“Ik kan mij voorstellen dat de sector denkt; daar heb je ze weer”

Gepubliceerd op: 7 juli 2025

De overstap van pensioenfondsen naar de Wet toekomst pensioenen (Wtp) is in volle gang. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt toezicht op deze transitie. Hoe pakken zij dat aan? En hoe kijkt de AFM naar de sector? We spreken met Anne de Groot, hoofd Verzekeren & Pensioenen bij AFM over de uitdagingen, de verwachtingen en de lessen tot nu toe.

De pensioensector kent veel stakeholders. Van sociale partners, uitvoerders en de politiek tot toezichthouders. Wat is hun specifieke rol, hoe kijken zij aan tegen de sector, hoe zien zij én spelen zij in op het vernieuwde stelsel? In de rubriek Krachtenveld doen de partijen hun verhaal.

De transitie naar de nieuwe regels voor pensioenen is pionieren voor pensioenfondsen, uitvoerders en toezichthouders. Zo kijkt de AFM bij de te verstrekken transitieoverzichten voor het eerst vooraf mee met de conceptcommunicatie van de fondsen naar deelnemers. “Dat doen we omdat deze communicatie een eenmalige exercitie is en in één keer goed moet gaan.”

 

En, hoe tevreden zijn jullie hierover?
“Het kan hier en daar beter. De informatie aan de deelnemers moet correct, duidelijk, tijdig en evenwichtig  zijn. Pensioenuitvoerders moeten daarbij voorkomen dat deelnemers onrealistische verwachtingen krijgen. En ja, het gevoel kan zijn dat de AFM de lat te hoog legt. Maar dat is niet zo, vind ik. Wij willen dat fondsen en hun uitvoerders goed nadenken over wat de deelnemer nou echt moet weten. Wat verandert er voor hem of haar? Het is namelijk helemaal niet gek dat een deelnemer bij wie de verwachte pensioenuitkering met 200 procent stijgt rekent op een toelichting. En dat die toelichting anders is dan voor iemand bij wie de uitkering juist fors daalt.”

Is dit niet te makkelijk gedacht?
“Ik ontken zeker niet dat dit een complex proces is en veel vraagt qua procesinrichting en administratie bij pensioenuitvoerders. Terwijl er al ontzettend veel werk is te doen. Maar communicatie aan deelnemers is een essentieel en impactvol proces. Pensioeninformatie is vaak het enige tastbare wat deelnemers zien van hun pensioen. Het is daarom belangrijk dat iedereen in de pensioensector deelnemerscommunicatie gaat zien als een essentieel kernproces. Neem daar voldoende tijd voor en richt er een zorgvuldig proces voor in met checks en balances. Test vooraf goed bij deelnemersgroepen wat er nodig is. Het is persoonlijke communicatie, geen generiek proces.”

 

Hoe realistisch is dat als je, zoals ABP, drie miljoen deelnemers hebt?
“Je gaat pensioengelden van deelnemers invaren, en al deze deelnemers hebben het recht te worden geïnformeerd over de persoonlijke gevolgen daarvan. Juist omdat deelnemers geen keuze hebben rond het invaren. Dat gezegd hebbende: persoonlijk informeren is een hele klus, dat wisten we vooraf. Het moet wel werkbaar blijven. Daar is de AFM niet blind voor. Richt het proces zo in dat de informatie aan deelnemers zo persoonlijk mogelijk is én dat het werkbaar is. Dus zorg dat deelnemers geen tekstblokken en bedragen te zien krijgen die niet op hen van toepassing zijn. Je kunt bijvoorbeeld met conditionele tekstblokken werken. Mocht de deelnemer recht hebben op compensatie, dan krijgt hij of zij tekstblok X te zien. En maak gebruik van gelaagdheid. Vergeet niet: transitiecommunicatie is immers vormvrij. Je hebt echt de ruimte om deze te laten aansluiten op jouw deelnemers.”

Persoonlijk informeren is een hele klus, dat wisten we vooraf. Het moet wel werkbaar blijven. Daar is de AFM niet blind voor.

Hoe gingen de gesprekken hierover met de sector?
“Het is altijd een wisselwerking, we werken niet vanuit isolatie. Ik kan mij goed voorstellen dat fondsen en uitvoerders soms denken dat de AFM de lat te hoog legt en dat er een gevoel leeft van; daar heb je ze weer. Maar tegelijkertijd is het ook een belangrijke rol die wij als toezichthouder tijdens de transitie vervullen. Als wij het niet zeggen, wie zegt het dan? Daarbij zijn en blijven wij altijd in gesprek met de sector.”

