft de dreiging van een tekort de komende jaren boven de Europese markt hangen. Die dreiging kan kleiner worden gemaakt door een combinatie van drie maatregelen. Gas uit andere landen importeren, minder gas verbruiken en nog meer inzetten op duurzame energie.” De komende tijd blijft de energiemarkt dus volatiel, en is het afwachten in hoeverre en vooral hoe snel de energietarieven meebewegen met de gasprijs.

Volgende publicatie:
Helpt de dalende gasprijs de recessie te voorkomen?

Helpt de dalende gasprijs de recessie te voorkomen?

Gepubliceerd op: 5 januari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: hoofdeconoom Thijs Knaap over de vraag of de dalende energieprijs helpt om de dreigende recessie te voorkomen.

 

De gasprijs in Europa is de afgelopen tijd fors gedaald. Was die half december nog 135 euro per megawattuur, woensdag kwam de gasprijs uit onder de 70 euro. Sinds februari 2022 was gas niet zo goedkoop. Uitgaande van het feit dat stijgende energieprijzen een belangrijk onderdeel vormen van de huidige inflatie, is het de vraag in hoeverre de dalende energieprijzen doorwerken in een verlaging van het prijspeil. En – misschien nog wel belangrijker – of de dalende energieprijs de nakende recessie kan voorkomen. Voordat sprake is van een recessie, moet de Nederlandse economie twee opeenvolgende kwartalen van negatieve economische groei hebben gehad. Het derde kwartaal van 2022 kende een kleine krimp, en voor het vierde kwartaal lijkt dat ook zeer waarschijnlijk. Daarmee lijkt een recessie zo goed als onafwendbaar. Dat geldt overigens voor een derde van de wereldeconomie, zo waarschuwde het Internationaal Monetair Fonds (IMF) recent.  

 

Inflatie
Dat de dalende energieprijs ervoor zorgt dat de inflatie beperkt blijft, staat volgens Knaap buiten kijf. “De vraag is voor hoeveel en of het ook genoeg is. In november was de inflatie in de eurozone 10 procent. Daarvan kwam bijna 4 procent voor rekening van energie. Als de energieprijzen jaar op jaar zouden dalen, dan kun je bijna de helft van de inflatie wegstrepen. Het probleem is alleen dat de inflatie dan nog steeds 5 procent bedraagt.” Dat percentage wordt vooral veroorzaakt door de prijsstijging van voedingsmiddelen (3 procent), en voor de rest door die van diensten en goederen. “Als je kijkt naar de prijsstijgingen van energie en voedsel die we voor 2008 hadden, toen de inflatie nog 2 procent was (het streefpercentage dat de Europese Centrale Bank hanteert, red.), en die optelt bij de huidige inflatie voor diensten en goederen, dan kom je uit op een totaal inflatiecijfer van 4 procent. Dat betekent dat niet alleen energie en voedsel veel duurder zijn geworden, maar ook diensten en goederen. Hoe komt dat? Deels door energie, omdat je bijvoorbeeld gas nodig hebt om tulpen te telen, maar deels ook door lonen. En die zijn moeilijker te beperken dan de energieprijs.” De dalende energieprijs zorgt er kortom voor dat de inflatie wordt beperkt. Toch is de inflatie nog dusdanig hoog dat de Europese Centrale Bank (ECB) nog niet is geneigd te stoppen met haar renteverhogingen.

 

Met dat verkrappingsbeleid maakt de ECB het leven in de EU duurder. Het lenen van geld door bedrijven en consumenten kost namelijk meer geld bij een hogere rente. Maar de inflatie leidt ook in directe zin tot koopkrachtverlies, legt Knaap uit. “Als je 100 euro meer kwijt bent aan energie, heb je 100 euro minder te besteden in de supermarkt. Als de energieprijs daalt, kan de koopkracht zich deels herstellen. De dynamiek die ontstaat bij een recessie, waarbij consumenten minder uitgeven, bedrijven daardoor in de problemen komen en werknemers moeten ontslaan, waardoor mensen nog minder gaan uitgeven, wordt afgeremd als de energieprijzen dalen. En dat maakt wel verschil voor de zwaarte van de recessie, aangezien de prijsstijgingen het afgelopen jaar fors waren.” Knaap denkt echter dat de dalende energieprijzen niet genoeg zijn om de recessie af te wenden, omdat de energieprijs inmiddels niet meer voldoende van de inflatie verklaart.

De dalende energieprijzen zijn goed nieuws, maar niet goed genoeg

Dynamiek
Een recessie kan een zichzelf versterkend proces vormen waarbij er dan als het ware een turbo op komt, zoals gebeurde tijdens de financiële crisis van 2008. “Die dynamiek vindt nu plaats op een heel licht niveau, maar ondanks dat we een slecht beleggingsjaar hebben gehad, gaan er geen banken failliet, staat de huizenmarkt niet op instorten en dreigt er geen ontslaggolf. Toch vormden de enorm gestegen energieprijzen van afgelopen jaar een fikse economische klap, waardoor consumenten een groter deel van hun inkomen kwijt waren aan energie. Zoiets zorgt bijna automatisch voor een recessie, omdat dat geld niet aan iets anders kan worden uitgegeven. En daarbij komt dan nog het beleid van de ECB.”

 

Volgens Knaap is de consensus dat het ditmaal niet zo’n erge recessie zal zijn, vooral omdat er geen sprake is van massaontslagen en saneringen. “In die zin zijn ook de dalende energieprijzen goed nieuws, maar niet goed genoeg. Het had overigens ook erger gekund. Vorig jaar hebben we in Nederland een kwart minder gas verbruikt, dat is echt heel veel. De helft daarvan kan op het conto worden geschreven van de zachte winter en het gebruik van alternatieve energiebronnen, de andere helft is het prijseffect. Bedrijven en consumenten gebruikten door de hoge gasprijs minder gas. Het is een positieve ontdekking dat we er in zijn geslaagd fors minder gas te verbruiken zonder dat het echt veel impact op ons leven heeft gehad. Voor hetzelfde geld hadden we, ondanks onze pogingen om ons energieverbruik te verminderen, toch evenveel gas verbruikt als voorheen. Dan zaten we nu in een veel slechtere uitgangssituatie.”

Volgende publicatie:
Wat betekent 2023 voor… beleggingen?

Wat betekent 2023 voor… beleggingen?

Gepubliceerd op: 21 december 2022

Historische krapte op de arbeidsmarkt, flink schommelende aandelenkoersen en een inflatie die tot in de dubbele cijfers reikt. 2022 is economisch gezien een behoorlijk bewogen jaar. Maar wat zal 2023 ons brengen? In deze reeks vertelt Charles Kalshoven, macro-econoom en senior strateeg bij APG, wat we volgend jaar kunnen verwachten van onder meer onze koopkracht, de arbeidsmarkt en de woningmarkt. Vandaag deel 4 (slot): Wat betekent 2023 voor beleggingen?

Beleggingsadvies mogen we dit niet noemen van Kalshoven. Dat moet namelijk zijn toegespitst op iemands individuele situatie en dat kan in een interview niet. Maar hij kan wél vertellen over mogelijke veranderingen in de wereld van beleggen. Zo gingen dit jaar zowel aandelen als obligaties onderuit. “In een traditionele portefeuille, die is gespreid over aandelen en obligaties, is het idee dat als het economisch slecht gaat de obligaties het goed doen.” Die vlieger ging dit jaar niet op, omdat de centrale banken de onverwachte inflatie wilden tegengaan en de rente verhoogden. “Dat is direct slecht voor de waarde van obligaties en indirect ook voor aandelen, aangezien de groeiverwachtingen afnemen.”

Recessie
Doordat de aandelenkoersen sinds begin dit jaar flink zijn gedaald, maar de bedrijfswinsten er nog steeds goed uitzien, is de waardering van aandelen nu lager. Op basis daarvan zijn de verwachte rendementen op middellange termijn verbeterd in vergelijking met vorig jaar, zegt Kalshoven. “Daarbij wil ik wel aanmerken dat 2023 het jaar is waarin veel landen met een recessie te maken krijgen, en die ontwikkeling lijkt nog niet helemaal in de aandelenprijzen te zitten.” Wellicht wordt het een ondiepe recessie met weinig impact op de winstgevendheid van bedrijven, maar het kan ook tot een zichzelf versterkend mechanisme leiden, aldus de strateeg. “Stel dat de economie en de omzet van bedrijven met 1 procent dalen – een lichte recessie – dan zakken de bedrijfswinsten veel harder dan met die ene procent. Bedrijven hebben namelijk vaste kosten, waardoor hun winsten harder dalen. Dan ziet de verhouding tussen koersen en winsten er toch weer een stuk ongunstiger uit. En een recessie brengt onzekerheid waardoor beleggers beter beloond willen worden voor risico. Anders gezegd: dan kunnen de koersen een tik krijgen. ”


Valt er iets te zeggen over het aandelenrendement in 2023? Aandelenkoersen zijn volgens Kalshoven veel te beweeglijk om uitspraken te doen over het precieze rendement binnen één kalenderjaar. Bovendien is het zaak je niet blind te staren op één jaar. “Wat de koers vandaag of morgen doet, is louter speculeren. Over langere horizonten kun je op basis van fundamentele factoren wel een bepaald rendement verwachten. Ook langetermijnbeleggen is niet zonder risico, maar wel één waarvoor je – gemiddeld genomen – wordt beloond. Je moet risico’s dus niet mijden, maar je portefeuille spreiden. Dat blijft zinvol, ook in 2023.” En dat spreiden kan op meerdere manieren. “Uit onderzoek blijkt dat slechts een paar aandelen verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van het rendement op de beurs. Als je in een breed scala aan aandelen belegt, is de kans groot dat ook de goede aandelen daarbij zitten. Het is daarnaast niet alleen verstandig om je vermogen over meerdere aandelen te spreiden, maar ook over bijvoorbeeld obligaties en grondstoffen. Dan is je belegde vermogen beter bestand tegen verschillende economische scenario’s, zoals de hoge onverwachte inflatie van dit jaar of een recessie komend jaar.”

Spreiden hoeft niet alleen over financiële beleggingen te gaan

Spreiden over tijd
Naast het spreiden in de breedte, is het mogelijk te spreiden over tijd. Ook 2023 zal perioden kennen dat de beurskoersen stijgen en perioden dat ze dalen. Kalshoven: “Zeker als je in de opbouwfase van je portefeuille zit en je elke maand of kwartaal geld opzijzet, zul je soms aandelen kopen als ze duur zijn, en soms als ze goedkoop zijn. Maar doordat je verspreid over de tijd koopt, worden de grootste uitschieters eruitgemiddeld.” Hier speelt ook het zogeheten herbalanceren een rol, legt Kalshoven uit. “Als je belegt, is je beleggingsstrategie belangrijk. Op basis van onder andere je beleggingshorizon en risicoprofiel kies je daarin bijvoorbeeld voor een bepaald percentage aandelen, obligaties, grondstoffen en kasgeld. Die categorieën boeken verschillende rendementen, waardoor je langzaam wegdrijft van de portefeuille-indeling die je in je strategie uiteen had gezet.” Om daar weer naar terug te keren, verkoop je een deel van de categorieën die het goed hebben gedaan, en koop je bij van de categorieën die het slecht hebben gedaan. “Op lange termijn verbetert dat je risicorendementsprofiel. Het is verstandig om dat herbalanceren minimaal eenmaal per jaar te doen. De kerstvakantie is daarvoor misschien een mooie gelegenheid.” 


Spreiden hoeft niet alleen over financiële beleggingen te gaan. “Eigenlijk moet je heel breed kijken: ook je koophuis is onderdeel van je vermogen. Door die overweging in vastgoed hoef je op de aandelenmarkten niet meer uitgebreid in vastgoedfondsen te beleggen. Wat je wel kunt doen, is komend jaar investeren in bijvoorbeeld zonnepanelen of isolatiemateriaal. Daarmee druk je de energierekening. En het valt te zien als een vorm van groen beleggen.” Ook je ‘menselijk kapitaal’ – toekomstig arbeidsinkomen – valt te zien als onderdeel van je totale vermogen. Die kun je opkrikken door te investeren in je vaardigheden. “Misschien kun je die wel verbeteren door te investeren in een opleiding waarmee je je kansen op de arbeidsmarkt vergroot. Ook dat is een vorm van rendement.”


Belasting

Dan zijn er nog de fiscale wijzigingen in 2023 die beleggingen raken. “De Belastingdienst gaat er komend jaar van uit dat er op spaargeld een rendement van 0,3 procent wordt behaald en op beleggingen 6,18 procent. Over dat rendement van 6,18 procent betaal je dit jaar 31 procent belasting en volgend jaar 32 procent. Dat is best veel, en het is ook zeker iets om in overweging te nemen.” Toch moet je je volgens Kalshoven niet te veel laten leiden door dit belastingtarief. “Op lange termijn kun je ook na belasting verwachten dat je met beleggen meer rendement maakt dan met sparen. En je kunt allerlei trucs verzinnen om het bakje ‘beleggen’ optisch kleiner te maken – bijvoorbeeld door te kiezen voor meer risicovolle instrumenten als aandelenopties in plaats van aandelen – maar dat leidt waarschijnlijk alleen maar af van je strategie voor de lange termijn. Voor veel mensen zal de heffing trouwens niet van toepassing zijn, omdat je in 2023 geen belasting betaalt over de eerste 57.000 euro of – voor fiscale partners – 114.000 euro van het eigen vermogen in box 3.”

 

Volgende publicatie:
Hoe haalbaar is het EU-plan om burgers te laten betalen voor hun CO2-uitstoot?

Hoe haalbaar is het EU-plan om burgers te laten betalen voor hun CO2-uitstoot?

Gepubliceerd op: 21 december 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Peter Verbaken, Hoofd van het Team Grondstoffen van APG, over de haalbaarheid van het EU-plan om burgers te laten betalen voor hun CO2-uitstoot.


Momenteel bestaat in de EU al een emissiehandelssysteem voor grote bedrijven in een aantal sectoren. Om CO2 te mogen uitstoten, hebben deze bedrijven certificaten nodig die door Brussel worden uitgegeven. Bedrijven kunnen de certificaten kopen en indien gewenst verhandelen met andere bedrijven. Door steeds minder van dit soort certificaten uit te geven, met een stijging van de CO2-prijs als gevolg, hoopt de EU de totale uitstoot van de industrie jaarlijks terug te dringen. Consumenten hoeven zelf overigens geen certificaten te kopen om hun auto vol te tanken of hun huis te verwarmen. Die verantwoordelijkheid ligt bij de benzinestations en energieleveranciers. Doordat zij dat zeer waarschijnlijk wel gaan doorberekenen aan hun klanten, ziet het ernaar uit dat de Europese consument vanaf 2027 meer gaat betalen voor de fossiele brandstof voor de auto en verwarming.


Vergroenen

“Hiermee loopt de EU redelijk voorop, in de zin dat de consument een CO2-heffing krijgt opgelegd. Het is daarmee de eerste poging om op deze manier het gedrag van de consument via beleid te vergroenen”, aldus Verbaken. Een verschil met het bestaande emissiehandelssysteem is dat daarbij altijd de zorg bestaat of industrieën hun economische activiteiten niet verplaatsen naar landen waar geen belasting op CO2-uitstoot wordt geheven. Dat maakt de uitvoering van het systeem complex. “Bij deze variant voor consumenten heb je die zorg niet, omdat het voor de hele EU geldt en men hier toch een energiecontract moet afsluiten of de auto moet voltanken of opladen. Wat de uitvoerbaarheid ook ten goede komt, is dat het alleen gaat om energiebedrijven en benzinestations die de certificaten moeten kopen en de kosten dan doorberekenen aan de klant. Het aantal participanten is daarmee beperkt.”


Bij dit soort maatregelen is het belangrijk dat mensen een alternatief wordt geboden, stelt Verbaken. “En die alternatieven zijn er. Om de CO2-heffing op het verwarmen van de woning te compenseren, kan de consument zijn of haar huis isoleren of een warmtepomp kopen. Elektrisch rijden wordt daarnaast steeds makkelijker en betaalbaarder, en vormt daarmee steeds meer een alternatief voor de auto met een verbrandingsmotor.” Vraag is wel of deze alternatieven voor iedereen haalbaar zijn. “Dat moet blijken uit de details van de uitvoering. Het oprichten van het Sociale Klimaatfonds, dat onderdeel vormt van de wetgeving, moet er in ieder geval voor zorgen dat ook consumenten met de laagste inkomens kunnen vergroenen. Want uiteindelijk is dat wat je wilt. Als iedereen hetzelfde blijft doen en gewoon voor de emissierechten betaalt, dan bereik je niet zoveel. Het is overigens wel zo dat de opbrengsten van de verkochte emissierechten worden gebruikt voor innovatie en verduurzaming. Dat hebben ze in Brussel mooi rondgemaakt.”

De wet kent wel voorbehouden zodat de gevolgen voor de consument niet te extreem worden

Gevoeligheid
Wat betekent het voor de consument? “Brandstof voor de auto en energie voor het verwarmen van het huis zullen iets duurder worden. Er zijn in de wetgeving wel een aantal voorbehouden ingebouwd zodat de gevolgen voor de consument niet te extreem worden. Dat heeft onder meer te maken met de hoge energieprijs van afgelopen jaar. De wet gaat daarom pas in 2027 in. Mocht de energierekening dan exceptioneel hoog zijn, dan kan het plan een jaar worden uitgesteld. En dan is er dus het Sociale Klimaatfonds. Daarnaast houdt Brussel de mogelijkheid open om bij een zeer hoge CO2-prijs extra CO2-rechten beschikbaar te stellen, wat de hoge prijs enigszins kan drukken.”


Een mogelijke gevoeligheid die speelt bij het direct belasten van de CO2-uitstoot van de consument is dat er tegelijkertijd bedrijven en hele sectoren zijn die nog niet of slechts deels onder het emissiehandelssysteem vallen. Verbaken: “Dat is een beetje een politieke discussie, maar het heeft in elk geval ook te maken met de vraag hoe eenvoudig of ingewikkeld de uitvoerbaarheid van zo’n systeem is. Bij de CO2-belasting voor de industrie speelt de zorg dat bedrijven verhuizen naar een plek waar geen CO2-belasting wordt geheven. Dan zou je met het importeren van het eindproduct van zo’n bedrijf alsnog bijdragen aan de CO2-uitstoot. De nieuwe wetgeving probeert ook hier een oplossing voor te vinden door de invoering van een zogenoemd Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). Dat moet ervoor zorgen dat voor producten die naar de EU worden verscheept bij de grens alsnog moet worden afgerekend voor de CO2-uitstoot, als deze uitstoot in het land van herkomst niet voldoende is belast. Omdat de implementatie hiervan ingewikkeld is, wordt in de komende jaren een proef opgezet waaruit moet blijken of de CABM uitvoerbaar is. Bij de CO2-heffing voor consumenten speelt dat niet, die is zowel haalbaar als uitvoerbaar.”

Volgende publicatie:
Wat betekent 2023 voor… de woningmarkt?

Wat betekent 2023 voor… de woningmarkt?

Gepubliceerd op: 14 december 2022

Historische krapte op de arbeidsmarkt, flink schommelende aandelenkoersen en een inflatie die tot in de dubbele cijfers reikt. 2022 is economisch gezien een behoorlijk bewogen jaar. Maar wat zal 2023 ons brengen? In deze reeks vertelt Charles Kalshoven, macro-econoom en senior strateeg bij APG, wat we volgend jaar kunnen verwachten van onder meer ons koopkrachtplaatje, de arbeidsmarkt en beleggingen. Vandaag deel 3: Wat betekent 2023 voor de woningmarkt?

De oververhitte woningmarkt van de afgelopen jaren verleidde RTL tot het maken van het tv-programma Kopen zonder kijken. Mensen die moeite hadden een geschikte woning te vinden, schakelden dat programma in om zo toch een eigen huis te kunnen kopen. Kalshoven verwacht dat dit format in 2023 beter kan worden veranderd naar een variant waarbij niet de kopers, maar verkopers worden geholpen. Woningen worden namelijk goedkoper, waardoor er voor kopers meer te kiezen valt. Aan de andere kant nemen de woonlasten van een koopwoning toe door de gestegen rente. Dat maakt het vooral voor starters (nog) lastiger een woning te vinden.


Eisen

Een afkoeling van de woningmarkt verloopt volgens een vast stramien, stelt Kalshoven. “Makelaars merken eerst dat de aanloop van kijkers afneemt, maar weten de woningen nog wel voor goede prijzen te verkopen. Daarna volgt een periode waarin huizen langer te koop staan, wat tot een toename van het aanbod leidt. De verkopers hebben namelijk een prijs in hun hoofd en willen daarmee niet te snel zakken. Het aantal transacties neemt vervolgens af, iets dat je nu al ziet. De afgelopen jaren zagen potentiële kopers geregeld af van allerlei eisen, bijvoorbeeld een bouwkundige keuring, omdat ze bang waren anders achter het net te vissen. Die periode is voorlopig voorbij.”


Kopers kunnen dus kritischer worden, maar tegelijkertijd stijgen de hypotheeklasten. “De rentestijging van grofweg 1,5 procent van begin dit jaar naar 4,5 procent nu betekent dat een annuïteitenhypotheek per maand bruto bijna 50 procent duurder wordt. Netto is het verschil kleiner. Eerst bestond het leeuwendeel van de maandlasten uit aflossing. Nu is de hoofdmoot rente – en die kun je aftrekken van de belasting. In het eerste jaar zijn de netto maandlasten daarom ‘maar’ 27 procent hoger. Maar vergeet niet dat door de tijd heen een groter deel van je maandbedrag uit aflossing bestaat en een kleiner deel uit rente. Uiteindelijk ben je in jaar 30 – waarin je bijna alleen nog maar aflost – dus wel 50 procent meer kwijt dan eerst.” Volgens Kalshoven wegen de gedaalde huizenprijzen hier niet tegenop: “Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek lagen de huizenprijzen in oktober ongeveer 1,5 procent onder de piek, de Nederlandse Vereniging van Makelaars zag de prijzen in het derde kwartaal met 6 procent dalen. Om op lagere maandlasten uit te komen heb je een daling van een kwart of meer nodig. Dat zie ik niet zo snel gebeuren.”

Voor starters blijft een eigen woning lastig bereikbaar

Jubelton
Dat de woonlasten toenemen, blijkt ook uit de betaalbaarheidsindex van technologiebedrijf Calcasa. Kalshoven: “Dat kijkt naar het gemiddelde netto loon en de netto woonlasten. Nu is men gemiddeld 20 procent van het inkomen kwijt aan de woning. Tussen 2014 en begin dit jaar was dat nog minder dan 15 procent. Tussen 1999 en 2012 fluctueerde het overigens tussen de 20 en 27 procent.” De oplopende hypotheekrente uit zich ook in een lager vertrouwen in de woningmarkt. De indicator die Vereniging Eigen Huis daarvoor heeft, staat op het laagste punt sinds september 2013. Vooral starters worden geraakt door de stijgende rente. Zij hebben immers geen overwaarde van een vorig huis. Ook verdwijnt de jubelton. Kunnen ouders dit jaar nog 106.671 euro belastingvrij schenken aan een kind voor de aankoop van een huis, volgend jaar wordt dat 28.947 euro. In 2024 wordt de regeling helemaal afgeschaft.


Kalshoven verwacht dat de huizenprijzen volgend jaar met maximaal 5 procent zullen dalen. Daarmee zijn we nog ver verwijderd van de prijsdalingen na de kredietcrisis van 2008. “Er zijn nu echt een paar zaken anders. Op een sociale huurwoning is het lang wachten en de huren in de vrije sector zijn hoog. Daardoor blijft het interessant om te kopen, ook al kunnen mensen nu minder bieden vanwege de hogere rente. Tegelijkertijd stagneert de nieuwbouw, door zowel de stikstofproblematiek als het personeelstekort in de bouw, en daarmee het woningaanbod.” Normaliter gaat het pas slecht met de huizenmarkt als veel mensen hun huizen moeten verkopen, bijvoorbeeld omdat ze werkloos raken. Door de krapte op de arbeidsmarkt is dat echter niet waarschijnlijk, aldus Kalshoven. “Daarnaast komen huizenbezitters nu minder snel in de problemen omdat de voorwaarden voor het verkrijgen van een hypotheek de afgelopen jaren strenger zijn geworden. Je mag niet meer dan 100 procent lenen en je begint meteen met aflossen. En dan hebben veel huizenbezitters nog een overwaarde op hun huis door de forse prijsstijgingen van de laatste jaren.” De woningmarkt staat er daarom een stuk steviger voor dan in 2008.


De stand van de woningmarkt is van invloed op de economie, stelt Kalshoven. “Als huizenprijzen dalen, voelen mensen zich minder rijk. Dat resulteert erin dat ze minder consumeren, maar dat hoeft in deze tijd van hoge inflatie niet erg te zijn. Het is ook beter voor de planeet. Sommige sectoren kunnen wel enige last ondervinden van het feit dat er minder transacties op de woningmarkt zijn. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan keukenverkopers en interieurzaken. Een nieuw huis is toch vaak hét moment voor een nieuwe keuken of vloerbedekking.”


Uitkomst

Volgend jaar kunnen we dus een lichte daling van de huizenprijzen verwachten, waardoor kopers zich kritischer kunnen opstellen tegenover verkopers dan in de oververhitte woningmarkt van de afgelopen jaren. De prijsdaling zal door het woningtekort en het feit dat de arbeidsmarkt er goed voor staat echter beperkt blijven tot zo’n 5 procent. Voor starters blijft een eigen woning lastig bereikbaar, doordat de daling in huizenprijzen teniet wordt gedaan door de gestegen hypotheekrente en het afschaffen van de jubelton. Huizen kijken zal makkelijker gaan, want ze zullen minder snel van de markt verdwijnen, maar kopen doet een grotere aanslag op de portemonnee. Menig starter zal om die reden in 2023 kiezen voor ‘kijken zonder kopen’.

Volgende publicatie:
Wordt vrijhandel ingeruild voor protectionisme?

Wordt vrijhandel ingeruild voor protectionisme?

Gepubliceerd op: 7 december 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: hoofdeconoom Thijs Knaap over de gevolgen voor de wereldhandel van de Inflation Reduction Act: de wet die het Amerikaanse congres in de zomer van 2022 aannam om de inflatie te beteugelen. ”Als het multilateralisme stuk gaat, is dat voor investeringen en handel eigenlijk altijd slecht.”


Als onderdeel van de Inflation Reduction Act wordt 391 miljard dollar vrijgemaakt voor uitgaven op het vlak van energiezekerheid en klimaatverandering. Van dat bedrag is 270 miljard dollar bestemd voor subsidies en belastingvoordelen, onder andere voor elektrische auto’s en hernieuwbare energie. Voorwaarde is dan wel dat belangrijke onderdelen uit de VS komen en ook de assemblage daar plaatsvindt. Dat is tegen het zere been van onder andere de EU. Want door miljarden uit te trekken voor de bescherming van Amerikaanse industrieën, schendt Amerika internationale handelsverdragen en ontstaat een ongelijk speelveld waar bedrijven die niet in de VS produceren, nadeel van ondervinden. Die eenzijdige manier van opereren door de VS past in een patroon dat zich al langer aftekent, zegt Knaap.  


Dwarszitten

“Na de Tweede Wereldoorlog hebben we voor de wereldhandel een effectief juridisch systeem opgebouwd. Daarin kunnen de Wereldhandelsorganisatie – de WTO – en in mindere mate het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank bij geschillen tussen landen arbitrage toepassen, waarbij grote landen zich aan dezelfde spelregels moeten houden als kleine landen. Dat heeft sinds de jaren ‘40-50 goed gewerkt en voor globalisering gezorgd. De Amerikanen zijn zich echter steeds minder gaan schikken naar dit systeem en die ontwikkeling is al heel lang gaande.”


Bij de Amerikanen heeft nu het idee postgevat dat dit model niet geschikt meer is voor de komende eeuw, zegt Knaap.


“Dat is met name omdat China zich altijd aan de regels heeft gehouden, maar daarmee heel snel heeft kunnen uitgroeien tot een gevaarlijke tegenstander – met behulp van Amerikaanse technologie en Amerikaans kapitaal. De VS willen die opmars stoppen en dat kunnen ze niet anders doen dan door het hele systeem te torpederen. Dat gebeurde al onder president Trump, die allerlei handelsmaatregelen tegen China afkondigde die illegaal waren onder de WTO-regels. Maar Biden zet dat beleid voort en heeft er bovendien nieuwe ‘Buy American’-maatregelen aan toegevoegd. In het verleden zou dan arbitrage plaatsvinden tussen Europa en de VS, waarbij een rechter maatregelen toetst op naleving van het handelsverdrag. Maar Amerika is steeds minder bereid om zich te schikken naar het oordeel van niet-Amerikaanse rechters. Die beweging naar meer soevereiniteit blijft overigens niet beperkt tot de VS. Brexit is ook een voorbeeld en ook met Nederland is het bijna onmogelijk geworden om nieuwe handelsverdragen af te sluiten.


Geld afgepakt

Een afbraak van het multilaterale systeem tussen landen dus, en volgens Knaap is dat niet zonder risico.


