Wat is de overeenkomst tussen de transitie naar het vernieuwde pensioenstelsel en een militaire missie? Het zijn allebei complexe operaties en er staat veel op het spel. Peter van Uhm, oud-Commandant der Strijdkrachten, trekt de parallellen. “Ga zelf voor de troepen staan en wees eerlijk als er dingen misgaan.”
Een paar dagen voordat Peter van Uhm met functioneel leeftijdsontslag ging als Commandant der Strijdkrachten, kreeg hij een lege bloempot van Hans Hillen, toenmalig minister van Defensie. Enigszins verbaasd aanvaardde hij het geschenk. Een dag later kreeg hij een zakje potgrond. Weer een dag later kwam de apotheose: een zakje bloemenzaad. Daarmee kon hij de spreekwoordelijke geraniums zaaien waar hij als pensionado spreekwoordelijk achter zou gaan zitten. Kort erna streek Van Uhm met zijn vrouw neer op een Maastrichts terras. De tafeltjes werden gescheiden door bakken met… geraniums. Een foto van de lachende Van Uhm met geheven glas bier achter de rode bloeiers was snel gemaakt en gemaild. “Die foto is het héle ministerie doorgegaan”, geniet hij nog na. Achter de geraniums is Van Uhm (68) overigens bepaald niet gaan zitten. Hoe kijkt de generaal buiten dienst aan tegen de transitie naar het vernieuwde pensioenstelsel, een operatie die zich qua omvang en complexiteit wel een beetje laat vergelijken met een militaire missie?
Eerst even een andere vraag: hoe is uw eigen pensioen geregeld?
“Op mijn zestiende wist ik al dat ik beroepsmilitair wilde worden. Ik ging naar de Koninklijke Militaire Academie en trad in dienst bij Defensie. Destijds besefte ik geen seconde dat ik daarmee ook een keuze maakte voor mijn pensioen: dat werd veertig jaar lang vanzelf voor me opgebouwd via ABP. Pas op latere leeftijd ben ik me gaan realiseren hoe goed geregeld dat is. Ik heb me nooit zorgen over mijn pensioen hoeven maken, daar prijs ik me gelukkig mee. Ik praat dus vanuit een comfortabele positie.”
Militairen gaan vaak eerder met pensioen dan de gemiddelde Nederlander. Waarom is dat?
“Alle officieren (vanaf de rang tweede-luitenant, red.) gingen tot ruim een decennium geleden op hun 55e met pensioen, of liever gezegd: functioneel leeftijdsontslag. Het beroep van militair is zwaar, er wordt fysiek en mentaal veel van mensen gevraagd. Iemand van in de zestig kun je geen patrouille meer laten lopen met een zware bepakking van dertig tot vijftig kilo, in soms tropische omstandigheden. En je kunt ook niet elke militair in een staffunctie zetten, want dan krijgt de defensieorganisatie een waterhoofd. Maar inmiddels is het beleid dat militairen vijf jaar voor de AOW-leeftijd met functioneel leeftijdsontslag gaan. Als de AOW-leeftijd wordt verhoogd, dan stijgt dat moment mee. Dus ook Defensie gaat mee in de maatschappelijke trend van langer doorwerken.”
Hoe kunnen fondsen en uitvoeringorganisaties omgaan met onzekerheid en zorgen bij deelnemers tijdens de overgang naar het vernieuwde pensioenstelsel?
“Ik moet terugdenken aan de grote bezuinigingen die ik destijds moest doorvoeren bij Defensie: er moesten twaalfduizend van de zeventigduizend banen weg. Ik ben toen zelf voor de troepen gaan staan: een zaal boze militairen die allemaal bang waren voor hun baan. Je moet een eerlijk verhaal vertellen, óók als de situatie nog onzeker is. Zeggen dat je ermee bezig bent en dat je duidelijkheid schept zodra het kan. Dat geldt ook voor de pensioensector. De minister geeft waarschijnlijk extra tijd voor de transitie. Dat is fijn, maar het betekent ook dat mensen langer in onzekerheid zitten. Blijf in elk geval communiceren. Uit de Toeslagenaffaire hebben we kunnen leren hoe belangrijk het is om voeling te houden met mensen die wachten op een oplossing. Wees ook eerlijk over de gevolgen van de transitie. Negatieve duidelijkheid is óók duidelijkheid, die moet je durven bieden. Vertel deelnemers dat het huidige stelsel niet langer houdbaar is, dat de hoogte van hun pensioen kan variëren, maar dat er ook een buffer is om grote tegenvallers te helpen opvangen.”
Pensioenorganisaties hebben miljoenen deelnemers, ze kunnen dus niet zélf voor de troepen gaan staan.
“Nee, maar ze kunnen wel zichtbaar zijn in sociale en traditionele media, de complexe pensioenmaterie in gewone mensentaal proberen uit te leggen en zoveel mogelijk het land ingaan. Bovendien hoeven pensioenfondsen en uitvoeringsorganisaties die uitleg niet alléén te geven, daar zie ik ook een belangrijke rol voor werkgeversorganisaties, vakbonden en de politiek. De pensioendiscussie heeft tot grote verdeeldheid geleid, maar nu er democratisch is besloten tot een stelselhervorming moeten de partijen de gelederen sluiten. Alleen samen kun je de missie tot een goed einde brengen. Niet blijven hangen in het eigen gelijk, maar gaan praten over wij. Er is al polarisatie genoeg in de samenleving.”
