Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Chief Economist Thijs Knaap over de haperende Chinese economie. “De lagere groei moest een keer gebeuren.”
Een economische groei van 4 procent in het vierde kwartaal van 2021. Menig land zou ervoor tekenen. Voor China, dat het cijfer maandag bekendmaakte, is het niets minder dan een tegenvaller. Het is zelfs een van de laagste groeicijfers sinds 1990. Nu de indrukwekkende economische groei van China tot een voorlopig einde lijkt te zijn gekomen, doemt de vraag op: wat gaan wij ervan merken?
Een gebeurtenis in de Chinese economie kan volgens Knaap op drie manieren doorwerken in andere landen. Via de handel in goederen en diensten, via financiële kanalen en via de prijs van grondstoffen. Bij de handel in goederen en diensten, het handelskanaal, draait het vooral om de Chinese export, en in (veel) mindere mate de import. Van de pen waar je mee schrijft tot de telefoon waar je mee belt: grote kans dat het uit China komt. “Het is een beetje een Nederlands instinct om meteen aan handel te denken. Maar het opmerkelijke is dat dit instinct in het geval van China klopt,” aldus Knaap. “Want van de drie genoemde manieren heeft het handelskanaal met China de grootste invloed op Nederland.” Dat was te merken toen Nederland aan het begin van de coronapandemie mondkapjes nodig had en China die niet meteen kon leveren. Knaap verwacht niet dat het lagere Chinese groeicijfer direct grote gevolgen heeft voor de handel met Nederland. Hoogstens is de levertijd van bijvoorbeeld telefoons wat langer.
Handel
Men zou denken dat het handelskanaal ook het belangrijkste is in de economische relaties van Nederland met veel andere landen, maar dat is volgens Knaap niet zo. “Het beste voorbeeld hiervan zijn de Verenigde Staten, waar Nederland ook veel handel mee drijft. Toen in 2008 de financiële markten daar instortten, ging het ook hier goed mis en kwamen banken als Fortis en ABN AMRO in grote problemen. Ineens bleek het financiële kanaal de grootste invloed te hebben. De recessie in Nederland kwam namelijk niet doordat er vanuit de Verenigde Staten minder vraag was naar Nederlandse producten, maar door de blootstelling aan het Amerikaanse financiële stelsel. Dat geldt voor vrijwel elke grote economie waar Nederland handel mee drijft, maar níet voor China. Dat komt doordat Beijing heel lang zo min mogelijk financiële banden met het buitenland wilde. Daardoor is de buitenlandse invloed beperkt en kent China weinig blootstelling aan het internationale financiële stelsel. Gevolg hiervan is dat een terugval in de Chinese groei veel minder ernstig is voor een open economie als de Nederlandse, dan wanneer het misgaat op Wall Street.”