“Als de EU haar industrieën óók gaat beschermen, wordt de wereldeconomie in zijn geheel minder efficiënt. In dat geval ontstaat overcapaciteit en dat is vanuit economisch perspectief nooit handig. Ook voor APG als belegger is het een achteruitgang. Als belegger wil je toch een soort juridische garantie dat er niet zomaar geld van je afgepakt kan worden. Vroeger had je daar meer middelen voor. Nu ben je er afhankelijk van of een lokale rechtbank zich wil schikken naar een internationaal verdrag. Dat maakt beleggen in zo’n land minder veilig, waardoor de wereldwijde mogelijkheden voor ons om pensioengeld te investeren, beperkter worden.”


Voorvechters van vrijhandel

Dat Europa de VS ‘met gelijke munt terugbetaalt’ en de wereldhandel zo steeds meer terechtkomt in een neerwaartse spiraal van protectionisme, is volgens Knaap niet helemaal ondenkbeeldig.   


“Met name de Fransen voeren graag industriepolitiek (ondersteunen en stimuleren van nationale industrieën door de overheid, red.) en houden niet zo van vrijhandel. De Britten waren altijd de leider van het vrijhandelsblok, maar nu het Verenigd Koninkrijk geen lid meer is van de EU, moeten Nederland en wellicht de Scandinavische landen die rol innemen. De stem van de voorvechters van vrijhandel is daardoor minder invloedrijk geworden, dus het is heel goed mogelijk dat Europa tegenmaatregelen gaat nemen.”


Tegelijkertijd is het volgens Knaap ook weer niet zo dat er geen enkele ruimte is voor nieuwe afspraken tussen Europa en de VS.


Beter huwelijk

“China en de VS praten eigenlijk niet, daar worden gewoon over en weer handelsmaatregelen afgekondigd. Wat dat betreft hebben de VS en Europa een beter huwelijk, waardoor er meer ruimte is om elkaar tegemoet te komen. Er ís ook nog wel een deal te verzinnen, want de Amerikanen hebben ons op bepaalde terreinen nodig – ze willen bijvoorbeeld dat we geen chips meer leveren aan China. Maar dan krijg je dus toch bilaterale verdragen tussen grote landen of blokken. Het multilateralisme gaat op die manier langzaam maar zeker stuk en je komt terecht in een wereld waarin grote geopolitieke blokken elkaar de voet dwars zetten of deals maken. Voor investeringen en handel is dat eigenlijk altijd slecht, omdat je nooit weet wie ergens volgend jaar de baas is en welke regels er dan gelden.”

Volgende publicatie:
Wat betekent 2023 voor… de arbeidsmarkt?

Wat betekent 2023 voor… de arbeidsmarkt?

Gepubliceerd op: 1 december 2022

Historische krapte op de arbeidsmarkt, flink schommelende aandelenkoersen en een inflatie die tot in de dubbele cijfers reikt. 2022 is economisch gezien een behoorlijk bewogen jaar. Maar wat zal 2023 ons brengen? In deze reeks vertelt Charles Kalshoven, macro-econoom en senior strateeg bij APG, wat we volgend jaar kunnen verwachten van onder meer de woningmarkt, ons koopkrachtplaatje en de economie. Vandaag deel 2: Wat betekent 2023 voor de arbeidsmarkt?

De arbeidsmarkt brak in het eerste kwartaal van dit jaar drie records. Zo waren er in het eerste kwartaal 133 vacatures op elke 100 werklozen. Het totaal aantal vacatures steeg met 59.000 en kwam uit op 451.000. Verder steeg het aantal banen flink, met 127.000, en bereikte zo het recordaantal van 11.244.000. Blijft de krapte op de arbeidsmarkt aanhouden of strooit de aankomende recessie zand in de raderen?


Vacaturegraad

Er zijn nog steeds heel veel vacatures, namelijk 121 op elke 100 werklozen, blijkt uit de cijfers van het CBS over het derde kwartaal. “En er is nog een andere manier van meten waaruit de krapte op de arbeidsmarkt blijkt. Dat is de vacaturegraad, ook van het CBS”, legt Kalshoven uit. “Daarbij wordt gekeken naar het aantal vacatures per 1000 banen, en die staat nu op 51. Alleen in het afgelopen kwartaal was dat cijfer hoger, namelijk 54. Kijken we naar de gemiddelde vacaturegraad van de afgelopen 25 jaar, dan kom je uit op 23. We zitten nu dus op ruim het dubbele. Dat geeft wel aan dat het, ondanks de naderende recessie, nog steeds vrij makkelijk is een baan te vinden.” Kalshoven verwacht dat dat ook volgend jaar zo is. “Natuurlijk groeit in een minder hard draaiende economie het aantal benodigde ‘handjes’ minder, maar ik denk dat het zich vooral vertaalt in minder grote tekorten. Voor veel werkgevers moeten de omstandigheden ook wel erg verslechteren voordat ze afscheid willen nemen van met grote moeite geworven personeel.”


Er zijn vier sectoren waar de vacaturegraad bovengemiddeld hoog is: de bouw, horeca, informatie & communicatie en delfstoffenwinning. “Bij de bouw zou je kunnen zeggen dat het aantal vacatures wellicht wat afneemt als er projecten moeten worden uitgesteld door de stikstofproblematiek, maar dan nog blijven er veel openstaande vacatures”, stelt Kalshoven. Opvallend genoeg kent het onderwijs met 21 vacatures op 1000 werkenden een van de laagste vacaturegraden, terwijl het kabinet juist maatregelen treft om in die sector de krapte tegen te gaan. “Vergelijk je het echter met de laatste 25 jaar, dan is ook de huidige vacaturegraad voor het onderwijs hoog. En natuurlijk geldt dat een klas zonder leraar maatschappelijk ingrijpender is dan een kroeg zonder barman.” 

De meeste banen zullen in 2023 beter betalen dan ze dit jaar deden

Loon-prijsspiraal
De stijgende werkgelegenheid zal volgens het Centraal Planbureau (CPB) vooral onder werknemers plaatsvinden, en niet zozeer onder zelfstandigen die juist in de coronajaren een stabiele groei lieten zien. Dat de vraag naar het aantal werknemers hoog blijft, vertaalt zich deels in meer banen en deels in hogere lonen (zo rond de 4 procent). Volgend jaar levert dat een verbetering van de koopkracht op. Toch denkt Kalshoven niet dat er een loon-prijsspiraal komt. “De lonen volgen niet de inflatie van dit jaar die in de dubbele cijfers loopt. Dat verkleint de kans dat de inflatie zichzelf versterkt.”  


Het CPB verwacht dat er in 2023 meer werkenden zijn, maar ook meer werklozen. Kalshoven: “Dat lijkt tegenstrijdig, maar wat erachter zit is een stijgende beroepsbevolking. Dat is deels omdat de bevolking tussen 15 en 75 jaar groeit, en deels omdat een groter deel daarvan wil werken. De inschatting is dat zo’n 140 duizend mensen extra zich melden, waarvan grofweg twee derde een baan vindt – en een derde dus niet.” Het CPB gaat ervan uit dat de werkloosheid stijgt van 3,4 naar 3,9 procent, ofwel van 340.000 naar 385.000 werklozen. Een getal dat volgens Kalshoven alleszins binnen de perken is: “Als je werkloos wordt dan kan dat financieel en persoonlijk heftig uitpakken. In die zin is elke stijging onwenselijk. Tegelijkertijd is een werkloosheidspercentage van 3,9% historisch gezien erg laag. Afgezien van dit jaar, 2022, moeten we terug naar 1974 voor dat soort percentages. Toch wel lang geleden: dat jaar leerde de wereld ABBA net kennen en waren Ike en Tina nog bij elkaar.”


De ICT is een sector met veel vacatures. Toch ligt het aantal vacatures minder boven het langjarig gemiddelde dan in andere sectoren. De sector blinkt minder uit in relatieve groei. Het is een trend die al wat langer gaande is in de Verenigde Staten, waar veel techbedrijven de afgelopen tijd veel werknemers hebben ontslagen. “ICT’ers hebben het in vergelijking met het verleden minder voor het uitkiezen, maar hun uitzicht op een baan is nog lang niet slecht”, aldus Kalshoven. “Overigens zie je ook vaak dat een recessie tot een herschikking op de arbeidsmarkt en tot nieuwe kansen voor de toekomst leidt. Zo begon Google na het barsten van de dotcom-zeepbel, toen veel techies op zoek waren naar een nieuwe baan, waardoor het bedrijf snel kon groeien.”


Gekte

“De vacaturegraad is nog steeds heel hoog, de lonen stijgen zo’n 4 procent en het minimumloon zelfs met 10 procent”, vat Kalshoven samen. “De meeste banen zullen in 2023 dan ook beter betalen dan ze dit jaar deden. Dit jaar was de arbeidsmarkt natuurlijk erg extreem. Denk maar aan die reclame waarbij de werkgevers komen ‘solliciteren’ bij een werknemer thuis. Ook zag je soms dat je kon solliciteren via Whatsapp of snapchat of zonder CV. Die gekte gaat er waarschijnlijk wel een beetje vanaf volgend jaar, maar het blijft een goede markt om een baan te vinden.”

Volgende publicatie:
“Economisch gezien is het niet slecht om nu even minder te consumeren”

“Economisch gezien is het niet slecht om nu even minder te consumeren”

Gepubliceerd op: 24 november 2022

De nieuwste iPhone. Een grotere flatscreen, met een nog scherper beeld. ‘Ultra-fast-fashion’ met 52 collecties in een jaar, gemaakt om kort te dragen. Als consument is het soms moeilijk de verleiding te weerstaan. En gretig koopgedrag is goed voor de economie. Maar we lopen ook steeds vaker tegen de grenzen van onze consumptiedrift aan. Waar liggen die grenzen? En wat levert al dat consumeren op? In deze reeks laten we mensen met diverse achtergronden hierop ingaan, steeds vanuit hún specifieke gezichtspunt. Aflevering 1: het economisch perspectief – belicht door Charles Kalshoven, macro-econoom bij APG. 


‘Kortingen tot 90%!’, ‘Bizarre’ kortingen, ‘Exclusieve dagdeals!’. Als er één dag is waarop de verleidingen voor de consument op de loer liggen, dan is het wel Black Friday. Sommige ketens rekken het concept zelfs op tot ‘Black Weeks’. Hoe groot is het effect van Black Friday eigenlijk op onze economie? En hoe belangrijk ís Black Friday voor de Nederlandse detailhandel?


Kalshoven: “Het vierde kwartaal is voor de detailhandel een belangrijk kwartaal, door onder andere de Sinterklaas- en kerstperiode. In het derde kwartaal stagneerde de groei van de consumptie. De consumptie van duurzame goederen, zoals meubels en auto’s, zakte zelfs in, maar dat werd verbloemd doordat de vraag naar diensten op peil bleef. Black Friday kan de verkopen een duwtje in de goede richting geven. In die zin is het fenomeen, vanuit het perspectief van de detailhandel, van belang. Bovendien geven de verkopen op Black Friday een indicatie voor het verdere verloop van het vierde kwartaal.”


Hoe groot verwacht je dat het Black Friday-effect dit jaar gaat zijn?  


“In oktober bereikte het consumentenvertrouwen een recordlaagte van -59 (zie kader). In november kwam het uit op -57. Maar dat is nog steeds ver onder het gemiddelde van -9 over de afgelopen 20 jaar en lager dan rond de eurocrisis of de kredietcrisis in 2007/2008. Hoewel dit cijfer gebaseerd is op het oordeel en verwachting van consumenten zelf – dat komt niet altijd overeen met wat ze dóén – verwacht ik op basis hiervan geen uitzonderlijk uitbundige consumptie op Black Friday 2022. Van de andere kant moet de detailhandel ook weer niet te somber zijn, want gemiddeld genomen zijn de vooruitzichten voor de koopkracht goed. Er komen immers de nodige compensatiemaatregelen van de overheid aan: de tegemoetkoming energiekosten in november en december, het energieplafond per 1 januari 2023 en de stijging van het minimumloon met meer dan 10 procent op dezelfde datum. Bovendien zou de gemiddelde loonstijging in Nederland volgend jaar het afnemende inflatiecijfer moeten kunnen overtreffen.”

Hoe komt het consumentenvertrouwenscijfer tot stand?


“Het consumentenvertrouwen geeft informatie over het vertrouwen en opvattingen van consumenten ten aanzien van de ontwikkelingen van de Nederlandse economie en hun eigen financiële situatie.

Consumenten worden gevraagd naar hun oordeel over hun huidige financiële situatie in de afgelopen 12 maanden, hun financiële situatie in de komende 12 maanden, of ze het een gunstig moment vinden voor het doen van grote aankopen, de economische situatie in de afgelopen 12 maanden en economische situatie in de komende 12 maanden. Van iedere vraag wordt het saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal aantal antwoorden bepaald. Het consumentenvertrouwen is het rekenkundig gemiddelde van deze vijf deelvragen.” (website CBS)


Een consumentenvertrouwenscijfer van bijvoorbeeld -57 betekent dat het aandeel van de consumenten dat pessimistisch is, het aandeel van de optimisten met 57 procent overtreft.

Voor de detailhandel verwacht je dus een bescheiden positief effect van Black Friday. Geldt dat ook voor de economie in het algemeen?


“We hebben nu een hoge inflatie en in de huidige situatie krijgen we die eerder naar beneden als we onze consumptie nu even matigen. Energie is momenteel schaars, maar dat geldt ook voor materialen en menskracht. Als we even wat minder consumeren tempert dat de vraag naar alle drie, zodat de prijzen hiervan zich ook matigen. Bovendien kan de schaarse energie zo ingezet worden op de plekken waar deze het hardst nodig is – bijvoorbeeld voor de kachel van een arm gezin in een slecht geïsoleerd huis. Vanuit macro-economisch perspectief is het dus helemaal niet slecht om even de voet van het gaspedaal te halen.”


Dus weg met Black Friday?


“We leven in een markteconomie, en daar horen winkels bij die op van alles inspelen. In die zin is Black Friday niks nieuws onder de zon. Punt is wel dat tijdelijke kortingsacties consumenten kunnen verleiden om dingen te kopen die ze eigenlijk niet nodig hebben. Dat treft niet alleen consumenten in hun portemonnee, ook op de planeet heeft het uiteindelijk impact. Al hoeft dat niet altijd negatieve impact te zijn. Zo zag ik dat een buitensportwinkel Black Friday invult door op die dag gratis schoenonderhoud en kledingreparatie aan te bieden. Zo’n actie kan later natuurlijk wel voor nieuwe omzet zorgen en daarmee alsnog bijdragen aan negatieve ecologische impact. Maar als een klant hierdoor één kwaliteitsjas koopt voor een periode waarin hij normaliter drie jassen van mindere kwaliteit zou verslijten, is dat per saldo beter voor de planeet. De vraag is dus altijd: welke consumptie vervang je met een nieuwe aankoop? Overigens kun je de verduurzaming van het economisch stelsel niet volledig aan bedrijven overlaten. Daarvoor heb je ook een overheid nodig die een sturende rol inneemt.”


Minder producten consumeren, meer ­diensten afnemen: kunnen we zo in Nederland de belangen van economische groei en een leefbare planeet tegelijk dienen?


“In principe wel, al hangt het hierbij natuurlijk ook af van het soort diensten waarmee je die productconsumptie vervangt. Een vliegreis is immers ook een dienst, maar wel een met een behoorlijke ecologische voetafdruk. Voor zo’n transitie is dus ook hier een sturende overheid nodig, die er via belastingheffing voor zorgt dat de minst vervuilende goederen en diensten aantrekkelijker worden ten opzicht van de vervuilende. En door grondstoffen meer en arbeid minder te belasten. Als je onder die voorwaarde meer immateriële groei creëert in plaats van materiele groei, is dat een vorm van ‘ontspullen’. Het zorgt voor een minder groot beroep op grondstoffen en voor een groter beroep op denkkracht en creativiteit. Daarvan komen de grenzen niet zo snel in zicht, in tegenstelling tot grondstoffen. Die raken een keer op.”


Is dat een realistisch scenario?


“In Nederland is de CO2-uitstoot afgenomen, terwijl de economie is gegroeid. Ook als je naar het onderzoek kijkt van Andrew McAfee, die daarover het boek ‘More from Less’ heeft geschreven, zie je dat de Amerikaanse economie steeds minder grondstofintensief wordt. En dat komt niet doordat steeds meer productie naar China is verhuisd. Economische groei zit daar steeds meer in toegevoegde waarde op basis van diensten. Een voorbeeld is merkwaarde, die je met behulp van marketing creëert. Dus ja, het is zeker mogelijk om economische groei te behalen die meer leunt op diensten en minder op fysieke producten en tegelijkertijd de negatieve ecologische impact te verkleinen.”

Volgende publicatie:
Wat betekent 2023 voor… mijn portemonnee?

Wat betekent 2023 voor… mijn portemonnee?

Gepubliceerd op: 23 november 2022

Historische krapte op de arbeidsmarkt, flink schommelende aandelenkoersen en een inflatie die tot in de dubbele cijfers reikt. 2022 is economisch gezien een behoorlijk bewogen jaar. Maar wat zal 2023 ons brengen? In deze nieuwe reeks vertelt Charles Kalshoven, macro-econoom en senior strateeg bij APG, wat we volgend jaar kunnen verwachten van onder meer de woningmarkt, de arbeidsmarkt en de beurs. Vandaag deel 1: Wat betekent 2023 voor mijn portemonnee?

Belangrijk voor de inhoud van iemands portemonnee is of de lonen harder stijgen dan de prijs van het zogenoemde boodschappenmandje, en of de overheid maatregelen neemt om de gevolgen van de hoge inflatie te verzachten. Ondanks dat er nog veel onzekerheden zijn, met name over de inflatie, ziet Kalshoven het niet somber in voor de portemonnee van de gemiddelde Nederlander in 2023. Wel zullen de verschillen tussen individuen groter zijn dan in andere jaren.

Loonstijging
Kijken we naar de lonen, dan is de verwachting van onder meer het Centraal Planbureau (CPB) en De Nederlandsche Bank dat die volgend jaar met ruim 4 procent zullen stijgen. Dat lijkt wellicht wat karig met een inflatie van 14,3 procent in oktober. De FNV eiste deze maand dan ook een loonsverhoging van 14,3 procent. Dat is volgens Kalshoven niet realistisch. “Ook bedrijven hebben een hogere energierekening en misschien een hogere huur, dus dat maakt het voor hen moeilijk om te zeggen ‘we doen er meer dan 10 procent bij’. Vaak kunnen ze de gestegen kosten ook niet volledig doorberekenen aan de klanten, omdat ze dan marktaandeel kwijtraken. Een loonstijging van 4 procent lijkt misschien niet veel als je kijkt naar de inflatie, maar het is wel hoger dan we in jaren hebben gehad.” 

Inflatie
De vraag is dan wat de prijzen gaan doen. Naar verwachting komt de inflatie over 2022 uit op ongeveer 10 procent. Het CPB gaat er nu vanuit dat de inflatie komend jaar op 2,5 procent zal uitkomen. “Dat zou een stuk lager zijn dan de verwachting van 5,5 procent die de Europese Centrale Bank heeft voor de inflatie in de hele eurozone. Maar op zich is dat niet zo gek. De Nederlandse inflatie ligt dit jaar namelijk juist ruim boven de Europese. Ook zal het energieplafond dat op de valreep voor Prinsjesdag is afgesproken de inflatie drukken.”


Goed om te weten: het inflatiecijfer van het CBS voor dit jaar is een overschatting van wat mensen echt in de portemonnee voelen. Dat komt doordat de rekenmeesters uitgaan van de fictie dat elke Nederlander elke maand een nieuw energiecontract afsluit, en dus te maken heeft met de hoge variabele tarieven van dit jaar. In werkelijkheid geldt dat maar voor een beperkte groep, omdat veel mensen een vast energiecontract hebben. “Voor volgend jaar zit er dan een prijsdaling verwerkt in het inflatiecijfer die niet iedereen zal herkennen.”

Veel werknemers kunnen een loonstijging tegemoet zien van ruim 4 procent

Energieplafond
Als de lonen inderdaad met 4 procent stijgen en de inflatie beperkt blijft tot 2,5 procent, hoeft de gemiddelde Nederlander volgend jaar niet te vrezen voor koopkrachtverlies, zeker omdat de overheid bijspringt met tijdelijke maatregelen zoals het energieplafond en een accijnsverlaging op benzine. “Wel bestaan er grote verschillen tussen Nederlanders. Waar de gemiddelde loonstijging zo’n 4 procent is, stijgen het minimumloon, de bijstandsuitkering en de AOW volgend jaar met 10 procent. Ook maakt het nogal uit of je in een goed geïsoleerd huis woont. Dan heb je eerder een lage energierekening en is het energieplafond niet eens nodig. Je profiteert dan van de loonstijging en de beperkte inflatie. Woon je echter in een slecht geïsoleerd huis en komt je energieverbruik boven het prijsplafond uit, dan ga je erop achteruit.”


Er zijn wel mogelijkheden de gevolgen van de hoge energieprijs voor de portemonnee te temperen. Kalshoven: “Wanneer de tarieven laag zijn, letten we niet zo op ons energieverbruik, maar nu zetten toch veel mensen hun verwarming lager, douchen korter of pakken minder vaak de auto.”


Net zoals het nogal uitmaakt of je in een goed geïsoleerd huis woont of niet, zijn er ook andere factoren die grote gevolgen kunnen hebben voor iemands portemonnee. “Statische koopkracht is de illusie dat er niets verandert aan jouw situatie, maar dat geldt natuurlijk lang niet voor iedereen. Vooral grote gebeurtenissen kunnen erin hakken: denk aan een echtscheiding, je baan kwijtraken of het krijgen van een kind. En de hypotheek vernieuwen is een stuk duurder geworden”, aldus Kalshoven. “Er zijn natuurlijk ook positieve voorbeelden: je portemonnee kan profiteren als je een (nieuwe) baan vindt en je bespaart woonlasten als je gaat samenwonen. Dit zijn veel grotere effecten dan je ziet in de koopkrachtplaatjes.”


Lichte plus

Ondanks dat we een recessie ingaan, is Kalshoven optimistisch gestemd over 2023. “De werkloosheid zal iets oplopen, maar vanwege de krapte op de arbeidsmarkt zal dat beperkt zijn. Veel werknemers kunnen daarom een loonstijging tegemoet zien van ruim 4 procent, en de minima zelfs van 10 procent. De inflatie zal waarschijnlijk flink lager uitkomen, op 2 tot 3 procent. Dan zijn er nog de overheidsmaatregelen, die de koopkracht van de gemiddelde Nederlander helpen, al zullen er grote verschillen bestaan.”

Volgende publicatie:
“Een steunpakket van 200 miljard euro is echt veel geld”

“Een steunpakket van 200 miljard euro is echt veel geld”

Gepubliceerd op: 17 november 2022

Nu de inflatie torenhoog is, heeft de Nederlandse overheid tientallen miljarden uitgetrokken voor koopkrachtreparatie – via onder andere het energieprijsplafond, de btw-verlaging op energie en een energietoeslag voor minimuminkomens. Ook in de ons omringende landen werden vergaande en kostbare maatregelen genomen om de koopkracht te stutten. Welke instrumenten hebben andere landen daarvoor eigenlijk gekozen en wat zijn de voor- en nadelen daarvan? In drie artikelen laten we macro-econoom Charles Kalshoven (APG) elke keer zijn licht over één Europese lidstaat schijnen. Aflevering 1: Duitsland. 


Om de lasten in 2022 en 2023 te verlichten, heeft de Duitse overheid in totaal bijna 200 miljard uitgetrokken. Ook daar is dus flink in de buidel getast, ook al is de Duitse inflatie met 10,4 procent (oktober) een stuk lager dan de Nederlandse (16,8 procent volgens de Europese definitie). Voor een deel wordt dat geld besteed aan verschillende eenmalige uitkeringen van beperkte hoogte, die vooral gericht zijn op de lagere inkomensgroepen: ontvangers van werkloosheids- of sociale uitkeringen, of huurtoeslag. Een ander deel gaat naar belastingmaatregelen.


Maximale gasprijs

Maatregelen die in het oog springen, zijn de verlaging van de energiebelasting op brandstoffen van 1 juni tot en met 31 augustus 2022 (29,55 cent per liter bij benzine en 14,04 cent/liter bij diesel) en de tijdelijke (tot eind maart 2024) btw-verlaging op gas van 19 naar 7 procent. Maar ook de invoering van een OV-maandkaart van 49 euro waarmee je onbeperkt de (regionale) trein, bus en metro kunt nemen, valt op. Last but not least: de Duitsers voeren een maximale gasprijs voor huishoudens én bedrijven in.


Gerichte maatregelen, die je snel kunt nemen en een beperkte nevenschade voor schatkist of andere beleidsdoelen hebben. Dat is in een notendop waarnaar een overheid volgens Kalshoven moet streven.


“De effectiviteit staat voorop. Treft een maatregel doel? Tussen die doelen kan ook een afruil zitten, wat inhoudt dat hoe dichter je bij doel A wil komen, hoe meer je inlevert op doel B en vice versa. Een ander criterium is efficiëntie. Welke kosten moet je maken om het doel te bereiken? Dat kunnen directe kosten zijn als gevolg van een oplopende staatsschuld, of indirecte kosten in de vorm van hogere belastingen in de toekomst. En zijn er betere alternatieve maatregelen te bedenken? Een derde criterium is snelheid/uitvoerbaarheid. En tot slot kun je nog kijken naar de vraag of een maatregel concurrentieverstorend werkt, of niet.”


Concurrentieverstorend

Wat betreft de maximale gasprijs die Duitsland heeft ingevoerd voor burgers en bedrijven, is Kalshoven in meerdere opzichten kritisch.


“Als je de energietransitie wil versnellen, is beperken van de prijs geen goed idee. Het lokt niet de gedragsreactie uit die je wil, omdat er dan geen prijsprikkel meer is om het gasverbruik te reduceren. Wat ik in Nederland goed vind, is dat het prijsplafond alleen voor een gemiddeld gebruik geldt. Maar als je zo’n prijsplafond niet aan een quotum verbindt, kan het de schatkist heel veel geld gaan kosten. Wat betreft armoedepreventie heb je dan weliswaar je doel bereikt, maar wat betreft het versnellen van de energietransitie en energiebesparing niet. En dat is zonde van het geld. Bovendien werkt een maximale gasprijs zoals in Duitsland concurrentieverstorend op de interne Europese markt. In tegenstelling tot in Nederland geldt dat maximum immers ook voor bedrijven en op die manier krijgen Duitse bedrijven een oneigenlijk voordeel ten opzichte van hun Europese concurrenten.”


Autogebruik goedkoper

Over het stimuleren van het openbaar vervoer in Duitsland – de maandkaart van 49 euro – is Kalshoven positief, maar het vormt volgens hem geen gelukkige combinatie met de accijnsverlaging die de Duitsers voor verschillende brandstoffen doorvoerden.


“Je hebt mensen een alternatief geboden door het OV goedkoper te maken, maar dan moet je niet ook het autogebruik goedkoper maken. De Duitsers hebben ook een kilometervergoeding van 38 cent. Dat is echt fors. Wat ik goed vind aan het Duitse OV-beleid op zichzelf, is dat het bijdraagt aan het voorkomen van armoede en tegelijkertijd goed is voor de energietransitie. Je zorgt er namelijk voor dat bestaande infrastructuur beter benut wordt. Op die manier kunnen de kilometers op de weg afnemen en de kilometers die je met het OV maakt, maakte je toch al. Het kan weliswaar extra reizen uitlokken, maar per saldo bespaar je met zo’n OV-beleid wel energie en natuurlijk CO2-uitstoot.”


Gericht pijn verzachten

Als het kan, wil je de pijn gericht verzachten. Een tandarts brengt de patiënten ook niet onder narcose voor het boren, maar geeft hooguit een plaatselijke verdoving. Om die reden is Kalshoven positief over de subsidies en uitkeringen die in Duitsland zijn ingevoerd om de pijn van de inflatie te verzachten.


“Omdat de Duitse subsidies zijn gericht op de lage inkomens, komen ze terecht bij mensen die het nodig hebben. Die gerichtheid is wenselijk, in tegenstelling tot de paardenmiddelen die de Duitse overheid elders heeft gekozen, zoals de accijnsverlaging en maximumtarieven.”  


Omdat die paardenmiddelen de schatkist veel geld kosten, ontstaat er vanuit macro-economisch perspectief een minder wenselijke situatie. Want met een steunpakket van 200 miljard euro dreigt Duitsland in te werken tegen het monetaire beleid van de Europese centrale bank (ECB).


Tegen elkaar in

Kalshoven: “Het Duitse bruto binnenlands product is grofweg 4000 miljard euro. Een steunpakket van 200 miljard euro komt neer op 5 procent van het BBP en dat is echt veel geld. Op zo’n moment gaan twee beleidsterreinen – fiscaal beleid en monetair beleid – heel erg tegen elkaar inwerken. De ECB wil immers de economie afremmen om de inflatie te beteugelen. Maar als overheden alle prijsverhogingen compenseren, jagen ze eigenlijk de economie een beetje aan. Die hogere prijzen zijn echter een nationaal verlies, ook in Duitsland. Het is een illusie om te denken dat je die hogere prijzen volledig en voor iedereen kunt compenseren.”


Wanneer je de steunmaatregelen in Nederland en Duitsland met elkaar vergelijkt, gaat het in beide landen om forse steunpakketten, zegt Kalshoven.