De komende jaren moeten alle pensioenregelingen worden overgezet naar het vernieuwde stelsel. Wat vraagt dat van uitvoeringsorganisaties?
“Ik heb diep respect voor de mensen van APG die deze gigantische klus moeten klaren: die ene grote pot met 1500 miljard euro eerlijk verdelen over miljoenen individuele pensioenvermogens. Dat is enorm complex, maar als je het terugbrengt naar de essentie is het doel eigenlijk heel simpel: zorgen dat mensen nu en in de toekomst hun pensioen op een nette manier krijgen uitgekeerd. Dat moet je niet alleen technisch goed doen, maar ook met oog voor de menselijke maat en invoelend. Individuele pensioenvermogens vragen om een individuele benadering. Wat is de privésituatie? Is iemand getrouwd of gescheiden, welke banen heeft hij of zij gehad, is er een pensioengat, hoe ga je om met nabestaanden? Je moet leren luisteren en naar de mens áchter de deelnemer kijken. Als mensen vinden dat er goed voor hen wordt gezorgd en zich gehoord voelen, dan heeft dat ook een dieper effect: het draagt bij aan het herstel van vertrouwen van de Nederlandse burgers in de overheid en instanties.”
Maar er kunnen ook dingen misgaan die dat vertrouwen juist verder schaden.
“Kinderziektes zijn onvermijdelijk. De overgang zal niet meteen perfect gaan. Natuurlijk is het verschrikkelijk als er dingen misgaan en mensen gedupeerd worden, maar ook dáár moet je eerlijk over zijn. Probeer het niet te verbergen, geef het gewoon toe. Toen ik nog Commandant der Strijdkrachten was, kreeg ik tijdens een werkbezoek aan Afghanistan te horen dat een van onze F16’s een huis had gebombardeerd waarbij niet alleen Taliban, maar ook onschuldige burgers waren gedood. Ik ben live op radio 1 gegaan en heb eerlijk uitgelegd dat de piloten alle controles goed hadden gedaan, maar dat er toch iets rampzaligs was gebeurd. Dat wij als Defensie verantwoordelijk zijn, maar dat de schuld bij de Taliban lag, die zich in huizen verschanste en de bewoners niet had laten gaan. Het nieuws kwam niet eens bij het journaal of op de voorpagina’s van de kranten, want iedereen begreep onze uitleg. Ook bij de overgang naar de nieuwe pensioenregels zullen mensen begrijpen dat er soms dingen fout gaan, als je er maar open over bent, goed luistert naar gedupeerden en genoeg capaciteit regelt om het snel op te lossen. Dát hebben we hopelijk inmiddels wel geleerd van de Toeslagenaffaire en het aardbevingsdossier in Groningen.”
Waar zou u starten in de aanpak van de transitie?
“Om te beginnen zou ik gaan praten met de baas van het UWV: hoe is die uitvoeringsorganisatie erin geslaagd om de manier van werken te veranderen? Na veel kritiek vanuit de samenleving wordt er inmiddels meer naar de geest van de wet gehandeld in plaats van naar de letter en geïnvesteerd in het contact met de burger. Medewerkers hebben ruimte gekregen voor een eigen, mensgerichter invulling van de regels. Bij Defensie noemen we dat opdrachtgerichte commandovoering. De militaire leiding vertelt mensen alleen wat ze moeten doen, niet hoe ze dat moeten doen. Dat mogen mensen zelf aangeven, zij zijn tenslotte de professionals. Bovendien kom je in het veld altijd onvoorspelbare situaties tegen. Dan moet je als medewerker de vrijheid hebben om snel te kunnen beslissen, binnen de afgesproken randvoorwaarden.”
Hoe houd je het moreel van de troepen hoog bij zo’n langdurige missie?
“Je moet voortdurend feeling houden met de mensen in het veld: waar lopen ze tegenaan, welke ondersteuning hebben ze nodig en wanneer is de grens bereikt? Defensie lijkt van buitenaf een hiërarchische organisatie, maar mensen moeten zich veilig genoeg voelen om drie keer nee te durven zeggen tegen hun meerdere. Vervolgens moet je als leider op een niveau hoger aangeven dat het veranderscenario niet realistisch is, of dat je meer tijd, mensen en middelen nodig hebt. Dat geldt voor militaire missies, dat geldt ook voor de pensioentransitie. Ik hoop dat uitvoerders als APG een streep in het zand durven zetten bij onhaalbare eisen van de politiek en in de sector, want het moet allemaal wél behapbaar blijven.”
Tot slot: u bent ook ambassadeur van Hulphond Nederland. Waarom zet u zich hiervoor in?
“Hulphonden kunnen veel betekenen voor mensen in de maatschappij die het minder hebben getroffen. Zelf hebben mijn vrouw en ik als gastgezin inmiddels acht pups opgeleid tot hulphond, prachtig om te doen. Momenteel hebben we even een time-out, omdat we nu regelmatig een ‘mensenpuppy’ in huis hebben rondlopen: onze kleindochter Nina van twintig maanden. Maar zodra ze wat groter is, komt onze eerste pup Parbo – nu nog de steun en toeverlaat van een veteraan met PTSS – bij ons van zijn oude dag genieten. Het vraagt veel van hulphonden om de hele dag op hun baasje te passen, fysiek en mentaal. We vinden ook het welzijn van de hond belangrijk en dus gaan ze in hun tiende levensjaar met pensioen. Hulphonden geven mensen hun leven terug, zo hoor ik vaak. Dat pensioen is dus dík verdiend.”