“We zijn kritisch, maar voelen ons ook verantwoordelijk”

Gepubliceerd op: 23 juli 2025

De Nederlandsche Bank (DNB) draait op volle snelheid. Momenteel heeft de toezichthouder de invaarplannen van ongeveer dertig fondsen in behandeling. De focus van DNB ligt daarbij vooral op de evenwichtigheid en de onderbouwing van de plannen. “Dit doe je maar één keer: het moet dus meteen goed zijn”, aldus Jochem Dijckmeester, divisiedirecteur Toezicht Pensioenfondsen bij DNB.

De pensioensector kent veel stakeholders. Van sociale partners, uitvoerders en de politiek tot toezichthouders. Wat is hun specifieke rol, hoe kijken zij aan tegen de sector, hoe zien zij én spelen zij in op het vernieuwde stelsel? In de rubriek Krachtenveld doen de partijen hun verhaal.

Op dit moment staat de divisie Toezicht Pensioenfondsen van DNB met 150 mensen helemaal in het teken van de Wet toekomst pensioenen (Wtp). “Niet alleen binnen onze divisie, maar ook bankbreed vraagt de Wtp om flexibiliteit. Zo zijn 35 collega’s van andere afdelingen nu tijdelijk bij ons gedetacheerd, onder meer van juridische zaken en handhaving. Het geeft aan dat iedereen bij DNB het belang van de transitie ziet.” Die opschaling is nodig, omdat DNB volgens Dijckmeester geen bottleneck wil zijn. “Fondsen mogen geen vertraging oplopen omdat wij niet voldoende capaciteit hebben.”

Veel fondsen hebben desondanks de afgelopen periode wel hun plannen uitgesteld. Welke rol hebben de eisen van DNB daarin gespeeld?
“Uitstel heeft tal van redenen. Het kan met onze toezichtaanpak te maken hebben - dat wij vragen stellen waarvoor meer tijd nodig is om deze goed te kunnen beantwoorden. De capaciteit in de sector is schaars, dus dat snap ik heel goed. Maar het heeft in bepaalde gevallen ook te maken met de interne governance van het pensioenfonds die nog moet worden doorlopen. Of het zit ‘m in de samenwerking met de uitvoeringsorganisaties. En af en toe is het een optelsom van deze redenen. Overigens zie je veel verschillende smaken in hoe de transitie is ingericht.”

Wat heeft DNB gedaan met de lessen die zijn geleerd bij het invaren van de koploperfondsen?
“Wij hebben ons beoordelingsproces op bepaalde punten aangepast. Zo maken we bijvoorbeeld inmiddels een expliciet onderscheid in wat materieel is voor invaren, wat daarvóór moet worden besproken en opgelost, en wat nog na invaren kan worden besproken en opgelost. Als je kijkt naar onze toezichttaak, dan is er in reguliere tijden een heel palet aan toezichtinstrumenten dat kan worden ingezet om met een bepaalde instelling te werken aan verbetering. Bij de Wtp is dat er eigenlijk maar eentje; wel of geen verbod opleggen. Dat is een zwaar middel, waarbij je je heel goed moet afvragen of en wanneer je dat inzet.”

 

De sector is hier en daar kritisch op DNB. Zo is tussentijds het invaarsjabloon aangepast. Dit betekent dat sommige fondsen die de invaarmelding al klaar hadden staan in het oude sjabloon, deze moeten overzetten naar het nieuwe sjabloon. Hoe kan DNB de sector met dat soort zaken beter helpen?
“Als je met elkaar de transitie opnieuw zou doen, dan zouden de fondsen zaken anders aanpakken. Maar wij zouden dat natuurlijk ook doen. Soms moet je onderdelen bijschaven, zo ook bij het invaarsjabloon. Het was nodig om andere zaken uit te vragen, en we hebben ook echt oog voor de impact van een wijziging. Ondanks die impact is de afweging gemaakt om toch een aanpassing te doen. Het is niet honderd procent te voorkomen dat het af en toe schuurt, maar als je begrip houdt voor elkaars positie, dan kan dit zonder dat het de relatie schaadt. We hebben allemaal een eigen  verantwoordelijkheid in deze transitie.”

Het is niet honderd procent te voorkomen dat het af en toe schuurt, maar als je begrip houdt voor elkaars positie, dan kan dit zonder dat het de relatie schaadt

Waaraan zien jullie dat de sector heeft geleerd van de 2025-fondsen?
“Over de plannen die nu binnenkomen, hebben we regelmatig minder vragen. Dat is te danken aan de koplopers, die veel kennis hebben gedeeld. Maar ook wij hebben via webinars, het transitienieuws en optredens op onder meer congressen onze ervaringen gedeeld. Dat dit leidt tot verbeteringen, is positief. Het heeft namelijk best wel geschuurd tussen de koploperfondsen en hun uitvoerders aan de ene kant en toezichthouders als DNB aan de andere kant. Maar nu, achteraf, horen wij: die kritische blik van de toezichthouders heeft het plan naar een hoger niveau getild. Ik heb een tijdje lesgegeven aan Hogeschool Windesheim en afstudeerscripties begeleid. Daarbij zag ik altijd dat als studenten heel lang in de bieb aan hun scriptie werkten, ze alles wat ze opschreven heel logisch vonden. Maar als ik het dan met mijn ‘vreemde ogen’ las, dan was het niet goed genoeg uitgewerkt, en daarmee moeilijk te volgen. Ik zie daar een parallel met de transitie. Je werkt binnen het fonds zo lang samen aan het invaardossier dat je zelf soms niet meer ziet dat bepaalde onderbouwingen ontbreken of dat sommige zaken multi-interpretabel zijn. Wees dus heel scherp op hoe je zaken opschrijft en hoe iemand die er niet bij is geweest, het leest.”

