"We gaan nog selectiever kijken naar de bedrijven waarin we beleggen"

Gepubliceerd op: 31 maart 2022

Ondanks de aanhoudende coronacrisis was 2021 een jaar met uitstekend beleggingsrendementen. "Goed voor onze fondsen, goed voor de deelnemer", aldus Ronald Wuijster, lid RvB van APG en verantwoordelijk voor Vermogensbeheer. En hoe kijkt de topman naar 2022? "Beleggen is altijd onzeker. Het is gewoon een kwestie van je professionele rust bewaren."

 

Terugkijkend op 2021 zegt Ronald Wuijster: "Het was best een gek jaar. Althans in de context van corona. Qua beleggingen kunnen we terugzien op een heel goed jaar, met uitstekende rendementen. Zowel absoluut als relatief. Met het absoluut rendement betaal je natuurlijk vooral de pensioenen. Tachtig procent van het pensioen wordt immers gerealiseerd door het rendement dat we behalen. Maar we hebben ook extra waarde kunnen toevoegen door de goede relatieve rendementen. Bovendien hebben we een aantal echt mooie beleggingen kunnen doen, zoals de grote investering namens ABP in de versnelde uitrol van glasvezel.”

Kwamen die goede resultaten niet als een verrassing tegen de achtergrond van de voortdurende coronapandemie?

“Het jaar daarvoor was er even de vrees: heeft corona een hele zware impact op de economie en de bedrijven waarin we beleggen? In 2020 hebben we kunnen zien dat die impact heel erg meeviel, zo niet afwezig was. Er werden sectoren geraakt die onder de beleggingshorizon bleven, zoals het mkb, de wat kleinere bedrijven. En verder werden een aantal specifieke sectoren geraakt, zoals de entertainmentindustrie en het toerisme. Maar een groter aantal sectoren zoals tech, dienstverlening, luxe consumentengoederen en de bouwsector profiteerden er juist van. Omdat mensen naar een andere manier van werken overgingen, omdat bestedingspatronen veranderden. Het geld moest ergens naar toe. Mensen konden immers niet naar festivals of op vakantie."

Volgens Wuijster floreerden de beleggingsmarkten door zowel monetaire als fiscale maatregelen. "Monetair zaten we al in een omgeving met hele lage rentes en steunaankopen door centrale banken, die zijn langer gecontinueerd door COVID-19 omdat de centrale banken niet wilden dat de economie zou wegzakken. En dat zagen we terug in de beleggingen. Er zijn broodnodige steunoperaties geweest, maar sommige waren wat ongericht. De Amerikaanse overheid heeft bijvoorbeeld meer dan 3.000 dollar aan vrijwel alle burgers overgemaakt. Veel mensen hadden dat geld nodig, maar er waren ook genoeg die dachten, hé: dat ga ik beleggen. Zowel monetair als fiscaal gedreven, bleek er dus meer steun voor beleggingsmarkten. En dat is een belangrijke drijfveer voor goede beleggingsresultaten.”

Inmiddels schieten de inflatiecijfers omhoog. Welk effect heeft dat op de rendementen?

“Dat hangt ervan af. Voor een aantal beleggingscategorieen is inflatie niet zo slecht. Aandelen, grondstoffen hebben elementen in zich die bescherming bieden tegen inflatie. Maar het raakt natuurlijk wel de economie. De grote vraag is, komen we wel of niet in een recessie. Daar zijn de meningen over verdeeld, bijna fifty-fifty zou je kunnen zeggen. De logica is: de koopkracht daalt, de wereld is iets minder globaal dan daarvoor. Dat komt mede door de oorlog in Oekraïne uiteraard en door corona, ook dat stimuleert een wereldwijde economie niet. Het algemene beeld is dat het herstel na COVID-19 een beetje aan het wegebben is. Mensen gaan er nog even van genieten. Maar daarna zal het wegzakken, zo verwachten sommige economen. Dat zou kunnen, ik denk dat het een dubbeltje op zijn kant is.”

Wat betekent die onzekerheid voor de beleggingen?

“Beleggen is altijd onzeker. Ik zou bijna zeggen: het is business as usual. We hebben een goed gediversifieerde, breed gespreide portefeuille. Sommige beleggingen profiteren, andere lijden daaronder, maar per saldo probeer je redelijke rendementen te halen. Tot nu toe lukt dat aardig. Het is wel minder dan vorig jaar uiteraard. In absolute bedragen hebben we best wat verloren. Maar als je kijkt in percentages valt het erg mee. Dat gaat soms om grote bedragen, maar gezien de gebeurtenissen is het niet zo schokkend. Kortom: professionele rust bewaren, je vak blijven uitoefenen. Wat zijn de dingen die kunnen veranderen na deze ontwikkelingen en kunnen we daarop inspelen. Dus je positioneert je misschien dus ook al deels op de toekomst.”

Hoe dan? Kun je voorbeelden noemen?

