Wie zijn de mensen die jou telefonisch te woord staan als je een pensioenvraag hebt? En wie zorgen ervoor dat je jouw pensioenoverzicht ieder jaar krijgt? Wat komt erbij kijken om ervoor te zorgen dat er straks voldoende geld is voor jouw pensioenuitkering? We nemen je even mee achter de schermen.
Caroline Bruls (30) is actuaris, ofwel de toekomstvoorspeller van het pensioenfonds.
Wat doet een actuaris in hemelsnaam?
“Als verzekeringswiskundigen houden mijn collega’s en ik ons onder meer bezig met de uitkeringen die een pensioenfonds moet doen. Zo berekenen we de premie die nodig is voor volgend jaar. We bekijken bijvoorbeeld hoeveel mensen pensioen gaan opbouwen. En we gaan na hoeveel er met pensioen gaan, hoeveel pensioen ze krijgen en of ze partners als potentiële nabestaanden hebben. De uitkomsten hiervan zetten we af tegen hoeveel geld het fonds beschikbaar heeft. Zo komen we uit op de dekkingsgraad. Zolang die tenminste honderd procent is, kan een pensioenfonds tot in de verre toekomst de pensioenen blijven betalen.”
Heb je er altijd van gedroomd om actuaris te worden?
“Nee, ik ben er een beetje ingerold. Ik wist eerst niet eens precies wat het was. Pas tijdens een tweejarig starterstraject bij APG liep ik er tegenaan. Het beviel me meteen goed. Inmiddels doe ik dit werk al vijf jaar. Hiervoor studeerde ik. Eerst economie, vervolgens econometrie. Daarna heb ik een post-doctorale opleiding actuariaat gedaan.”
Waar ben je vooral druk mee?
“We ontwikkelen rekenmodellen voor toekomstige uitkeringen. Dat doen we aan de hand van veronderstellingen voor de risico’s die het pensioenfonds loopt. Hoe lang leven mensen doorgaans, is er een partner en zijn er jonge kinderen? Verder gebruiken we statistieken om de kans op overlijden en arbeidsongeschiktheid in te schatten. En we checken achteraf ook of onze aannames correct waren.”
Is dat niet saai?
“Nee, dat is het allesbehalve. Wij proberen de toekomst te voorspellen in een steeds veranderende wereld, en wie wil dat nu niet? Mensen denken misschien dat we nog steeds zitten te zwoegen met papier en rekenmachine. Maar door de technologische vooruitgang en de beschikbaarheid van alsmaar méér data, kunnen we steeds snellere en geavanceerdere rekenmodellen maken. Hierdoor kunnen we veel uitgebreidere risicoanalyses doen en onze opdrachtgevers meer inzicht geven. Maar als actuaris moet je natuurlijk wel van cijfers houden.”
En jij bent dol op cijfers?
“Ik vind rekenen, het bedenken van oplossingen en het overbrengen van informatie heel leuk. En dat we pensioenfondsen direct informatie leveren waarmee zij hun beleid kunnen bepalen.”
Wat merkt de deelnemer van het actuarissenwerk?
“Wij rekenen uit hoe hoog de pensioenpremie moet zijn. En we calculeren de dekkingsgraad. Die geeft aan of er ruimte is voor indexatie, of dat pensioenen juist moeten worden verlaagd, en met hoeveel. Voor verlaging en de maximale compensatie voor inflatie zijn er overigens wettelijke regels.”
Hoe ver kijk je in de toekomst?
“De pensioenfondsen moeten een levenslange uitkering garanderen. Ook als mensen meer dan honderd jaar oud worden. Daarom proberen we tot wel honderd jaar in de toekomst te kijken.”
Hoe weten jullie hoe oud deelnemers worden?
“We gebruiken de voorspelling van de gemiddelde levensverwachting van de Nederlandse beroepsvereniging van actuarissen en gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Op dit moment leeft de Nederlander die nu met pensioen gaat nog zo’n twintig jaar. Maar wij passen die informatie specifiek aan per pensioenfonds op basis van gegevens in onze eigen administratie. Want de ambtenaren van het ABP blijken zo’n drie jaar langer te leven dan het landelijk gemiddelde als ze met pensioen gaan. Bouwvakkers bij pensioenfonds BpfBouw zitten ongeveer op het gemiddelde.”
Rekenen jullie ook de individuele pensioenuitkeringen uit?
“Nee, maar wij calculeren wel de basis voor de afzonderlijke uitkeringen. Het computersysteem berekent de individuele pensioenen.”
Wat is de grootste uitdaging in je werk?
“Om de verre toekomst te voorspellen, met behulp van veel wiskunde en statistiek. En om de uitkomsten vervolgens uit te leggen aan het bestuur van een pensioenfonds. Dat geldt ook voor de effecten op de dekkingsgraad en de pensioenpremie als een bestuur zijn beleid wil aanpassen. Of als werkgevers en werknemers een pensioenregeling willen veranderen.
Het leukste vind ik het als het lukt om die informatie goed over te brengen. Als zij hun beslissingen kunnen nemen met behulp van onze gegevens. Het maakt me ook blij als ik het gezicht van collega’s zie oplichten, en ze zeggen: ‘Nu snap ik het.’”