“In beide landen staan de overheidsfinanciën er goed voor, waardoor dit soort pakketten mogelijk zijn. Duitsland pakt daarbij nog steviger uit dan Nederland. Bij ons gaat het om een pakket van zo’n 25 miljard euro, dat kan oplopen tot 40 miljard euro, ofwel 4 procent van het inkomen. In Duitsland kan het zelfs 200 miljard worden, ofwel 5 procent van de economie.”


Prettig probleem

En hoewel Duitsland net als Nederland worstelt met het nemen van gerichte maatregelen, constateert Kalshoven dat het de Duitsers beter lukt om gericht lagere inkomens te ondersteunen met eenmalige uitkeringen en specifieke subsidies. Dat geldt echter weer niet voor de maximale gasprijs in Duitsland.


“Die is juist niet gericht, want hij geldt voor iedereen – burgers en bedrijven. In Nederland is echter de tegemoetkoming voor energie van 190 euro in november en december ongericht en zijn de prijsplafonds beperkt. Het blijkt in de praktijk erg moeilijk om te voldoen aan het ideaal van maatregelen die zowel tijdig, doeltreffend als doelmatig zijn.”


Maar uiteindelijk is die worsteling “een relatief prettig probleem om te hebben”, zegt Kalshoven. “Een totaal gebrek aan ruimte voor compensatiemaatregelen zou huishoudens dwingen tot zeer pijnlijke aanpassingen op korte termijn.”

Volgende publicatie:
Heeft een voltijdsbonus het gewenste effect?

Heeft een voltijdsbonus het gewenste effect?

Gepubliceerd op: 10 november 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: hoofdeconoom Thijs Knaap over de vraag of de voltijdsbonus ertoe leidt dat meer mensen voltijds gaan werken. “Een proef moet je altijd aanmoedigen.”

Vorig jaar waren in Nederland 9,3 miljoen mensen tussen de 15 en 75 jaar aan het werk, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Van die totale beroepsbevolking werkte 48 procent in deeltijd, een percentage dat de afgelopen jaren nauwelijks is veranderd. Onder deeltijd wordt een werkweek van minder dan 35 uur verstaan. Het percentage deeltijdwerkers onder vrouwen is met 70 procent fors hoger dan onder mannen, waarvan 28 procent in deeltijd werkt. In de zorg, het onderwijs en dienstverlenende beroepen is het aantal deeltijdwerkers het hoogst. Vanwege de hoge tekorten in het onderwijs begint het kabinet met een proef door op tien scholen een voltijdsbonus te introduceren. Die houdt in dat leraren die meer willen werken een bonus krijgen. Maar heeft zo’n financiële prikkel wel zin?


Wig

Bij deze vraag speelt het progressieve belastingstelsel van Nederland een belangrijke rol, legt Knaap uit. “Hoe meer je verdient, hoe meer belasting je betaalt en hoe minder toeslagen je krijgt. Dat is op zich prima, maar betekent wel dat de laatste dag van de werkweek, of je nu drie, vier of vijf dagen werkt, het meest is belast. Op die dag verdien je dus relatief het minst.” De economische term hiervoor is de wig, die het verschil aangeeft tussen de loonkosten van de werkgever en het nettoloon van de werknemer. “Die wig kan bij sommige mensen oplopen tot wel 70 procent, wat dus wil zeggen dat je van elke euro die je verdient, maar 30 cent krijgt uitbetaald. Dat komt omdat je loonbelasting betaalt en mogelijk ook nog toeslagen verliest.”


De vraag is of de voltijdsbonus nu de juiste oplossing is om het huidige arbeidstekort op te lossen. “Hierover worden debatten gevoerd in de Tweede Kamer en de grootste onduidelijkheid is de omvang van de wig.” Die is voor iedereen anders en hangt van verschillende factoren af, legt Knaap uit. Bijvoorbeeld van je burgerlijke staat, of je een gezin hebt en in welke gemeente je woont. “Heel veel mensen weten zelf ook niet wat hun wig is, sommigen gaan naar een belastingconsulent om te vragen wat een extra dag werken hen oplevert. Ik vind het idee dat iemand op basis van zo’n voltijdsbonus besluit meer te gaan werken, terwijl de meeste mensen niet precies weten wat het in totaal oplevert, daarom moeilijk voor te stellen.”

Er zijn genoeg mensen die niet de mogelijkheid hebben voltijds te werken

Homo economicus
Dat idee komt voort uit het wereldbeeld dat de mens een rationele homo economicus is die precies van elke handeling uitrekent wat de kosten en baten zijn. Maar er spelen behalve het financiële plaatje vaak ook andere aspecten mee, benadrukt Knaap. “Er zijn genoeg mensen die niet de mogelijkheid hebben voltijds te werken, ook niet als ze dat zouden willen. Bijvoorbeeld omdat ze mantelzorg verlenen aan een naaste, ze geen kinderopvang kunnen vinden of een werkgever hen niet meer uren kan bieden. Hoe ga je dat dan oplossen met zo’n financiële maatregel? Het kan, maar ik zie het niet als een heel effectief instrument.” Bovendien kleeft er een groot nadeel aan de voltijdsbonus, aldus de econoom. “Het maakt ons belastingsysteem, waar we toch al weinig zicht op hebben en waarbij je naar een consulent moet om te weten wat je wig is, nóg ingewikkelder.”


Evengoed blijft het een feit dat er een nijpend tekort is aan arbeidskrachten. “Als macro-econoom denk ik heel simpel: als we met z’n allen zitten te schreeuwen om arbeidskrachten, moeten de lonen omhoog. Dat gaat vanzelf, want als er een tekort is op de arbeidsmarkt lopen de lonen vanzelf op.” In het derde kwartaal van dit jaar stegen de cao-lonen met 3,5 procent, aldus het CBS. Knaap: “En de lonen kunnen nog wel verder worden verhoogd. We hebben jaren gehad waarin de lonen helemaal niet zo hard stegen. Het loonaandeel is de afgelopen decennia zeker niet groter geworden, dus zo heel gek is een stijging van de salarissen niet. En het heeft als voordeel dat het belastingsysteem niet nog ingewikkelder en breekbaarder wordt, wat wel een risico vormt bij de voltijdsbonus.”


Proef

Ondanks zijn indruk dat een maatregel als de voltijdsbonus weinig effect heeft en de boel nog ingewikkelder maakt, juicht Knaap de proef toe. “Als die nu enorm succesvol blijkt, kan ik mijn mening bijstellen. Maar als zo’n proef met veel fanfare op jouw school getest wordt, is de kans dat je ervan gehoord hebt groter dan wanneer het de zoveelste maatregel op je inkomstenbelasting vormt. Het is dus moeilijk om een conclusie te trekken op basis van één proef. Toch is het goed dat ze het eerst proberen, want te veel van dit soort maatregelen worden gewoon ingevoerd. Proeven zoals deze moet je daarom altijd aanmoedigen.”

 

Volgende publicatie:
Thijs Knaap bij BNR over de renteontwikkeling en dalende bedrijfswinsten

Thijs Knaap bij BNR over de renteontwikkeling en dalende bedrijfswinsten

Gepubliceerd op: 25 oktober 2022

Heeft de renteontwikkeling haar piek bereikt? Dat is een voorspelling die APG’s hoofdeconoom Thijs Knaap niet voor zijn rekening wil nemen. Zolang de inflatie hoog is, zul je ook een hoge rente zien. Wat betreft macro-economische groei zit het echter tegen en als de groei daalt, daalt de rente vaak mee. Die twee factoren werken dus tegen elkaar in. Welke sterker is, valt volgens Knaap te bezien.


Daarnaast werd tijdens het beleggerspanel van BNR Nieuwsradio onder andere gesproken over het besluit van het flitshandel-bedrijf Flow Traders om zich juridisch in Bermuda te vestigen en de reorganisatie van Philips, dat 4.000 banen schrapt waarvan 400 gedwongen ontslagen in Nederland. Het bedrijf staat onder druk door een kostbare terugroepactie voor haar slaapapneu-apparaten, maar geeft óók aan last te hebben van macro-economische ontwikkelingen.


Kanarie

Knaap: “We weten dat macro-economische problemen op een gegeven moment gaan doorwerken in de winsten van bedrijven. De vraag is dus: Is Philips de spreekwoordelijke kanarie in de kolenmijn? Als je breder kijkt naar de derde kwartaalresultaten van bedrijven, zie je dat de omzetten weliswaar nog stijgen – als gevolg van de stijgende prijzen – maar de winsten zijn aan het dalen. Dat is vooral in Europa zo en de daling is sterker dan verwacht.”


Zoals gebruikelijk werden de panelleden ook weer gevraagd naar een recente beleggingstransactie. Knaap: “We hebben onlangs namens ABP een belang van 49 procent genomen in Gemini, een zonne-energieproject dat momenteel in ontwikkeling is in de buurt van Las Vegas. Het project levert op piekmomenten energie voor meer dan 400.000 huishoudens.”


Luister hier de hele uitzending.

Volgende publicatie:
Is een lagere pensioeninleg de oplossing voor het koopkrachtverlies?

Is een lagere pensioeninleg de oplossing voor het koopkrachtverlies?

Gepubliceerd op: 25 oktober 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Alwin Oerlemans (Hoofd product management bij APG Asset Management), over de vraag of het een goed idee is om werknemers tijdelijk de mogelijkheid te geven om minder pensioenpremie in te leggen. Zodat ze in deze tijd waarin alles duurder is geworden, met dat geld hun rekeningen kunnen betalen.


Veel Nederlanders voelen de torenhoge inflatie als gevolg van met name de gestegen energieprijzen, flink in de beurs. Inmiddels heeft de overheid weliswaar miljarden uitgetrokken om de effecten daarvan voor burgers te verzachten, maar het is niet mogelijk om de achteruitgang in koopkracht helemaal te compenseren. Dit is vooral voor huishoudens met een laag of modaal inkomen en een minder duurzaam huis een enorm probleem. Vakbonden zien de lonen dan ook graag zodanig sterk stijgen dat er wel sprake is van volledige compensatie. Omdat daarmee het risico ontstaat dat Nederland – zoals in de jaren ’70 – in een loon-prijsspiraal belandt, wordt er hier en daar voor gepleit om werknemers tijdelijk de mogelijkheid te geven minder pensioenpremie in te leggen – zodat ze met dat geld nu hun rekeningen kunnen betalen. Is dat een goed idee?


Kortzichtig

Nee, zegt Oerlemans. Ten eerste omdat je mensen daarmee in de toekomst in de financiële problemen kunt brengen.


“Vanuit de gedragseconomie weten we dat mensen geld nu hoger waarderen dan geld later. Als je werknemers de mogelijkheid geeft om tijdelijk minder pensioenpremie in te leggen, gaat dat ten koste van hun pensioenopbouw. Om te zien dat dat een kortzichtig idee is, hoef je bijvoorbeeld maar naar Chili te kijken. Toen de economie daar tijdens de coronacrisis stilviel, kregen Chilenen de mogelijkheid vroegtijdig pensioengeld op te nemen. Daardoor zijn de pensioenpotten in Chili ernstig geslonken. In plaats daarvan had de overheid beter de zwakkeren kunnen helpen. Want het waren vooral de kleine pensioenpotten die door eenmalige opnames werden opgemaakt. Niet voor niets wordt in de onlangs uitgekomen Mercer CFA Institute Global Pension Index 2022 gewaarschuwd voor het vroegtijdig opnemen van pensioengeld.”


Sigaar uit eigen doos

De mogelijkheid om tijdelijk minder premie in te leggen is nu volgens Oerlemans óók geen goed idee omdat het voor werknemers een sigaar uit eigen doos is. En daar is het nu niet het moment voor.


“Omdat minder premie-inleg resulteert in een lagere pensioenopbouw – en dus minder pensioen – betalen werknemers die koopkrachtcompensatie in dat geval dus zelf. Alleen doen ze dat niet nu maar in de toekomst. Maar mensen zouden nu een hoger loon moeten krijgen, geen sigaar uit eigen doos. Want de winsten van bedrijven zijn de afgelopen jaren wel gestegen, terwijl dat voor de lonen van werknemers veel minder gold. Vakbonden maken zich dus terecht sterk voor hogere lonen. Hiermee krijgen werknemers een fair deel van de toegevoegde waarde. De verhouding loon-winst kan zo verschuiven.”


Nederland exportland

Die hogere lonen zijn geen overbodige luxe, want van de hoge inflatie zijn we voorlopig nog niet af, verwacht Oerlemans.


“Ook vóór de oorlog in Oekraïne was de inflatie al aan het oplopen, als gevolg van verstoringen in productieketens door corona. De invasie door Rusland leidde vervolgens tot een scherpe stijging van grondstoffenprijzen en energieprijzen in het bijzonder. De inflatie zal voorlopig dus aanhouden, zeker bij een voortgaande oorlog.”


Oerlemans wil er niet aan dat een exportland als Nederland zichzelf met hogere lonen uit de markt prijst.


Australië
“Die vrees lijkt me overdreven. Door de krapte op de arbeidsmarkt is er rúimte voor hogere lonen. Die zijn ook goed voor het arbeidsaanbod, omdat werken dan meer loont. In Australië groeide de pensioenopbouw juist bij een dreigende loon-prijs spiraal. Daar is het  pensioenstelsel begonnen in de jaren ’90, toen er sprake was van een oververhitte economie en inflatie. Werkgevers gingen toen een deel van het extra loon storten in het nieuwe verplichte pensioenstelsel.”


Al met al is het dus geen goed idee om werknemers tijdelijk de mogelijkheid te geven om minder pensioen in te leggen, zelfs als dat bijvoorbeeld maximaal 50% van de premie is?


“Nee. Er is niks mis met een beetje flexibiliteit in de premie als onderdeel van het arbeidsvoorwaardenpakket, maar niet in die ruime mate. Als je werknemers de mogelijkheid geeft om zo’n aanzienlijk deel van hun pensioeninleg te schrappen, al is het maar tijdelijk, dan is dat nog steeds een sigaar uit eigen doos.”

Volgende publicatie:
Hoe effectief is het energieplan van de Europese Commissie?

Hoe effectief is het energieplan van de Europese Commissie?

Gepubliceerd op: 21 september 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: aandelenbelegger Martijn Olthof, over het crisisplan van de Europese Commissie om de uitdagingen van de geëxplodeerde gas- en elektriciteitsprijzen het hoofd te bieden. “Hoe dan ook doen de ontwikkelingen op de energiemarkten pijn in de beurs en die neem je niet weg. Het enige wat je kunt doen, is de pijn verdelen.”


Nu de gevolgen van de fors gestegen prijzen voor gas en stroom voor steeds meer burgers en bedrijven pijnlijk merkbaar worden, heeft de Europese Commissie (EC) op 14 september 2022 een plan gelanceerd. De drie belangrijkste maatregelen in dit energie noodplan: een prijsplafond voor elektriciteitsproducenten met een vaste kostprijs, een extra belasting op de winst van olie- en gasbedrijven en een verplichting voor EU-lidstaten om minder energie te verbruiken. 


Het voorstel bevat marktingrepen die in Europa tot voor kort niet voor mogelijk werden gehouden. De vraag rijst dan ook: hoe effectief zijn de beoogde maatregelen eigenlijk? Olthof gaat ze één voor één af.


Prijsplafond op stroom

“Voor stroom uit kerncentrales, waterkrachtcentrales, zonneparken, windparken en bruinkolencentrales, wil de Europese Commissie een maximumopbrengst hanteren van 180 euro per megawattuur. Zo’n prijsplafond is op zich een logische stap, want de opwekking van deze stroom is in principe nauwelijks duurder geworden – in tegenstelling tot elektriciteit uit gascentrales of steenkolencentrales. Ondertussen is de stroomprijs tien keer door het dak gegaan, waardoor producenten met vaste kosten excessieve winsten maken. Het is begrijpelijk dat de EC een mechanisme in het leven roept om deze af te romen en dat geld te gebruiken voor gebruikers die dit het hardst nodig hebben. Het prijsplafond dat de Nederlandse regering en energiebedrijven overeen zijn gekomen voor stroom en gas, staat overigens los van het EC-plan.”


Lidstaten mogen ook een prijsplafond lager dan 180 euro instellen. Dat zou meer lucht geven aan afnemers die voor hun productieproces veel stroom nodig hebben, zoals aluminiumproducenten.


“Voor een producent van elektriciteit die niet via gas of steenkolen is opgewerkt, is 180 euro nog steeds een buitengewoon goede prijs. Maar voor afnemers die voor hun productieproces veel stroom gebruiken, zoals aluminiumproducenten, is dat tarief funest voor de concurrentiepositie. Een lager prijsplafond heeft dus de voorkeur, maar ook weer niet zo laag dat het producenten van hernieuwbare energie ontmoedigt om nieuwe investeringen te doen in bijvoorbeeld windmolens en zonneparken. Dat is ook de reden waarom de EC niet te laag heeft willen inzetten.”


Olie- en gasbedrijven extra belast

Niet alleen stroomproducenten met vaste kosten zijn spekkoper in de huidige elektriciteitsmarkt. Dat geldt ook voor olie- en gasbedrijven. De tweede maatregel in het EC-plan is dan ook om deze bedrijven een derde van hun winst te laten afdragen als ‘solidariteitscontributie’ en met de opbrengst daarvan burgers en andere bedrijven te ontlasten. Maar ook hier is de dosering volgens Olthof belangrijk.


“Bij olie- en gasbedrijven klotst het geld nu tegen de plinten. Het gas dat ze elders ter wereld winnen en naar Europa brengen, is hier in één keer vijf keer zoveel waard. Daardoor wordt vrij makkelijk gezegd dat ze die extra belasting wel kunnen missen. Tot op bepaalde hoogte ís het ook logisch dat hun winsten worden afgeroomd. Maar om het weggevallen aanbod van Russisch gas op te vangen, zullen we naast uitbreiding van wind- en zonne-energie óók op zoek moeten naar alternatieve gasvoorraden. Als Europa de winsten van olie- en gasbedrijven te veel afroomt, is het niet meer aantrekkelijk voor ze om in die zoektocht te investeren. Voor het aanboren van nieuwe gasvelden zullen bedrijven als Shell of BP in dat geval eerder kiezen voor de VS dan voor de Noordzee. Daardoor komt er minder gas naar Europa en dat gas hebben we wel nodig.”


In het verlengde van het plan dat medio september is bekendgemaakt, bekijkt de EC of ze nog verder kan ingrijpen op de gasmarkt. Het is echter nog een vraagteken hoe dat gaat verlopen, zegt Olthof.  


“Op de internationale markt wordt de gasprijs bepaald door LNG. Dat is vloeibaar gas, dat wereldwijd verhandeld kan worden en per schip overal naartoe kan worden gestuurd. In principe gaan die schepen naar de plek toe waar de prijs het hoogst is. In de afgelopen jaren bewoog de prijs voor LNG heel mooi mee met de gasprijs in Europa. Toen de prijs in Europa heel laag stond door een overcapaciteit aan gas in de wereld, stond ook de LNG-prijs op dat lage niveau. Nu is er schaarste op de wereldmarkt voor gas. De Europese gasprijs is torenhoog en de prijs op de internationale markt voor LNG dus ook. Beschikbare LNG gaat nu naar Europa, want ook nu is dat de hoogste bieder. Voorstanders van een prijsplafond voor gas in Europa gaan ervan uit dat een kunstmatige prijsverlaging in Europa ook wel weer zal leiden tot eenzelfde beweging van de internationale LNG-prijs – waartegen Europa dan nog steeds dat vloeibare gas kan afnemen.”


Maar het is de vraag of dat zo is, zegt Olthof. “Als andere afnemers van LNG, zoals Japan of Korea, bereid zijn om meer te betalen dan de maximumprijs in Europa, dan krijgt Europa dit gas niet. Er komt dan nog wel LNG naar Europa op basis van langetermijncontracten, maar het gedeelte dat nog niet verkocht is gaat dan naar Azië. Zuid-Europa is voorstander van een Europese maximumprijs voor gas maar Noord-Europa niet, dus daar wordt nog flink over gesteggeld en gesoebat.”


Minder elektriciteit verbruiken
De derde maatregel in het energie noodplan van de EC zet in op reductie van de vraag naar elektriciteit. Aan lidstaten wordt gevraagd om het verbruik met 5 procent verminderen op momenten dat de vraag naar elektriciteit piekt en om het totale verbruik op de lange termijn met 10 procent te reduceren.


Olthof: “Hoe ze die 5 procent reductie bereiken, mogen lidstaten zelf bepalen. Ze krijgen in ieder geval de mogelijkheid om financiële compensatie te bieden aan energie-intensieve bedrijven om de productie stil te leggen op piekmomenten. Maar voor het behalen van de doelstelling van 10 procent zijn nog niet heel veel instrumenten, regels of details bekendgemaakt.”


De effectiviteit van het energie noodplan hangt dus vooral af van de dosering waarvoor de lidstaten kiezen bij het benutten van de instrumenten die hun daarvoor in handen zijn gelegd?  


Olthof: “Ja. De EC heeft op zich goede maatregelen voorgesteld om deze crisis het hoofd te bieden, maar vanuit het perspectief van energie-intensieve bedrijven is het nog niet voldoende. Deze bedrijven moeten afwachten of individuele lidstaten meer gaan doen, en hoe deze de afgeroomde winsten gaan verdelen. Hoe dan ook doen de ontwikkelingen op de energiemarkten pijn in de beurs en die neem je niet weg. Het enige wat je kunt doen, is de pijn verdelen – zo goed en zo kwaad als het gaat.

Volgende publicatie:
Wat veroorzaakt het grote tekort aan arbeidskrachten?

Wat veroorzaakt het grote tekort aan arbeidskrachten?

Gepubliceerd op: 8 september 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: macro-econoom en senior strateeg Charles Kalshoven over de oorzaken van het grote tekort aan arbeidskrachten.


Iedereen die weleens een café passeert, kan het haast niet ontgaan: vele horecagelegenheden proberen met een A4-tje achter het raam personeel te vinden. Maar niet alleen de horeca kampt met een gebrek aan personeel. Het tekort aan arbeidskrachten spreidt zich uit over meerdere sectoren. Wat zijn daar de oorzaken van? En zijn er ook oplossingen voor?

 

Corona en vergrijzing
Volgens Kalshoven zijn er twee hoofdoorzaken te noemen. “Het meest in het oog springend is corona. Tijdens de coronacrisis zijn veel bedrijven die normaliter failliet zouden zijn gegaan, overeind gehouden met overheidssteun. Het aantal faillissementen is daardoor veel lager dan normaal. Werknemers werken daarom nog steeds bij die bedrijven, terwijl ze anders beschikbaar zouden zijn voor andere banen.” Corona had niet alleen gevolgen voor de vraag naar personeel, maar zorgde ook voor een verschuiving op de arbeidsmarkt. “In de horeca en op Schiphol was tijdelijk minder of geen werk. De mensen daar zijn daarop wat anders gaan doen. Een deel daarvan vond het nieuwe werk leuker of kreeg beter betaald, dus besloot daar te blijven.”

 

De andere hoofdoorzaak is vergrijzing. “Aan de ene kant stijgt door de vergrijzing de behoefte aan personeel in de zorg. Als de komende jaren niets verandert, zal rond 2040 1 op de 4 werkenden in de zorg nodig zijn. Je zou verwachten dat door de vergrijzing het aanbod van arbeid ook daalt, maar dat lijkt vooralsnog mee te vallen. Niet alleen kruipt het aantal 20- tot 70- jarigen nog altijd een beetje omhoog, ook het aandeel ‘actieven’ loopt op. De arbeidsparticipatie is nog nooit zo hoog geweest sinds het begin van de metingen in 1969.”

 

Kalshoven wijst erop dat dit mede komt door de verhoogde pensioenleeftijd, waardoor er nu meer 65-plussers werken dan voorheen. “Ik denk  dat het veranderende leeftijdsprofiel van de samenleving, met meer ouderen en minder jongeren – de laatste tien jaar groeide de groep 50-plussers flink, maar is de groep veertigers met 17 procent gedaald – een rol speelt bij de tekorten in sectoren die een bepaalde fitheid vergen. Te denken valt dan aan de bouw, de politie, spoedeisende hulp en bagage-afhandelaren op Schiphol. En mensen die op latere leeftijd een beroep niet meer kunnen of willen uitoefenen, zullen niet altijd over de vaardigheden beschikken om elders aan de slag te gaan. Een afzwaaiende agent is bijvoorbeeld niet per se ook een goede programmeur.”

Door het huidige tekort aan woningen kun je arbeidsmigranten nu niet huisvesten

Oplossingen
Hoewel de oorzaken duidelijk zijn aan te wijzen, is nog niet zo makkelijk het tekort aan arbeidskrachten op te lossen. “Vroeger was dat misschien iets makkelijker door gebruik te maken van arbeidsmigratie. Dan werden de tekorten hier opgevuld door Filipijnse verpleegkundigen of Poolse bouwvakkers. Maar door het huidige tekort aan woningen kun je die migranten nu niet huisvesten. Net zoals ziekteverzuim het personeelstekort versterkt, draagt het tekort op de huizenmarkt bij aan het tekort op de arbeidsmarkt.” Een andere oplossing kan zijn dat de overheid of een sector probeert jongeren te interesseren voor een specifieke opleiding, bijvoorbeeld in de techniek. “Maar ook dat is niet altijd makkelijk. Want het begeleiden van stagiairs vergt een tijdsinvestering. En als de werkdruk toch al hoog is, wie laat de stagairs dan ervaring opdoen op de werkvloer?”

 

Wat tevens kan helpen is om mensen die nu in deeltijd werken, proberen over te halen meer te gaan werken. “Ook daar komen vaak praktische bezwaren om de hoek kijken, zoals dure of niet beschikbare kinderopvang. Via hogere lonen kun je als bedrijf wel proberen nieuwe mensen aan te trekken. Het kan zijn dat je daarmee nieuwe toetreders tot de arbeidsmarkt trekt, maar vaak zie je dan dat mensen van een andere sector of bedrijf naar de beter betaalde baan overstappen. Dat leidt vooral tot een andere verdeling van de arbeid tussen bedrijven of sectoren. Op zich is dat trouwens positief voor de economie: werknemers komen op een plek terecht waar ze kennelijk productiever zijn.” Als er een groot tekort is aan arbeidskrachten, zoals nu, wordt door werkgevers vaak minder vastgehouden aan de functie-eisen van vacatures, stelt Kalshoven. “Je ziet nu wel vacatures waarbij staat aangegeven dat je je opleiding nog niet hoeft te hebben afgerond. Daar is ook een woord voor: groenpluk. Je plukt als werkgever als het ware de vruchten die nog niet rijp zijn. Het risico bestaat wel dat jongeren na het krijgen van die baan hun opleiding niet meer afmaken, waar ze later in hun loopbaan nadeel van kunnen ondervinden.”  

 

Automatisering
En dan is er nog automatisering en robotisering als oplossing. “Je ziet al dat bestellen in de horeca tegenwoordig een stuk sneller gaat dan vroeger. Nu geeft de serveerster je bestelling via een smartphone door aan de bar, waar iemand meteen kan beginnen met tappen. Dat scheelt fouten en tijd.” En je kunt mensen meer zelf laten doen. “Vroeger ging je naar de bank waar iemand de guldens voor je uittelde. Later moest je met je pinpas naar een automaat om daar geld op te nemen. Tegenwoordig betaal je met je telefoon bij de caissière. Sterker nog: er zit geen caissière meer, want je rekent je boodschappen tegenwoordig zelf af. Dit soort technologische oplossingen vormen ook een gedeeltelijke oplossing voor het personeelstekort.”

 

En een recessie, zal die de druk op de arbeidsmarkt wat verlichten? “De arbeidsmarkt reageert altijd met vertraging op de economie. De economie moet eerst een tijdje groeien voordat mensen worden aangenomen. Later volgt dan vaak een stijging van de lonen. Als de economie nu inzakt, vragen bedrijven zich af of het van korte of lange duur zal zijn. Evengoed zal de recessie de krapte verminderen doordat meer bedrijven failliet gaan en andere nog even wachten met uitbreiden. Ik denk wel dat de arbeidsmarkt door vergrijzing structureel wat krapper zal zijn. Er zijn een hoop beroepsgroepen waarbij de gemiddelde leeftijd vrij hoog is en er een uitstroom aanstaande is.”

Volgende publicatie:
Hebben lagere bestedingen door consumenten ook economische voordelen?

Hebben lagere bestedingen door consumenten ook economische voordelen?

Gepubliceerd op: 1 september 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: macro-econoom en senior strateeg Charles Kalshoven over de positieve keerzijde van massale bezuinigingen door consumenten. “De huidige situatie, waarin de hoge inflatie dwingt tot lagere bestedingen, kent vooral schaduwkanten. Maar we kunnen niet ontkennen dat er toch ook echt lichtpuntjes zijn.”

 

Met name ­­– maar niet alleen – door de oorlog in Oekraïne is het prijspeil in een half jaar tijd enorm gestegen. Energieprijzen spannen daarbij de kroon en zetten Nederlanders aan tot drastisch snijden in hun uitgaven. De totale binnenlandse consumptie liet in juni nog een plus zien ten opzichte van het jaar daarvoor, maar de vraag is hoe lang die groei nog duurt. De inflatie is sindsdien immers alleen maar verder opgelopen en het lijkt slechts een kwestie van tijd voordat consumentenbestedingen zullen dalen. Het consumentenvertrouwen en de koopbereidheid zonken in augustus tot een recorddiepte.