“In algemene zin: je kijkt in de huidige context naar de wereldwijde regionale verhoudingen. Is Europa niet wat kwetsbaarder geworden? Wat is de rol van China in dit conflict, profiteert China ervan of juist niet.  Je kunt ook kijken naar bepaalde sectoren, naar grondstoffen bijvoorbeeld. Die zijn lange tijd een ondergeschoven kindje geweest, omdat de energieprijzen over een langere periode daalden. Maar nu zie je natuurlijk dat het rendement oplevert.”

Europa is kwetsbaarder geworden, in meer dan een opzicht. Investeren in wapens lijkt ineens salonfähig te worden.

“Op voorhand zou je kunnen zeggen dat het geen goede belegging is als je duurzaamheid hoog in het vaandel hebt staan. We hebben tegelijkertijd altijd gezegd: het defensief gebruik van wapens is relevant. Daar zie je nu wel het bewijs van. In het beleggingsbeleid van onze fondsen hebben we een bepaald soort wapens altijd uitgesloten, denk aan clusterwapens, chemische wapens. Maar reguliere wapens, daar kan in belegd worden. Ik hoor sommigen vakgenoten zeggen, het is wél duurzaam. Die geluiden hoor je nu in Scandinavië. Daar stelt men: je kunt het als een positieve social value zien. Dat vind ik onzin. Maar door de recente ontwikkelingen is de positie van bepaalde wapenfabrikanten veranderd, gezien de intentie van landen om daarin te investeren.”

Een opmerkelijk nieuwsfeit in 2021 was dat ABP bekendmaakte uit producenten van fossiele brandstoffen te stappen. Heeft dat ertoe geleid dat APG anders is gaan nadenken over het engagementbeleid?

“Dat is een terechte vraag. Ik vind het alleen gek dat het zich in de publieke opinie vaak beperkt tot Shell. Want ABP heeft niet aangekondigd dat het enkel uit Shell stapt, maar uit producenten van fossiele brandstoffen. Dat zijn dus veel meer bedrijven.”
Maar die koppeling met het engagementbeleid, die klopt, zegt Wuijster. “De vraag was: moet je niet de consequenties trekken uit het feit dat al die gesprekken minder uithalen dan je eigenlijk wil? Het heeft ertoe geleid om nog eens te kijken naar het consequentiemanagement van ons beleid. ABP vond dat er in de afgelopen jaren te weinig bereikt is in onze gesprekken met bedrijven over fossiele brandstoffen. Zij zeiden: wij denken niet dat er voldoende tijd is om op deze manier de klimaatdoelen te bereiken. Dus we gaan eruit en zetten de gesprekken niet voort.
Wij hebben daar steun aan gegeven. We waren het erover eens: de tijd is te kort. Engagement op de vraagzijde is effectiever dan engagement op de aanbodzijde. De gebruiker kan sneller en gemakkelijker veranderen dan de producent.”

En betekent dit nu ook dat er over de hele breedte van de portefeuille strenger gekeken wordt?

“Ja, we moeten strenger en strikter zijn. Nog strenger en strikter. We kijken opnieuw naar het inclusiebeleid: welke bedrijven neem je op? En ook naar de criteria. Er zijn koplopers, beloften en achterblijvers. In achterblijvers wil je niet in beleggen, tenzij ze bereid zijn te veranderen. Dat zijn dan de beloften: daar zou je in kunnen beleggen als je kans hebt op engagementsucces. Dat hebben we lang gedaan, maar daar moeten we toch selectiever in zijn. Het mag geen excuus zijn om ergens in te blijven beleggen terwijl je eigenlijk op voorhand weet dat het toch niet gaat veranderen. En we kijken ook opnieuw naar de koplopers: moeten de criteria niet strenger? Overigens: we scoren nog steeds heel goed op ons duurzaamheidsbeleid, zeker de professionele wereld ziet ons als een leider.”

Ik maak me meer zorgen over ongenuanceerdheid dan over ongeduld

In hoeverre laat je nu in zo’n proces leiden door het maatschappelijk ongeduld?

“Ik maak me meer zorgen over ongenuanceerdheid dan over ongeduld. Je kunt zeker rond biodiversiteit en klimaat niet zeggen dat we tijd genoeg hebben en dat de maatschappij moet afwachten. De tijd is er gewoon niet. Waar ik  soms wel moeite mee heb is ongenuanceerdheid. Het objectiveren van wat je vindt via metrics, taxonomieën, redelijke analyse, vind ik heel belangrijk. Daar is in het maatschappelijk debat niet altijd  ruimte voor. Als een partij er één element uitpakt en roept ‘slecht, slecht, slecht’, dan ontbreekt soms de ruimte om te objectiveren. Geef aan waarom iets slecht is, waarom een alternatief beter is. Het professioneel kunnen blijven uitvoeren van het beleggingsvak, daar geef ik veel om. En het baart me soms zorgen dat daar niet altijd gehoor voor is."

