“Transitie naar houtbouw gaat niet van vandaag op morgen”

Gepubliceerd op: 16 juni 2021

APG gaat investeren in ruim tachtigduizend hectare FSC-gecertificeerd Chileens productiebos. Hoe kom je tot zo’n belegging? Hoe ziet de markt eruit? En hoe verhoudt bomenkap zich tot duurzaamheid? Zes vragen aan Vittor Cancian, Senior Portfoliomanager Natural Resources bij APG.

 
Waarom belegt APG in bos?
“Voor een belegger met duurzaamheidsambities is bosbouw aantrekkelijk omdat verantwoord beheerde bossen aantoonbaar bijdragen aan het bereiken van de Sustainable Development Goals. Bomen nemen immers CO2 op en FSC-gecertificeerd bos draagt bij aan de biodiversiteit. 


Vanuit rendements- en risicoperspectief gezien is bosbouw voor een pensioenfonds een goede belegging omdat het rendement meegroeit met het algemene prijspeil. Daardoor biedt het een natuurlijke bescherming tegen inflatie. Pensioenfondsen streven ernaar om pensioenen zoveel mogelijk met de inflatie te laten meegroeien. Dan helpt het als het rendement van je beleggingen óók meegroeit met het algemene prijspeil.


Een ander voordeel van bosbouw is dat het spreiding aanbrengt in je totale beleggingsportefeuille. De prijzen bewegen namelijk niet sterk mee met ontwikkelingen op financiële markten, zoals bij aandelen of obligaties. Dus als de aandelenmarkten even wat minder rendement geven, hoeft dat voor bosbouwbeleggingen niet te gelden. Die twee voordelen – diversificatie en bescherming tegen inflatie – gelden overigens ook voor beleggingen in landbouw.


Het mooie van bosbouw is ook dat je, afhankelijk van de marktprijs van hout, het besluit om bomen te kappen kunt uitstellen of versnellen. Als in een bepaald jaar de prijs van hout te laag is, kun je wachten op een beter moment om te verkopen. Het voordeel is dat de bomen ondertussen gewoon doorgroeien, waardoor de economische waarde toeneemt. Of je kunt juist eerder verkopen, als de prijs wel goed is.”


Is het niet nóg duurzamer om die bomen te laten staan?

“We beleggen alleen in productiebossen. Dat impliceert dat je op een gegeven moment het besluit neemt om te kappen. Al onze beleggingen in bosbouw worden overigens gemanaged volgens het FSC of een vergelijkbaar keurmerk. Die certificering krijg je alleen als je bossen op een duurzame manier beheert. Dat houdt onder andere de verplichting in om voor iedere boom die je kapt weer een nieuwe boom aan te planten.


Een oudere boom vertegenwoordigt een hogere economische waarde dan een jonge boom. Daarnaast vlakt bij oudere bomen de CO2-opname af doordat ze niet meer zoveel groeien. Vanuit financieel oogpunt maar ook kijkend naar de verminderde CO2-opname heeft het dus zin om deze bomen te kappen en het hout te verkopen. Jonge bomen daarentegen groeien snel en hebben daar CO2 voor nodig. Selectief kappen en weer aanplanten, houdt de longen van de aarde dus juist vitaal. De FSC-certificering vereist ook dat je zorgdraagt voor biodiversiteit en aandacht hebt voor de sociale en economische impact op het gebied waarin je actief bent.”


Houtbouw is in opkomst. Levert dat niet ook een duurzaamheidsbijdrage?

“Als je houtbouw gaat inzetten als alternatief voor beton en cement, levert dat absoluut een duurzaamheidsvoordeel op. De door bomen opgenomen CO2 is dan voor een lange termijn opgeslagen. Het produceren van beton en cement daarentegen zorgt voor relatief veel CO2-uitstoot. Als je dat echt in de prijs zou meenemen, zou er een financieel gunstiger businesscase voor houtbouw ontstaan.


Je ziet wel een ontwikkeling om meer met hout te gaan bouwen. In 2019 is in Noorwegen het hoogste houten gebouw ter wereld geopend (de Mjøstårnet in Brumunddal telt 18 verdiepingen en is 85,4 meter hoog, red.). In Amsterdam Oost is Hotel Jakarta een goed voorbeeld. Vanaf 2025 moet in Amsterdam één op de vijf nieuwe huizen van hout gemaakt zijn. Maar de bouwsector is best conservatief. De transitie naar meer hout en minder beton zal niet van de ene op de andere dag plaatsvinden.”