 

Personeel weggelopen
Voor de één vormt het gestegen prijspeil een ongemak, voor de ander kan het de financiële nekslag zijn waardoor een gang naar de voedselbank onvermijdelijk wordt. Slecht nieuws dus, voor veel bedrijven en consumenten. Maar bieden consumentenbesparingen wellicht ook voordelen?  Volgens Kalshoven wel, ten eerste omdat ze oververhitting van de economie tegengaan, ten tweede omdat de oorzaak van die besparingen – vooral gestegen energieprijzen – de energietransitie in een hogere versnelling kan zetten. Bovendien kunnen hoge prijzen mensen laten kennismaken met opties die ze voorheen nooit serieus hadden overwogen, en leiden tot meer flexibiliteit om met toekomstige veranderingen om te gaan.

Kalshoven: “Macro-economisch gezien komen we aan deze inflatie omdat het aanbod van een aantal sleutelproducten en -diensten niet aansluit bij de vraag. De vraag is hersteld na corona, maar  vooral het aanbod schiet nu tekort. Dat komt bijvoorbeeld door de naweeën van lockdowns in China, maar ook omdat personeel in de horeca of op Schiphol is weggelopen. Maar het meest in het oog springt natuurlijk energie. Tekorten – of het risico daarop – hebben de prijzen doen exploderen. Als consumenten besparen op energie, dan helpt dat de prijzen drukken. Meer in het algemeen gaat snijden in de uitgaven oververhitting van de economie – en dus inflatie – tegen als er knelpunten zijn aan de aanbodkant.”

 

Exorbitante lonen
Zo kan minder frequent restaurantbezoek eraan bijdragen dat het tekort aan horecapersoneel
– dat tijdens de pandemie in groten getale de sector verliet en daarna niet meer terugkwam – minder nijpend wordt, zegt Kalshoven. En zo zijn er meer voorbeelden.

“Het risico dat er een situatie ontstaat waarin de vraag naar horecapersoneel het aanbod ver overtreft, wordt daardoor kleiner – en daarmee ook het risico op exorbitante loonstijgingen. Hetzelfde geldt voor de luchtvaartsector. Als mensen minder gaan vliegen, wordt het personeelstekort op Schiphol en andere luchthavens ook minder een probleem. Maar de grootste factor is natuurlijk energie. Als mensen korter douchen en de thermostaat lager zetten, daalt de vraag naar energie. Als degenen die de hogere energietarieven wel probleemloos ophoesten ook hun verbruik terugschroeven, helpen ze de gasvoorraden aan te vullen en de prijzen te drukken. Daarmee zijn ze solidair met de lagere inkomens, die zich deze hoge tarieven simpelweg niet kunnen veroorloven.”

 

Huisjesmelker
Een lager energieverbruik is uiteraard ook beter voor het klimaat. Hoge energieprijzen kunnen bovendien een katalysator zijn voor de transitie naar duurzame energie. Deels gaat dat echt om besparen, denk aan isoleren of korter douchen, voor een ander deel gaat het om vinden van alternatieven zoals zonnepanelen.  

Kalshoven: “Die peperdure energie versnelt bij veel mensen de ambitie om te verduurzamen, mits ze het zich kunnen veroorloven en het bijvoorbeeld in hun woning mogelijk is. Zo heeft niet iedereen de middelen om in een warmtepomp of zonnepanelen te investeren en voor mensen die een oude tochtige woning huren van een huisjesmelker, zijn die mogelijkheden er sowieso niet.”

Ook in een ander opzicht kan het hogere prijspeil en een versoberd bestedingspatroon bijdragen aan meer duurzaamheid.  

“Dat transport ook duurder is geworden kan gunstig uitpakken voor de verkoop van seizoens- en streekgebonden producten, zoals groente en fruit. Zo zal een Nederlandse consument nu wellicht vaker kiezen voor een in Nederland geteelde appel, in plaats van een appel uit Nieuw-Zeeland. En dat heeft weer een reducerend effect op de CO2-uitstoot.”

 

“Mother of invention”
Het gestegen prijspeil en lagere bestedingspatroon kunnen volgens Kalshoven ook een positief effect hebben op je mind set.

“Dat we nu gedwongen worden tot verandering, maakt ons in de toekomst flexibeler. En necessity is the mother of invention. Mensen die door de gestegen prijzen diep in de financiële problemen komen, gaan vaak eerder verkeurde keuzes maken. Maar bij anderen kan een noodzaak tot verandering ook creativiteit aansporen en aanzetten tot keuzes waarmee ze achteraf juist blij zijn. Grote prijsstijgingen kunnen iemand net dat zetje geven dat nodig is om een alternatief uit te proberen dat hij tot dusver nooit echt serieus had overwogen. Als je nooit op de fiets naar het werk bent gegaan, ga je dat nu misschien wel eens proberen. En als dat verassend goed bevalt, kan het zo maar zijn dat je niet terug wilt naar de oude situatie.”

 

Collectieve verarming
We moeten de hoge prijzen voor onder andere energie en voeding dus zien als een blessing in disguise? Zover wil Kalshoven ook weer niet gaan.

“Hoe je het ook wendt of keert: we hebben in Nederland te maken met een collectieve verarming. We waren een gas-exporterend land. Maar nu moeten we meer gas uit het buitenland halen en omdat gas duurder is geworden, leidt dat tot ruilvoetverlies. Op individueel niveau kunnen de effecten daarvan heel ingrijpend zijn. Het is duidelijk dat de huidige situatie, waarin de hoge inflatie dwingt tot lagere bestedingen, vooral schaduwkanten kent, maar we kunnen niet ontkennen dat er toch ook echt lichtpuntjes zijn.”

 

Volgende publicatie:
Hoe een stad profijt kan hebben van de organisatie van een groot sportevenement

Hoe een stad profijt kan hebben van de organisatie van een groot sportevenement

Gepubliceerd op: 25 augustus 2022

De eerste drie etappes van de Ronde van Spanje vonden dit jaar in Nederland plaats. Totale kosten: bijna 15 miljoen euro. Blijft het bij die kosten? En vormen de horeca-inkomsten de enige baten van de Vuelta voor de Nederlandse start- en finishplaatsen? De voordelen van het organiseren van een groot sportevenement zijn vaak breder dan de directe economische baten. Maar de begrote kosten vallen vaak ook hoger uit. Charles Kalshoven, macro-econoom en senior strateeg bij APG, legt uit hoe dat komt.

Vaak wordt door een organisatie van een groot sportevenement een verhaal verteld dat de economische baten florissant afschildert, weet Kalshoven. “Maar dat is niet altijd hard te maken. Als er al baten zijn dan komen die bijvoorbeeld terecht bij de horeca en niet bij de gemeente of overheid.” Dat een sportevenement niet altijd geld in het laatje brengt bij de organiserende stad hoeft volgens de econoom geen reden te zijn dan maar niets te organiseren. “Het kan ook gewoon leuk zijn, en leuke dingen mogen soms ook geld kosten.”

Barcelona
Kalshoven erkent dat dit in deze tijd een lastige boodschap is, “want veel mensen hebben nu moeite om hun energierekening te betalen, dus moet je dan 15 miljoen aan de Vuelta uitgeven?” Overigens wordt een derde van de uitgaven door private partijen opgebracht en kost het de landelijke en gemeentelijke overheden dus ‘maar’ 10 miljoen euro (ter vergelijking: de totale uitgaven van de gemeente Utrecht zijn dit jaar begroot op ruim 1,5 miljard). Toch zal Utrecht, mede door de hoge kosten van de energiecrisis, voorlopig geen groot sportevenement meer organiseren, kondigde burgemeester Dijksma in Trouw aan.

“Als je puur economisch kijkt, kunnen de organisaties van grote sportevenementen naderhand doorgaans geen zwarte cijfers schrijven”, aldus Kalshoven. Zo gaan de btw en accijnzen op het verkochte bier niet naar de gemeente, maar naar de centrale overheid. Maar de baten zijn volgens hem ook breder. “In Barcelona hebben ze voor de Olympische Spelen van 1992 bijvoorbeeld de hele wijk Barceloneta en het strand opgeknapt en Port Olímpic ontwikkeld als uitgaansgebied. De Spelen zijn daar dus gebruikt om de stadsontwikkeling op gang te brengen.” En er kunnen meer van dit soort indirecte baten zijn. “Als je zoals Utrecht alle drie de grote wielerrondes hebt ontvangen, dan speel je je misschien wel in de kijker bij organisatoren van congressen. En bedrijven die werkzaam zijn in de duurzame mobiliteitssector zien Utrecht mogelijk als geschikte vestigingsplaats. Ook kan het zorgen voor meer toerisme. De beelden vanuit de lucht van de Dom en de grachten zijn toch een soort ‘gratis’ reclame voor de stad. Zo kan een stad zijn best bewaarde geheimen aan de wereld tonen.”

Beleveniseconomie
Kosten die gemaakt worden om een sportevenement te organiseren, kunnen ook worden gezien als investering in gezondheids- of welzijnsbeleid. Zo is Utrecht recent uitgeroepen tot meest fietsvriendelijke stad ter wereld. “Als mensen vaker gaan fietsen in plaats van dat ze de auto of het openbaar vervoer pakken, ontstaan er minder files. Dat scheelt de samenleving kosten. En wellicht op de langere termijn ook zorgkosten, omdat een sportevenement mensen kan stimuleren meer aan sport te doen, waardoor ze langer gezond blijven”, zegt Kalshoven. “Je moet deze indirecte effecten niet overdrijven, maar als je wacht op wetenschappelijk bewijs voor de economische baten van een sportevenement, kun je nooit iets organiseren.”

Als je de organisatie van een toernooi erdoor wilt krijgen, dan moet je vooral het prijskaartje drukken

Kalshoven: “Het organiseren van een sportevenement past ook in de trend dat mensen liever geld besteden aan immateriële dan aan materiële zaken: het zogenaamde ‘ontspullen’. Als bezoekers 30 miljoen euro tijdens een sportevenement uitgeven, is de vraag: wat hadden ze anders met dat geld gedaan? Misschien hadden ze het sowieso uitgegeven, dan is het economisch effect nul. Maar het kan ook dat ze het aan, ik zeg maar wat, plastic speelgoed uit China hadden besteed. Erg duurzaam is dat niet en het draagt ook weinig bij aan de Nederlandse economie.” Terwijl de Vuelta onderdeel is van de beleveniseconomie, waarbij mensen geld uitgeven aan een ervaring in plaats van aan spullen. “Dat is duurzamer, want daar zijn minder grondstoffen voor nodig. Mensen moeten natuurlijk wel naar Utrecht toe, dus er zal zeker wat CO2-uitstoot zijn, maar wellicht komen velen met de trein of de fiets.” De reclamekaravaan, die traditioneel voorafgaat aan de koers, heeft deze Vuelta tijdens de Nederlandse etappes in ieder geval een duurzaam karakter. De voertuigen in deze ‘Groene Karavaan’ rijden uitstootvrij en delen alleen duurzame spullen uit aan het publiek.

Olympische Spelen
Toch lijken steeds minder steden te porren te zijn voor het organiseren van een groot sportevenement. Dit is met name bij de Olympische Spelen het geval, waarbij er voor de edities van 2024, 2028 én 2032 maar één kandidaatstad was. Amsterdam speelde een tijdje met het idee zich kandidaat te stellen voor 2028, maar het kabinet vond het uiteindelijk te duur en trok zijn steun voor het plan in 2012 in. “Het organiseren van zo’n evenement legt toch een druk op collectieve middelen”, vervolgt Kalshoven. “Er zijn de directe kosten voor de organisatie, maar ook indirecte kosten voor de inzet van politie, brandweer en hulpdiensten. Wat je ziet is dat de economische baten van het evenement zelf vaak negatief zijn. De winsten komen dan ergens anders terecht, bijvoorbeeld bij horecaondernemers.”

Dat de begroting vaak uit de hand loopt, draagt ook niet bij aan het enthousiasme onder de lokale bevolking. Ook hier zijn de Olympische Spelen een goed voorbeeld. Zo vielen de kosten van de zo succesvolle Spelen in Barcelona 266 procent hoger uit. In 1976, in het Canadese Montreal, was dit liefst 720 procent. Wat is daarvan de oorzaak? “Een belangrijk deel is politiek. Als je de organisatie van een toernooi erdoor wilt krijgen, dan moet je vooral het prijskaartje drukken. Ruim begroten zou verrassingen voorkomen, maar schaadt je kansen. Dus stuurt de organisatie aan op lage offertes van bouwers van stadions en infrastructuur, maar worden de tegenvallers duur betaald. Probleem is natuurlijk ook dat de projecten altijd uniek zijn, want je bouwt nooit tweemaal hetzelfde stadion.” 
 

Reclame
Waar het enthousiasme voor het organiseren van grote sportevenementen in democratische landen lijkt af te nemen, verwelkomen autocratische regimes internationale toernooien juist graag. “Daar zijn de politieke baten vaak erg groot”, stelt Kalshoven. “Rusland, met de Winterspelen van Sotsji, en China, waar Beijing de Zomer- én Winterspelen organiseerde, vonden het fantastisch dat ze aan de wereld konden laten zien dat ze in staat zijn om zoiets te organiseren. Een strakke openings- en slotceremonie is reclame voor de buitenwereld en draagt ook bij aan de trots onder de bevolking voor het nationale regime. De politieke baten wegen daar op tegen de economische kosten. Voor Rutte zou het toch lastig uit te leggen zijn waarom er wel geld is voor de Olympische Spelen maar niet voor bijvoorbeeld koopkrachtmaatregelen. Voor Poetin speelt dat minder. Als hij zo’n evenement organiseert hoeft hij niet aan z’n bevolking uit te leggen waarom er wel geld is voor het organiseren van de Winterspelen maar niet voor de verhoging van de ambtenarensalarissen.”

Volgende publicatie:
“Het is heel belangrijk dat dit graanakkoord er is, maar de situatie oogt nog fragiel”

“Het is heel belangrijk dat dit graanakkoord er is, maar de situatie oogt nog fragiel”

Gepubliceerd op: 23 augustus 2022

Na de Russische inval in Oekraïne werd het een vaak gebezigde term. Het land was de ‘graanschuur van Europa’. Door het conflict kwam de export van Oekraïens graan goeddeels stil te liggen. Na bemiddeling van Turkije en de Verenigde Naties lijkt het weer mogelijk om graan over de Zwarte Zee uit Oekraïne te krijgen. Wat merkt Nederland hiervan? En wat zijn de vooruitzichten voor de graanprijs? Tijd om enkele vragen over de handel in graan te stellen aan Peter Verbaken, Hoofd van het Team Grondstoffen van APG.

Graan is een verzamelnaam voor de zaden van grassen en omvat onder meer rijst, gerst, tarwe en mais. Oekraïne exporteert vooral die laatste twee. De wereldwijde jaarlijkse productie van tarwe is zo’n 780 miljoen ton, blijkt uit cijfers van het Amerikaanse ministerie van Landbouw. Oekraïne neemt 30 miljoen ton daarvan voor zijn rekening. De EU is de grootste producent, met bijna 140 miljoen ton, op de voet gevolgd door China. Van mais wordt jaarlijks 1200 miljoen ton geproduceerd, waarvan bijna een derde uit de Verenigde Staten komt. Met een jaarlijkse productie van 40 miljoen ton lijkt Oekraïne wat mais betreft z’n naam als graanschuur van Europa waar te maken.

Is Nederland zelfvoorzienend als het aankomt op graan?
“Nederland is niet zelfvoorzienend. Dat komt doordat de landbouwgrond hier geschikter is voor het verbouwen van andere gewassen. Van de tarwe die we hier gebruiken, importeren we daarom ruim 80 procent, vooral uit Duitsland en Frankrijk. Overigens is maar 40 procent van de in Nederland gebruikte tarwe bestemd voor menselijke consumptie, de overige 60 procent is bestemd voor veevoer. Voor mais is dit zelfs 65 procent. Zo’n 20 procent wordt door mensen geconsumeerd en 15 procent van het mais in Nederland wordt verwerkt tot biobrandstof.”

Frankrijk en Duitsland zijn veilige landen met een stabiele export. Hoe komt het dan dat ook Nederland met hogere graanprijzen te maken heeft?
“Granen zijn wereldwijd verhandelbare grondstoffen. Als een grote aanbieder wegvalt, zoals nu tijdelijk Oekraïne, dan heeft dat effect op de wereldwijde prijs van granen, en daarmee ook op de prijs die wij hier in Nederland betalen. Dat is hoe zo’n markt werkt. Je kunt niet zeggen: ‘Mijn import uit Frankrijk is niet beïnvloed dus ik betaal nog eenzelfde lage prijs als een jaar geleden’. Ook de prijs van graan uit landen als Duitsland en Frankrijk wordt vastgesteld aan de hand van de wereldprijs, omdat graan in principe overal naartoe kan worden verscheept. Doordat we onze tarwe vooral uit Frankrijk en Duitsland halen, zullen we hier niet zo snel een graantekort hebben. Maar de graanprijzen liepen aan het begin van de oorlog in Oekraïne ook hier meteen op.”

In Europa is het nu al lang heet en droog, dat kan gevolgen hebben voor de oogst

Het Oekraïense graan gaat normaliter voornamelijk naar Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Kunnen ze daar opgelucht ademhalen nu Turkije en de VN bemiddelen in de export?
“De overeenkomst die eind juli is gesloten, moet nog wel haar waarde bewijzen. Er is nog veel onzekerheid of de stroom schepen ook echt op gang komt om het graan vanuit de Oekraïense havens over de Zwarte Zee naar de plaatsen van bestemming te vervoeren, en dat zonder incidenten. Dat zal de komende maanden moeten blijken. Het is heel belangrijk dat dit akkoord er is, maar de situatie oogt nog fragiel. Denk bijvoorbeeld aan de ontploffingen van een paar dagen geleden op de Russische basis op de Krim. Turkije heeft er wel direct belang bij dat de strijdende partijen zich aan het akkoord houden, want het land is een van de grote importeurs van Oekraïens graan. Het heeft dus, net als Egypte en andere landen in de regio, dat graan echt nodig.”

Valt er iets te zeggen over hoe de prijs van granen zich in de komende maanden zal ontwikkelen?
“Je ziet nu dat in ieder geval de tarweprijs lager is dan voor de Russische inval. Dat is nog steeds relatief hoog, maar niet meer zo extreem hoog als in de eerste fase van de oorlog. De komende maanden zal blijken of het graanakkoord wordt uitgevoerd. Waarnemers hebben goede hoop, waardoor de tarweprijs al flink is gezakt. Mocht het conflict weer escaleren, dan zal de prijs echter zeker weer stijgen. Kort na de zomer vindt de nieuwe oogst plaats in de graanproducerende landen op het noordelijk halfrond. Voor Oekraïne wordt dan duidelijk in hoeverre de oorlog invloed heeft op de graanproductie. Voor alle graanproducenten geldt dat ze voor de oogst afhankelijk van het weer zijn. In Europa is het nu bijvoorbeeld al lang heet en droog, dat kan gevolgen hebben voor de oogst. Uit Amerika komen vooralsnog positieve berichten over de graanproductie van deze zomer. Het weer heeft de potentie om verlichting te bieden als het tot een rijke oogst leidt, maar kan ook een risico vormen en tot verdere krapte en hogere prijzen leiden.”

Volgende publicatie:
Wat betekent de droogte voor beleggers?

Wat betekent de droogte voor beleggers?

Gepubliceerd op: 18 augustus 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Climate Data Specialist Lucas Wouters over de gevolgen van langdurige droogte op beleggingen.

Extreme droogte op de Italiaanse Povlakte, bosbranden in het hele Middellandse Zeegebied en een historisch laag waterpeil in de Rijn. Heel Europa zucht deze zomer onder een neerslagtekort. En de droogte is niet incidenteel. “Het is niet de vraag of de droogte op langere termijn erger wordt dan die nu is, dat is een gegeven”, aldus Wouters. “Van de CO2 die we nu uitstoten, zit over duizend jaar nog steeds zo’n 20 procent in de lucht. Onze huidige uitstoot heeft dus nog een langdurig effect op de toekomstige temperatuurstijging, met alle gevolgen van dien. Droogte zal langer duren en heviger zijn.” 


Landbouw

Klimaatverandering zal leiden tot toenemende droogte in bepaalde delen van de wereld, wat gevolgen heeft voor onder meer de watervoorziening, stelt Wouters. “En dat heeft weer consequenties voor de landbouwproductie. Maar ook voor de industrie, die bijvoorbeeld voor het produceren van consumptiegoederen en materialen afhankelijk is van een stabiele watertoevoer en energiesector, die veel water gebruikt om centrales te koelen of energie op te wekken met stoomturbines of waterkracht. Dergelijke gevolgen zullen op hun beurt van invloed zijn op de hele economie, waardoor de toenemende droogte een potentieel risico vormt voor beleggers.” Volgens een studie van de Wereldbank kan droogte tegen 2050 in bepaalde landen tot een verlies van 6 procent van het bruto binnenlands product leiden. Dan gaat het om watertekort en de gevolgen daarvan, zoals mislukte oogsten. Een langetermijnbelegger als APG kijkt bij alle investeringen daarom naar de mogelijke impact van klimaatfactoren, waaronder droogte, en maakt een analyse van de potentiële risico’s en het rendement.


Een tastbaar voorbeeld zijn investeringen in de landbouw en bosbouw, bij APG samengebracht onder de noemer Private Natural Capital. “Bij landbouw is de aanwezigheid van betrouwbare waterbronnen een belangrijke indicator voor een goede oogst”, zegt Wouters. “Daarom beoordelen we bij mogelijke investeringen of er genoeg capaciteit in de omgeving is om voor de beoogde activiteiten voldoende water zeker te stellen. Verder vormt innovatie op het gebied van irrigatie een belangrijk aspect bij het beschermen van de oogst. In Roemenië investeren we in een project waarbij samen met lokale partijen wordt gewerkt aan het herstellen, verbeteren en uitbreiden van irrigatienetwerken, die vaak ook water- en energiebesparend zijn.”


APG spoort daarnaast beheerders van land waarin wordt geïnvesteerd aan om eventuele klimaatrisico’s af te dekken. “Bij landbouw gaat het dan bijvoorbeeld om het zo min mogelijk braak laten liggen van grond, waardoor verdamping wordt voorkomen. Dat verbetert de kwaliteit van de grond, waardoor die meer water kan opnemen. Ook wordt aan de hand van het op langere termijn beschikbare water bepaald welke gewassen worden geteeld. Bij bosbouw verwachten we van de beheerders onder meer dat ze de blusfaciliteiten op orde hebben voor het geval aanhoudende droogte tot bosbranden leidt. Ook willen we dat bij het beheren en inrichten van de bossen rekening wordt gehouden met brandpreventie. Met behulp van klimaatscenario’s beoordelen we potentiële investeringen. Investeringen waarbij de impact van klimaatverandering te groot is, gaan we niet aan.”

Van al het water op aarde is 97 procent zout, van het overige water is het grootste deel bevroren

Adaptatie
Om de negatieve effecten van droogte op beleggingen tegen te gaan, stimuleert APG bedrijven meer aan adaptatie te doen. Te denken valt aan het creëren van waterreservoirs op het terrein rond panden en boerderijen. Ook werkt APG met externe databronnen die klimaatverandering en de gevolgen daarvan te monitoren. Wouters: “Ons vastgoedteam heeft bijvoorbeeld een methode ontwikkeld die fysieke klimaatrisico’s meet voor onze investeringen. Op die manier willen we het vastgoed waarin we beleggen klimaatbestendiger maken.” Voor zijn pensioenfondsklanten belegt APG in het Amerikaanse bedrijf Xylem. Dit bedrijf biedt oplossingen die efficiënt watergebruik bevorderen en daarmee waterschaarste voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan het transporteren, zuiveren en hergebruiken van water. Wat dichter bij huis belegt APG in een aantal groene obligaties van de Nederlandse Waterschapsbank, waaronder in waterobligaties. Deze duurzame waterbank gebruikt de opbrengsten om Nederland beter voor te bereiden op de gevolgen van klimaatverandering door projecten en bedrijven te financieren die focussen op overstromingsrisico, waterbeheer, waterkwaliteit en biodiversiteit.

Water
Door toenemende droogte wordt het steeds belangrijker om zuinig om te gaan met water. Dat biedt interessante mogelijkheden voor beleggingen in bijvoorbeeld watertechnologiebedrijven en waterzuiveringsinstallaties, licht Wouters toe. “In Nederland hebben we een hoge kwaliteit drinkwater, in veel andere landen is daar een tekort aan. Van al het water op aarde is 97 procent zout, van het overige water is het grootste deel bevroren, zoals in gletsjers. Er bestaan al technologieën om zeewater te ontzilten, maar die technologie is nog erg duur en bovendien gebruikt dit proces nog veel energie. Als een bedrijf erin slaagt om efficiënter een deel van die 97 procent zoutwater in drinkwater om te zetten, heeft het goud in handen.”


Ook zijn er mogelijkheden om te investeren in technieken die watergebruik in gebouwen efficiënter maken. “Als APG beleggen we namens onze fondsklant ABP in The Student Hotel. Daar hangt aan de douches een metertje waardoor hotelgasten precies zien hoeveel water ze gebruiken. Gasten worden zo gestimuleerd om minder lang te douchen en zodoende minder water te verbruiken. Dat is natuurlijk een kleine bijdrage aan de oplossing, maar geeft wel aan dat er mogelijkheden zijn om via onze beleggingen bij te dragen aan het tegengaan van droogte.”

Volgende publicatie:
Hoe afhankelijk is de Nederlandse economie van China?

Hoe afhankelijk is de Nederlandse economie van China?

Gepubliceerd op: 10 augustus 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: hoofdeconoom Thijs Knaap over de vraag hoe afhankelijk de Nederlandse economie is van China. “Een economische loskoppeling van China zal nog veel grotere gevolgen hebben dan de loskoppeling van Rusland.”

Vorige week bezocht de voorzitter van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden Nancy Pelosi Taiwan. Door het omstreden bezoek liepen de spanningen tussen de VS en China hoog op. Een conflict van de twee economische grootmachten over Taiwan lijkt daarmee weer een stap dichterbij. “Open handelsnaties als Nederland moeten zich met de recente lessen uit de Oekraïne-crisis sneller voorbereiden op die nieuwe geopolitieke realiteit”, betoogt Jonathan Holslag, als politicoloog verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel, in NRC. “We moeten onze economische afhankelijkheden van China sneller afbouwen, of de prijs dreigt de komende jaren nog veel hoger te worden.” Maar hoe afhankelijk zijn we in Nederland eigenlijk van China?


Kapitaaldreun

Na de Russische inval in Oekraïne legden Westerse landen forse sancties op aan Moskou. Die stap kan als voorbeeld dienen van wat er gebeurt als de VS en de EU zich economisch gezien los willen koppelen van China, stelt Knaap. “Het voorbeeld van Rusland laat zien dat er verschillende gradaties van afhankelijkheid zijn. De eerste is eigendom van – in dit geval – Westers kapitaal in Rusland of China. Nederlandse beleggers hebben belangen in Russische bedrijven, en Russische bedrijven en personen hebben tegoeden in het buitenland. Er bestaan dus financiële verbanden. Is dat afhankelijkheid? Ja, want na het uitbreken van de oorlog bleek voor zowel Westerse beleggers als voor Russische oligarchen dat hun belangen niet veilig waren. Als het Westen bij wijze van spreken morgen de relaties verbreekt met Beijing, is het goed mogelijk dat er dus allereerst een immense kapitaaldreun voor beide partijen volgt. Al is het aandeel van China bij Nederlandse beleggers niet enorm, toch gaat het om forse bedragen. Dus dat verlies komt onmiddellijk binnen.”


De tweede vorm van afhankelijkheid zijn de handelsbetrekkingen, zowel van goederen als van technologie. Van alles wat we in Nederland importeren komt uit China. Een fors deel, maar het verhult ook het grotere plaatje, aldus Knaap. “Wat het voorbeeld van Rusland heel goed aantoont, is het belang van de zogenoemde tweede-orde-effecten. Wij zijn bijvoorbeeld niet zo afhankelijk van Russisch gas, maar de Duitsers zijn dat wel. En als zij een gastekort hebben, krijgen wij dat ook. Bovendien merken we het aan de import van bijvoorbeeld kunstmest uit Duitsland, omdat de chemiebedrijven daar gas nodig hebben voor hun productie. Het is dus heel misleidend om alleen naar de directe economische gevolgen voor Nederland te kijken, omdat tegenwoordig vrijwel alle productieketens via meerdere landen lopen. De indirecte effecten zijn daarom nog groter.”


Coronacrisis

“Waar het verbreken van de economische relaties met Rusland vooral laat zien hoe afhankelijk Europa is van Russische fossiele brandstoffen, zal een economische loskoppeling van China nog veel grotere gevolgen hebben”, aldus Knaap. “Dat zie je al aan dat Chinese aandeel van 12,4 procent van de Nederlandse import. Als de import met zo’n percentage zou krimpen, zou dat een enorme economische klap zijn. En dan is nog niet eens meegenomen dat de andere landen waar Nederland handel mee drijft ook veel uit China importeren. Ten tijde van de coronacrisis merkten we in Europa hoe afhankelijk we waren van Chinese producten. Chinese havens waren dicht, en je kon in Nederland nog geen fiets krijgen omdat alle onderdelen op waren. Het is dus heel lastig om een land uit de aanvoerketen te knippen, helemaal als het om China gaat.”

