Pop-up-store in Batavia Stad moet gesprek over duurzame kleding op gang brengen

Gepubliceerd op: 3 november 2021

Een pop-up-store met alleen duurzaam geproduceerde én tweedehands kleding. Dat is het concept van RE.love, de nieuwste winkel in Batavia Stad. De ‘fashion outlet’ in Lelystad is een van de winkelcentra van vastgoedeigenaar VIA Outlets, dat dit duurzame winkelconcept samen met haar huurders heeft ontwikkeld. De winkels hebben onder meer tot doel het gesprek over duurzaamheid op gang te brengen. Maar is dat eigenlijk wel de taak van een vastgoedeigenaar? En hoe ziet VIA Outlets zo’n gesprek over duurzaamheid voor zich?


Geert Paemen (Group Sustainability Director bij VIA Outlets): “Wij hebben twee soorten klanten, de winkeliers die winkelruimte bij ons huren en hun klanten die kleding kopen. Met de huurders gaan we regelmatig het gesprek aan over bijvoorbeeld hun energieverbruik, maar met RE.love beginnen we ook het gesprek over duurzaamheid van de kleding zelf. De pop-up-store is eigenlijk een excuus om het over duurzaamheid te hebben met de klant. Zo zijn de verkopers die in de pop-up-store werken getraind om vragen van klanten over duurzaamheid te beantwoorden.”


Roland Mangelmans (Senior Portfoliomanager Real Estate bij APG): “Met de opening van RE.love slaat VIA Outlets, waar we namens ABP in beleggen en waar we volledig eigenaar van zijn, twee vliegen in één klap. Zo gaan ze actief het gesprek aan over duurzaamheid met de kledingwinkels én met de klant die er komt winkelen.”

 

APG pleitte onder andere voor het aanstellen van een duurzaamheidsmanager bij VIA Outlets. Mede door haar initiatieven is duurzaamheid binnen VIA Outlets in een stroomversnelling geraakt, en scoort het bedrijf hoog op duurzaamheidsstandaarden, zoals GRESB [keurmerk dat vastgoedbedrijven op duurzaamheid beoordeelt, red.]. De opening van RE.love doet het waarschijnlijk ook goed bij de bedenkers van zo’n standaard. Speelde dat nog een rol bij het opzetten van RE.love?
Geert: “VIA Outlets is al enkele jaren bezig met duurzaamheid, ook voor mijn aanstelling al. Maar om resultaten te boeken heb je even tijd nodig. En we vinden dat we nu voldoende vooruitgang hebben geboekt om ook met de klant hierover te communiceren. Alle afdelingen van het bedrijf moeten duurzaam te werk gaan om het juiste resultaat te krijgen. Zo hebben we dit jaar de hoogste GRESB-score van vijf sterren behaald. Als we naar de resultaten van onze sector kijken, dan zien we dat steeds meer bedrijven hoog scoren, en dat is goed nieuws.

Roland: “Als APG vinden we het belangrijk dat de bedrijven waarin we beleggen duurzaamheid integreren in de bedrijfsvoering. In al hun processen. Hiervoor zouden adviseurs kunnen worden ingeschakeld, maar met de aanstelling van een duurzaamheidsmanager weten we zeker dat er iemand is die ’s ochtends wakker wordt en zich gaat bezighouden met duurzaamheid in het bedrijf.”

 

Dus die goede duurzaamheidsbeoordelingen zijn makkelijk te krijgen?
Geert: “Nee, het is niet gemakkelijk om hoog te scoren. Onze prestaties worden vergeleken met die van andere vastgoedeigenaren. Die zitten natuurlijk ook niet stil, dus we moeten continu verbeteren om die hoge scores vast te houden. Op gebouwniveau heeft de gehele portefeuille van VIA Outlets inmiddels een BREEAM-in use certificaat. Dit is een keurmerk waarmee de duurzaamheidsprestaties van bestaande gebouwen worden gemeten. Deze standaard wordt ook regelmatig aangescherpt en loopt vooruit op de wetgeving, die ook steeds strenger wordt.”


Roland: “Ik kan mij voorstellen dat Geert wel een punt heeft over de GRESB-standaard. Maar het is een middel, niet zozeer een doel. Het is vooral een indicatie dat VIA Outlets het goed doet in vergelijking met vergelijkbare vastgoedeigenaren. Wij eisen meer van onze vastgoedbeleggingen dan alleen een goede GRESB-score. En VIA Outlets doet ook al meer aan duurzaamheid dan de GRESB-score meet. Daarnaast is er met een score van 92 nog ruimte voor groei. Die ruimte zou er zelfs zijn bij een score van 100. De criteria van GRESB worden elk jaar een stukje strenger. Dat motiveert ons ook om ons best te blijven doen op het gebied van duurzaamheid.”

De pop-up-store is eigenlijk een excuus om het over duurzaamheid te hebben met de klant.

De kledingindustrie kwam de afgelopen jaren niet altijd even positief in het nieuws. Is het openen van een duurzame pop-up-store onderdeel van een trend om meer aandacht aan duurzaamheid te besteden?
Geert: “Het is zeker een trend, in alle sectoren. De mode-industrie heeft een aantal jaren geleden beseft dat zij ook met duurzaamheid bezig moet zijn. Als je je als bedrijf voor het eerst richt op duurzaamheid, kijk je waar je het meeste resultaat kunt behalen. Bij kledingmerken gaat het dan om de keten van productie naar consument.”

