Waarom kent Nederland relatief weinig banken?

Gepubliceerd op: 7 december 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: macro-econoom en expert strateeg Charles Kalshoven over de vraag waarom Nederland relatief weinig banken kent.

De spaarrentes die Nederlandse banken bieden, behoren tot de laagste van Europa. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderzoekt daarom of de Nederlandse bankensector wel voldoende concurrentie kent. In Duitsland bestaan bijvoorbeeld veertig keer zo veel banken. Hoe komt het dat er in Nederland relatief weinig banken zijn? Volgens Kalshoven liggen hier meerdere oorzaken aan ten grondslag.


Handelsnatie

Kalshoven relativeert de stelling dat Nederland weinig banken kent. “Als ik gebruikmaak van iDeal, moet ik kiezen uit veertien banken. Wel is het zo dat de grote drie hier in principe de dienst uitmaken: ING, Rabobank en ABN AMRO. Die hebben tezamen een heel groot marktaandeel.” De reden dat een paar grootbanken 83 procent van de Nederlanders bedient, kan te maken hebben met de geschiedenis van ons land als handelsnatie, aldus Kalshoven. “In de zeventiende eeuw nam de handel in goederen een vlucht en dat ging gepaard met forse geldstromen. De ontwikkeling van de financiële sector begon hier al vroeg. De Amsterdamse beurs is de oudste ter wereld. Hier kon je vanaf 1602 handelen in aandelen van de VOC. Vanaf 1609 zorgde de Amsterdamse Wisselbank voor financiële stabiliteit. Tegen die achtergrond konden banken bloeien. Daar waren er vroeger meer van, maar in de loop van de tijd vond fusie op fusie plaats. Bijvoorbeeld om schaalvoordelen te realiseren of omdat verschillende activiteiten elkaar mooi aanvulden.”


Doordat banken sinds enkele jaren verplicht zijn op uitgebreide schaal te controleren op witwasrisico’s, telt het argument van het schaalvoordeel steeds zwaarder. “Naar schatting zijn in Nederland 13.000 medewerkers van banken alleen met witwascontroles bezig. Voor een kleine bank die wil toetreden tot de markt is dat een forse horde om te nemen.”


Een ander voorbeeld van toenemende regelgeving voor banken is dat ze sinds de financiële crisis van 2008 verplicht zijn om grote kapitaalbuffers aan te houden. “De winsten van banken zijn sinds de financiële crisis wel gestegen, maar het rendement op het eigen vermogen is vrij stabiel, ook omdat banken meer kapitaal moeten aanhouden. Op de beurs zijn banken minder waard dan je op basis van boekwaarde zou verwachten. Dat is toch geen teken dat beleggers hoge verwachtingen hebben van de winstgevendheid. De hoge kosten en regeldruk maken het ook lastig om succesvol een nieuwe bank op te richten.”


Politiek

Hoe het bankenlandschap eruitziet, hangt ook af van de politiek. Zo heeft Den Haag in het verleden niet vaak bankenfusies tegengehouden en ze soms zelfs gestimuleerd. Kalshoven: “Dat Duitsland veel meer banken kent, komt onder meer door de federale staatsvorm. Daar hebben van oudsher niet alleen de deelstaten, maar ook de regio’s daaronder hun eigen banken. Zoiets zie je ook in de Verenigde Staten. In het veel centralistischere Frankrijk, waar alle wegen bij wijze van spreken naar Parijs leiden, heb je net als hier een paar heel grote banken.”

Dat Duitsland veel meer banken kent, komt onder meer door de federale staatsvorm

Dat Nederland minder banken kent dan Duitsland of de Verenigde Staten, hoeft niet per se een probleem te zijn, vervolgt de APG-strateeg. “Het feit dat een paar grote banken hier de dienst uitmaken, heeft ertoe geleid dat we in Nederland een heel efficiënt betaalsysteem hebben. In veel landen is het trager, duurder en foutgevoeliger. Bovendien staat het iedereen vrij om over te stappen naar een (buitenlandse) bank met een hogere spaarrente. Waarom dit nog niet massaal gebeurt? Mogelijk vinden mensen het gedoe en denken ze aan de risico’s. Het Icesave-debacle zal veel Nederlanders voorzichtiger hebben gemaakt. Toen dreigden duizenden Nederlanders, provincies en gemeenten hun geld kwijt te raken na het faillissement van deze IJslandse bank.”

Of de mate van concurrentie de doorslag geeft bij de hoogte van de spaarrentes, vraagt Kalshoven zich af: “Een bankbalans heeft twee kanten. Of je als bank veel spaargeld wilt aantrekken – met een hoge spaarrente – hangt ook af van hoeveel krediet je wilt verlenen. Een lage spaarrente weerspiegelt dat er kennelijk al genoeg funding is voor de leningen. Dat neemt niet weg dat het interessant is de rol van concurrentie te onderzoeken. Alleen al door het digitale tijdperk verdwijnt spaargeld sneller naar een concurrent. Dat hebben we eerder dit jaar gezien bij Sillicon Valley bank.”

Oplossingen
Indien de ACM concludeert dat er onvoldoende concurrentie bestaat in de Nederlandse bankensector, zijn er volgens Kalshoven wel een paar oplossingen te bedenken. “Als je overstapt naar een andere telefoonprovider, kun je je mobiele telefoonnummer behouden. Maar je rekeningnummer kun je niet meenemen als je naar een andere bank overgaat. Het is wel de vraag of dat de consument tegenhoudt om een betaalrekening bij een andere bank te openen. Er is namelijk ook al een Overstapservice van de gezamenlijke Nederlandse banken die de consument de nodige moeite bespaart. Bovendien kun je ook altijd bij je eigen bank je betaalrekening aanhouden en bij een andere bank een spaarrekening openen.”


De belangrijkste oplossing schuilt in een Europese banken- en kapitaalmarktunie, stelt Kalshoven. “Dat heeft meerdere voordelen. Dat de Nederlandse banken kleiner zijn geworden, betekent dat het voor internationaal georiënteerde bedrijven lastiger is om internationaal zaken te doen. Ze krijgen nu in het buitenland immers minder ondersteuning vanuit de Nederlandse banken. Een Europese bankenunie betekent waarschijnlijk toetreding van andere Europese banken tot de Nederlandse markt, waardoor de concurrentie toeneemt. Het kan er uiteindelijk toe leiden dat er pan-Europese banken ontstaan, wat internationaal zakendoen mogelijk vergemakkelijkt. Daar hoort wel een Europees depositogarantiestelsel bij, waardoor mensen wellicht eerder geneigd zijn hun spaargeld bij een buitenlandse bank onder te brengen. Nu kan dat ook, maar je bent wel afhankelijk van bijvoorbeeld het Duitse of Zweedse depositogarantiestelsel. Dat maakt het voor de consument toch wat ingewikkelder en mogelijk ook spannender. Een gelijker Europees speelveld – waar bedrijven zich ook makkelijker kunnen financieren op één Europese kapitaalmarkt – maakt de Europese economie sterker. Consumenten en bedrijven zijn dan beter af."