 

Er wordt veel gewerkt met open normen. Zorgen die niet juist voor onduidelijkheid en ruis?
“Open normen beschrijven een doel waaraan je moet voldoen, niet de weg ernaartoe. Het is de verantwoordelijkheid van het fonds om zelf die weg te bepalen. Om dit te illustreren: de norm keuzebegeleiding is een open norm. Wij gaan in een digitale keuzeomgeving niet voorschrijven dat de knop voor extra toelichting links of rechts moet staan. Maar de ruimte daarvoor is niet onbeperkt. Je moet goed uitleggen hoe je aan de norm voldoet. Licht toe hoe deelnemerscommunicatie aansluit bij de specifieke deelnemersgroepen. Licht toe waarom iemand met een bepaald scenariobedrag een bepaalde toelichting krijgt. Ook op open normen kunnen wij handhaven, indien blijkt dat de invulling niet voldoet aan het doel van de wetgeving. Hoe? Dat begint met een toezichtbrief en we kunnen opschalen tot een boete. Bij open normen geven wij zoveel mogelijk vooraf duidelijke guidance: leidraden, berichten in ons transitiebulletin om de taaie materie toch op een toegankelijke manier te presenteren. Bovendien hebben we veel gesprekken met de sector gevoerd. Dus als het goed is, weet de sector wat wij verwachten.”

 

Hebben jullie moeten wennen aan de nieuwe normen en jullie aangepaste werkwijze, waarbij jullie vooraf meekijken met de transitiecommunicatie van fondsen?
“De Wtp is nu bijna twee jaar van kracht en de weg ernaartoe heeft natuurlijk ook voor de AFM een opbouw gekend. Van voorbereiding en meedenken hoe de wet eruit moet zien tot het daadwerkelijk toezicht houden. Een aantal nieuwe normen heeft bijvoorbeeld specifiek betrekking op de transitie naar het vernieuwde stelsel, zoals het communicatieplan. Sommige normen zijn ook erna van toepassing, maar moeten bij de transitie voor het eerst worden opgepakt, zoals het risicopreferentieonderzoek en de klachtenprocedures. Hoe we daarop toezicht houden, daar hebben we goed over nagedacht. Dat heeft van ons als toezichthouder ook om omdenken gevraagd.”

 

Op welke manier?
“Wij waren altijd met een klein groepje; in een sector waarin 1800 miljard wordt beheerd waren wij met tien medewerkers actief die toezicht hielden. Dat is erg weinig. Wij zijn nu gegroeid naar dertig mensen. We hebben daarbij goed moeten nadenken over hoe we het toezicht gingen inrichten. Zo hebben we veel technisch onderlegde mensen aangenomen, zoals actuarissen en econometristen die in de pensioensector hebben gewerkt en die bijvoorbeeld weten hoe administratiesystemen werken. Hierdoor kunnen we goed het gesprek met de sector aan. Daarbij maken wij in ons toezicht inmiddels volop gebruik van verschillende databronnen: de jaarlijkse toezichtrapportage, de Wtp-monitoringsvragenlijst (met DNB), de Marktmonitor adviseurs en bemiddelaars en we letten op meldingen en signalen. Deze data helpen ons om de sector beter te overzien. Het biedt ons de mogelijkheid om risico’s tijdig te identificeren en beter onderbouwd en effectief toezicht te houden.”

 

Jullie combineren toezicht op de Wtp met toezicht op het ftk. Hoe bevalt dat?
“In de oude wereld keken we bijvoorbeeld vooral naar het Uniform Pensioenoverzicht (UPO). Het contact met de pensioensector was toen geringer. Bij de Wtp kijken we vooraf naar de transitiecommunicatie, en hebben we vooraf veel contact met pensioenuitvoerders. Daarnaast vragen de UPO’s in de DC-wereld veel meer denkwerk van de fondsen en hun uitvoerders. Je moet bijvoorbeeld ook inzicht geven in de solidariteitsreserve, in de kosten, et cetera. Dat is allemaal nieuw voor de sector en wij zien erop toe dat alles transparant en correct wordt gedeeld met de deelnemers. Maar als je het afpelt, dan is het inhoudelijke toezicht in de kern niet veranderd. Dat is gebaseerd op; behandel je de deelnemer zorgvuldig? Is de communicatie duidelijk, correct en tijdig? Dat was zo, is zo en blijft zo.”

 

Er zijn nu vijf fondsen overgegaan. Hoe zien jullie de komende periode? Er moeten immers nog zo’n 140 fondsen invaren.
“Ik heb er alle vertrouwen in dat dit goedkomt. Men leert van elkaar zien we, en dat is heel fijn. Daarbij leren wij ook van de gesprekken met de sector. Ook wij worden slimmer, efficiënter en beter en werken meer risicogestuurd. Wij doen samen met DNB periodiek een uitvraag onder alle pensioenfondsen. Daarmee krijgen wij inzicht in de voortgang en in mogelijke risico’s van de voorbereidingen die fondsen treffen voor de transitie naar het vernieuwde pensioenstelsel. Deze inzichten nemen we mee in de prioritering van ons toezicht.”