Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: hoofdeconoom Thijs Knaap over de vraag wat het mondiale Zuiden voor heeft op Europa. “Zij leveren iets dat wij nodig hebben.”
“Europa moet uit de mentaliteit groeien dat Europa’s problemen wereldproblemen zijn, maar dat wereldproblemen niet Europa’s problemen zijn.” Het is een recente uitspraak van de Indische minister van Buitenlandse Zaken Subrahmanyam Jaishankar. Hij duidt hiermee de verhoudingen tussen het ‘rijke’ Noorden en ‘arme’ Zuiden. Toch lijken zijn woorden niet aan dovemansoren gericht. Demissionair minister van Buitenlandse Zaken Hanke Bruins Slot zegt in de podcast De Wereld vanuit New York, tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, hoe zij ziet dat er bij landen in het mondiale Noorden meer bewustzijn wordt getoond voor landen in het mondiale Zuiden, een verzamelnaam voor de landen in onder andere Latijns-Amerika, Zuidoost-Azië en Afrika. “In zijn toespraak zei president Biden tegen de Global South: ‘Your future is mine’. Hij laat daarmee heel nadrukkelijk bewustwording zien naar andere landen. Hij realiseert zich dat als we verder willen komen in deze wereld, we elkaar nodig hebben.” De vraag dringt zich dan ook op: wat heeft het mondiale Zuiden voor op Europa?
In perspectief zien
“Om de zaken in perspectief te zien, is een duiding van de wereldeconomie van de afgelopen decennia op zijn plaats”, vertelt Knaap. Dat begint volgens hem vlak na de Tweede Wereldoorlog, het moment waarop alle belangrijke internationale instituties worden opgericht, zoals de Verenigde Naties, het IMF, de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie GATT (de huidige WTO). “Een logisch moment, want destijds vond vrijwel alle handel in industriële goederen plaats tussen West-Europa, Amerika en Canada.” Aan de andere kant had je de zuidelijke landen, weet Knaap. “Die leverden de grondstoffen, de kolen, het koper en het uranium bijvoorbeeld. Daarmee konden wij spullen maken en verhandelen.”
En dat handelen deden de noordelijke landen volop, schetst Knaap. “Waarom wordt er gehandeld? De economie heeft daar twee antwoorden op. Landen die een product beter of goedkoper kunnen maken hebben voordelen. Die kunnen ze hebben vanwege het klimaat, omdat er bepaalde grondstoffen zijn, door de ligging, of vanwege de lagere loonkosten. Maar een land kan ook de schaalvoordelen hebben van een grote industriële sector, of door opgebouwde kennis. Neem ASML; iedereen handelt met Nederland om die machines te krijgen. Niet omdat we hier zo goedkoop zijn.”