Hoe gingen de gesprekken hierover met de sector?
“Het is altijd een wisselwerking, we werken niet vanuit isolatie. Ik kan mij goed voorstellen dat fondsen en uitvoerders soms denken dat de AFM de lat te hoog legt en dat er een gevoel leeft van; daar heb je ze weer. Maar tegelijkertijd is het ook een belangrijke rol die wij als toezichthouder tijdens de transitie vervullen. Als wij het niet zeggen, wie zegt het dan? Daarbij zijn en blijven wij altijd in gesprek met de sector.”
Er wordt veel gewerkt met open normen. Zorgen die niet juist voor onduidelijkheid en ruis?
“Open normen beschrijven een doel waaraan je moet voldoen, niet de weg ernaartoe. Het is de verantwoordelijkheid van het fonds om zelf die weg te bepalen. Om dit te illustreren: de norm keuzebegeleiding is een open norm. Wij gaan in een digitale keuzeomgeving niet voorschrijven dat de knop voor extra toelichting links of rechts moet staan. Maar de ruimte daarvoor is niet onbeperkt. Je moet goed uitleggen hoe je aan de norm voldoet. Licht toe hoe deelnemerscommunicatie aansluit bij de specifieke deelnemersgroepen. Licht toe waarom iemand met een bepaald scenariobedrag een bepaalde toelichting krijgt. Ook op open normen kunnen wij handhaven, indien blijkt dat de invulling niet voldoet aan het doel van de wetgeving. Hoe? Dat begint met een toezichtbrief en we kunnen opschalen tot een boete. Bij open normen geven wij zoveel mogelijk vooraf duidelijke guidance: leidraden, berichten in ons transitiebulletin om de taaie materie toch op een toegankelijke manier te presenteren. Bovendien hebben we veel gesprekken met de sector gevoerd. Dus als het goed is, weet de sector wat wij verwachten.”
Hebben jullie moeten wennen aan de nieuwe normen en jullie aangepaste werkwijze, waarbij jullie vooraf meekijken met de transitiecommunicatie van fondsen?
“De Wtp is nu bijna twee jaar van kracht en de weg ernaartoe heeft natuurlijk ook voor de AFM een opbouw gekend. Van voorbereiding en meedenken hoe de wet eruit moet zien tot het daadwerkelijk toezicht houden. Een aantal nieuwe normen heeft bijvoorbeeld specifiek betrekking op de transitie naar het vernieuwde stelsel, zoals het communicatieplan. Sommige normen zijn ook erna van toepassing, maar moeten bij de transitie voor het eerst worden opgepakt, zoals het risicopreferentieonderzoek en de klachtenprocedures. Hoe we daarop toezicht houden, daar hebben we goed over nagedacht. Dat heeft van ons als toezichthouder ook om omdenken gevraagd.”
Op welke manier?
“Wij waren altijd met een klein groepje; in een sector waarin 1800 miljard wordt beheerd waren wij met tien medewerkers actief die toezicht hielden. Dat is erg weinig. Wij zijn nu gegroeid naar dertig mensen. We hebben daarbij goed moeten nadenken over hoe we het toezicht gingen inrichten. Zo hebben we veel technisch onderlegde mensen aangenomen, zoals actuarissen en econometristen die in de pensioensector hebben gewerkt en die bijvoorbeeld weten hoe administratiesystemen werken. Hierdoor kunnen we goed het gesprek met de sector aan. Daarbij maken wij in ons toezicht inmiddels volop gebruik van verschillende databronnen: de jaarlijkse toezichtrapportage, de Wtp-monitoringsvragenlijst (met DNB), de Marktmonitor adviseurs en bemiddelaars en we letten op meldingen en signalen. Deze data helpen ons om de sector beter te overzien. Het biedt ons de mogelijkheid om risico’s tijdig te identificeren en beter onderbouwd en effectief toezicht te houden.”
Jullie combineren toezicht op de Wtp met toezicht op het ftk. Hoe bevalt dat?
“In de oude wereld keken we bijvoorbeeld vooral naar het Uniform Pensioenoverzicht (UPO). Het contact met de pensioensector was toen geringer. Bij de Wtp kijken we vooraf naar de transitiecommunicatie, en hebben we vooraf veel contact met pensioenuitvoerders. Daarnaast vragen de UPO’s in de DC-wereld veel meer denkwerk van de fondsen en hun uitvoerders. Je moet bijvoorbeeld ook inzicht geven in de solidariteitsreserve, in de kosten, et cetera. Dat is allemaal nieuw voor de sector en wij zien erop toe dat alles transparant en correct wordt gedeeld met de deelnemers. Maar als je het afpelt, dan is het inhoudelijke toezicht in de kern niet veranderd. Dat is gebaseerd op; behandel je de deelnemer zorgvuldig? Is de communicatie duidelijk, correct en tijdig? Dat was zo, is zo en blijft zo.”
Er zijn nu vijf fondsen overgegaan. Hoe zien jullie de komende periode? Er moeten immers nog zo’n 140 fondsen invaren.
“Ik heb er alle vertrouwen in dat dit goedkomt. Men leert van elkaar zien we, en dat is heel fijn. Daarbij leren wij ook van de gesprekken met de sector. Ook wij worden slimmer, efficiënter en beter en werken meer risicogestuurd. Wij doen samen met DNB periodiek een uitvraag onder alle pensioenfondsen. Daarmee krijgen wij inzicht in de voortgang en in mogelijke risico’s van de voorbereidingen die fondsen treffen voor de transitie naar het vernieuwde pensioenstelsel. Deze inzichten nemen we mee in de prioritering van ons toezicht.”