Maar liefst drie van de vijf spelers in de Engelse Premier League zijn binnen vijf jaar na het einde van hun voetbalcarrière failliet. In de Amerikaanse NBA-competitie is het voor basketballers al niet anders. Nee, dan Nederland. Daar blijken voetballers hun financiën zelfs beter geregeld te hebben dan de gemiddelde Nederlander. En daar zou het CFK – een financiële overbruggingsregeling voor profvoetballers en -wielrenners – wel eens een grote rol in kunnen spelen.
Na vijftien jaar directeur van het CFK te zijn geweest, kende Ben-Ivar Kolster zijn pappenheimers wel. En ook in zijn huidige rol als financieel coach bij de VVCS (de belangenorganisatie voor betaald voetballers) maakt hij de handel en wandel van profspelers van dichtbij mee. Dat niet iedere voetballer even verantwoordelijk met zijn geld omgaat, wist hij dus ook. Maar dat het zo erg als in Engeland en de VS zou zijn, leek hem sterk.
Kolster: “We zagen die statistieken één op één op Nederland geprojecteerd worden. Maar omdat we dat beeld helemaal niet herkenden, hebben we dit door een student aan de Universiteit van Utrecht laten onderzoeken. En wat blijkt? Profvoetballers in Nederland hebben na hun voetbalcarrière zelfs nog minder financiële problemen dan de gemiddelde Nederlander, volgens de definities van het Nibud. Ze hebben minder betalingsproblemen, sluiten minder leningen af en komen makkelijker rond. Nee, dat verraste ons niet. Want wat bij profvoetballers na hun carrière kan leiden tot problemen, wordt heel goed ondervangen door het CFK.”
Zwart gat
Een financiële buffer die de profvoetballer en –wielrenner na zijn sportcarrière de tijd geeft om zich zonder financiële zorgen voor te bereiden op een maatschappelijke loopbaan. Zo zou je het CFK kunnen omschrijven. Want voor topsporters is het vaak even slikken, als ze gestopt zijn. Velen worstelen met het wegvallen van hun inkomsten én hun dagstructuur en vallen in een zwart gat. Het CFK is erop gericht om dat te voorkomen, via de opbouw van een persoonlijke financiële reserve.