De keerzijde van dat iedereen hier goed verdient, is dat het veel kost om hier producten te maken

Volgens Holslag, in NRC, moeten Nederland en andere Europese landen meer zelfvoorzienend worden zodat we zijn voorbereid als het straks misloopt met China. “Dat is een van de manieren om er tegenaan te kijken”, reageert Knaap. “Heel lang was de heersende gedachte: als we maar heel sterke economische banden hebben, kunnen we ons geen oorlog veroorloven. Je ziet ook dat het werkt, want ondanks het retorische wapengekletter tussen Beijing en Washington, drijven beide landen nog volop handel. Dus die economische afhankelijkheid is er wel degelijk, en dat geldt ook voor China. Als het Westen geen Chinese producten meer koopt, hebben ze daar net zo goed een probleem. Het is voor beide partijen dan ook kostbaar om te stoppen met globalisering.”


Toch lijken bedrijven huiveriger dan voorheen om in China te investeren. Oorzaken daarvan zijn de strenge lockdowns in vooral Shanghai en de wat tegenvallende groeicijfers. De spanningen rond Taiwan zullen het enthousiasme over China onder buitenlandse investeerders ook niet vergroten. Knaap wijst op de benadering van ‘China+1’ die sommige bedrijven hanteren. Dat betekent dat ze één fabriek in China bouwen en één fabriek in een ander lagelonenland zoals Vietnam of India, die dan als reserve kan dienen, mocht er iets misgaan in de (handels)relaties met China.


Globalisering

Het is echter nog niet zo makkelijk om van Europa weer een productiecentrum te maken, net zoals China dat nu is, betoogt Knaap. “Als wij alles zelf moeten gaan maken, dan is de inflatie die we nu zien niets vergeleken met wat we dan over ons heen krijgen. De keerzijde van dat iedereen hier goed verdient, is dat het veel kost om hier producten te maken. Een groot gedeelte van onze welvaart is te danken aan globalisering. We zijn een beetje verwend geraakt doordat we vanuit lagelonenlanden veel spullen kregen voor weinig geld. Daar zijn ze de afgelopen decennia heel goed geworden in het maken van allerlei producten, terwijl wij hier die kunst een beetje verloren zijn. Het kost daarom waarschijnlijk jaren om hier weer een maakindustrie op te zetten.”


Vooralsnog is de Nederlandse economie dus in grote mate afhankelijk van China. Er is de financiële afhankelijkheid, maar vooral de afhankelijkheid van Chinese producten, zowel direct als via de handel met andere landen die ook weer afhankelijk van China zijn. “Feit is dat China zich heeft ontwikkeld tot een bijna onaantastbaar concurrerende productie-economie. Ze zijn duurder dan vroeger maar nog steeds niet heel duur, superproductief en ze kunnen als het moet morgen leveren. De handelscijfers van China gaan alleen maar omhoog, dwars door alle economische crises heen. Ze weten dus heel goed wat wij willen hebben, en ze verkopen het ons in grote hoeveelheden.”

Volgende publicatie:
Leidt de ECB-renteverhoging tot lagere huizenprijzen?

Leidt de ECB-renteverhoging tot lagere huizenprijzen?

Gepubliceerd op: 28 juli 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Vincent Fokke, Hoofd Beursgenoteerd Vastgoed Europa, over de vraag of de recente rentestap van de Europese Centrale Bank (ECB) zal leiden tot afkoeling van de Nederlandse huizenmarkt. “De huizenmarkt wordt niet louter gedreven door rationele investeringsbeslissingen. Vaak spelen emotionele overwegingen een grotere rol.”


In een poging de hoge inflatie te drukken, verhoogde de Europese Centrale bank op 21 juli 2022 de depositorente – de rente die banken ontvangen wanneer ze overtollig geld bij de ECB stallen – van -0,5 procent naar 0 procent. Een aanzienlijke stap – in historische zin, aangezien de ECB de rente al meer dan tien jaar niet had laten toenemen, maar ook omdat zo’n aanpassing van 0,5 procentpunt normaliter niet snel in één keer plaatsvindt. En daarmee lijkt het einde van de stijging nog niet in zicht, bleek uit de verwachtingen van de ECB voor de komende maanden.  


Verheugen

Leidt die stijgende ECB-rente ook tot hogere hypotheektarieven, zodat de Nederlandse woningmarkt na jarenlange grote prijsstijgingen eindelijk eens wat kan afkoelen? De mensen die daar naar uitkijken, moeten zich volgens Fokke niet te vroeg verheugen. Al is het maar omdat de ECB-rente niet de meest bepalende factor is voor de hoogte van de hypotheekrente.

 

“Bij een negatieve depositorente hebben de banken een sterke motivatie om 'overtollig' geld uit te zetten. Dat kan enigszins bijdragen aan een hoger aanbod van hypothecaire leningen, met als gevolg een drukkend effect op hypotheekrentes. Echter, uiteindelijk hangen de hypotheekrentes niet zozeer met de ECB-rente samen, maar in grotere mate met langetermijn kapitaalmarktrentes. De rente op staatsobligaties – bijvoorbeeld op Nederlandse staatsobligaties met een looptijd van tien of dertig jaar – is voor de hypotheekmarkt dus een veel belangrijker referentiepunt dan de ECB-rente. Dat verklaart ook waarom we in de afgelopen zeven maanden een sterke opwaartse beweging hebben gezien in de hypotheekrentes. Want vanaf januari tot midden juni zijn de kapitaalmarktrentes sterk gestegen, terwijl de ECB-renteverhoging toen nog moest plaatsvinden.”      

 

Behoorlijk dynamisch
Ná midden juni zijn de kapitaalmarktrentes echter weer flink gedaald. Kunnen we nu dus ook weer lagere hypotheekrentes verwachten? Dat blijkt wat voorbarig.

 

“Door de huidige geopolitieke situatie en door het teruggedraaide monetair beleid – de ECB heeft de rente verhoogd, maar is sinds juli ook gestopt met het netto bijkopen van obligaties om de economie te stimuleren – zijn die kapitaalmarktrentes momenteel behoorlijk dynamisch. De rente op bijvoorbeeld een Nederlandse staatsobligatie met een looptijd van tien jaar was midden juni opgelopen tot 2,1 procent, terwijl die nu – eind juli – nog maar 1,3 procent is. Door die hoge volatiliteit van de kapitaalmarktrentes zijn banken nog ietwat terughoudend met het aanpassen van hun hypotheektarieven. Het kan immers ook weer snel de andere kant opgaan.”

 

Ondanks de recente volatiliteit kunnen we echter wel vaststellen dat kapitaalmarktrentes een opwaartse trend hebben ingezet, onder meer gedreven door de sterk opgelopen inflatie, benadrukt Fokke.

 

“Natuurlijk is het niet uitgesloten dat op kortere termijn de hypotheekrentes ook weer omlaag gaan. Maar als je de kapitaalmarktrentes van nu vergelijkt met die van vijf of zeven jaar geleden, zie je dat het traject van die rentes omhoog loopt, ook al zijn ze de afgelopen weken fors gedaald. In het recente halfjaar zijn de hypotheekrentes meegestegen met deze marktbeweging.”

 

Emotionele overwegingen
En daarmee komen we uit bij de hamvraag: kan een eventuele voortzetting van die (jaren)lange stijging van de kapitaalmarktrentes ervoor zorgen dat de lucht uit de Nederlandse huizenmarktbubbel loopt? Op basis van economische theorie zou je immers verwachten dat wanneer de financiering duurder wordt, de vraag naar huizen daalt – en dus ook de prijs. Maar bij de woningmarkt ligt het allemaal net wat genuanceerder, zegt Fokke.

 

“De huizenmarkt wordt niet louter gedreven door rationele investeringsbeslissingen. Mensen die op zoek zijn naar een huis, zien het niet alleen als beleggingsobject. Sterker nog, vaak spelen emotionele overwegingen een grotere rol. Daardoor is het relatief lastig om te voorspellen hoe zo’n markt zich gaat ontwikkelen. Ik denk bijvoorbeeld dat menig analist had verwacht dat de huizenprijzen in de coronaperiode door de toegenomen economische onzekerheid zouden dalen – ze waren immers al flink gestegen. Maar het tegendeel bleek het geval, en dat illustreert het afwijkende karakter van deze markt. Daar komt bij dat de hypotheekrentes weliswaar opgelopen zijn, maar ze zijn nog steeds niet van een schokkend hoog niveau.”

 

Vrijstaande huizen
Bovendien kun je niet echt spreken van ‘dé huizenmarkt’ en ook dat maakt de relatie tussen de hypotheekrente en de huizenmarkt gecompliceerd.

 

“De woningmarkt is niet alleen regionaal gefragmenteerd, maar ook qua woningtype. Al die verschillende markten kennen hun eigen dynamiek van vraag en aanbod. En van alle factoren die de richting van de markt bepalen, is die dynamiek de belangrijkste factor. Veel sub-markten vertonen krapte, maar de omvang daarvan varieert. Bijvoorbeeld bij vrijstaande huizen in het hogere segment sluiten vraag en aanbod redelijk op elkaar aan. Daarentegen is de spanning tussen vraag en aanbod in de steden veel groter, als gevolg van de urbanisering.”

 

Een andere reden waarom een hogere hypotheekrente volgens Fokke niet per definitie leidt tot dalende huizenprijzen, is een aantal ontwikkelingen aan de aanbodkant van de woningmarkt.

 

Huurstijgingen aan banden
“Ik zie minimaal twee ontwikkelingen die van grote invloed zijn op het woningaanbod. De eerste ontwikkeling is dat veel beleggers zich terugtrekken uit de woningmarkt, als gevolg van de steeds verdergaande regulering in de vrije sector. Er zijn bijvoorbeeld initiatieven genomen om huurstijgingen aan banden te leggen, of als eis te stellen dat een koper van een huis eerst een aantal jaren zelf het huis bewoont, voordat het verhuurd mag worden. De tweede ontwikkeling is de enorme stijging van de bouwkosten. Veel materialen – bijvoorbeeld hout, staal en cement – zijn flink duurder geworden, waardoor er simpelweg minder wordt gebouwd.”

 

De ECB kan dus beperkt invloed uitoefenen op de hypotheekrente via het aanpassen van de  depositorente. Maar het effect daarvan valt in het niet bij het effect dat veranderingen in de kapitaalmarktrentes op de hypotheekrente hebben. Kapitaalmarktrentes zijn ten opzichte van zeven jaar geleden gestegen en meer recent de hypotheekrentes dus ook. Maar ook stijgende hypotheekrentes leiden niet per definitie tot lagere huizenprijzen. Nu de ECB de rente verhoogt, leidt dat dus niet zonder meer tot een afkoeling van de Nederlandse huizenmarkt.

Volgende publicatie:
“Europa zal de tering naar de nering moeten zetten”

“Europa zal de tering naar de nering moeten zetten”

Gepubliceerd op: 25 juli 2022

Op 11 juli 2022 legde het Russische staatsgasbedrijf Gazprom de Nord Stream 1 pijplijn stil voor het jaarlijkse onderhoud van tien dagen. Op dat moment werd serieus rekening gehouden met de mogelijkheid dat de gaslevering aan Europa na de onderhoudsperiode niet zou worden hervat – met alle mogelijke gevolgen van dien. Wat zijn die potentiële gevolgen? Hoe groot is de mogelijke economische impact, als Nord Stream 1 volledig wordt stilgelegd? Vijf vragen aan APG’s Peter Verbaken, Hoofd Team Grondstoffen, en Gillis Björk Danielsen, Senior Portfoliomanager Grondstoffen. “De impact op de Europese economie is het kleinst als Europa gecoördineerd reageert.”

 

Toen Gazprom midden juli aan zijn Europese klanten liet weten de levering van gas niet meer te kunnen garanderen, werd er ernstig rekening gehouden met de mogelijkheid dat Nord Stream 1 niet meer zou worden opgestart. Die vrees bleek onterecht, in zoverre dat er op 21 juli weer gas door de pijpleiding begon te stromen. Maar de levering bevond zich nog steeds op hetzelfde lage niveau van vóór het onderhoud: 30 tot 40 procent van de gashoeveelheid die Gazprom via Nord Stream 1 aan Europa leverde tot begin juni (enkele dagen later maakte Gazprom bekend op 27 juli de levering terug te schroeven naar 20 procent van de capaciteit van Nord Stream 1). Voor die datum werd de volledige capaciteit van Nord Stream 1 benut. Daarna begon de gasstroom af te nemen om rond 17 juni te blijven hangen op zo’n 40 procent van de volledige capaciteit. En daarmee blijft het een drukmiddel waarmee Ruslands president, Vladimir Poetin, Europa probeert te bewegen om geen wapens meer aan Oekraïne te leveren en/of de economische sancties af te bouwen die na de invasie in Oekraïne aan Rusland werden opgelegd. Europa is immers voor een derde van haar gasconsumptie afhankelijk van Nord Stream 1 en om de winter door te komen, moet het de gasvoorraden in de zomer aanvullen.

 

Wat kan de reden zijn dat Nord Stream 1 na deze onderhoudsperiode toch weer is opgestart?

Björk Danielsen: “Als Gazprom de levering van gas aan Europa volledig stillegt, betekent dat voor de Russische staat een aanzienlijk verlies van inkomsten, omdat Rusland zoveel gas niet elders kan verkopen. Die Inkomsten heeft Rusland nodig om de oorlog met Oekraïne te financieren. En hoewel het gissen blijft, zou het opnieuw opstarten van Nord Stream 1 een manier voor Poetin kunnen zijn om de vastbeslotenheid en interne solidariteit van Europa op de proef te stellen. Door de onvoorspelbaarheid van de Russische gasleverantie voor Europa zo groot mogelijk te maken, maakt Rusland het moeilijk voor Europa om eensgezind te blijven en vooruit te plannen om in haar energiebehoefte te voorzien. Dat Rusland de gaslevering heeft hervat, kan een manier zijn om Europa ervan te weerhouden nu al noodmaatregelen te treffen om in de winter zonder Russisch gas te kunnen functioneren. De kans dat er te zijner tijd verdeeldheid binnen Europa ontstaat, is dan het grootst. En dat is in het belang van Poetin.”

 

Hoe ziet zo’n scenario van een verdeeld Europa eruit, als de gaslevering door Rusland volledig zou stoppen?

“Sommige lidstaten zouden aparte overeenkomsten kunnen aangaan met Rusland, om toch gas te blijven ontvangen. In andere gevallen kan er concurrentie ontstaan om toegang te krijgen tot het beperkte aanbod aan niet-Russisch gas.  Theoretisch gezien kan een aantal landen, waaronder Nederland, het nodige gas voor zichzelf veiligstellen door de levering aan andere landen te stoppen. Zo wordt een deel van het gas dat in Groningen wordt opgepompt, nu aan Duitsland geleverd. Maar de kans dat die landen de toevoer naar buurlanden ook echt afsluiten, is klein. Politiek gezien is het een vrij onmogelijk scenario. Toen de mogelijkheid van een Russische leveringsstop steeds reëler werd, zijn er door de Europese lidstaten namelijk afspraken gemaakt om hun gasvoorraden te delen en landen die onevenredig hard getroffen worden, te helpen wanneer dat nodig is.”

 

Wat zijn de economische gevolgen voor Europa, als Nord Stream 1 volledig wordt stilgelegd?

Verbaken: “De impact op de Europese economie is het kleinst als Europa gecoördineerd reageert. Zo’n reactie wordt wel verwacht. Maar het is nog lang niet zeker, gezien de ongelijke belangen van met name Duitsland aan de ene kant en landen als Hongarije, Spanje, en Italië aan de andere kant. Het IMF heeft onlangs berekend dat Europa de economische impact van een volledige Russische leveringsstop met een gecoördineerde aanpak aanzienlijk beperkt. Mocht Europa toch op een ‘gefragmenteerde’ manier reageren, dan varieert het van land tot land hoe groot de economische schade is. Voor Nederland individueel maakt het relatief weinig verschil of Europa gecoördineerd of gefragmenteerd reageert. Als je kijkt naar de cijfers van het IMF, liggen de percentages die Nederland inlevert op het bruto nationaal product, relatief dicht bij elkaar – in beide gevallen maximaal rond de twee procent. Maar landen die veel afhankelijker zijn van Russisch gas, zoals Hongarije, krijgen het zwaar voor de kiezen in een scenario waarin Europa niet als één blok reageert. Het BNP van de Hongaren krijgt dan een knauw van 2,5 tot 6,5 procent, vergeleken met 1 tot 3,4 procent bij een gecoördineerde Europese reactie.” 

 

Hoe lang kan Nederland nog vooruit met haar huidige gasvoorraad, als het geen gas uit Rusland meer krijgt en er geen maatregelen worden genomen?

Verbaken: “Eigenlijk is dat een irrelevante vraag, juist omdat je Nederland in dat opzicht niet kunt beschouwen als een geïsoleerd land. Gezien het feit dat de Europese lidstaten hebben afgesproken de gasvoorraden te delen, kun je beter vragen: hoe lang kan Európa het uitzingen zonder Russisch gas? En dat is een heel lastige vraag om te beantwoorden, omdat het van zo veel verschillende factoren afhangt. Bijvoorbeeld van hoe sterk de vraag naar gas vanuit de industrie zal afnemen als gevolg van hogere gasprijzen, en natuurlijk hoe koud  – en hoe lang – de winter wordt in Europa. Het hangt daarnaast ook af van de hoeveelheid LNG – aardgas dat vloeibaar is gemaakt en op die manier wereldwijd verscheept kan worden – die Europa op de wereldmarkt kan kopen om een tekort aan aardgas te compenseren.”

 

We moeten dus het moment maar afwachten waarop cv-installaties en gasfornuizen het niet meer doen?

Björk Danielsen: “Via modellen worden wel schattingen gemaakt van de tijd die het duurt tot de Europese gasvoorraden uitgeput raken, indien Rusland volledig stopt met het leveren van gas. Maar de bottom line is dat Europa de tering naar de nering zal moeten zetten, als de gaslevering uit Rusland volledig wegvalt. De vraag moet dan simpelweg lager worden om de winter door te komen. Daarom heeft de Europese Commissie ook aan alle lidstaten gevraagd om hun gasverbruik tussen 1 augustus 2022 en 31 maart 2023 met 15 procent te reduceren. Hoe ze dat doen, mogen alle lidstaten zelf bepalen. Een deel van de reductie zal door overheden en bedrijven gerealiseerd moeten worden, maar ook huishoudens kunnen worden gevraagd om zich aan te passen. Het lijkt er overigens op dat het huidige voorstel van de Europese Commissie het niet gaat redden, dus waarschijnlijk wordt het nog aangepast. Maar we zullen in de winter waarschijnlijk niet met bevriezingsverschijnselen thuis zitten. Zo ver zal Europa het niet laten komen.”

Volgende publicatie:
“Uiteindelijk gaat de inflatie in de Eurozone wel weer richting de 2 procent”

“Uiteindelijk gaat de inflatie in de Eurozone wel weer richting de 2 procent”

Gepubliceerd op: 22 juli 2022

Door de oorlog in Oekraïne is inflatie in 2022 wereldwijd een probleem. Ook in de Eurozone, waarbij Estland de kroon spant met een inflatie in juni van meer dan 20 procent. Maar afgezien van Afrikaanse landen is er geen land waar geld zo snel minder waard is geworden als in Turkije. Hoe komt dat, wat betekent het voor de Turkse bevolking en hoe groot is de kans dat de inflatie in Nederland en Europa ook zo gierend uit de hand loopt? We vroegen het aan Charles Kalshoven, Senior Strategist bij APG.

 

In juni 2022 bedroeg de inflatie in Turkije maar liefst 78,6 procent, een cijfer dat al meer dan twee decennia niet zo hoog is geweest. Ter vergelijking: in diezelfde maand kwam de Europese inflatie uit op 8,6 procent. De belangrijkste reden voor het extreem hoge cijfer in Turkije is gelegen in de manier waarop het land economisch aangestuurd wordt, zegt Kalshoven. De president van Turkije, Recep Tayyip Erdogan, houdt er namelijk onconventionele macro-economische theorieën op na.

 

“De Turkse inflatie heeft zo uit de hand kunnen lopen omdat Erdogan op de een of andere manier een hekel heeft aan rente. Het is een beetje gissen waarom dat zo is, maar feitelijk redeneert hij als volgt: als de rente hoog is, moeten bedrijven veel kosten maken – financiering is dan immers duur – en omdat die in hun producten doorberekend moeten worden, gaan de prijzen omhoog. Dus, redeneert hij, als je de inflatie laag wilt houden, moet je de rente laag houden.”


Niet goed voor carrière

Daarmee gaat hij regelrecht in tegen de consensus onder economen en centrale bankiers, die luidt dat je de rente juist moet verhogen om de inflatie te drukken.  

“En dat weten de centrale bankiers in Turkije ook wel, maar renteverhogingen zijn niet goed voor hun carrière gebleken. Erdogan heeft in het verleden al een aantal bankgouverneurs om die reden de laan uit gestuurd.”


Nu het geld van de Turkse bevolking zo snel minder waard wordt, vlucht deze met haar geld in bezittingen die waardevaster zijn, zegt Kalshoven.


Goud en sieraden

“Er worden nu veel goederen gekocht waarvan men hoopt dat ze hun waarde behouden zoals goud en sieraden, maar bijvoorbeeld ook tweedehands auto’s. De economie kan daar even een impuls van krijgen – maar die is van relatief korte duur. Als iedereen vooral bezig is met het beschermen van zijn vermogen tegen inflatie, is dat uiteindelijk niet zo productief. Het kan trouwens ook een negatief, zichzelf versterkend effect veroorzaken. De Turken kopen meer buitenlandse valuta, waardoor de Turkse Lira onderuit is gegaan. Vorig jaar was de Lira in eurocenten nog een dubbeltje waard. Nu is hij hard op weg naar een stuiver. Daardoor wordt de import voor Turkije ook duurder en zo ontstaat weer geïmporteerde inflatie.“

Ook de sterk gestegen energie- en voedselprijzen spelen een rol in het Turkse inflatiecijfer, maar wel een relatief beperkte. Kalshoven: “Die hogere prijzen voor energie en voedsel hebben we in Europa ook, maar hier hebben we nog steeds enkelvoudige inflatiecijfers, terwijl de Turkse economie al tijden een dubbelcijferige inflatie laat zien.”


Traumatische ervaringen

Voordat de inflatie in Nederland en Europa zo hoog oploopt als in Turkije, moet er heel wat gebeuren. Het rentebeleid van de Europese centrale bank (ECB) staat immers diametraal tegenover het beleid van Turkije en is niet zomaar van tafel te vegen.


“Ook de ECB heeft de inflatie niet aan een touwtje, maar er zijn wel goede afspraken gemaakt tussen de lidstaten over het mandaat. Christine Lagarde (de president van de ECB, red.) kan niet zomaar ontslagen worden, dat is institutioneel beter gewaarborgd dan in Turkije. Theoretisch zou je invloed kunnen uitoefenen via de benoeming van een ECB-president die een uitgesproken specifiek rentebeleid voert. Maar in de praktijk moeten landen als Italië, Duitsland en Nederland het wel met elkaar eens worden over zo’n benoeming. De Duitsers hebben traumatische ervaringen met hyperinflatie. Dus de kans dat zij het toelaten, is erg gering.”


Verstrekkende gevolgen

Dat de centrale bank in Turkije de rente nog steeds niet heeft verhoogd, heeft – naast de hoge inflatie – economisch nog meer verstrekkende gevolgen. Het vertrouwen in de Turkse economie daalt, in meerdere opzichten.


“In een poging de prijzen in toom te houden, grijpt de Turkse overheid naar korte termijn oplossingen. Ze heeft bijvoorbeeld de btw op voedsel verlaagd van 8 procent naar 1 procent. Het helpt even maar uiteindelijk is het niet meer dan een lapmiddel. Voor de overheidsfinanciën is het niet goed en daardoor daalt het vertrouwen van financiële markten in Turkse staatsobligaties. En ook de bankensector heeft er baat bij als het huishoudboekje van de overheid op orde is, want die komt dan makkelijker aan buitenlands kapitaal.”


Lapmiddelen

Het Turkse consumentenvertrouwen heeft een knauw gekregen en de investeringsvooruitzichten zijn slecht, zegt Kalshoven.


“Ook omdat het door het averechtse rentebeleid gedaalde vertrouwen kapitaalvlucht in de hand werkt. Normaal zou een centrale bank de rente verhogen om die kapitaalvlucht tegen te gaan, maar in plaats daarvan geeft Erdogan de buitenlandse rentelobby de schuld.”


De Turkse economie heeft volgens Kalshoven geen lapmiddelen nodig, maar structurele hervorming.


“De beroepsbevolking in Turkije is groeiende, die mensen wil je aan de slag houden. Om dat te bereiken, heeft het land meer exporterende industrie nodig. De economie leunt nu te veel op de bouwsector en op toerisme. En die laatste sector wordt hard geraakt, nu een aanzienlijk deel van de toeristen – Russen en Oekraïners – als gevolg van de oorlog wegblijft.”


Jaren ‘70

De (staatsrechtelijke) situatie is in Europa en Nederland dus fundamenteel anders, waardoor een rentebeleid zoals Turkije dat voert, niet mogelijk is. Daarmee is echter niet gezegd dat dubbelcijferige inflatie in Nederland en Europa niet mogelijk is, zegt Kalshoven.


“We hebben in de jaren ’70 gezien dat het kan, maar ook toen ging het niet om percentages zoals nu in Turkije. En hoewel de rente in Europa wellicht ook te laag is voor de huidige inflatie, is die verhouding niet zo scheef als in Turkije. Kijk, ook bij ons zijn er omstandigheden denkbaar waarin de inflatie uit de hand loopt. Stel, we krijgen een recessie waarin de werkloosheid oploopt maar de inflatie maar mondjesmaat afneemt omdat er mechanismes zijn waardoor lonen automatisch worden aangepast aan de prijzen – zoals in de jaren ‘70 het geval was. De prijs die je betaalt voor inflatiebestrijding – nog verder oplopende werkloosheid – wordt dan hoog. De roep om minder maatschappelijke schade zal dan zeker toenemen, al is dat geen garantie dat centrale banken dan inbinden.”  


Sowieso is dit scenario nu niet aan de orde, zegt Kalshoven, omdat er nu juist sprake is van een krapte op de arbeidsmarkt.


Turkije niet achterna

“En áls de rente wordt verhoogd en er komt een recessie, dan verdwijnt die krapte waarschijnlijk ook wel weer. Dat we Turkije niet achterna gaan, zie je ook wel aan de ECB-inflatieprognose. In juni bedroeg de inflatie 8,6 procent, voor heel dit jaar gaat de ECB uit van 6,8 procent, voor 2023 van 3,5 procent en 2,1 procent in 2024. Verrassingen daargelaten, zoals escalatie in Oekraïne of nieuwe corona-lockdowns, denken ook wij dat de inflatie in de Eurozone uiteindelijk wel weer richting het streefcijfer van 2 procent gaat. Een dergelijk percentage is in Turkije overigens in de afgelopen 50 jaar niet voorgekomen.”

Volgende publicatie:
Zijn aardgas en kernenergie duurzaam?

Zijn aardgas en kernenergie duurzaam?

Gepubliceerd op: 21 juli 2022

Het gebruik van aardgas en kernenergie om elektriciteit op te wekken, mag vanaf 1 januari 2023 als duurzaam worden bestempeld. Wel tijdelijk én onder bepaalde voorwaarden, vastgelegd in de zogenaamde EU-taxonomieverordening. Johan Barnard, Head International Public Affairs bij APG, betreurt het besluit van de Europese Commissie. Maar roept in zijn nieuwe column ook op de taxonomie niet direct als onbruikbaar te beschouwen.  

 

De zogenaamde EU-taxonomieverordening vormt de basis voor een een catalogus van economische activiteiten die onder voorwaarden duurzaam genoemd mogen worden door financiële instellingen. Eerder stelde de Europese Commissie met een uitvoeringsregeling voor om elektriciteitsopwekking met aardgas en kernenergie onder deze taxonomieverordening tijdelijk ook tot duurzaam te bestempelen. Dit soort uitvoeringsregelingen kunnen door de Europese Raad van Ministers of het Europees Parlement gedurende een beperkte periode worden afgewezen, maar behoeven geen expliciete instemming van Raad of Parlement. Een resolutie in het Europees Parlement om dit voorstel te blokkeren, werd op 6 juli echter weggestemd. Waarmee het besluit definitief is.

 

Gevolg is dat vanaf 1 januari 2023 investeringen in aardgasgestookte centrales die in de plaats komen van kolencentrales, duurzaam genoemd mogen worden onder de EU-taxonomie, net zoals investeringen in nieuwe of bestaande kerncentrales, waarbij voor kerncentrales de belangrijkste beperking is dat er een strenge eis is voor de opslag van het kernafval.

