Wat betekent het Europese populisme voor beleggingen?

Gepubliceerd op: 28 juni 2024

In de rubriek Even bellen met… spreken we een expert over een actuele gebeurtenis op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen. Deze keer APG macro-econoom en expert strateeg Charles Kalshoven, over de gevolgen voor beleggingen van de ruk naar rechts bij de verkiezingen voor het Europees Parlement.

 

Een ruk naar rechts, maar niet zo groot als verwacht. Dat was per saldo het resultaat van de verkiezingen voor het Europees Parlement, die van 6 tot 9 juni plaatsvonden. De verschuiving werd voornamelijk veroorzaakt door de electorale winst van het Franse Rassemblement National (RN), de Fratelli d’Italia van Giorgia Meloni en Alternative für Deutschland (AfD). Wat betekent die verschuiving voor de belegger?


Om die vraag te beantwoorden, is eerst een nuancering op zijn plaats, zegt Kalshoven. “Kun je, door de bank genomen, eigenlijk wel spreken van een echte verrechtsing? In Hongarije heeft Viktor Orbán (premier en partijleider van het radicaal-rechtse Fidesz, red.) moeten inleveren – weliswaar aan een andere rechtse partij, maar toch. In Polen heeft Donald Tusk (partijleider van het centrum-rechtse Platforma Obywatelska, red.) het heel goed gedaan, terwijl het radicaal-rechtse PiS vijf zetels verloor. In België handhaafde het Vlaams Belang zich op drie zetels, waar groei was verwacht. Afgaand op de Europese Parlementsverkiezingen is er dus niet in alle lidstaten sprake van een verrechtsing.”


Leuke dingen

Maar je kunt je ook afvragen of de electorale verschuiving bij de Europese verkiezingen economisch gezien een beweging naar rechts is, volgens Kalshoven. Voor beleggingen is vooral het economisch beleid relevant. Populistische partijen die als radicaal-rechts worden gezien, zijn cultureel conservatief en zitten vaak helemaal rechts in het spectrum. Echter, sociaaleconomisch zijn ze meestal helemaal niet rechts.


“Klassiek rechts – zeg maar de liberale stroming – pleit bijvoorbeeld voor zo min mogelijk regels en lage belastingen. Daar hoort een kleine overheid bij, vertrouwen in marktwerking en veel eigen verantwoordelijkheid – van oudsher zaken die ondernemers aanspreken. Wat daar ook bijhoort, zijn open grenzen: om producten te kunnen exporteren, maar ook om arbeidskrachten hiernaartoe te kunnen halen. Rechts-populistische partijen denken duidelijk anders over migratie, met als argument dat arbeidsmigratie de lonen laag houdt en de beschikbaarheid van woningen vermindert.


Sociaaleconomisch voeren deze partijen vaak juist een klassiek-links programma, met een ruim begrotingsbeleid. Denk aan geld uitgeven aan het afschaffen van het eigen risico in de zorg, of het verlagen van de brandstofaccijnzen. De financiering zoekt men vaak in hogere belastingen op winst of op kapitaal, of in een hoger overheidstekort. Echt rechts kun je dat niet noemen. Het is herverdeling. Dat is een volstrekt legitieme politieke wens, maar vroeger noemden we dat gewoon links.”


Minder migratie

Als de winst voor deze partijen in Europa inderdaad leidt tot minder migratie, heeft dat economische gevolgen. Kalshoven: “Europa vergrijst, waardoor we hard handjes nodig hebben. Als die er niet zijn, zullen we wat minder economische groei zien en een hogere inflatie. In een krappe arbeidsmarkt gaan de lonen immers omhoog, of we moeten producten ergens anders vandaan halen. In het uiterste geval leidt het tot stagflatie – een combinatie van stagnerende economische groei en hoge inflatie – en dat heeft implicaties voor beleggingen. Het is meestal ongunstig voor obligaties, want in zo’n scenario zullen centrale banken de rente verhogen. Een lagere economische groei is vaak ook niet goed voor aandelen, maar die stijgen meestal wel enigszins mee met de inflatie. Daar is het effect dus beperkter.”


Partijen helemaal rechts in het spectrum staan vaak wantrouwend tegenover globale of supranationale instituties. In het verleden wilden ze ook vaak uit de Europese Unie. Dat gold ook voor de PVV. Kalshoven: “Maar die partij zegt dat nu niet meer te willen. In plaats daarvan zeggen ze ‘de EU van binnenuit te willen ontmantelen’. Zo zijn er in Europa meer partijen en als dat daadwerkelijk lukt, betekent dat een verzwakking van de Europese Unie. De kracht van de EU is dat het één grote markt is waarbij in elk land dezelfde regels gelden, met een gezamenlijke munt. Dat maakt het noodzakelijk dat de begrotingen van de afzonderlijke lidstaten een beetje met elkaar in de pas lopen. Als je daaraan gaat tornen, is dat nadelig voor beleggingen in Europa, omdat ook dat waarschijnlijk leidt tot een hogere inflatie. Het ontmantelen van instituties, minder immigranten, meer handelsbarrières, een ruim begrotingsbeleid: het is allemaal beleid dat inflatie in de hand werkt en de economische groei remt. Die populistische programma’s – die ik eerder links dan rechts zou noemen – pakken voor beleggingen niet echt gunstig uit.”


‘Democratie is een tram’

Om echt te kunnen zien wat de nieuwe electorale verhoudingen in de EU betekenen voor beleggingen in Europa, is het dus afwachten in hoeverre populisten in het Europarlement hun programmapunten – zoals minder immigratie – daadwerkelijk gaan en kunnen realiseren.


Kalshoven: “Erdoğan (president van Turkije, red.) zei ooit: ‘Democratie is als een tram. Je stapt uit als je je bestemming hebt bereikt’. Of politici als Meloni in Italië of straks misschien Le Pen in Frankrijk er ook zo in zitten, weten we natuurlijk niet. Op dit moment zien we een gematigde toon bij Meloni als het gaat om de EU, de NAVO en steun aan Oekraïne. Maar in eigen land is ze minder gematigd. Bijvoorbeeld als het gaat om het inperken van homorechten: zo moet bij homokoppels met kinderen de niet-biologische ouder van de geboorteakte af.”


Rechtsstaat

De vraag is of de opstelling van deze partijen zo gematigd blijft, zegt Kalshoven. “Economisch gezien – wat niet hetzelfde is als moreel – lijkt het uitsluiten van minderheden in eerste instantie niet zo relevant. Maar dat kan het wel worden, via het vertrouwen in de rechtstaat en van burgers in elkaar. In een economie zit heel veel waarde in instituties, bijvoorbeeld in de wetenschap dat je kunt vertrouwen op een rechterlijke uitspraak. Dat vertrouwen heeft waarde voor zowel bedrijven als burgers. Door dat soort instituties weet een bedrijf: ‘Als we hier een fabriek neerzetten, kunnen we ervan op aan dat deze niet over vijf jaar wordt onteigend’. Daardoor heeft een land een positief investeringsklimaat en kan het economisch bloeien. Op een soortgelijke manier beschermen die instituties burgers. Als mensen weten dat ze niet zomaar uit hun huis kunnen worden gezet of dat hun paspoort niet zomaar kan worden afgenomen, investeren ze eerder, ook in zichzelf. Überhaupt is vertrouwen het smeermiddel van het economisch verkeer. Zonder vertrouwen geen krediet, zonder vertrouwen investeert niemand in een relatie. Als het maatschappelijk vertrouwen afbrokkelt, verliezen we ook het fundament van onze welvaart.”