Het splitsen van inkomstenperioden en de bijbehorende pensioenverzekeringperiode is het meest wenselijk. Bij het loontijdvak worden twee inkomstenperiodes (en/of Pensioenverzekering periodes) aangeleverd: één tot datum van de gebeurtenis en één vanaf datum gebeurtenis. Bij het splitsen wordt de periodefactor berekend over de periode waarin betreffend product (= PensioenVerzekeringPeriode) van toepassing is.
Bij OVW blijft de deeltijdfactor ongewijzigd. Als een werknemer gebruik maakt van RVU is de deeltijdfactor vanaf het ingaan van de RVU ‘0’. Bij RVU is immers altijd sprake van volledig stoppen met werken).
De eerste inkomstenperiode wordt aangeleverd met verbijzondering WNE en met reguliere bepaling van productloon, deeltijdfactor en premies. De tweede inkomstenperiode wordt aangeleverd met de bijbehorende verbijzondering en bij deze situatie en verbijzondering passende code meetelling, deeltijdfactor en productloon.
Mocht splitsen niet mogelijk zijn, wordt 1 inkomstenperiode over het gehele loontijdvak aangeleverd. Aanpak in deze situaties is dat de deeltijdfactor ongewijzigd blijft. Maar de periodefactor wordt beperkt voor de periode tot aan de start van RVU, WIA of onbetaald verlof met opt-out. Bij onbetaald verlof met opt-out wordt de periodefactor alleen bij de opbouwpremies (pensioenverzekeringsperiode bij product OP) aangepast, de periodefactor bij de risicoproducten – niet. De periode dat betrokkene nog werkte is dan verantwoord. (Zie Rekenvoorbeelden premies PWRI en PPF APG:Specifieke situaties, voorbeeld 1, 3, 4 en 7).
Let op: Het verlagen van de deeltijdfactor en het productloon ten gevolge van het starten van RVU, WIA of onbetaald verlof binnen een inkomstenperiode kan negatieve consequenties voor de deelnemer hebben. Risico gedekte uitkeringen bij o.a. arbeidsongeschiktheid en overlijden worden berekend o.b.v. de laatst bekende pensioengevend loon en deeltijdfactor.