 

Ga je in detail naar de voorwaarden kijken, dan zijn ze op verschillende manieren afwijkend van de criteria die voor alle andere duurzame economische activiteiten zijn gehanteerd. Lidstaten die investeringen in aardgascentrales duurzaam willen maken, zullen kolencentrales moeten sluiten. Voor zover bekend is Polen dat bijvoorbeeld niet van plan. En zelfs wanneer je van plan bent over nieuwe kerncentrales na te denken, is het moeilijk om deze onder de duurzame categorie te brengen. De nieuwe regels schrijven namelijk onder andere voor dat een Lidstaat dan per 2050 een eindberging voor hoogradioactief afval gerealiseerd moet hebben. Nederlands beleid is om te werken met tijdelijke opslag en een eindberging pas uiterlijk 2130 te realiseren. Frankrijk en één of twee Scandinavische landen voldoen voor kernenergie wél aan alle eisen van het nieuwe besluit. Het is niet zo waarschijnlijk dat andere Lidstaten dit snel genoeg voor elkaar kunnen krijgen. De praktische betekenis van tijdelijke erkenning van aardgas en kernenergie is dus mogelijk maar beperkt.

 

Het is belangrijk om te onderkennen dat al begin vorig jaar, en dus ver vóór de oorlog in de Oekraïne, duidelijk was dat de Lidstaten van de EU erg van mening verschilden over de vraag in hoeverre en voor hoe lang kernenergie en aardgas een rol moeten blijven spelen. Vooral Frankrijk hamert erop dat kernenergie geen CO2-uitstoot veroorzaakt, terwijl Duitsland bezig was om geheel uit kernenergie te gaan. Omdat het aantal landen dat Frankrijk bijviel vrij klein was, is er vanuit Frankrijk en de Europese Commissie gedacht over verbreding van het issue om meer steun te verwerven. Dat is gevonden met het verhaal dat vervanging van kolen door aardgas goed zou zijn, zeker wanneer nieuwe aardgasinstallaties straks geschikt gemaakt worden voor waterstof. Hiermee begon het Duitse standpunt te wiebelen en waren Oost-Europese Lidstaten bereid mee te gaan in de richting van kernenergie. Het is denkbaar dat de Commissie met haar voorstel president Macron wilde steunen, vlak voor de recente presidentsverkiezingen, uit vrees voor een overwinning van één van de Euro-sceptische kandidaten.

 

Een cynische kijk op de uitvoeringsregeling bij de taxonomieverordening kan dan ook zijn dat deze grotendeels van politiek symbolische waarde is. En dat is in zichzelf al bezwaarlijk, ook al zijn de praktische gevolgen niet zo groot. Het is juist dit punt waar de Nederlandse pensioensector in de aanloop naar het besluit diverse keren op heeft gehamerd. De sector heeft er begrip voor dat in het kader van de klimaattransitie mogelijk nog tussenstappen genomen moeten worden, waarbij je een economische activiteit eerst minder schadelijk maakt dan deze nu is, om pas later tot klimaatneutraal te komen. Daarvoor zou best een ‘oranje’ of ‘amber’-categorie ingevoerd mogen worden, maar het is verwarrend om dat soort nog-niet-helemaal duurzame activiteiten, ook duurzaam te gaan noemen. Zeker omdat je weet dat je daar binnen enkele decennia weer van af moet.

 

Het nut van een taxonomie waarin vastgelegd wordt welke economische activiteiten als duurzaam beschouwd kunnen worden, berust allereerst op een solide wetenschappelijke onderbouwing. Maar daarnaast ook op een brede aanvaardbaarheid voor een grote groep van stakeholders van de uiteindelijke indeling. Gegeven het grote verzet van een hele reeks van NGO’s en de verdeeldheid in het Europees Parlement (en eigenlijk ook tussen Lidstaten – waarover zo meer), is duidelijk dat hier schade aan de geloofwaardigheid van de taxonomie als instrument is toegebracht.

 

NGO’s Greenpeace en ClientEarth overwegen het starten van een juridische procedure tegen de EU. En Luxemburg en Oostenrijk hebben zelfs al aangekondigd zo’n procedure bij het Europese Hof van Justitie te beginnen. Het is positief wanneer er inderdaad een toetsing door de Europese rechter komt. In het bijzonder lijkt mij de vraag belangrijk of de aanvullende uitvoeringsregeling van de Commissie wel binnen de bevoegdheden is gebleven die ze onder de taxonomieverordening kreeg toevertrouwd, of dat hier eigenlijk echte wetgeving en dus positieve besluiten van Raad en Parlement nodig zouden zijn geweest. Overigens: die positieve meerderheid bestaat waarschijnlijk niet in de Raad.

 

Ondertussen is wel belangrijk om nu ook weer niet het kind (de taxonomie) met het badwater weg te gaan gooien. Institutionele beleggers zoals Nederlandse pensioenfondsen en pensioenuitvoerders blijven behoefte hebben aan een onomstreden taal om met stakeholders over duurzame investeringen te spreken. De uitvoeringsregeling schrijft voor dat er in rapportages over duurzame beleggingen apart aangegeven moet worden welk deel van deze duurzame beleggingen ziet op aardgas en kernenergie. Het blijft dus mogelijk om ook naar betrouwbare cijfers zonder aardgas en kernenergie te kijken.

 

En nog principiëler geldt dat de taxonomie de beleggingsvrijheid van institutionele beleggers niet aantast. Wanneer de taxonomieverordening een economische activiteit juist duurzaam vindt, hoeft een institutionele belegger daar toch nog niet in te beleggen. Dat is logisch omdat natuurlijk ook nog de klassieke overwegingen van risico, rendement en kosten een rol spelen. En in het geval van aardgas en kernenergie, dat je van mening mag zijn dat de taxonomieverordening de lat te laag legt. Als een economische activiteit volgens de taxonomie niet duurzaam is, mag een institutionele daar ook in de toekomst nog in beleggen. Dat kan ook moeilijk anders, nu het overgrote deel van de economie nog niet duurzaam genoeg is om aan de eisen van de taxonomieverordening te voldoen. Wat overigens níet mag: iets duurzaam noemen wat dat volgens de taxonomie-verordening niet is. De verwachting is dat institutionele beleggers en hun klanten zelf gaan sturen op duurzaamheid, naast eerdergenoemde klassieke overwegingen van risico, rendement en kosten.

 

Ik vind het jammer dat dit besluit tot stand is gekomen. Tegelijkertijd gaat het gelukkig geen verschil maken voor institutionele beleggers die willen desinvesteren uit fossiele brandstoffen, met inbegrip van aardgas. Het lelijke element dat dankzij de Commissie aan de taxonomie is toegevoegd, hoeft ook een betere dialoog met stakeholders niet in de weg te zitten. Het blijft immers zichtbaar in hoeverre er eventueel kernenergie en aardgas schuilen onder de volgens de taxonomieverordening duurzame beleggingen. Wel zou er nu op ingezet moeten worden om dit soort politiek ingrijpen in de taxonomie óf te voorkomen óf slechts toe te laten met expliciete instemming van Raad en Parlement.

 

Volgende publicatie:
Zijn belastingen in de strijd tegen klimaatverandering wel effectief?

Zijn belastingen in de strijd tegen klimaatverandering wel effectief?

Gepubliceerd op: 7 juli 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week.

Deze keer: Johan Barnard, Head International Public Affairs, over de vraag of belastingprikkels effectief zijn in de strijd tegen klimaatverandering. “Als brandstofprijzen langdurig hoog blijven, gaan mensen toch op zoek naar manieren om de kosten te drukken.”

Begin juli 2022 maakte de overheid bekend dat automobilisten vanaf 2030 gaan betalen per gereden kilometer, in plaats van een vast bedrag voor het bezit van een auto – zoals nu met de motorrijtuigenbelasting het geval is. Het is één van de manieren waarop een belasting kan worden ingezet om gedrag te stimuleren dat zorgt voor minder CO2-uitstoot. En zo zijn er meer knoppen waaraan de overheid kan draaien: de brandstofaccijnzen, de aanschafbelasting (BPM), de motorrijtuigenbelasting, het maximumbedrag voor een onbelaste kilometervergoeding voor werknemer en de fiscale bijtelling voor leaseauto’s.

De vraag dient zich aan: hoe succesvol is dat soort maatregelen eigenlijk?

Tabak
Volgens Barnard is dat onder andere afhankelijk van de prijselasticiteit van de vraag: de mate waarin de vraag reageert op een prijsverandering. “Bij een elastische vraag reageert de vraag in grote mate op een prijswijziging, bij een inelastische vraag is dat effect relatief gering. Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor tabak. Bij autobrandstoffen is de vraag op korte termijn ook inelastisch. Omdat olie nu heel duur is, zijn benzine en diesel dat ook. Toch zie je nu niet veel minder auto's op de weg. Maar als brandstofprijzen langdurig zo hoog blijven, gaan mensen toch op zoek naar manieren om de kosten te drukken. Bijvoorbeeld door kleinere, zuinigere auto’s te rijden of een tweede auto de deur uit te doen. Op de lange termijn kan verhoging van de accijnzen op brandstoffen dus een effectief middel zijn om CO2-uitstoot te reduceren.”

Maar de knop van de brandstofaccijnsverhoging kent ook haken en ogen, zegt Barnard. Bijvoorbeeld de grenseffecten. “In de grensstreek kunnen mensen in België of Duitsland tanken als het daar goedkoper is. Er is ooit geprobeerd om dat effect weg te nemen via een subsidieregeling voor pomphouders aan de grens. Die poging is echter gestrand omdat het meer subsidie vereiste dan onder Europese staatssteunregels is toegestaan.”

Vingers branden
Bovendien branden veel politici hun vingers liever niet aan een verhoging van de brandstofaccijnzen. “De regering heeft nu juist gegrepen naar een tijdelijke accijnsverlaging. Politiek gezien is dat verklaarbaar, maar het wringt natuurlijk wel met de doelen van de klimaattransitie.”

Ook de BPM – een belasting op de aankoop van een nieuwe auto of motor – wordt ingezet als middel om onze uitstoot te verminderen. Zo wordt op elektrische auto’s geen BPM geheven en is de BPM voor een voertuig met een lage CO2-uitstoot per kilometer lager dan voor een voertuig met een hogere uitstoot per kilometer. Toch zou ook verlaging of afschaffing van de BPM in het belang van het klimaat kunnen uitpakken, zegt Barnard. “Het voordeel van een verlaging of afschaffing van de BPM is dat nieuwe auto's goedkoper worden, waardoor het mensen makkelijker wordt gemaakt om sneller over te stappen op een zuinigere auto. De keerzijde is echter dat de overheid daarmee een instrument verliest waarmee ze de aanschaf van elektrische auto’s kan stimuleren, omdat het verschil in BPM met brandstofauto’s wegvalt.”

Niet geprikkeld
Barnard denkt dat naast rekeningrijden nog andere maatregelen nodig zijn. Hij schetst alternatieve mogelijkheden, waarin met een mix van verschillende bestaande fiscale instrumenten meer gericht wordt gestuurd op uitstootreductie. “Er wordt nu alleen naar de motorrijtuigenbelasting gekeken. Die wordt afgeschaft en daarvoor komt rekeningrijden in de plaats. Maar als het echt om uitstootreductie gaat, zijn er ook mogelijkheden om je doel te bereiken via een combinatie van met name accijnsverhoging, een andere fiscale behandeling van leaseauto’s en verhoging van de maximale belastingvrije vergoeding voor woon-werkverkeer.

De leaserijder wordt nu niet geprikkeld om minder kilometers te maken. Terwijl de maximale vergoeding voor woonwerkkilometers al jaren niet toereikend is om de kosten van dat autogebruik te dekken. Rekeningrijden kun je in klimaatopzicht effectiever maken door kilometers met een schone auto minder te belasten dan kilometers met een relatief vervuilende auto. Daarnaast kun je het als instrument gebruiken tegen files, door kilometerbeprijzing afhankelijk te maken van waar en wanneer die kilometers gemaakt worden.”

Kwetsbaar
Als het gaat om uitstootreductie via belastingen, kun je ook niet om de lucht- en zeevaartsector heen. Zo is vliegtuigkerosine nu accijnsvrij. Barnard: “Daarover zijn afspraken gemaakt in internationale verdragen, waarop luchtvaartmaatschappijen zich beroepen. Als je kerosineaccijns wilt invoeren, vergt dat in ieder geval Europese en mogelijk nog bredere internationale afstemming. De grote vliegvelden concurreren namelijk met elkaar en geen land wil zijn eigen vliegvelden op achterstand zetten ten opzichte van concurrenten. Als de EU-landen afspreken om kerosineaccijns in te voeren, worden de vliegvelden uit deze landen kwetsbaar voor concurrentie van Heathrow Airport en van Zürich Airport. Die kwetsbaarheid geldt met name voor een vliegveld als Schiphol, dat net als Heathrow en Zürich een businessmodel heeft dat gebaseerd is op een hub-functie tussen trans-Atlantische vluchten en korte afstandsvluchten binnen Europa.”

Ook verhoging van de vliegtaks of BTW-heffing op tickets kan bijdragen aan uitstootreductie, zegt Barnard. “De vliegtaks zou dan wel zodanig verhoogd moeten worden dat er voor bepaalde afstanden een gelijk speelveld ontstaat voor vliegtuig en trein. Dat is nu nog zeker niet het geval. De overheid zou overigens ook nog een tariefsverhoging voor de landingsrechten voor Schiphol kunnen inzetten. Schiphol is immers een overheidsbedrijf.”

Bevoorrechte positie
Net als de luchtvaartsector geniet ook de zeevaartsector een bevoorrechte positie: de brandstof, meestal diesel, is onbelast. “De argumenten daarvoor zijn vergelijkbaar met de redenen waarom vliegtuigbrandstof accijnsvrij is. Maar in de zeevaart springt één element in negatieve zin in het oog. Omdat walstroom wél wordt belast, laten schepen in de haven hun dieselmotoren lopen om in hun stroombehoefte te voorzien. Het gevolg daarvan is dat de uitstoot van één enkel cruiseschip in de haven van Rotterdam of Amsterdam hoger is dan de uitstootreductie die daar in dezelfde tijdsperiode is gerealiseerd door de invoering van lage emissiezones. Zo is het dweilen met de kraan open. Om dat soort perverse effecten te vermijden, moet je dus ook in de zeevaart iets doen aan die fiscale uitzonderingspositie.”

Samengevat: belastingen kunnen in de strijd tegen klimaatverandering een effectief middel zijn als je alle vervoerssectoren op een gelijke manier behandelt en via een mix van fiscale instrumenten gerichte prikkels geeft.

Volgende publicatie:
Leveren overstappers op Schiphol de Nederlandse economie eigenlijk wel zoveel op?

Leveren overstappers op Schiphol de Nederlandse economie eigenlijk wel zoveel op?

Gepubliceerd op: 23 juni 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Thijs Knaap, chief economist bij APG, over wat de veelbesproken hubfunctie van Schiphol de Nederlandse economie oplevert.

Personeelstekorten, lange wachtrijen, het schrappen van vluchten. De laatste tijd is Schiphol weer vaak in het nieuws. Punt van discussie hierbij is of de luchthaven een hubfunctie moet vervullen. Een aanzienlijk deel van de passagiers heeft Schiphol namelijk niet als begin- of eindbestemming, maar stapt er alleen over. In 2019 gold dat voor meer dan een derde van de 71 miljoen passagiers die Schiphol aandeden. Leveren al die overstappers Nederland wel zoveel op?

Netwerkeffect
Volgens Knaap zijn hierbij twee punten van belang. “Het eerste zijn de transportkosten, daarmee bedoel ik hoeveel het kost om van Nederland naar een buitenlandse bestemming te reizen en omgekeerd. Als een land een grote luchthaven heeft, zoals Nederland met Schiphol, dan zijn de transportkosten naar dat land laag omdat de kans groot is dat er een directe verbinding is, en verschillende maatschappijen met elkaar concurreren. Goede bereikbaarheid is economisch gezien een voordeel. Het tweede punt zijn de zogeheten netwerkeffecten. Door dat netwerkeffect kan een stad of land activiteiten naar zich toe trekken. Als jij ergens het eerste of belangrijkste bedrijf bent, dan komt de rest naar jou toe. Aan de overstappers zelf valt niet veel te verdienen, maar de hubfunctie zorgt er wel voor dat veel vliegtuigen via Schiphol gaan, waardoor we als land goed bereikbaar zijn. Door dat netwerkeffect vestigen meer bedrijven zich in Nederland en krijgen we nog meer groei. Als je dat nastreeft, zijn goede verbindingen van belang.”

Doel
Het is lastig te zeggen wat zo’n hubfunctie in directe zin oplevert, stelt Knaap. “De paar tientjes die je per overstappende passagier verdient, gaan het verschil niet maken. Je kunt zeggen dat de bereikbaarheid de opbrengst is, die uiteindelijk terechtkomt bij bijvoorbeeld bedrijven die daar profijt van hebben, bij de Nederlandse vakantieganger die makkelijk en snel naar het buitenland vliegt en bij de overheid via extra belastinginkomsten. Een deel van die opbrengst zit in de toename van welvaart, en dat is moeilijk meetbaar. En dan komen we bij het punt dat de vele vluchten van en naar Schiphol ook zorgen voor milieuvervuiling en geluidsoverlast. Die argumenten worden met name genoemd als het om de overstappers op Schiphol gaat, omdat die geen geld opleveren voor de Nederlandse economie. Daarom stellen veel mensen zich de vraag: ‘Wat is dan het nut van de hubfunctie? Maar het doel zijn niet de overstappers, maar het feit dat het vliegtuig naar Amsterdam gaat. Dat een vliegtuig uit Amerika of Azië in Amsterdam aankomt, maakt de transportkosten, waar het allemaal om gaat, voor Nederland lager.”


De overwegingen voor en tegen een hubfunctie veranderen wel door de tijd heen, zegt Knaap. “Dertig jaar geleden was de teneur: ‘nog een landingsbaan erbij’. Het argument dat voorheen werd gebruikt om Schiphol te laten groeien, meer werkgelegenheid, is nu minder sterk omdat er banen genoeg zijn in Nederland. Tegelijkertijd is er woningnood en ook meer aandacht voor de milieuvervuiling en geluidsoverlast van Schiphol. Dat zie je ook terug in de discussie, waar de teneur nu is: laat Schiphol maar krimpen.”

 

Evenwicht
De miljoenen overstappers op Schiphol leveren de Nederlandse economie dus niet direct iets op. Wel zorgt de hubfunctie voor lage transportkosten en een mogelijk netwerkeffect, voordelen die lastig kwantificeerbaar zijn. Een evenwicht tussen de wens om de hubfunctie te behouden en tegelijkertijd het aantal vluchten te verminderen is volgens Knaap lastig. “Het is niet zo dat als je 50 procent van de vluchten schrapt, je dan nog de helft van je hub overhoudt. Dan heb je geen hub meer, want je hebt een minimaal aantal overstapvluchten nodig. Maar het blijft gokken hoeveel vluchten noodzakelijk zijn voor het behoud van de hubfunctie.”

 

Volgende publicatie:
Thijs Knaap bij BNR’s Big Five over hogere rente

Thijs Knaap bij BNR’s Big Five over hogere rente

Gepubliceerd op: 13 juni 2022

Donderdag kondigde de Europese Centrale Bank de eerste renteverhoging in 11 jaar aan. APG’s Chief Economist Thijs Knaap sprak er maandag over in het radioprogramma BNR’s Big Five.  

De hogere rente betekent in ieder geval dat de dekkingsgraad van pensioenfondsen stijgt. “Dat laat meer ruimte om de pensioenen te verhogen,” zegt Knaap in gesprek met presentator Paul van Liempt. Vraag is wel of dat voldoende zoden aan de dijk zet, want gepensioneerden hebben te maken met stijgende prijzen. “Op het moment dat de dekkingsgraad lang genoeg hoog blijft, zullen ook de pensioenen stijgen. Heffen de stijgende prijzen en de stijgende pensioenen elkaar dan helemaal op? Als het goed is wel, al hangt het er ook van af bij welk pensioenfonds je zit,” aldus Knaap. Hij wijst erop dat het pensioenstelsel erop is gericht een goed reëel pensioen te bieden, dat wil zeggen dat de koopkracht van het pensioen zoveel mogelijk behouden blijft. “Dat systeem lijkt te werken, want we zien de dekkingsgraden nu heel snel stijgen.”

Voorzichtigheid
In vergelijking met andere grote centrale banken komt ECB-voorzitter Christine Lagarde vrij laat met de aankondiging om de rente te verhogen. Knaap heeft wel begrip voor die voorzichtigheid. De economie is niet meer dezelfde als die van 11 jaar geleden, “en je kunt niet goed weten wat de uitwerking van de renteverhoging is totdat je het doet. Dan is het heel verstandig om eerst de rente een klein beetje te verhogen om te zien of het misschien grote gevolgen heeft.” Anders dan de Amerikaanse Fed, die de inflatie moet beteugelen en eventuele werkloosheid bestrijden, heeft de ECB maar één expliciet doel: het prijspeil bewaken. Toch hebben ze volgens Knaap in Frankfurt een soort schaduwdoel en dat is om bij het beteugelen van de inflatie de economie niet te veel schade te berokkenen.

Luister hier de hele uitzending. Lees ook ‘Vijf vragen over de aangekondigde renteverhoging door de ECB.’

Volgende publicatie:
Vijf vragen over de aangekondigde renteverhoging door de ECB

Vijf vragen over de aangekondigde renteverhoging door de ECB

Gepubliceerd op: 10 juni 2022

De Europese Centrale Bank (ECB) kondigde donderdag aan de rente volgende maand te verhogen. Het is de eerste keer sinds elf jaar dat dit gebeurt. Doel is om de hoge inflatie te beteugelen. Vijf vragen aan APG’s Chief Economist Thijs Knaap en Senior Strateeg Charles Kalshoven.

 

Komt de ECB hier niet wat laat mee?

“Achteraf gezien zeker. De inflatie is al sinds vorige zomer veel te hoog. Natuurlijk was het niet onredelijk van de ECB om aanvankelijk in te schatten dat de inflatie weer snel zou dalen. Veel inflatie had te maken met opstartproblemen na alle lockdowns. Maar ja, daar is nu Oekraïne bijgekomen, met een grote impact op energie- en voedselprijzen. Ook kwamen er nieuwe lockdowns in een aantal grote productiecentra in China. Duidelijk is dat de inflatie dus langer hoog blijft. Andere centrale banken grepen al eerder in (zoals de VS en het VK) maar je kunt argumenteren dat de inflatie in de Eurozone tot dusver het gevolg was van schokken van buiten, waar de ECB niet veel aan kan doen.”

 

Waarom gaat de ECB nu wel overstag en eerder niet?

“Zelf heeft president Christine Lagarde eerder aangegeven dat de ECB in het derde kwartaal zou stoppen met het opkopen van obligaties. En dat renteverhogingen pas daarna zouden komen. Om onrust te voorkomen wilde de ECB voorspelbaar zijn en de markt niet verrassen. Nadeel van dat late ingrijpen is wel dat het rentepad hierna wat sneller omhoog gaat. Lagarde hintte erop dat na een kwart procentpunt verhoging in juli, de rente in september met een half procentpunt zou kunnen stijgen.” 

 

Valt er iets te zeggen over hoe lang een renteverhoging nodig is om de inflatie terug te brengen naar de gewenste 2 procent?

“Zelf heeft de ECB het altijd over een doorwerking van rentestappen die ‘lang en variabel’ is, anderhalf à twee jaar. Maar dit zijn nu pas de eerste stappen. De verwachting is dat de inflatie dit en volgend jaar zeker hoog blijft. Zelf denkt de ECB dat de inflatie in 2024 weer terug is op 2,1%. De marktverwachtingen op basis van verhandelde inflatie zitten daar wel wat boven. Waar we met de rente uitkomen als de inflatie stabiel is, staat onder economen bekend als de neutral rate. In een recent bericht op de site van de ECB geeft Lagarde aan dat ze ervan uitgaat dat de ECB langzaam naar deze neutrale rente toe beweegt. Maar tegelijkertijd geeft ze aan dat niemand weet hoe hoog deze rente precies is. Veel valt er dus niet over te zeggen.”

 

Is deze greep voldoende om de inflatie terug te brengen?

“Er zal wat meer voor nodig zijn dan alleen de aangekondigde rentestappen van juli en september. De ECB heeft het zelf ook over het begin van een traject. Het is wel zo dat de ECB hulp kan krijgen uit een aantal hoeken. Een recessie zou de lonen en energieprijzen drukken. Prettiger – en minder waarschijnlijk – zou zijn: ontspanning op de oliemarkt door snelle vrede in Oekraïne. Wat ook nog kan is dat overheden zich met prijzen gaan bemoeien. Denk aan subsidies of maximumprijzen. Dat werkt economisch behoorlijk verstorend, dus laten we hopen dat deze wapens niet teveel worden ingezet. Uiteindelijk heb je ook wat tijd nodig om de inflatie uit je systeem te werken.” 

 

Het is de eerste renteverhoging van de ECB sinds elf jaar. Hoe uniek is dit?

“Vooral wat je in de achteruitkijkspiegel ziet is uniek. We hebben tien jaar achter de rug waarin de ECB-rente nul of negatief was. Dat laatste kon helemaal niet volgens de economische tekstboeken. Mario Draghi was acht jaar voorzitter van de ECB maar verhoogde nooit de rente. Zijn opvolger dus waarschijnlijk wel. We gaan nu eindelijk weer normaal doen. Geld lenen gaat weer geld kosten, geld stallen gaat weer wat opleveren.”

Volgende publicatie:
Wat gaan we er in Nederland van merken dat Rusland de gasleveranties stopzet?

Wat gaan we er in Nederland van merken dat Rusland de gasleveranties stopzet?

Gepubliceerd op: 9 juni 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Marco van Eijkelenburg, Senior Portfoliomanager Commodities, over de vraag wat Nederland ervan gaat merken dat het Russische Gazprom geen gas meer levert aan het Nederlandse GasTerra.

 

De reden dat het Russische staatgasbedrijf vanaf 1 juni niet meer levert aan de Nederlandse gasgroothandelaar is dat die de rekening niet wil voldoen in roebels, iets dat president Poetin eist. Polen, Bulgarije en Finland kregen al eerder te maken met de Russische strafmaatregel. Volgens klimaatminister Rob Jetten zal het besluit van Gazprom geen gevolgen hebben voor de Nederlandse huishoudens. Toch is niet iedereen daar gerust op. Zo waarschuwde de Mijnraad, een onafhankelijk adviesorgaan van de regering, dat een gastekort “zeer grote maatschappelijke gevolgen” kan hebben. Ook het Internationaal energieagentschap IEA waarschuwt voor een energierantsoen.

Alternatieven
Marco van Eijkelenburg wijst erop dat GasTerra al alternatieven heeft voor het Russische gas. “Ik denk dan ook niet dat deze actie van Gazprom veel gevolgen zal hebben voor de Nederlandse gasvoorraad, al zal GasTerra voor die alternatieven wel wat meer moeten betalen dan voor het gas uit Rusland. Nederland heeft met zijn gasrotonde (knooppunt van infrastructuur voor transport en opslag van aardgas, red.) een gunstige positie wat betreft de aanvoer van gas. Als direct gevolg van de Russische invasie in Oekraïne zal de komende maanden de capaciteit om vloeibaar aardgas (LNG) te importeren versneld worden opgeschaald. Gasunie, het overheidsbedrijf dat de zorg draagt voor het Nederlandse aardgastransport, heeft twee drijvende LNG-installaties gehuurd om de nieuwe LNG-terminal in de Eemshaven uit te breiden.”

Deze terminal zal met een jaarlijkse capaciteit van 8 miljard kubieke meter een belangrijke aanvoerlijn worden, legt Van Eijkelenburg verder uit. “In Nederland gebruiken we ongeveer 40 miljard kubieke meter aardgas per jaar, waarvan zo’n 15% uit Rusland komt. Indien nodig is er altijd het gasveld onder Groningen nog, al ligt dat politiek gevoelig. Mocht er komende winter toch een tekort aan gas zijn, dan zal de regering industriële grootverbruikers van gas het eerst afschakelen zodat de leverzekerheid voor huishoudens en specifieke essentiële sociale diensten zoals ziekenhuizen kan worden gewaarborgd. De Nederlandse consument hoeft zich dus geen zorgen te maken over de leverzekerheid, wel om de gasprijs. Zeker wanneer er sprake is van een variabel contract en een koude winter.”

Die onzekerheid over toekomstige gasleveringen voelen we nu al in de prijs

Die hogere prijs wordt echter niet specifiek veroorzaakt doordat Gazprom de levering aan GasTerra heeft stopgezet, benadrukt Van Eijkelenburg. “De stijgende kosten van gas hebben meer te maken met het feit dat de gehele gasaanvoer vanuit Rusland vermindert, deels doordat Europese landen van het Russische gas af willen en deels doordat Rusland betalingen in roebels eist. De ontwikkelingen rondom GasTerra en Gazprom zijn dus onderdeel van een bredere trend die gaande is en een hoop onzekerheid met zich meebrengt. En die onzekerheid over toekomstige gasleveringen voelen we nu al in de prijs. Zowel direct in de gasprijs als indirect in de prijzen van goederen. Als de situatie in Oekraïne verder escaleert met alle gevolgen van dien voor Russische gasleveringen aan Europa, dan kan de gasprijs nog verder stijgen. Het kan echter ook zo zijn dat Gazprom nog meer leveranties stopt, maar er toch een prijsdaling volgt. Simpelweg omdat de huidige prijs al rekening houdt met een negatief toekomstscenario.”

