Nederland kent in vergelijking tot andere lidstaten een behoorlijk minimumloon en een goed pensioenstelsel. De Europese Commissie probeert bij het opstellen van nieuwe regels voorwaardenscheppend te zijn en veel vrijheid aan de lidstaten te laten. Doel daarbij is om sociale bescherming van werknemers en pensioendeelnemers meer gelijk te maken in heel Europa. Het verdient aanbeveling dat Nederland meewerkt aan de nieuwe Europese spelregels die de commissie opstelt en er pragmatisch op inspeelt, vinden Johan Barnard en Wilfried Mulder.
Na jaren van strenge bezuinigingsprogramma’s voor lidstaten met financiële en economische problemen, ontstond de afgelopen jaren steeds meer draagvlak om te laten zien dat Europa veel goeds kan brengen op sociaal gebied. In 2017 bereikten regeringsleiders, de Europese Commissie en het Europees Parlement overeenstemming over de zogeheten Europese Pijler van Sociale Rechten. Hierin staan de ambities van de EU op het gebied van gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, billijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming en inclusie. Ze zijn verdeeld in 20 beginselen. Beginsel 6 gaat over loon en beginsel 15 over inkomen voor ouderen en pensioenen. De Luxemburgse Commissaris Nicolas Schmit kreeg opdracht deze sociale pijler te concretiseren. Allereerst met een voorstel over minimumloon en daarna met een actieplan voor de overige beginselen.
EU en minimumloon
De Commissie kwam recent met het richtlijnvoorstel voor toereikende minimumlonen in de Unie. Dit voorstel bevat bepalingen om collectief overleg tussen sociale partners (werkgevers en werknemers) te bevorderen. Ook staan er criteria in het voorstel die lidstaten in het kader van een minimumloon moeten overwegen. Omdat in zes lidstaten minimumlonen in collectief overleg tussen sociale partners worden vastgesteld, verplicht het voorstel niet tot een wettelijk minimumloon. Maar het verplicht evenmin tot een specifiek niveau van minimumlonen. Onder meer omdat de EU daartoe op basis van het verdrag niet bevoegd is, maar ook omdat met verschillende factoren rekening gehouden moet kunnen worden, zoals verschillen in arbeidsproductiviteit.
De Nederlandse regering is positief over het voorstel. Onder meer omdat toereikende minimumlonen (ook) in andere lidstaten bijdragen aan opwaartse sociaaleconomische convergentie binnen de EU (sociale bescherming van werknemers en pensioendeelnemers meer gelijk te maken in heel Europa, op voorwaarde dat je dan mikt op het hoge niveau van de lidstaten met de meeste bescherming) en aan eerlijkere concurrentie binnen en tussen EU-lidstaten. Ook stelt Den Haag dat het voorstel binnen de bevoegdheden van de EU blijft. Voor Nederland, dat naar EU-maatstaven al een relatief hoog minimumloon heeft, hoeft er niet veel te veranderen. Het gaat er vooral om welke criteria expliciet een rol bij de afweging moeten spelen.