Zoals de arbeidsomstandigheden in kledingfabrieken in Bangladesh?
Geert: “Ja. En meer recenter zijn kledingmerken de aandacht ook gaan richten op het verkleinen van hun ecologische voetafdruk. Zo kijken merken nu naar welke materialen ze gebruiken en hoeveel energie het kost om hun collecties te produceren en te verkopen. De meeste grote merken zijn nu wel bezig met zowel het verbeteren van de arbeidsomstandigheden als het verminderen van schade aan het milieu.”


Roland: “In de winkelstraat is er een race to the bottom gaande van winkels die zo goedkoop mogelijk gemaakte kleding uit lagelonenlanden aanbieden. Kleding die soms onder slechte omstandigheden is geproduceerd. Dat is een trend die we graag willen doorbreken, ook al is dat moeilijk.”

En VIA Outlets probeert met die pop-up-stores het gesprek daarover te stimuleren?
Geert: “We willen inderdaad het gesprek over duurzaamheid beginnen. We hadden het gevoel dat het helemaal niet bestond in de outlet-omgeving. Duurzaamheid is steeds belangrijker voor ons, en voor de klant. Wij kunnen als VIA Outlets wel praten over standaarden en over hoeveel energie we besparen, maar dat is niet interessant voor de klant. Als je duurzaamheid relevant wilt maken voor de klant, moet je over voor hen relevante onderwerpen communiceren. Dat kan RE.love zijn. Maar ook het organiseren van themadagen over bijvoorbeeld het verminderen van plastic afval kan klanten aan het nadenken zetten.”

Is het wel de taak van een vastgoedeigenaar om dit gesprek te faciliteren? Is geld verdienen niet belangrijker?
Geert: “In de eerste plaats moeten we natuurlijk geld verdienen, anders hebben we als bedrijf geen toekomst. Maar we hebben ook een rol in de maatschappij. Mensen verwachten van ons dat we duurzaam zijn. Ik denk dat bedrijven beseffen dat het steeds belangrijker wordt met de lange termijn bezig te zijn, en niet alleen met op korte termijn zoveel mogelijk geld te verdienen. Als vastgoedeigenaar maken we onderdeel uit van de keten in de kledingindustrie. We zijn slechts een schakel, maar kunnen hiermee wel invloed uitoefenen in de keten.”

 

Roland: “APG vindt het belangrijk dat de vastgoedinvesteringen waarin ze belegt initiatief tonen op het gebied van duurzaamheid en het verkleinen van hun ecologische voetafdruk. Doordat VIA Outlets volledig eigendom is van APG, kunnen we het bedrijf aansporen het goede voorbeeld te geven in de mode-industrie. Het interessante van RE.love is dat een vastgoedeigenaar het gesprek aangaat over de producten in de winkels, waar de gesprekken eerder wellicht alleen over het energieverbruik van de winkel gingen.”

Staat VIA Outlets eenzaam aan de top als het gaat om duurzaamheid of zijn er meer grote spelers op het gebied van vastgoed die net zo goed scoren als jullie?
Geert: “We staan op de negende plek als het gaat om retail in Europa. Dat is niet slecht als je bedenkt dat we een klein bedrijf zijn. Beursgenoteerde bedrijven zijn vaak verder omdat zij aan hogere eisen moeten voldoen als het gaat om rapporteren over duurzaamheid.”

 

Hoe is de samenwerking met APG in jullie streven naar duurzaamheid?
Geert: “Die samenwerking is heel belangrijk, omdat we weten dat APG veel waarde hecht aan duurzaamheid. We hebben ook regelmatig overleg, waarbij we ze een update geven over waar we mee bezig zijn qua duurzaamheid. We hebben ook een dashboard waarop APG de resultaten van onze belangrijkste afspraken met hen kan zien. En we bespreken specifieke initiatieven met hen. Dus het wordt door APG van heel dichtbij gevolgd en ze moedigen ons ook aan heel ambitieus te zijn. Dat ervaren wij als heel positief.”

Roland benadrukt dat VIA Outlets niet het enige bedrijf is waar APG pleitte voor het aanstellen van een duurzaamheidsmanager. “We hebben een vooruitstrevend beleid waarbij we af en toe in het begin ook wel wat weerstand ontmoeten. Daarom is het noodzakelijk de dialoog aan te gaan met de bedrijven en fondsen waarin APG belegt. Door die dialoog aan te gaan, zorgen we dat we niet alleen de GRESB-score verhogen maar ook het algehele bewustzijn over duurzaamheid. We zitten in de kopgroep en als we het peloton mee willen krijgen, betekent dit dat we daar tijd en aandacht aan moeten besteden.”

Vastgoed draagt voor meer dan 30% bij aan de wereldwijde CO2-uitstoot en 40% van de wereldwijde energievraag en heeft daarmee grote impact op klimaatverandering. Wat doet VIA Outlets om bij te dragen aan de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs?
Geert: “Hierbij maken we gebruik van CRREM. Dat is een manier om voor elk type gebouw per land zicht te krijgen op hoeveel energie en CO2 een gebouw mag verbruiken en uitstoten tot en met 2050. Winkelcentra die voldoen aan de CRREM-norm zijn ‘Paris proof.

Roland: “Oorspronkelijk gold CRREM als een methode voor commercieel vastgoed enkel in de EU. APG heeft samen met twee andere investeerders de ontwikkeling van CRREM voor alle wereldwijde vastgoedmarkten mogelijk gemaakt. Voor APG geldt CRREM als de norm om te meten in hoeverre een vastgoedobject of -portefeuille voldoet aan het klimaatakkoord van Parijs. Deze aanpak sluit aan bij het streven van ABP, onze grootste pensioenfondsklant, om het gebruik van fossiele brandstoffen in CO2-intensieve sectoren terug te dringen.”