Gasvoorraad
De relatief hoge prijs die we nu betalen voor gas komt dus deels doordat de toekomstige onzekerheid al is ingeprijsd. Opvallend is dat de Nederlandse gasvoorraden voor minder dan 40 procent zijn gevuld. De overheid wil die aanvullen tot 70 procent, maar de Mijnraad adviseert tot 100 procent te gaan. Volgens Van Eijkelenburg is het inderdaad verstandig om de komende maanden de Nederlandse gasvoorraden al zo veel mogelijk aan te vullen voordat de winter van start gaat. “Je moet rekening houden met het meest ongunstige scenario waarbij meer Russische  gasleveranties naar Europa op korte termijn worden stopgezet en dat we te maken krijgen met een koude winter. Als je nu de mogelijkheid hebt om je daar zo goed mogelijk op voor te bereiden, dan moet je dat doen. Europa zal de komende jaren alleen maar minder Russisch gas gaan importeren, dus het extra ingekochte aardgas zal hoe dan ook goed van pas komen.”

Dat Gazprom is gestopt met het leveren van gas aan GasTerra moeten we vooral zien als een kleine stap in de grotere beweging om van het Russische gas af te komen. “Zo’n plotselinge boycot is per definitie een disruptief proces en gaat nooit geleidelijk. Hierdoor neemt de voorspelbaarheid van vraag en aanbod af en stijgen de prijzen door de toegenomen onzekerheid. Maar de levering van gas aan consumenten komt niet in gevaar, mede door de versnelde uitbreiding van de Nederlandse capaciteit om vloeibaar gas te importeren.”

Volgende publicatie:
Wat betekent de duurdere dollar voor de Nederlandse consument?

Wat betekent de duurdere dollar voor de Nederlandse consument?

Gepubliceerd op: 25 mei 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Thijs Knaap, chief economist bij APG, over de gevolgen van de duurdere dollar voor de Nederlandse consument.

Begin 2021 kreeg je voor één euro 1,22 dollar. Begin dit jaar was dat nog 1,14 dollar en nu is de koers van de euro gedaald naar zo’n 1,07. De euro is daarmee nog iets meer waard dan de Amerikaanse munt, maar het scheelt niet veel meer. Net na de introductie van de euro, begin deze eeuw, was de dollar voor het laatst sterker dan de Europese munt. Toen kreeg je een schamele 83 dollarcent voor je euro. Rond de kredietcrisis van 2008 was de euro daarentegen weer heel sterk en kreeg je er 1,60 dollar voor. De wisselkoers fluctueert dus behoorlijk. Welke factoren spelen daarbij een rol? En wat merkt de Nederlandse consument van de duurdere dollar?

Duurdere vakanties
Bij een wisselkoers zijn drie zaken van belang, legt Knaap uit. “Met het eerste komt de Nederlandse consument direct in aanraking. Dat is namelijk dat Amerikaanse producten die je in dollars moet afrekenen, bijvoorbeeld op internet, duurder worden. Ook vakanties naar Amerika worden prijziger.” Daarnaast is er een indirect gevolg. “Zeer in het algemeen kun je zeggen dat er twee grote economische blokken zijn die op de wereldmarkt concurreren: Amerika en Europa. Onze macht als Europa om producten zoals bijvoorbeeld benzine op de wereldmarkt te kopen voor een voordelige prijs, hangt erg af van wat de euro waard is ten opzichte van de dollar. Nu de euro zwakker is, moeten we op de wereldmarkt opbieden tegen de sterkere dollar. Dat leidt ertoe dat producten voor ons momenteel sneller duurder worden dan voor Amerikanen.”

Het tweede aspect dat een rol speelt bij de wisselkoers, zijn de financiële markten. “Er is altijd behoefte om overtollig geld ergens ter wereld weg te zetten, bijvoorbeeld op een bank of door een staatsobligatie te kopen. Dan is het belangrijk wat de rente is, en die is nu vrij hoog in Amerika en vrij laag in Europa. Dus is het aantrekkelijker om geld weg te zetten in Amerika, waardoor de vraag naar dollars toeneemt en die munt duurder wordt. De huidige hoge rente in de VS is dan ook de grootste aanleiding voor de sterke dollar. Want hoewel de wereldwijde goederenstromen groot zijn, zijn de financiële stromen nog veel groter. Die hebben dus de grootste invloed op de dollarkoers. Als de Europese Centrale Bank de rente nu verhoogt, zal de euro wel wat sterker worden, maar dat werkt niet één op één door. Financiële markten houden ook rekening met verwachtingen over de Amerikaanse en Europese economie. De Europese is toch wat zwakker, bijvoorbeeld door de oorlog in Oekraïne. De stijging van de Amerikaanse rente zal daardoor sterker zijn dan in de eurozone.”  

Volgend jaar kan de dollar best nog sterker zijn dan die nu is

Veilige haven
Dat de dollar nog steeds als een veilige haven wordt gezien, is de derde factor die van invloed is op de wisselkoers. “Altijd als er ergens ellende is in de wereld, zoals nu de oorlog in Oekraïne, worden beleggers bang en brengen ze hun geld naar de VS en kopen dollars. Dat doen ze omdat ze door schade en schande hebben geleerd dat ten tijde van ellende de dollar in waarde stijgt. Er is wel discussie of de VS de status van veilige haven ooit kwijtraken. Zo is er soms aanleiding om je af te vragen of Amerika wel zo veilig is voor beleggers, denk bijvoorbeeld aan de periode onder president Trump. Maar voorlopig hoeft Washington zich geen zorgen te maken. Kijk maar naar begin dit jaar: Rusland valt een land binnen en hup, al het geld gaat naar de VS.”

Er is ook een reden om blij te zijn met een goedkope munt. Europese producten zijn nu namelijk goedkoper op de wereldmarkt en zullen daarom ook meer worden verkocht, wat bijvoorbeeld weer kan leiden tot meer werkgelegenheid. In die zin kunnen Europeanen indirect voordeel hebben bij een goedkope Europese munt. Dat geldt ook voor Nederland, al kan extra werkgelegenheid er momenteel ook toe leiden dat de krapte op de arbeidsmarkt verder toeneemt. “Ondanks dat een groot gedeelte van onze export binnen de eurozone blijft, speelt handel met niet-eurolanden nog steeds een grote rol in de Nederlandse economie. Een goedkope euro is daarom niet alleen goed voor de export van Duitse en Franse auto’s of Italiaanse mode, maar ook voor Nederlandse exporteurs.”

Lange termijn
Mogelijk extra werkgelegenheid dus voor Nederland, maar ook duurdere Amerikaanse producten en vakanties. Die worden pas weer goedkoper als de koers van de euro weer stijgt. Wat is daarvoor nodig? “Op korte termijn een hogere rente,” aldus Knaap. “Op lange termijn gaat het vanzelf: de goedkopere euro leidt tot zoveel handel dat de vraag naar euro’s toeneemt en de vraag naar dollars afneemt. Een einde aan de oorlog in Oekraïne zal ook zorgen voor een sterkere euro.” Voorlopig blijft de Amerikaanse munt nog wel sterk, verwacht Knaap. “Men is in Amerika echt bezig de rente te verhogen, dat zal de dollar verder stutten. Ik durf wel te zeggen dat de dollar over vijf jaar een stuk zwakker zal zijn, maar volgend jaar kan die best nog sterker zijn dan die nu is.” Voorlopig blijven Amerikaanse producten en vakanties dus relatief duur voor de Nederlandse consument.

Volgende publicatie:
Is de angst voor een recessie terecht?

Is de angst voor een recessie terecht?

Gepubliceerd op: 12 mei 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: macro-econoom en senior strateeg Charles Kalshoven over de vraag of een angst voor een recessie terecht is.

 

Net na corona zagen we snel economisch herstel, maar nu verslechteren de vooruitzichten voor de wereldeconomie alweer. De oorlog in Oekraïne en de nieuwe coronagolf in China, waardoor de economie daar weer deels op slot is gegaan, drukken de groei. Daarnaast drijft de stokkende aanvoer van energie en onderdelen – of de angst daarvoor – ook de prijzen verder op. En de inflatie was al torenhoog. Centrale banken komen nu versneld in actie. De ene na de andere verhoogt de rente. Maar komen we daardoor niet in een recessie? Is de angst voor zo’n periode van economische krimp, met het risico van meer faillissementen, hogere werkloosheid en dalende belastinginkomsten, de reden dat aandelenkoersen nu dalen?

 

Beleggers
“Aan bijna elke recessie gaat een slechte aandelenmarkt vooraf. Maar je kunt het niet omdraaien. Niet elke bear market – 20% daling van de koersen – wordt gevolgd door een recessie. Het is vaak vals alarm,” stelt Kalshoven. “Als je kijkt naar de recente winstcijfers van bedrijven, dan zijn die redelijk binnen verwachting. Het is ook niet zo dat analisten negatiever zijn geworden over de winsten van volgend jaar. Dat wijst dus allemaal niet op een recessie. Dalende beurskoersen laten zich eerder verklaren door de rente. Bij een oplopende rente daalt de huidige waarde van toekomstige winsten. Wat zich weer doorvertaalt in lagere beurskoersen. Bij de waardering speelt ook onzekerheid een rol. Bijvoorbeeld over hoe het aantrekken van de monetaire teugels precies gaat uitpakken voor de economie. Lukt het de inflatie te beperken zonder al te veel bijkomende schade voor de groei? De Bank of England heeft bijvoorbeeld al gewaarschuwd dat de Britse economie later dit jaar in een recessie komt.”

Een normale recessie heb je nodig om ‘uit te zieken’ van excessen, maar dat is nu niet aan de hand

Economische schok
“Er zijn genoeg andere bronnen van onzekerheid. Zowel over ontwikkelingen zelf – zoals escalatie van de oorlog in Oekraïne of nieuwe lockdowns in het najaar – als over hun impact. Want er is zoveel gebeurd in de afgelopen jaren dat we ook niet meer zo zeker kunnen zijn of historische verbanden nog steeds opgaan. We komen nu natuurlijk uit de coronatijd, dat voor een unieke economische schok zorgde. Ook de reactie van centrale banken en overheden die alles uit de kast haalden om de ergste klappen op te vangen, was uniek. Vervolgens was corona voorbij en herstelde de economische vraag zich in één keer. Tijdens corona waren er allemaal gaten gevallen op de arbeidsmarkt door mensen die ander werk gingen zoeken, waardoor er nu een personeelstekort is. Dat is ook een economische schok waar we nu mee te maken hebben. En hier in het Westen duiken nu nieuwe omikronvarianten uit Zuid-Afrika op. De gevolgen daarvan lijken mee te vallen, maar al met al zijn er veel onzekerheden. Voorspellen is altijd al moeilijk, maar nu dus helemaal. Dat maakt het ook lastig om te zeggen of er een recessie komt.”

 

Excessen
Tot voor kort stonden alle economische seinen nog op groen. Betekent dit dat de gevolgen van een mogelijke recessie mee kunnen vallen? “Het zal geen recessie uit het boekje zijn. Een klassieke recessie is het resultaat van oververhitting. Een periode van optimisme leidt uiteindelijk tot uit de hand lopende kredietgroei waardoor dan vaak huizenprijzen en aandelenkoersen uit het lood raken. Als dan ook de lonen en prijzen te ver doorschieten, grijpen centrale banken in met renteverhogingen. Maar nu is het niet zo’n klassiek verhaal van excessen. Door corona heeft men geen geld kunnen uitgeven waardoor er veel spaargeld is. Ook was er veel overheidssteun, die bedrijven op de been hield. Je ziet nu wel veel personeelstekorten, waardoor ook nu de lonen oplopen, maar de oorzaak is toch anders. Door corona lagen hele sectoren stil, waardoor het personeel is weggelopen. Als de vraag dan in één klap van nul naar honderd gaat, ontstaan er natuurlijk problemen. Uiteindelijk zal zich dat oplossen en mogelijk met hogere lonen, maar dat maakt het geen klassieke loon-prijsspiraal. Een normale recessie heb je nodig om ‘uit te zieken’ van excessen, maar dat is nu niet aan de hand. Wat dat betreft verwacht ik niet dat het een hele lange, vervelende recessie gaat worden. Als die al komt.”

Volgende publicatie:
Thijs Knaap bij BNR over een veranderend economisch regime

Thijs Knaap bij BNR over een veranderend economisch regime

Gepubliceerd op: 11 mei 2022

“Op dit moment is er een verandering van economisch regime aan de hand.” Dat zegt APG’s Thijs Knaap in het programma Zakendoen op BNR Nieuwsradio, in reactie op de dalende koersen van zogenaamde ‘coronawinnaars’ als streamingsdiensten, maaltijdbezorgers en nu ook post- en pakketbezorger PostNL. “Een bedrijf dat het in het ene economische regime goed doet, doet het in het andere regime slecht. Dat is niet zo raar. De vraag die je dan als belegger hebt, is of het met alle bedrijven slecht gaat. Hoe is het gemiddelde? En ik kan tot mijn grote opluchting constateren dat het met het gemiddelde eigenlijk best goed gaat.” 

Knaap, chief economist bij APG, schuift geregeld aan bij het beleggerspanel van Zakendoen. In de uitzending van dinsdag gaat hij ook in op de blijvende onrust op de financiële markten als gevolg van de renteverhoging van de Federal Reserve. “De Fed en de andere centrale banken hebben nu maar één doel en dat is: stop die inflatie zo snel mogelijk. Dus van hen gaat de redding voor de aandelenmarkt niet komen.” Ondertussen doemen er wel sombere wolken op aan de economische horizon, in de vorm van de voortdurende oorlog in Oekraïne en lockdowns in China. “Dat kan er zomaar toe leiden dat het toch vrij snel minder gaat en dan is het risico dat de centrale banken die de economie aan het afremmen zijn, dat doen in een situatie waarin de economie eigenlijk zelf ook al aan het afremmen is.” Met het gevaar dat de economie te veel wordt afgeremd. “En als dat gebeurt heb je een recessie en dat vinden beleggers helemaal niet leuk,” aldus Knaap in gesprek met presentator Thomas van Zijl en Martijn Rozemuller, Head of Europe bij VanEck.

Luister hier de hele uitzending.

Volgende publicatie:
Wat veroorzaakt de stijging van de dekkingsgraad?

Wat veroorzaakt de stijging van de dekkingsgraad?

Gepubliceerd op: 20 april 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Chief Economist Thijs Knaap over de stijgende dekkingsgraden van pensioenfondsen.

Veel pensioenfondsen kwamen donderdag met goed nieuws: hun dekkingsgraad - die de financiële positie van een fonds weergeeft - is het afgelopen kwartaal gestegen. Om te kunnen bepalen of het huidige vermogen van een fonds voldoende is om (later) de pensioenen uit te kunnen betalen (de zogeheten verplichtingen), wordt de rekenrente toegepast. Hoe hoger die rente, hoe minder een fonds aan vermogen hoeft te hebben en hoe hoger de dekkingsgraad. Het is te vergelijken met sparen voor een vakantie: hoe hoger de rente, hoe minder je maandelijks opzij hoeft te leggen. Op basis van de dekkingsgraad bepaalt een pensioenfonds of het de pensioenen verhoogt. Een belangrijk percentage dus.

Rendementen
“Het is een slechte economische tijd,” vertelt Knaap. “Zo is er oorlog in Oekraïne en bestaat er schaarste aan personeel en goederen doordat de economie na corona ineens op volle toeren begon te draaien. Ten slotte is China in lockdown na de laatste corona-uitbraak. Dat zorgt voor extra schaarste. Dat de economie door deze factoren een klap heeft gekregen, zie je ook terug in de rendementen van de pensioenfondsen over het afgelopen kwartaal. Zo lieten de obligatie- en aandelenportefeuilles verliezen zien van zo’n 5 à 6 procent. Dat soort kwartalen moet je niet te vaak hebben. In het verleden waren er weleens kwartalen waarbij de aandelen met 20 procent onderuit gingen, maar dan had je nog vaak obligaties die juist meer waard werden.”


Nu daalt de waarde van alle beleggingen, met uitzondering van de zogenaamde alternatives zoals grondstoffen, private equity en infrastructuur. “Maar met alleen goede resultaten daarop red je het niet. Het rendement van veel fondsen is nog steeds negatief en dat heeft z’n weerslag op hun vermogen: dat daalt. Maar het gekke is dat de dekkingsgraad niet alleen op het vermogen van een pensioenfonds is gebaseerd, maar ook op de verplichtingen. Dat bedrag wordt berekend met de rente en die is nu aan zo’n snelle stijging bezig dat het geld sneller aangroeit en er door de fondsen minder opzij hoeft te worden gelegd voor de betaling van pensioenen. Met andere woorden: de verplichtingen dalen, waardoor de dekkingsgraad stijgt en zelfs op een niveau komt dat we bij een aantal fondsen sinds 2008, vlak voor de kredietcrisis, niet meer hebben gezien. Het is nu een merkwaardig verhaal met de dekkingsgraad: negatieve rendementen maar wel een hogere dekkingsgraad. Dat is precies het omgekeerde verhaal als dat van de afgelopen tien jaar. Toen haalden pensioenfondsen geweldige rendementen maar daalden de dekkingsgraden. Want altijd was het verhaal dat hoe hoog de rendementen ook waren, de verplichtingen nog harder stegen als gevolg van de dalende rente.”

Het is wat mij betreft nog veel te vroeg om te zeggen dat we definitief aan het einde zijn van de almaar dalende rente

Rente
De huidige hogere dekkingsgraden zijn dus te danken aan de gestegen rente. Dat brengt de vraag met zich mee hoe lang de rente hoog blijft. “Vanaf de jaren tachtig is de geloofwaardigheid van de centrale banken en hun beleid om de inflatie te beteugelen steeds betrouwbaarder geworden. Nu stijgt de inflatie en doet de Europese Centrale Bank nog niets, waardoor de kans bestaat dat de geloofwaardigheid van centrale banken weer afneemt. Dat kan betekenen dat de rente permanent hoger wordt omdat beleggers gecompenseerd willen worden voor het risico dat de inflatie in de toekomst opnieuw piekt.”


Er zijn echter ook redenen om aan te nemen dat de rente op den duur weer gaat dalen. “Op dit moment is er heel veel spaargeld, zowel in het Westen bij bijvoorbeeld babyboomers als in de opkomende economieën zoals China.” Dat drukt de rente, en de factoren die aan het overschot van (spaar)geld ten grondslag liggen, bestaan nog steeds. “Al kun je er wel een paar aanwijzen die wat aan het omslaan zijn, zoals lage inflatieverwachtingen. Een andere is de Chinese aanbodschok. Spullen uit China zoals tv’s en mobiele telefoons werden almaar goedkoper. Sinds corona wil het Westen minder afhankelijk worden van Chinese productie. Dat kan leiden tot minder import van goedkope producten uit China. Lagelonenlanden willen daarnaast meer gaan verdienen aan hun producten, die daardoor duurder worden. Bovendien zal China ook steeds meer willen gaan uitgeven. Dat kun je ook zeggen van de Westerse babyboomers, die nu met pensioen zijn. Vraag en aanbod van geld komen dan meer met elkaar in evenwicht, wat de trend van dalende rente eventueel kan keren. Maar het is wat mij betreft nog veel te vroeg om te zeggen dat we definitief aan het einde zijn van de almaar dalende rente.”

Volgende publicatie:
Kan wonen weer betaalbaar worden gemaakt?

Kan wonen weer betaalbaar worden gemaakt?

Gepubliceerd op: 14 april 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Hoofd Europees vastgoed Robert-Jan Foortse, over de vraag of wonen weer betaalbaar kan worden gemaakt.

Nieuwbouwhuizen dreigen voor veel mensen onbetaalbaar te worden, zo waarschuwt de Vereniging Eigen Huis (VEH) maandag. Dezelfde dag zegt het kabinet iets te willen doen tegen de flinke huurstijging in de vrije sector. De vraag dient zich aan of wonen weer betaalbaar kan worden gemaakt, en hoe. Daar is volgens Foortse maar één oplossing voor, en dat is woningen bijbouwen. Veel woningen. 

Huurprijzen
“Meer aanbod van woningen is volgens mij het antwoord. Andere maatregelen zijn mogelijk contraproductief. Een voorbeeld van zo’n contraproductieve maatregel is het beperken van de huurstijging. Want als huren niet meer mogen stijgen, waarom zou je dan als belegger nog investeren in Nederlandse woningen? Een gevolg daarvan kan zijn dat grote beleggers hun kapitaal investeren in de woningmarkt van de landen om ons heen, waar veelal een zelfde problematiek geldt als in Nederland. Een deel van de problematiek is immers mede het gevolg van het gevoerde monetaire (en fiscale) beleid van de afgelopen jaren.”

Als het gaat om huurwoningen spelen corporaties ook een rol. “Zij zouden een deel van hun huurwoningen in de vrije sector kunnen afstoten aan institutionele beleggers om zich zo volledig te richten op sociale huurwoningen.” Foortse denkt niet dat de huurprijzen in de vrije sector dan door het dak gaan. “Institutionele beleggers zitten over het algemeen in woningen omdat die een vrij laag beleggingsrisico kennen en daarmee een stabiel deel van hun portefeuille vormen. Beleggingen in woningen hebben een wat lager rendement maar als de huurstijgingen rondom het inflatieniveau liggen, werkt het denk ik goed voor de beleggers. Voor dit jaar hebben de grootste Nederlandse beleggers, in overleg met IVBN en het Ministerie van Binnenlandse Zaken, besloten de huurstijging te beperken tot 3,3%, ondanks de hogere inflatie. Een beperkte huurstijging vermindert ook de concurrentie omdat investeerders met een kortere beleggingshorizon, die de huur in korte tijd zoveel mogelijk willen verhogen, dan niet meer geïnteresseerd zijn. Zo verlaag je de stress op de markt en gaan de prijzen niet door het dak. Lange termijn-beleggers zijn het meest gebaat bij een stabiele, voorspelbare woningmarkt.”

Beleggers kijken ook naar toegankelijkheid voor woningen in de grote steden voor beroepen zoals leraren en medisch personeel

Nieuwbouw
De Nederlandse woningmarkt bestaat nu voor 57 procent uit koopwoningen en voor 43 procent uit huurwoningen. Investeringen voor nieuwe huurwoningen zullen deels vanuit beleggers moeten komen, maar het geld voor koopwoningen zal door de particuliere koper moeten worden opgebracht. “Nieuwbouwwoningen zijn nu 3,5 ton, maar dat is een prijs die volgens VEH weinig mensen meer kunnen betalen. De vraag is hoe we huizen van 2 tot 2,5 ton kunnen bouwen. Die zullen of veel kleiner zijn dan de huidige nieuwbouw, of op plekken staan die minder gewild zijn,” aldus Foortse. In de prijsopbouw van een huis zitten twee grote componenten, die het lastig maken om veel goedkoper te bouwen. “Er zijn de bouw- en materiaalkosten, die door de hoge inflatie met de dag stijgen, en er is de prijs van de bouwgrond. Die wordt vaak door gemeentes berekend. Zij kunnen de bouwgrond moeilijk goedkoper aanbieden, omdat ze dan met een gat in hun begroting zitten en andere projecten niet meer kunnen financieren.”

Vorige maand gaf minister voor Volkshuisvesting Hugo de Jonge wel aan dat hij met een zogeheten ‘aanwijzing’ kan ingrijpen bij lagere overheden om extra huizenbouw mogelijk te maken. Tot op heden is zelden gebruikgemaakt van zo’n aanwijzing, en niet zonder reden, meent Foortse. “Dat geldt als een draconische maatregel in Nederland, omdat je de hiërarchie raakt die we in dit land hebben met een landelijke, provinciale en gemeentelijke overheid. Ik begrijp dat het kabinet de oplossing voor dit probleem centraal wil coördineren, maar ik kan me ook voorstellen dat er hier en daar lokale weerstand bestaat tegen nieuwbouwprojecten.”

 

Tenslotte wordt de nieuwbouw van woningen volgens Foortse niet alleen belemmerd door de sterke stijging van de grond- en materiaalkosten, maar ook door de strenge(re) wet- en regelgeving voor wat betreft verduurzaming. Voorbeelden daarvan zijn isolatie, afkoppeling van gas en uitstoot van CO2 en stikstof. “Dit beperkt de mogelijkheden om nieuwe woningbouwlocaties aan te wijzen en leidt vaak ook tot hogere bouwkosten. Institutionele beleggers hebben ook de opgave om fors te investeren om de bestaande woningportefeuilles te verduurzamen.  Dit laatste draagt overigens wel bij tot lagere energie kosten voor huurders.”


Doorstromen
Aan het begrip ‘betaalbaarheid’ zitten meerdere kanten, legt Foortse uit. “Zo kun je je afvragen voor wie de nieuwbouw betaalbaar moet zijn. Als nieuwe huizen worden gebouwd voor rond de 4,5 ton, kunnen we er in ieder geval voor zorgen dat iedereen die nu in een bestaand huis van 2 à 3 ton woont kan doorstromen naar een nieuwbouwhuis. Daardoor ontstaat er voor starters meer aanbod in het lagere segment. De afgelopen jaren liep het aanbod in het segment van rond de 4,5 ton achter, waardoor mensen niet konden doorgroeien in de woningmarkt. Want als er geen kwalitatief beter nieuwbouwhuis is, waarom zou je dan verhuizen? Traditioneel gaat iemand van een eenpersoons- naar een tweepersoonshuishouden en uiteindelijk naar een gezinswoning. Mensen zoeken in hun volgende woning logischerwijs naar meer ruimte.”


Meer bouwen is op lange termijn de oplossing. Daarbij zijn een aantal aandachtspunten waar volgens Foortse rekening mee moet worden gehouden. Een daarvan is ervoor zorgen dat het kabinet grote beleggers niet afschrikt door de huurstijging te beperken. Wat nieuwbouw betreft moet worden nagedacht voor wie wordt gebouwd: voor doorstromers naar het hogere segment of voor starters. En bij die nieuwbouw zal het voor het kabinet een evenwichtsoefening worden om eventuele lokale weerstand tegen nieuwbouwprojecten weg te nemen. “Op kortere termijn kunnen we onderzoeken of we de bestaande woningvoorraad beter zouden kunnen gebruiken, zoals recent werd gesuggereerd door enkele economen. Dit zou kunnen door samenwonen verder te stimuleren, of in ieder geval niet financieel onaantrekkelijker te maken. Het aantal eenpersoonshuishoudens stijgt al jaren. Voor de betaalbaarheid van de woningmarkt zou het mooi zijn als die trend gestopt zou kunnen worden. Naast betaalbaarheid kijken institutionele beleggers ook naar toegankelijkheid voor woningen in de grote(re) steden voor zogenaamde ‘key workers’, zoals leraren en medisch personeel. Dit kan door voorrangsregelingen te introduceren.”

Volgende publicatie:
Wat als de EU olie en gas uit Rusland gaat boycotten?

Wat als de EU olie en gas uit Rusland gaat boycotten?

Gepubliceerd op: 7 april 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Peter Verbaken, Hoofd van APG’s Team Grondstoffen, over de gevolgen van een boycot van Russische energie.

 

Een gas- en olieboycot vormt geen onderdeel van het meest recente sanctiepakket tegen Rusland, maar is wel een stok die de EU achter de hand houdt. Volgens een rapport van het Centraal Planbureau zal Nederland flink worden geraakt als Brussel zo’n verbod instelt. Moeten we daarom bang zijn voor zo’n boycot? Of zullen de gevolgen alleszins meevallen, zoals hoogleraar economie Sweder van Wijnbergen in de Volkskrant betoogt?

Om te beginnen stelt Verbaken dat de situatie in Oekraïne hem raakt: “Het is verschrikkelijk om te zien hoe de mensen in Oekraïne lijden onder het oorlogsgeweld en hoe het land langzaam maar zeker verwoest lijkt te worden. Ik volg het al vanaf het begin op de voet, juist ook vanwege de invloed die het heeft op mijn werk, en ik hoop van harte dat er snel een einde aan komt.”

Steenkool als alternatief
Door de grote Europese afhankelijkheid van Russisch gas, zal een gasboycot harder aankomen dan een olieboycot, zegt Verbaken. “In Nederland hebben we geluk gehad met een zachte winter. Eind vorig jaar, nog voor de Russische inval in Oekraïne, vond er al een enorme stijging van de gasprijs plaats omdat de voorraden zo laag waren. Door de zachte winter en een toename van Russische gasleveranties konden we de winter doorkomen. Maar nu is het zaak om in de zomer de gasvoorraden weer aan te vullen. Als we door een verbod op de import van Russisch gas de voorraden niet op tijd op peil kunnen krijgen, is een alternatief plan nodig. Van Wijnbergen noemt het gebruik van steenkolen als oplossing. In theorie is dat inderdaad mogelijk, al gaat het natuurlijk in tegen het huidige klimaatbeleid. Maar het valt niet uit te sluiten dat de politiek in deze uitzonderlijke situatie toch besluit om van gas op steenkolen over te gaan.”

De vraag is of steenkolen het wegvallen van Russisch gas kunnen opvangen. Verbaken denkt van niet. “In de praktijk zal blijken dat je ook wat aan de vraagkant moet doen. Je ziet bijvoorbeeld nu al de overheidscampagne ‘Zet ook de knop om’, met als doel dat huishoudens de thermostaat een graadje lager zetten. Een derde van de gasvraag in Nederland komt echter van de industrie. Om die vraag omlaag te krijgen, valt niet uit te sluiten dat grote industriële gasverbruikers worden gedwongen minder gas te verbruiken. Zoiets valt zeker voor te stellen als de Nederlandse gasvoorraden deze zomer niet worden bijgevuld met Russisch gas. Het dwingen van de industrie om minder gas te verbruiken is wel een radicale maatregel van het soort dat we sinds de jaren zeventig, met de oliecrisis en de autoloze zondagen, niet meer hebben gezien.”

