Anders inrichten
Marike Knoef, hoogleraar aan Tilburg University, zegt dat we door de vergrijzing afhankelijker zijn geworden van de financiële markten als het om pensioenen gaat. “Relatief gezien is er een grote groep ouderen en een kleine groep jongeren. Een aanpassing - dus verhoging - in de pensioenpremie die deelnemers en werkgevers betalen, kan de gevolgen van een negatieve schok op de financiële markten niet meer oplossen. Dan kun je maar beter het stelsel zo inrichten dat we beter met onzekerheden kunnen omgaan.”
Ze vertelt dat onder de nieuwe regels voor pensioen de pensioenopbouw op jonge leeftijd zwaarder gaat meetellen. “Vandaar dat pensioen ertoe doet. Ook als je jong bent.”
Zodra de nieuwe regels ingaan is er geen subsidie meer van jonge naar oudere werknemers. De inleg van jongeren kan relatief lang in waarde groeien en daar hebben zij voordeel bij. De inleg van oudere werknemers kan minder lang groeien. Zodra de nieuwe regels voor pensioen gaan gelden, kunnen pensioenfondsen verschillende leeftijdsgroepen een ander risico geven. “Zo is het mogelijk om de jongere generatie meer risico te geven met een hoger verwacht pensioen.”
Deelnemers die bijna met pensioen gaan, kunnen minder risico krijgen, zodat de opbouw van het pensioen stabieler is. “Dat betekent dat de pieken minder hoog zullen zijn en de dalen minder laag.”
Meer transparantie
Theo Nijman, tot voor kort hoogleraar aan de Tilburg University en gespecialiseerd in econometrie en pensioenbeheer, zegt het in iets andere woorden. “Volgens de huidige regels wordt voor iedereen hetzelfde premiepercentage ingelegd en geldt voor iedereen dezelfde opbouw. Dat lijkt eerlijk, maar dat is het niet.”
Hij ondersteunt het met een voorbeeld. “Als je als werknemer op je 30e pensioen opbouwt, dan betaal je economisch gezien te veel. De premie die je samen met je werkgever betaalt voor je pensioenopbouw, kan als je jong bent nog heel lang rendement opleveren. En voor de generatie die bijna met pensioen gaat maar heel kort. Dat was nooit een probleem. De voorwaarde is wel dat je werknemer blijft. Dan krijg je het op je 60e wel weer terug. Dan gaat het om het gemiddelde over je hele loopbaan. Maar we hebben nu een economie waarbij mensen een tijdje in Nederland werken en een tijdje in het buitenland. Of een tijdje parttime werken of als zelfstandige aan de slag gaan. En dan zijn er groepen aan te wijzen die duidelijk te veel of te weinig premie betalen.”
Nabestaandenpensioen
In zijn onderzoeken heeft Nijman ook gekeken naar het nabestaandenpensioen. Daar is volgens de hoogleraar vaak te weinig aandacht voor in de discussie over het vernieuwde stelsel. En al blijft ook hier veel hetzelfde, toch moet de deelnemer wel oog hebben voor wat er straks anders is.
“Bij overlijden voor de pensioendatum kijken pensioenfondsen nu naar wat de werknemer heeft opgebouwd en nog had kunnen opbouwen als hij tot zijn pensioen was blijven werken. Maar als hij of zij bijvoorbeeld zzp’er is geworden, ontvangen nabestaanden alleen een stukje pensioen over de jaren dat er pensioen is opgebouwd. Maar er is standaard nog wel nabestaandenpensioen.
Dat wordt straks anders. Dan moeten mensen op het moment dat ze uit dienst of met pensioen gaan beslissen wat ze willen regelen voor hun nabestaanden. Doen ze dat niet? Dan is er standaard in veel regelingen na een aantal maanden ook niets meer geregeld.”
Hij komt met een voorbeeld om duidelijk te maken wanneer dit kan spelen. Neem een pensioendeelnemer die straks besluit om op zijn 60e te stoppen met werken, met het idee het wel uit te zingen tot de officiële pensioendatum. “Als je geen werknemer meer bent en voor je pensioendatum overlijdt, dan ontvangen nabestaanden straks standaard geen nabestaandenpensioen. Dat is een grote verandering. Mensen moeten zich dat realiseren.”