 

Om wat voor hout gaat het precies en waar belegt APG zoal?

“Bij onze bosbouwbeleggingen gaat het meestal om twee boomsoorten: zachthout – zoals Radiata Pine in Chili, Australië en Nieuw Zeeland en Douglas Fir in de Verenigde Staten – en hardhout. Bij die laatste gaat het om bijvoorbeeld Eucalyptus maar ook om soorten als Black Cherry en Amerikaans eikenhout voor de meubelindustrie. Zachthout wordt voornamelijk in de bouw gebruikt. Eucalyptushout wordt ook in de pulp & paper industrie gebruikt.”


Gaan er meer beleggingen zoals in Chili volgen?

“Dat is wel onze verwachting. We bewegen nu naar een strategie waarin we de huidige 1,8 miljard euro in bosbouw en landbouw de komende jaren willen uitbreiden naar 3-5 miljard euro. De rest van de Natural Resources portfolio zal de komende tijd op een verantwoorde wijze worden afgebouwd.


Om dit soort beleggingen te vinden, hebben we ons team verdubbeld. Die nieuwe mensen hebben Hong Kong of New York als standplaats. Het is belangrijk dat ze dicht bij de markt zitten. Ze moeten de lokale dynamiek voelen en hun eigen lokale netwerk hebben. Dat is niet alleen belangrijk voor het selecteren van de juiste beleggingen, ook het managen van zo’n belegging gaat beter als je in de buurt zit. Door COVID-19 is dat nu wat lastiger, maar normaal gesproken gaan we ook altijd ter plekke kijken als we een belegging zoals in Chili op het oog hebben. We willen de organisatie zien, het management en alle andere aspecten die je wilt beoordelen om te zien wat voor vlees je in de kuip hebt.”


Een van APG’s mede-investeerders in het Chileense bos gaf aan bijna tien jaar op zoek te zijn geweest naar een veelbelovende belegging van deze grootte. Is er voldoende bosbouw te vinden die aan jullie eisen voldoet, om die miljarden extra te kunnen investeren?

“Ja, maar de mogelijkheden om in bosbouw te beleggen en de toegang tot de markt verschillen van land tot land. Australië en Nieuw-Zeeland bijvoorbeeld hebben een goed ontwikkelde bosbouwsector, met voldoende omvang. Die markten zijn voor een belegger goed toegankelijk en bieden genoeg mogelijkheden. In andere landen is het wat lastiger omdat de markten daar nog niet zo ontwikkeld zijn. In dat soort landen moet je vaak nog proactiever zijn en een bepaalde structuur creëren om in bosbouw te kunnen beleggen. Onze investering in Chili is daar een goed voorbeeld van. Samen met twee andere partijen hebben we een joint venture opgericht, die dit productiebos heeft overgenomen van Arauco.


Ook Chili heeft een goed ontwikkelde bosbouwsector. Maar die is voornamelijk in handen van een paar grote bedrijven die houtproducten leveren aan de bouwindustrie – bijvoorbeeld MDF of OSB (beide van resthout geperste producten, red.). Om verzekerd te zijn van voldoende hout voor hun productie, willen ze ook eigenaar zijn van de bossen. Dus die verkopen niet zomaar. Arauco is één van die bedrijven. Nu doet zich echter de situatie voor dat deze ondernemingen kapitaal nodig hebben om verder te investeren in nieuwe productiefaciliteiten. Om daar aan te komen, verkopen ze een deel van hun bossen aan grote institutionele beleggers – vaak met de verplichting om jaarlijks een bepaald deel van het hout aan hen te leveren. Uiteraard tegen de dan geldende marktprijs. Een mooie kans dus. De omvang – deze joint venture wordt de op twee na grootste houtproducent van Chili – en de kwaliteit van de FSC-bossen die Arauco op de markt bracht, zijn bijzonder. Dus de competitie voor deze transactie was groot. APG is al in 2007 begonnen met beleggen in bosbouw dus we zijn inmiddels ervaren in deze sector. Dat geldt ook voor onze partners. We konden daardoor vrij snel een sterk consortium vormen en het ijzer smeden toen het heet was.”