De zorgen over de impact van een boycot van Russische gas en olie zijn wat mij betreft zeker terecht

Olieschaarste
In het geval van olie is het een iets ander verhaal. Mocht de EU geen olie meer importeren uit Rusland, dan zullen China en India de Russische olie met fikse kortingen opkopen, verwacht Van Wijnbergen. Gevolg daarvan is dat beide Aziatische grootmachten minder niet-Russische olie hoeven te importeren vanuit de wereldmarkt en er daarom ook geen olieschaarste zal ontstaan. In theorie heeft Van Wijnbergen daar een punt, maar de praktijk kan weleens stroever uitpakken, meent Verbaken. “Het kost Europa zeker een paar maanden om van Rusland over te stappen op andere olieleveranciers. Daarnaast zet het Westen China en India onder druk om niet de redder van Rusland te spelen, zeker na het laatste nieuws over de vele burgerdoden in Oekraïne. Wat ook meespeelt, zijn de zogeheten letters of credit, de financiering die nodig is voor het verschepen van olie. Financiële partijen zullen door de dreiging van sancties en de publieke opinie heel voorzichtig zijn om die uit te geven.” Het lijkt daarom op de korte termijn onwaarschijnlijk dat een olieschaarste kan worden voorkomen doordat China en India meer Russische olie gaan importeren, waardoor er voor de EU-landen meer niet-Russische olie overblijft. 
   

Forse ingrepen
Verbaken denkt dat de visie van Van Wijnbergen wat aan de optimistische kant is als het gaat om de gevolgen van het wegvallen van Russische energie. “Hij mist onder andere de factoren die het verschuiven van de oliestromen complex maken, en dat de gasvraag echt omlaag moet.” Het meest problematisch blijft de boycot van gas. “Het wegvallen van Russisch gas slaat een gat in onze voorraad. Als die in de zomer niet kan worden aangevuld, wordt het probleem steeds kritieker,” zegt Verbaken. “Alsof je op een klif afrijdt. De gasvoorraad kan alleen voldoende worden aangevuld als het lukt voldoende kolencentrales aan te zwengelen, de vraag naar gas omlaag wordt gebracht en hier en daar aanbod van lng (vloeibaar gemaakt aardgas) kan worden aangeboord. Nu wordt alleen nog de bevolking gevraagd zuiniger te doen met gas, maar wat als dat niet voldoende blijkt? Hoever moet je dan gaan om industrieën te dwingen minder gas te verbruiken? En bij welke industrieën begin je? De kern van deze situatie is dat de regering niet aan de bevolking kan uitleggen dat ze hun huizen komende winter niet meer kunnen verwarmen. Om dat te voorkomen zijn forse ingrepen nodig. De zorgen over de impact van een boycot van Russische gas en olie zijn wat mij betreft dan ook zeker terecht. Wat niet wegneemt dat het gezien de huidige situatie, met al het leed dat Rusland aanricht, een goed uit te leggen sanctie tegen Moskou zou zijn. Als die daadwerkelijk wordt ingevoerd, zal er door de regering, de industrie en de Nederlandse bevolking gezamenlijk hard gewerkt moeten worden om de impact die het op ons heeft zoveel mogelijk te beperken.”  

Volgende publicatie:
Maakt de Nederlandse winkelstraat een doorstart?

Maakt de Nederlandse winkelstraat een doorstart?

Gepubliceerd op: 30 maart 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Hoofd Europees vastgoed Robert-Jan Foortse, over de toekomst van de Nederlandse winkelstraat.Gingen mensen er vroeger vooral heen om spullen te kopen, tegenwoordig wil de consument meer.”

In het eerste jaar na de opening trok de Mall of the Netherlands, een winkelcentrum in Leidschendam-Voorburg, 13 miljoen bezoekers, ondanks twee lockdowns. Dat is meer dan verwacht. Grote winkelcentra lijken dus goed te boeren, maar de Nederlandse winkelstraat heeft het daarentegen moeilijk, en dat is al een tijdje zo, zegt Foortse. “Al verschilt het wel of je het hebt over de Kalverstraat in Amsterdam of een winkelstraat in de wat kleinere provincieplaats. De trend van fysieke naar digitale verkopen is al een aantal jaar aan de gang en corona heeft die trend versneld.” Toch ziet Foortse kansen voor de winkelstraat, al is daar wel een transformatie voor nodig.

Versnipperd
Investeren in winkelstraten om ze er weer bovenop te helpen, is nog niet zo makkelijk. “Het probleem met winkelstraten is dat het eigendom ontzettend is versnipperd. Het is dan ook erg lastig om een propositie te creëren voor een winkelstraat omdat er zo veel belanghebbenden en eigenaren zijn. De ene eigenaar wil bijvoorbeeld wel investeren in z’n eigen pand maar niet in de infrastructuur, terwijl een ander helemaal niet wil investeren. Door die versnippering koos APG er bijvoorbeeld zo’n vijftien jaar geleden voor om vooral in winkelcentra en outlets te investeren, zoals bijvoorbeeld Batavia Stad Fashion Outlet. Dat is eigenlijk een nagebouwde Nederlandse winkelstraat. Doordat wij volledig eigendom hebben, is deze winkelstraat op eenzelfde manier te beheren en te controleren als een winkelcentrum. We hebben daar invloed op het winkelaanbod, de parkeergelegenheid en of het veilig en goed onderhouden is. Die invloed hebben we in een gewone winkelstraat niet. Bezoekers merken in Batavia Stad dat het een aangename omgeving is om te winkelen, al spelen de outlet-kortingen natuurlijk ook een rol.” 

Doordat de traditionele winkelstraat zoveel belanghebbenden met verschillende belangen kent, duurt het lang voordat er een nieuwe bestemming voor is gevonden, stelt Foortse. “Dit is bij uitstek een probleem dat zich naar mijn mening leent voor een publiek-private samenwerking. De verschillende belanghebbenden moeten bij elkaar komen en een gezamenlijke visie ontwerpen op de winkelstraat van de toekomst.” Want de functie verandert. “Gingen mensen er vroeger vooral heen om spullen te kopen, tegenwoordig wil de consument meer. Ik denk dat mensen nog steeds naar de winkelstraat willen, maar dan om iets lekkers te kopen bij de traiteur of om een pop-upwinkel te bezoeken. Je moet iets creëren dat aantrekkingskracht heeft op mensen, en dat is niet meer gewoon spullen aanbieden. Beleving is dan wellicht een te makkelijk en te vaak gebruikt woord, maar het heeft er wel mee te maken. Na corona merk je weer dat mensen toch sociale wezens zijn en graag ergens naartoe willen waar andere mensen zijn.”

Er is een transformatie van de winkelstraat gaande, maar die gaat langzaam

Transformatie
Van alle aankopen gebeurt nog zo’n 75 procent in fysieke winkels. De overige 25 procent gebeurt digitaal; een percentage dat alleen maar hoger wordt. In de gemiddelde winkelstraat van de nabije toekomst zijn dus minder vierkante meters aan winkelruimte nodig. “De winkelstraat heeft nog best veel kwaliteiten, alleen moeten we die wellicht opnieuw uitvinden en benaderen. Een van die kwaliteiten is dat ze vaak centraal gelegen liggen in een plaats. Ook is er vaak parkeergelegenheid in de buurt. Als het flexibele werken permanent onderdeel van ons leven wordt, kan winkelruimte worden omgebouwd tot werkplekken. Daar kunnen dan mensen terecht die thuis geen geschikte werkplek hebben, maar ook niet in de file willen staan naar het kantoor buiten de stad.” De locatie midden in de stad en de parkeergelegenheid pleiten ook voor het ombouwen van winkels tot woningen, meent Foortse. “Maar voordat een bestemmingsplan is gewijzigd, ben je zo een paar jaar verder. Dat ontneemt wel de animo om iets nieuws te creëren in een winkelstraat. Daar zie ik dan ook een rol voor de politiek. Die moet zorgen dat dit proces kan worden versneld.” 
 

De Nederlandse winkelstraat kán dus een doorstart maken, maar zal er volgens Foortse over tien of twintig jaar wel heel anders uitzien dan vandaag. “Ik denk dat je veel meer een mix zult zien tussen de huidige traditionele winkels, eet- en drinkgelegenheden, kantoren waarin je werkplekken kunt huren en woningen. Dat zal voor alle steden gelden, al zullen er wel accentverschillen zijn. Zo zal de Amsterdamse Kalverstraat toch vooral een winkelstraat blijven terwijl de winkelstraat in een kleinere plaats meer woningen zal krijgen. Er is een transformatie van de winkelstraat gaande, maar die gaat langzaam.”

Volgende publicatie:
Wat gebeurt er als een land failliet gaat?

Wat gebeurt er als een land failliet gaat?

Gepubliceerd op: 25 maart 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week.

 

Deze keer: Sjacco Schouten, Head of Emerging Market Debt, over de vraag wat de gevolgen zijn als een land als Rusland niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. “Ook in economische zin is het een scenario dat alleen maar verliezers kent.”

 

Begint maart sprak een aantal kredietbeoordelaars de verwachting uit dat Rusland door de westerse sancties mogelijk op korte termijn niet meer aan zijn betalingsverplichtingen (rente en aflossing van de staatsschuld) zou kunnen voldoen. Russische staatsobligaties kregen een zogeheten ‘junk’-status, wat min of meer betekent dat schuldeisers de kans groot achten dat ze een flink gedeelte van hun geld niet meer terugzien. Het roept de vraag op wat er met een land gebeurt, bij zo’n ‘faillissement’. Wanneer is daar sprake van? En wat zijn de gevolgen?

 

De eerste vraag blijkt relatief makkelijk te beantwoorden. Schouten: “Normaliter vinden rentebetaling en aflossing op staatsobligaties plaats op vooraf vastgestelde data. Als een land zo’n datum mist, gaat eerst een grace period in, waarin het de kans krijgt de betaling alsnog te doen. Gebeurt dat niet, dan gaat het land officieel in default.

 

Zo goed als nul

Het antwoord op de tweede vraag – over de gevolgen van zo’n default – is een stuk gecompliceerder, omdat er nogal wat mitsen en maren bij komen kijken.

 

“Als een land officieel in default is, treden allerlei processen in werking. Meestal zal een overheid een herstructurering voorstellen aan de obligatiehouders, waarbij afspraken worden gemaakt over ‘hoe verder’. Welke dat zijn, hangt af van de voorwaarden van de obligatie en van de wet van het land waaronder de obligaties zijn uitgegeven. In het meest extreme geval, als een land écht niet meer wil of kan betalen, zijn houders mogelijk genoodzaakt hun obligaties volledig af te schrijven, naar zo goed als nul. De prijs zal niet helemaal naar nul gaan, omdat je nooit honderd procent kunt uitsluiten dat er op een bepaald moment toch nog geld terugkomt.”

 

Rusland heeft dat punt echter nog niet bereikt. Het land heeft tot nu toe nog geen betalingen gemist. Als dat in de toekomst wel het geval is, zal dat eerder komen door de sancties die betalingstransacties onmogelijk maken of door de betalingsbereidheid van Rusland, dan dat het aan zijn vermogen ligt om aan de financiële verplichtingen te voldoen. “Met alle olieopbrengsten zou Rusland daartoe prima in staat moeten zijn. Of het dat op de lange termijn ook wil blijven doen, is een tweede. Wat dat betreft zou een onderscheid in voorwaarden kunnen ontstaan tussen beleggers die wel aan herstructurering willen meedoen en houders die dat door toedoen van sancties niet willen of kunnen. Hiermee krijgt Rusland de kans om ‘vriendelijke’ landen gunstigere voorwaarden te geven dan ‘onvriendelijke’ landen.”

 

Voorgetrokken

In principe geldt voor obligatiehouders echter het pari passu principe, wat inhoudt dat ze gelijk behandeld moeten worden. Schouten: “In beginsel kunnen obligatiehouders uit een bepaald land niet voorgetrokken worden. Wel kunnen de voorwaarden van obligaties die zijn uitgegeven onder lokale wetgeving, verschillen van de voorwaarden van staatsleningen die zijn uitgegeven onder internationale wetgeving. Naast het wetgevingsaspect spelen bij een eventuele herstructurering van de Russische staatsschuld nog veel meer factoren een rol. Bijvoorbeeld de valuta waarin een obligatie is uitgegeven – dollars of roebels. Bovendien is het voor bepaalde beleggers simpelweg verboden om überhaupt nog betalingen te ontvangen van Rusland, of betalingen te doen aan Russische entiteiten. Al die factoren samen maken een herstructurering in het geval van Rusland heel complex.”

 

Gevolgen

Wat zijn de gevolgen als Rusland zou besluiten om obligatiehouders niet meer te betalen?

 

“In dat geval zou het land nog verder in een isolement geraken en beperkt worden in de toegang tot de kapitaalmarkten. Op de korte termijn kan Rusland veel opvangen via zijn oliereserves en inkomsten uit olie- en gasleveringen. In grote lijnen weet het zijn economie nu nog redelijk draaiende te houden. Maar in de komende maanden zal de Russische economie naar verwachting krimpen en wordt de financiële situatie van het land problematischer. In hoeverre het land dan een verdere economische krimp kan tegenhouden, hangt af van de bereidheid van andere landen om Rusland te helpen. Die valt niet uit te sluiten. Zelfs als alle westerse landen – zoals de VS – Russische olie in de ban doen, kan Rusland nog steeds olie aan andere landen verkopen.”

 

‘Adding insult to injury’

Niettemin lijkt Rusland economisch gezien een doemscenario boven het hoofd te hangen. “Wat voedsel betreft zou Rusland in staat moeten zijn voor een groot gedeelte in de eigen behoefte te blijven voorzien. Maar als de levering stopt van alles wat het land importeert – technologie, computers, chips en noem maar op – dan komen grote delen van de economie tot stilstand. De gemiddelde Rus gaat terug in de tijd. Hij kan er misschien overheen komen dat hij niet meer naar McDonald’s kan, maar toegang tot bijvoorbeeld technologische kennis en bepaalde onderdelen, is van groot belang om een economie draaiend te kunnen houden en te ontwikkelen.”

 

Adding insult to injury, daar komt het op neer als Rusland een wanbetaler zou worden. Schouten: “De sancties brengen al schade toe aan de economie. De bevolking wil nu al dollars in de zak hebben in plaats van roebels. In het geval van een default wordt er een hele cyclus getriggerd, waarbij de Russische economie naar verwachting in een diepe recessie terechtkomt, met hoge inflatie. Ook in economische zin is het een scenario dat alleen maar verliezers kent.”

Volgende publicatie:
“Met alleen maar aandelen en obligaties zou je nu in de min staan”

“Met alleen maar aandelen en obligaties zou je nu in de min staan”

Gepubliceerd op: 22 maart 2022

“Het is een tijd van beweeglijke markten, wat betekent dat we veel transacties doen bij APG. Al is het maar om de portefeuille steeds opnieuw te balanceren.” Dat zegt APG’s Thijs Knaap in het programma Zakendoen op BNR Nieuwsradio in een gesprek over investeringen. “Ik wilde hier een transactie in het zonnetje zetten die we hebben gedaan in het kader van ANET, het ABP Nederlandse Energietransitiefonds.” ANET heeft een belang genomen in het Groningse bedrijf enie.nl, dat zonnepanelen verkoopt en verhuurt. “Iedereen die kan rekenen weet dat de stroomprijs enorm veel hoger is geworden. Daardoor is de terugverdientijd veel korter geworden. Dat is de meeste mensen niet ontgaan waardoor er veel vraag is naar zonnepanelen. Nu kan enie.nl gaan uitbreiden met het geld dat ze van ANET krijgen. Dat is goed voor het rendement en goed voor de energietransitie.”


Knaap, chief economist bij APG, schuift geregeld aan bij het beleggerspanel van Zakendoen. In de uitzending van vandaag bespreekt hij ook hoe APG al een aantal jaar rekening hield met een economische schok waarbij prijzen van grondstoffen snel zouden stijgen en er vervolgens een groeischok zou komen door economische onzekerheid. “We hadden daarvoor een beleggingsbeleid in stelling gebracht dat ons moest voorbereiden op die schok, maar jarenlang ging het maar om één procent inflatie en de grondstoffenprijzen daalden. Dus eigenlijk was het lang het omgekeerde van zo’n schok. Maar door de huidige hoge grondstoffenprijzen en de inflatie die de pan uitrijst doet datgene wat we in stelling hebben gebracht het nu geweldig. Dan moet je denken aan beleggingen in grondstoffen, hedgefunds en infrastructuur. Terwijl je met een portefeuille met alleen maar aandelen en obligaties gegarandeerd in de min had gestaan,” vertelt Knaap in gesprek met presentator Thomas van Zijl en panellid Mary Pieterse-Bloem.


Luister hier de hele uitzending.

 

Volgende publicatie:
Wat betekent de hoge gasprijs voor de groene ambities van de EU?

Wat betekent de hoge gasprijs voor de groene ambities van de EU?

Gepubliceerd op: 10 maart 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: aandelenbelegger Martijn Olthof over de vraag wat de gevolgen zijn van de hoge gasprijs voor de groene ambities van de EU.

De stijging van de gasprijs, die afgelopen najaar inzette door toenemende vraag vanuit de industrie, is door de oorlog in Oekraïne nog veel forser geworden. De oorlog en de hoge gasprijs zijn redenen voor de EU om snel minder afhankelijk te worden van Russisch gas. Brussel kondigde dinsdag dan ook aan dat de EU nog voor 2030 zonder gas uit Rusland moet kunnen. Dit REPowerEU-plan is een aanscherping van de zogeheten Green Deal en het Fit for 55-plan, dat de CO2-uitstoot in 2030 met 55 procent moet terugbrengen. Een nog ambitieuzer klimaatplan dus, en een keerpunt in het Europese energiebeleid.

“Het Fit for 55-plan was al heel ambitieus, zeker in deze tijd van hoge energieprijzen, hoge inflatie en een tekort aan arbeidskrachten en materiaal,” aldus Olthof. Is een nog scherpere doelstelling dan wel realistisch? “Het is in die zin realistisch dat de nood aan de man is, en nood breekt wet. Zo’n aanscherping is ook nodig omdat Moskou elk moment kan besluiten de gaskraan dicht te draaien. De situatie in Oekraïne en de hoge gasprijzen zijn des te meer reden om de Green Deal en het Fit for 55-plan sneller te implementeren en nog meer in te zetten op duurzame energie.”

Investeringen
Een van de concrete maatregelen uit het REPowerEU-plan is om procedures voor de aanleg van windmolenparken en zonnepanelen te verkorten. Een welkome maatregel, volgens OIthof. “Maar dit lukt alleen als de bureaucratie vermindert op het gebied van vergunningen, want daar lopen bedrijven die hierin willen investeren nogal eens tegenaan. Als er bijvoorbeeld een hoogspanningskabel moet worden aangelegd, zeker op land, gaan er vaak jaren overheen voordat alle noodzakelijke procedures zijn doorlopen. Op zich is dat goed, want mensen moeten er wel iets over te zeggen hebben en niet iedereen wil een hoogspanningsmast in z’n achtertuin. Maar linksom of rechtsom is dit soort infrastructuur wel nodig, zeker als we nog sneller van fossiele brandstoffen af willen en dan met name van Russisch gas. Het is daarom van belang dat dit soort procedures, waar mogelijk zonder het belang van de omwonenden uit het oog te verliezen, ook daadwerkelijk worden versoepeld waardoor investeringen in de energietransitie makkelijker van de grond komen.”

Het versnellen van de groene ambities alleen zorgt er niet voor dat Europa nog dit jaar van het Russische gas af kan

Door het REPowerEU-plan wordt de kans groter dat de Europese Commissie haar groene ambities gaat verwezenlijken. Maar het versnellen van de groene ambities alleen zorgt er niet voor dat Europa nog dit jaar van het Russische gas af kan. “Daar zijn echt noodmaatregelen voor nodig, zeker om de energierekening enigszins betaalbaar te houden,” stelt Olthof. “Het plan voorziet bijvoorbeeld in het gecoördineerd en verplicht snel aanvullen van de voorraden in de gasopslagfaciliteiten in West-Europa. Ook wordt er gesproken over het tijdelijk weer reguleren van de energieprijzen. Landen zouden dit kunnen bekostigen door hoge winsten van sommige elektriciteitsbedrijven die niet afhankelijk zijn van gas, extra te belasten. En door de hoge inkomsten uit de verkoop van  CO2-emissierechten in te zetten.”

Kolen
Een andere noodmaatregel kan zijn om een kolencentrale langer open te houden, ook al is het de bedoeling dat die zo snel mogelijk dichtgaan, vertelt Olthof. “Want de doelstellingen om de CO2-uitstoot te beperken moeten linksom of rechtsom wel worden gehaald. Stel dat we in Europa de kolencentrales een jaar langer openhouden, dan moet die extra uitstoot op een andere manier worden gecompenseerd om de opwarming van de aarde beperkt te houden tot maximaal 1,5 graad. En dat was vóór de oorlog in Oekraïne al een ambitieus doel. Bovendien komt 46 procent van de kolenimport in Europa ook uit Rusland, dus dat vermindert wellicht ook niet onze afhankelijkheid. Het REPower-EU plan voorziet dan ook niet expliciet in het langer openhouden van kolencentrales en stelt ook geen versoepeling van de uitgave van emissierechten voor. Het lijkt er dus op dat de Europese Commissie in ieder geval wil voorkomen dat het kortetermijnnoodplan de groene ambities in gevaar brengt, om tegelijk op de langere termijn de realisatie van de ambities dichterbij te brengen.”

Concluderend ziet Olthof de hoge gasprijzen als een duidelijke aansporing voor de groene ambities van Europa. “Dat die flinke stijging van de gasprijzen onder andere het gevolg is van onze afhankelijkheid van Rusland, verhoogt natuurlijk enorm de urgentie om van fossiele brandstoffen af te komen. En zeker uit Rusland. Die urgentie is heel duidelijk. Op de korte termijn, met eerlijk verdeelde lasten, om zo problemen te voorkomen als Moskou de kraan dichtdraait. Maar ook op de langere termijn, zodat we voor onze energie nooit meer afhankelijk hoeven zijn van Rusland.” 

Volgende publicatie:
ABP en bpfBOUW verkopen alle beleggingen in Rusland

ABP en bpfBOUW verkopen alle beleggingen in Rusland

Gepubliceerd op: 3 maart 2022

Beleggingen beide fondsen bedroegen al minder dan 0,1 procent van totaal belegd vermogen

ABP en bpfBOUW, APG’s grootste fondsklanten, hebben besloten al hun beleggingen in Rusland te verkopen. Hiermee zijn het de eerste pensioenfondsen in Nederland die dit besluit nemen als reactie op de inval van Rusland in Oekraïne. De fondsen verwachten dat de verkoop enige tijd kan duren, door de ingewikkelde marktomstandigheden in Rusland.

In totaal belegt ABP nog voor zo’n 520 miljoen euro in Rusland en bpfBOUW voor 58 miljoen – minder dan 0,1 procent van het totaal belegd vermogen. Beide fondsen bouwden hun beleggingen in het land de afgelopen tijd al in rap tempo af. Zo werd al een tijd niet meer geïnvesteerd in Russische staatsobligaties die door een bindend EU-wapenembargo op onze uitsluitingslijst staan.

Geschokt

“ABP is geschokt door de Russische inval in Oekraïne en het geweld dat daarmee gepaard gaat. Ons medeleven gaat uit naar alle mensen in Oekraïne. ABP volgt de ontwikkelingen op de voet en deze hebben ABP doen besluiten om al onze resterende beleggingen in Russische bedrijven te verkopen”, laat het fonds weten op de website. bpfBOUW spreekt van een ‘principebesluit’.

Beurs blijft gesloten

De daad bij het woord voegen en alle beleggingen direct verkopen, is op dit moment echter geen eenvoudige opgave. De beurs in Moskou is nog steeds gesloten. Ook accepteert Rusland geen verkooporders van buitenlandse beleggers. De fondsen laten weten dat APG hun beleggingen verkoopt, zodra dat verantwoord is. Ze benadrukken dat ze de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten houden. Onder meer om ook de gevolgen van het sanctiepakket richting Rusland in de gaten te houden.

Eerste in Nederland

In Nederland zijn de fondsen de eerste die hun beleggingen van de hand doen als reactie op de Russische invasie. Andere landen, onder wie Denemarken, Zwitserland en België, gingen ‘ons’ al voor.

Volgende publicatie:
Is het stoppen van de coronasteun wel zo’n goed idee?

Is het stoppen van de coronasteun wel zo’n goed idee?

Gepubliceerd op: 3 maart 2022

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: macro-econoom en senior strateeg Charles Kalshoven over het einde van de coronasteun en de gevolgen daarvan. Komt het einde niet te vroeg?

Per 1 april stopt het kabinet met de coronasteun. Dit betekent dat werkgevers niet langer gebruik kunnen maken van onder meer de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid en uitstel van belastingbetalingen. Die zouden niet meer nodig zijn. Ondernemers kunnen nu immers weer zonder beperkingen ondernemen dankzij de versoepeling van de coronamaatregelen en de positieve economische vooruitzichten, meldt de overheid in een nieuwsbericht. Ook Kalshoven vindt dat de afschaffing van de steunpakketten economisch gezien op een prima moment komt, al maakt de situatie in Oekraïne de vooruitzichten wat onzekerder. “Als je door de stad loopt, zie je overal bordjes met ‘mensen gezocht’. Het gaat dus goed met de economie, dat resulteert in grote tekorten op de arbeidsmarkt.”

Zombiebedrijven
Volgens de econoom is het terugdraaien van een maatregel altijd moeilijk, maar in dit geval wel nodig. “Ze zeggen dat er geen maatregel zo permanent is als een tijdelijke maatregel. Denk bijvoorbeeld aan de Franse tolwegen of het kwartje van Kok: maatregelen die uiteindelijk meer permanent dan tijdelijk bleken. Om te voorkomen dat corona de economie fors zou raken, waren er in dit geval forse maatregelen nodig. Maar op een gegeven moment is het wel tijd om die maatregelen terug te draaien. Zo betoogde het Centraal Planbureau al zo’n jaar geleden om te stoppen met de steun omdat je daarmee de transitie van de economie tegenhoudt. In plaats van werknemers van financieel ongezonde bedrijven betaald thuis te laten zitten, wil je dat ze aan de slag gaan in kansrijkere sectoren. De zogenoemde zombiebedrijven gaan dan failliet terwijl hun werknemers elders productiever kunnen zijn. Zo werkt het in een gewone recessie. Maar deze recessie was abnormaal. En een transitie is door de steunmaatregelen uitgebleven.”

Het aantal bedrijfsfaillissementen is dan ook nog steeds erg laag. “Dat is mede te danken aan de coronasteun, die op alle werkgevers was gericht, financieel gezond of niet,” aldus Kalshoven. “In een normale recessie schieten de faillissementen omhoog. Maar dit was meer een soort kunstmatige coma van de economie, om zo corona te kunnen bestrijden. Een jaar geleden waren we nog bang voor een golf aan faillissementen, maar die is tot nog toe gelukkig uitgebleven. Mogelijk heeft dat ook te maken met het feit dat mensen lang hebben kunnen sparen en dat geld nu graag uitgeven, bijvoorbeeld in de horeca.”

Beleggers achten de kans groter dan voorheen dat een bedrijf een lening niet kan terugbetalen

Terug naar normaal
Ook al stijgt het aantal faillissementen nog niet, je ziet wel dat beleggers daar nu meer rekening mee houden. De rente op bedrijfsleningen stijgt harder dan de rente die kredietwaardige overheden betalen. Het verschil is de kredietopslag en die groeit dus. En die opslag kun je deels zien als een verzekeringspremie, voor het geval dat niet of te laat wordt terugbetaald. Daar eisen beleggers een vergoeding voor. De stijgende kredietopslag is een wereldwijde trend, signaleert Kalshoven. “Die  was bijzonder laag, en loopt nu weer op naar normale waarden. Dat betekent dat beleggers de kans groter dan voorheen achten dat een bedrijf een lening niet kan terugbetalen en daarom meer rente eisen op bedrijfsobligaties.” Dat is een direct gevolg van het stopzetten van de coronasteun. De hogere kredietrisico-opslag heeft daarnaast een monetaire oorzaak. “Centrale banken trekken zich terug uit de obligatiemarkt en kondigen renteverhogingen aan. Dat zijn toch tekenen dat we weer teruggaan naar normaal.”

Consumentenvertrouwen
Kan de oorlog in Oekraïne nog gevolgen hebben voor de positieve economische vooruitzichten? “Dat is erg lastig te voorspellen. Als Rusland de gaskraan dichtdraait of wij zeggen dat we geen Russisch gas meer willen, dan stijgen de energieprijzen verder én komt de beschikbaarheid van gas in gevaar. Dat kan gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de glastuinbouw en industrie. En ook voor het consumentenvertrouwen. Als gas en benzine duur blijven of zelfs nog in prijs stijgen, dan betekent dat een aanslag op de portemonnee. Wellicht komen er dan opnieuw economische steunmaatregelen, dit keer in de vorm van een oorlogspakket.” 

Mocht zo’n steunpakket weer nodig