Ze is niet vies van paternalisme, gelooft heilig in collectiviteit en springt op de bres voor zzp’ers en voor deelnemers die op hun tandvlees lopen: Eline Lundgren, de nieuwe voorzitter van bpfBOUW. “Ik ben zuiniger met het geld van het pensioenfonds dan met mijn eigen geld.”
Eigenhandig bakstenen opperen bij de renovatie van haar huis, veel verder ging de persoonlijke ervaring van Eline Lundgren met de bouwsector niet. Tot ze dit najaar werknemersvoorzitter werd van bpfBOUW, het bedrijfstakpensioenfonds voor de bouw. Door de coronacrisis was ze, vóór de fotoshoot, trouwens nog niet op de bouwplaats geweest om de geur van cement op te snuiven en met een van de 147.020 actieve deelnemers (jaarverslag 2020) een kop koffie in de keet te drinken.
BpfBOUW is een van de vijf grootste pensioenfondsen van Nederland, met in totaal ruim 776.000 deelnemers en meer dan 102 miljard euro belegd vermogen. Lundgren – een ervaren pensioenbestuurder namens vakcentrale FNV - vond “het eervol, leuk en uitdagend” om als voorzitter te worden gevraagd van zo’n groot fonds. Al moest ze er “met pijn in het hart” haar voorzitterschap van BPL Pensioen, het pensioenfonds voor de agrarische en groensector, voor opgeven.
Van de boeren naar de bouwers: wat zijn de verschillen in pensioenvoorziening tussen deze sectoren?
“Eerst een belangrijke overeenkomst: beide pensioenfondsen zijn gericht op een zo goed mogelijk inkomen voor later voor de deelnemers. Maar er is inderdaad een verschil: de agrarische sector heeft te maken met een krimpend aantal boeren. Ook het aantal actieve deelnemers van het bedrijfstakpensioenfonds neemt dus af. Dat heeft gevolgen voor de continuïteit van het fonds: met meer deelnemers kun je beter beleggen en meer rendement realiseren. In de bouw is juist sprake van groei: de vraag naar mensen in de bouw is veel groter dan het aanbod. Zeker nu er door de gekte op de huizenmarkt de komende jaren veel nieuwe woningen gebouwd zullen worden. Dat is een enorme uitdaging voor de sector, maar voor de continuïteit van het pensioenfonds is die groei goed nieuws.”
Beide sectoren hebben ook te maken met de stikstof- en pfas-crisis.
“Zowel de agrarische als de bouwsector staan voor een grote duurzaamheidsopgave. Maar ook daar zien we een verschillende dynamiek. Voor de agrarische sector heeft het duurzaamheidsbeleid vooral negatieve gevolgen. Zo is de toekomst voor varkensboeren en boeren rondom Natura-2000-gebieden onzeker. In de bouwsector heeft duurzaamheid juist een positieve connotatie: het uitdagende van innovatief en klimaatneutraal bouwen.”
De bouw telt veel zzp’ers. Die bouwen vaak geen pensioen op. Welke rol zie je daar voor het pensioenfonds?
“Werknemers sparen hun hele werkzame leven voor hun pensioen en hebben daardoor de zekerheid van een inkomen voor later. Dat gun ik zzp’ers ook heel erg. Ik vind het ook maatschappelijk van belang: een van de pijlers onder onze mooie samenleving is ons goede pensioenstelsel, waarin we risico’s samen delen. Als fonds willen we het daarom makkelijker voor zzp’ers maken om voor hun pensioen te sparen. Met een verplichtstelling zou dat waarschijnlijk niet lukken: zzp’ers voelen zich echte ondernemers en bovendien is de premieafdracht lastig als de inkomsten variëren. Maar een vrijwillige pensioenregeling heeft misschien wel kans van slagen. We zijn bij bpfBOUW aan het kijken of en hoe dat mogelijk is.”
BpfBOUW is het grootste Nederlandse fonds dat het pensioen per 1 januari indexeert, met 1,76 procent: dat is 68 procent van de inflatie. Ben je blij?
“Zeker. We waren acht tot negen jaar geleden een van de laatste pensioenfondsen die nog konden indexeren en nu zijn we een van de eerste fondsen die de stijging van de consumentenprijzen grotendeels kunnen compenseren. Als bestuur hebben we ook volledige indexering op ons netvlies staan, ja. Of en hoe we dat gaan doen, moeten we nog verder bespreken. Je moet daarnaast altijd blijven kijken naar de premie en de dekkingsgraad.”
Verder komt het nieuwe pensioenstelsel eraan: welke veranderingen brengt dat mee?
“Er blijft gelukkig ook veel hetzelfde. We blijven als Nederlanders straks gewoon geld sparen voor later, we hebben als pensioenfondsen nog steeds voor iedereen geld in kas en elke deelnemer houdt gewoon een levenslange pensioenuitkering, ook al word je 124 jaar. We blijven ook de risico’s met elkaar delen: het kort- en langlevenrisico, het behoren tot de pech- of gelukgeneratie, het arbeidsongeschiktheidsrisico en het beleggingsrisico.”
Dat laatste is het geval in de solidaire premieregeling, waarvoor de sociale partners bij bpfBOUW voorlopig hebben gekozen. Waarom is er niet gekozen voor de flexibele premieregeling, waarin deelnemers zelf kunnen aangeven met welk risicoprofiel ze hun pensioenpremie belegd willen zien?
“In de solidaire premieregeling beschik je over een grotere pot om beleggingsrisico’s op te vangen en zullen de opbrengsten uiteindelijk iets beter zijn. Voor een zo laag mogelijke premie krijg je een zo goed mogelijke uitkering terug. Bovendien deel je de verschillen tussen generaties die een economisch slechtere of juist betere tijd meemaken, tussen de pech- en de gelukvogels. Daar voel ik me het meest senang bij. Ik ben een vurig aanhanger van de collectiviteitsgedachte, ik geloof heilig in het solidariteitsbeginsel.”