Dat het gesprek over dossiers nu soepeler verloopt, komt dat ook omdat DNB anders naar de normen kijkt?
“Het moet duidelijk zijn dat DNB geen normen bijstelt. Wij toetsen aan de wet. Dat is in het belang van de deelnemer en ook van de sector. Met onze onafhankelijke kwaliteitsborging beschermen wij het vertrouwen van de samenleving in de transitie. Dat is heel belangrijk. Dus aanpassingen van onze aanpak zijn er niet op gericht om minder streng te worden, wel trekken we samen met de sector op; begrijpen we elkaar wel goed genoeg? Het moet niet zo zijn dat hier een invaardossier binnenkomt en dat onze beoordeling één grote black box is, dat wij dan pas na meerdere weken radiostilte  zeggen: nee, dit voldoet niet. We kijken kritisch, maar voelen ons ook verantwoordelijk. We hebben de capaciteit, stellen bijtijds vragen, zijn voorspelbaar en geven duiding bij wat wel en niet voldoet en welke stappen fondsen nog kunnen zetten.”

Zijn er concrete voorbeelden waarin de sector zich inmiddels heeft verbeterd dankzij bijvoorbeeld extra guidance van DNB?
“Voor het onderbouwen van een evenwichtige vermogensverdeling hebben wij een stappenplan gemaakt en we merken dat dit wordt toegepast. Tegelijkertijd merken we ook dat fondsen en uitvoerders dit een ingewikkeld onderdeel vinden. We zien dat fondsen individuele maatregelen doorgaans goed onderbouwen. Maar die maatregelen tellen bij elkaar op. De afweging waarom het geheel dan óók evenwichtig is, kan vaak beter. Ook het goed onderbouwen van de integrale weging onderaan de streep is heel belangrijk.”

 

DNB legt veel nadruk op evenwichtigheid, waarom?
“Deelnemers gaan vragen stellen of ze zich evenwichtig vertegenwoordigd voelen. Dat moet je goed laten zien. Het is de kern van de transitie. Klopt het wel wat er is berekend? Het herverdelen van het vermogen doe je maar één keer. Dat moet dus meteen goed zijn. We halen kwetsbaarheden uit de cijfers die ons nu soms worden gepresenteerd.”

 

Waar zit ‘m dat in?
“Soms zit dit in de onderbouwing; waarom is een keuze nu evenwichtig? Maar daarvoor zit nog de vraag: zijn de cijfers waarnaar we kijken plausibel? Kloppen de aannames daarin wel? Voordat je met elkaar in gesprek gaat moet je zorgen dat de juiste foto op tafel ligt. Verder raakt evenwichtigheid ook aan de risicohouding. Op het moment dat wij zien dat bij de risicohouding de onderbouwing wankel is, en we zien tegelijkertijd een sterke focus op de maatstaf pensioenverwachtingen, stellen we hier vragen over.”

DNB vroeg eerder aandacht voor herverdeling van oude naar jonge deelnemers. Hoe belangrijk is dit?
“In de gevallen waar de verschillen in netto profijt - in hoeverre hebben deelnemers in gelijke mate voordeel van de overstap naar de vernieuwde pensioenregeling – heel groot zijn, zijn we kritisch. Dan kom je in de fase; moet je als bestuur niet bijsturen en kijken naar je instrumenten of bijvoorbeeld met vermogen schuiven? Dat betekent overigens niet dat een fonds dit moet doen, maar het moet wel als reële beleidsoptie op tafel hebben gelegen. Als dit in het hele besluitvormingsproces niet is gewogen, dan leidt het eerder tot kritische vragen dan wanneer men beredeneerd aangeeft waarom het niet is ingezet. Je moet namelijk ook onderbouwen wat je niet hebt gedaan.”

Jochem Dijckmeester volgde in november 2024 Cindy van Oorschot op als divisiedirecteur Toezicht Pensioenfondsen bij DNB. Dijckmeester heeft zich sinds zijn studie gericht op het moderniseren van arbeidsverhoudingen, met een speciale focus op langer doorwerken en pensionering. Hij heeft als adviseur sociale innovatie en duurzame inzetbaarheid bij NS gewerkt en was programmamanager bij een expertisecentrum waar hij zich bezighield met de arbeidsmarkt van de toekomst. Bij Hogeschool Windesheim was hij eindverantwoordelijk voor het domein arbeid binnen de opleiding toegepaste gerontologie, inclusief het thema pensionering. Dijckmeester was vanuit zowel werkgevers, werknemers als gepensioneerden actief in onder meer het pensioenfondsbestuur van het UWV en pensioenfonds PGB.