De Wet toekomst pensioenen (Wtp), die op 1 juli 2023 in werking trad, brengt veranderingen in het Nederlandse pensioenstelsel. De hervormingen zijn gericht op het transparanter, persoonlijker en duurzamer maken van de aanvullende pensioenen. Ze sluiten aan bij maatschappelijke ontwikkelingen, zoals veranderingen op de arbeidsmarkt en in de demografie. Pensioenfondsen en -verzekeraars moeten voor 1 januari 2028 overstappen naar de nieuwe regels voor pensioen.
Op deze pagina staat een overzicht van de kernpunten van de Wtp.
Wat verandert er?
In het vernieuwde pensioenstelsel krijgen deelnemers geen pensioenaanspraak meer, maar er wordt een vaste premie voor hen ingelegd. De optelsom van de ingelegde premie en het beleggingsrendement dat daarop wordt behaald, vormt het pensioenvermogen van de deelnemer. Nieuw in het pensioenstelsel is dat deelnemers kunnen inzien hoeveel pensioenvermogen er voor hen is opgebouwd. Op deze manier wordt transparanter hoeveel geld er is gereserveerd per deelnemer. Ook wordt transparant dat de hoogte van het pensioen onzeker is, omdat die uiteindelijk afhankelijk is van beleggingsresultaten. Dit is nu in het FTK (het huidige stelsel) ook al zo.
Elementen die behouden blijven
Belangrijke elementen van het huidige stelsel blijven behouden. De AOW (Algemene Ouderdomswet) blijft een vast onderdeel van het Nederlandse pensioen en wijzigt niet. De aanvullende pensioenen worden levenslang uitgekeerd. We beleggen het aanvullende pensioen nu en straks. Ook de solidariteit, waarbij risico’s worden gedeeld via onder andere collectieve beleggingen en gezamenlijke buffers, blijft overeind. Deze gedeelde risico’s zorgen ervoor dat miljoenen deelnemers samen sterker staan dan wanneer zij individueel deze risico’s zouden dragen.
Daarnaast blijft de verplichte deelname aan een pensioenfonds bestaan. De meeste werknemers blijven dus via hun werkgever verplicht aangesloten bij een pensioenfonds. Dit zorgt ervoor dat zij tijdig sparen voor het pensioen en dat de risico’s met elkaar kunnen worden gedeeld. Ook de bestaande rolverdeling tussen de overheid en de sociale partners blijft behouden. Pensioen blijft een arbeidsvoorwaarde.
De kernverschillen: opbouw, beleggen en uitkeren
De overgang naar het vernieuwde stelsel brengt belangrijke veranderingen met zich mee op het gebied van pensioenopbouw, beleggingen en de uitkering van pensioenen. Deze veranderingen hebben directe implicaties voor werkgevers, werknemers en pensioenfondsen.
- Opbouw: van uitkeringsregeling naar premieregeling
In het vernieuwde stelsel wordt afscheid genomen van de klassieke uitkeringsregelingen, waarbij een vast pensioenbedrag was toegezegd. In plaats daarvan wordt er gewerkt met een premieregeling, waarbij de premie de toezegging is en de uiteindelijke uitkering afhankelijk is van het beleggingsresultaat. Dit betekent dat deelnemers niet langer aanspraken opbouwen, maar een persoonlijk pensioenvermogen. Dit vermogen groeit op basis van de ingelegde premie en het behaalde rendement.
Jongeren hebben in het huidige stelsel nadeel van de doorsneesystematiek. Hierdoor rendeert iedere ingelegde euro op papier evenveel, terwijl dat natuurlijk niet de realiteit is. Het geld dat een jongere deelnemer inlegt kan immers veel langer renderen. In het vernieuwde pensioenstelsel komt een einde aan deze doorsneesystematiek.
