Nederlanders potten massaal hun geld op. Nieuwe cijfers tonen aan dat er inmiddels een banktegoed is opgebouwd van meer dan 600 miljard euro. Maar liefst 500 miljard daarvan staat op de spaarrekening. Zou juist dat geld, dat in tijden van inflatie en lage rentes waarde verliest, niet beter kunnen worden besteed aan bijvoorbeeld beleggingen? Wij vroegen het aan hoofdeconoom Thijs Knaap van APG voor de rubriek ‘Cijfer van de Week’.
Nederlanders zijn spaardriftig. Was het vermogen in 2021 nog 400 miljard euro, nu is dat al 500 miljard euro. Een record dat vooral is toe te schrijven aan ‘meer sparen’, weet Knaap. “De rentes zijn laag, in de afgelopen vier jaar lag die rond de 1 procent. De huidige aanwas is daaraan dus niet te koppelen. Dat zit echt in het feit dat Nederlanders meer hebben ingelegd.”
Het komt volgens de hoofdeconoom van APG neer op gemiddeld 60.000 euro spaargeld per gezin. “Maar we weten ook dat 61 procent van het totale vermogen bij slechts 10 procent van de huishoudens zit. Dat betekent dat weinig huishoudens veel vermogen hebben en vice versa; het overgrote deel heeft geen 60.000 euro achter de hand.”
Die eerste groep is dus heel rijk en die laatste groep arm?
“Het vermogen van de gemiddelde Nederlander zit niet alleen in spaargeld. Er is in 2022 een rapport gepresenteerd dat het gemiddelde vermogen van Nederlanders in kaart bracht. Het blijkt dat de grootste post het pensioen is. Dat is 42 procent van het totale vermogen. En 31 procent is de eigen woning (voor mensen die een eigen huis hebben waar geen volledige hypotheek op rust). Dan heb je nog het aanmerkelijk vermogen, dat is vooral van toepassing op ondernemers. Dat is 10 procent. Spaargeld en beleggingen beslaan ‘slechts’ 9 procent van het totale vermogen.
Conclusie: die 500 miljard is maar een klein deel van het totale vermogen van Nederlanders. Het hoeft dus niet te betekenen dat je arm bent als je weinig spaargeld hebt.”
Waarom storten mensen dat geld op de spaarrekening en stoppen ze het niet in goed renderende beleggingen?
“Sparen is risicoloos, in ieder geval tot 100.000 euro. Als je aandelen koopt, kun je ook geld verliezen. De theorie vertelt dat als je jong bent en aan het begin van je carrière staat, je nog veel geld kunt verdienen en dus meer risico kunt nemen. Andersom zegt die theorie ook dat als je ouder bent en aan het einde van je carrière zit, je moet oppassen met het nemen van veel risico. Daarbij wordt ook verteld dat mensen met veel geld logischerwijs meer risico kunnen nemen dan mensen met weinig geld. Maar wat zegt de praktijk? Als APG hebben wij in aanloop naar het vernieuwde stelsel enorm veel onderzoek gedaan naar wat mensen met hun geld willen. Via dit zogenoemde risicopreferentieonderzoek onder deelnemers is in kaart gebracht hoe zij de risico's van beleggen in hun pensioen zien. Het bleek dat jongeren meer risico willen nemen dan ouderen. Ook bleek dat mensen met veel geld bereid zijn meer risico te nemen dan mensen met minder geld. De theorie lijnt dus met de praktijk.