Ieder jaar is er kritiek op de kosten van de beleggingen. Begrijp je dat?

“Ik kan me voorstellen dat mensen naar de kosten kijken. Als je hele grote bedragen belegt, dan zijn de kosten ook hoog. Maar je moet je niet blindstaren op een absoluut getal. En je moet het afzetten tegen de - gelukkig nog veel grotere – bedragen die we aan nettorendement hebben behaald. Gemiddeld tussen de 7 en 8 procent per jaar in de afgelopen twintig jaar. Daar zijn de kosten dan al vanaf. Dat zijn ook in euro’s uitgedrukt enorme bedragen, waartegen de kosten in het niet vallen. Ik snap wel dat mensen zich zorgen maken. Maar zijn de kosten bovenmatig? Nee, want we doen het beter dan de markt.  We maken relatief goedkoop beleggingsrendement. Dus, ja het zijn grote bedragen, ja we gaan er zorgvuldig mee om en ja we zijn een relatief lage kostenproducent.”

APG haalt jaar na jaar goede rendementen. De deelnemer ziet desalniettemin al jaren dat hij niet geïndexeerd wordt. Het blijft toch lastig om uit te leggen.

“Die roep: de beleggingsresultaten zijn zo hoog en ik zie daar niks van terug, kan ik heel goed begrijpen. En eigenlijk is het ook best moeilijk uit te leggen. Het is één van de redenen waarom er zoveel druk is gekomen om tot dat nieuwe stelsel te komen. Daarin is die koppeling veel directer. Dat is een voordeel. De keerzijde van het nieuwe stelsel is natuurlijk dat de gevolgen direct zichtbaar zijn als de resultaten tegenvallen. In het oude stelsel werd je weliswaar niet geïndexeerd, maar bleven je rechten op peil.
En wat ook speelt: in een pensioenstelsel zijn er verschillende leeftijdsgroepen die nét iets andere belangen hebben. Indexatie die relevant is voor een bepaalde groep - de gepensioneerden - moet je afwegen tegen het feit dat dat geld ook ingezet had kunnen worden om rendement op te leveren voor de mensen die nog pensioen opbouwen. Een pensioenfondsbestuur staat altijd voor die evenwichtige belangenafweging. Indexatie is daarin één component, dus een eenzijdige fixatie daarop vind ik niet gewenst. Maar ik begrijp wel dat als er jarenlang goede beleggingsresultaten te zien zijn - en daar ook nog over gepocht wordt, al dan niet terecht - dat mensen teleurgesteld zijn, omdat ze er niets van terugzien.”

Onlangs schreef je een column over beleggen in infrastructuur. Je zou willen dat er in Nederland voor een grote pensioenbelegger meer mogelijkheden komen op dit vlak. Kun je dat wat meer toelichten?

“Het was een oproep aan de overheid om nog eens opnieuw te kijken naar de bezwaren rond publiek-private samenwerking op het gebied van infrastructuur. Zijn die bezwaren wel terecht, vraag ik me af. Ik denk dat over het algemeen de sturing van investeringen beter wordt in een publiek-private samenwerking. Want je gaat van het denken in budgetten naar rendement voor de langere termijn. Is al dat geld dat de overheid gratis leent voor investeringen wel verantwoord, was het punt dat het Centraal Planbureau maakte. Volgens economen van de Rabobank hangt het ervan af of het goed rendeert. Zo zie ik dat ook. Als je het als een investering voor toekomstige generaties ziet, is er niet zo veel mis. Het bezwaar dat je cruciale infrastructurele projecten niet uit handen wil geven als overheid, is goed te borgen. Daar zijn constructies voor. Dat zie in landen als Canada en Australië veelvuldig. Je kunt op verschillende manieren zorgen dat er een beslissende stem is rond de maatschappelijk relevantie van de infrastructuur, terwijl je de economische profijten wel volledig deelt. Ik vind dat het meer zou moeten plaatsvinden. In Nederland gebeurt dat te weinig.”

Tot slot. Je hebt weer voor vier jaar bijgetekend. Wat is de belangrijkste reden?

“Naast het feit dat ik in één, of feitelijk in twee hele leuke teams werk, vind ik het een grote uitdaging om onze klanten naar het nieuwe stelsel over te brengen. Dat moet de komende vier jaar gebeuren en ik zie dat als een grote verantwoordelijkheid. Daarnaast: het kunnen beleggen op wereldschaal zoals wij dat doen in alle asset klassen, vind ik geweldig. Bovendien is het maatschappelijk zeer relevant. Het gaat om mensen die voor hun pensioen afhankelijk zijn van onze rendementen. En daar doe ik het voor.”

 

Benieuwd naar het APG Jaarverslag 2021? Lees het hier als pdf of ga naar de speciale website.

Lees ook het interview met Annette Mosman