In de praktijk betekent dit dat de communicatie met de deelnemers verandert. Pensioenfondsen en werkgevers zullen, behalve over de verwachte hoogte van het maandelijkse pensioenbedrag, ook moeten informeren over het persoonlijke pensioenvermogen en hoe dit vermogen zich kan ontwikkelen. - Beleggen: meer maatwerk per leeftijdscohort
In het huidige stelsel worden beleggingsrisico’s en rendementen vaak collectief verdeeld over alle deelnemers. Dit kan nadelige gevolgen hebben, met name voor oudere deelnemers die blootgesteld worden aan het renterisico dat eigenlijk bij jongeren hoort. Het vernieuwde stelsel biedt meer maatwerk door beleggingen af te stemmen op leeftijdscohorten. Jongere deelnemers kunnen meer risico nemen, terwijl oudere deelnemers meer gebaat zijn bij stabiele, minder risicovolle beleggingen.
Deze differentiatie zorgt ervoor dat de beleggingsportefeuille beter aansluit bij de persoonlijke situatie van de deelnemers. Dat vergroot de financiële zekerheid naarmate zij dichter bij hun pensioenleeftijd komen. - Uitkering: geen vaste, maar wel stabiele pensioenuitkeringen
In het huidige stelsel staat de pensioenuitkering in beginsel vast, met uitzondering van indexaties of kortingen. In de Wtp zal de hoogte van de uitkering jaarlijks worden aangepast, afhankelijk van beleggingsresultaten en marktschommelingen.
Pensioenfondsen hebben knoppen om aan te draaien, waardoor ze bijvoorbeeld kunnen zorgen dat de uitkering van gepensioneerde deelnemers in de meeste jaren nagenoeg stabiel blijft (maatwerk in het beleggingsbeleid, spreiden van schommelingen en gerichte inzet solidariteitsreserve in de solidaire premieregeling).
Contractvormen: solidaire en flexibele premieregeling
In het vernieuwde stelsel hebben sociale partners de keuze tussen twee contractvormen: de solidaire premieregeling (SPR) en de flexibele premieregeling (FPR). Beide contractvormen zijn premieregelingen en delen de kenmerken van persoonlijk pensioenvermogen, maatwerk in beleggingen en de spreiding van schokken. Het verschil tussen de twee ligt vooral in de mate van solidariteit en flexibiliteit.
- Solidaire premieregeling (SPR)
De SPR is collectiever van aard en legt meer nadruk op solidariteit. De gezamenlijke solidariteitsreserve dient als buffer om schokken op te vangen en de uitkeringsfase stabieler te laten verlopen. Deze regeling biedt deelnemers door de collectieve aard minder keuzevrijheid dan de FPR. - Flexibele premieregeling (FPR)
De FPR biedt meer keuzevrijheid en flexibiliteit en minder solidariteit dan de SPR. Deelnemers kunnen bijvoorbeeld hun eigen beleggingsprofiel kiezen. Deze flexibiliteit gaat gepaard met een grotere zorgplicht voor pensioenfondsen en werkgevers. Transparantie en duidelijke uitleg over de mogelijke gevolgen van keuzes zijn bij deze contractvorm essentieel.
De rol van APG in het vernieuwde pensioenstelsel
Als uitvoeringsorganisatie van pensioenregelingen voor verschillende fondsen speelt APG een belangrijke rol in de transitie naar het vernieuwde pensioenstelsel. APG ondersteunt pensioenfondsen, sociale partners, werkgevers en deelnemers bij de implementatie van de Wet toekomst pensioenen (Wtp). Dit omvat het ontwerp en de uitvoering van nieuwe pensioenregelingen, het beheren van het pensioenvermogen van deelnemers en beleggen. Daarnaast zorgt APG namens de pensioenfondsen voor duidelijke en transparante communicatie aan deelnemers over het opgebouwde pensioenvermogen en de keuzemogelijkheden. Met uitgebreide expertise en schaalvoordelen waarborgt APG een soepele overgang naar het vernieuwde stelsel. Hierbij staan de financiële stabiliteit en betrouwbare uitvoering van pensioenverplichtingen voor miljoenen Nederlanders centraal.
Meer informatie
Op zoek naar meer informatie over het vernieuwde pensioenstelsel? Ga dan naar www.pensioenduidelijkheid.nl, een website van vakbonden, werkgeversorganisaties, pensioenuitvoerders en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.