“Hoe relevant is de vakbond nog?”

Gepubliceerd op: 12 november 2021

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: het aantal vakbondsleden in Nederland lag sinds 1966 nog nooit zo laag. Peter Gortzak, hoofd beleid APG en voormalig vicevoorzitter bij vakcentrale FNV over de vraag hoe relevant de vakbond eigenlijk nog is. “Het zijn dalende cijfers volgens het CBS-onderzoek. Maar als je kijkt naar het aantal leden is de vakbeweging de grootste vereniging in Nederland.”

 

Het aantal vakbondsleden in Nederland lag sinds 1966 nooit zo laag als nu. Het aandeel gepensioneerden stijgt, terwijl de groep 25-minners juist steeds kleiner wordt. En slechts een kwart van de leden is 45 jaar of jonger, terwijl die groep ruim de helft van de werkzame bevolking in Nederland omvat. Het zijn recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waaruit maar één conclusie te trekken valt: de vakbonden vergrijzen in rap tempo. De uitstroom wordt namelijk niet meer gecompenseerd door jonge aanwas en blijvende leden worden ook elk jaar ouder. Ten opzichte van 2019 daalde het aantal leden met zo’n 6 procent. FNV spant hierbij de kroon: in twee jaar tijd heeft deze vakbond bijna 10 procent minder leden.

Het zijn cijfers waar Peter Gortzak met leedwezen kennis van neemt maar waar hij ook graag een kanttekening bijzet. “Het afnemende ledenaantal wordt in de media nogal negatief neergezet. Jammer, want het wordt niet geplaatst in de tijdgeest van nu. En je kunt, afgaande op de dalende cijfers, wel het nut van de vakbeweging bagatelliseren, maar een grotere vereniging is er in Nederland niet.”

Die tijdgeest schetst Gortzak als volgt: “Kijk naar de kerk en de omroepen, de sport- en muziekvereniging, mensen worden steeds minder vaak lid ergens van. Daar komt bij dat de contributie voor jongeren met een flexbaan best hoog is. Ook herkennen zij moeilijk wat de vakbond voor hen kan betekenen.” Hoger opgeleiden en beter betaalde werknemers denken op hun beurt dat ze het zelf beter kunnen en de vakbond dus niet nodig hebben. ”En dat samen verklaart mede de teruggang in cijfers.”

 

Hier valt wel wat tegen te doen, zegt Gortzak. Vakbonden zouden meer de noodzaak van hun bestaan kunnen uitdragen. Een nieuwer en breder verhaal lijkt nodig om jongeren over de streep te trekken. Dat verhaal vertelt FNV ook steeds vaker: thema’s als klimaatverandering, de woningmarkt, het tegengaan van de groei van flexcontracten en problemen met toeslagen en uitkeringen komen vaker aan bod. Wat Gortzak betreft zou de vakbeweging zich ook meer mogen laten zien. “Vertel waaróm je je inzet voor de bouwvakker die zzp’er is. Laat zien welke afwegingen er zijn gemaakt tijdens onderhandelingen. En dan niet tijdens een ledenvergadering, want daar zitten je leden al. Laat je verhaal en gezicht meer zien bij mensen die nog geen lid zijn.”

 

FNV en andere vakbonden drijven nu vooral op traditionele leden. Het ledenbestand, zo blijkt uit CBS-cijfers, bestaat voor driekwart uit 45-plussers. De meesten zijn werkzaam in sectoren als onderwijs, overheid, vervoer, bouw en industrie. Vaak zijn zij lid geworden vanuit de gedachte om sterk te staan tegenover hun eigen werkgever. Voor hen lijkt de kerntaak van de bond het belangrijkst: een goede cao en een goed pensioen. Gortzak wijst er op dat je niet alles in een macro-getal moet duiden: hij ziet in sommige sectoren juist een hoge organisatiegraad, ofwel het aantal leden binnen een sector dat lid is. “Kijk niet alleen naar de uitkomst van het onderzoek, dat is macro. Kijk juist ook naar het aantal leden per werkgever, naar de sectoren. Jammer genoeg heb je steeds meer, vaak nieuwe sectoren waar nauwelijks een vakbondslid aanwezig is.  Maar er zijn ook sectoren waar het vakbondslidmaatschap groeit en bloeit, kijk naar de Nederlandse Vereniging van Journalisten, de politiesector, met maar liefst een organisatiegraad van 85 procent en ook bij de brandweer is de vakbeweging goed vertegenwoordigd.”

De dalende cijfers zeggen niks over het belang van de vakbonden. Want die blijft volgens Gortzak onverminderd aanwezig. “Stel, er is geen vakbeweging die de belangen behartigt. Dan moet je er toch niet aan denken dat elke werkgever met elke werknemer apart moet onderhandelen over de inhoud van de arbeidsovereenkomst. Het is juist in het belang van Nederland, van werkgever en werknemer dat dit collectief, in de vorm van cao’s gebeurt.”

De vakbond is er niet om zieltjes te winnen

Ander voorbeeld. “In de Sociaal-Economische Raad komt geen advies tot stand zonder dat de vakbeweging daaraan zijn bijdrage heeft geleverd. En wat te denken van de vele rechtszaken die de vakbonden voeren tegen bedrijven als PostNL en Deliveroo. Die laatste zaak is juist gevoerd om de positie van die jongens op de fietsen te verbeteren. En bij PostNL werken zelfstandigen die eigenlijk gewoon in loondienst zijn, maar wel zelf bijvoorbeeld een dure investering moeten doen om een postbusje aan te schaffen. Ook voor hun positie zet de vakbeweging zich in.”


Diezelfde vakbeweging bevindt zich momenteel in een lastige spagaat. Op de arbeidsmarkt zijn volop mensen die de hulp van een vakbond goed kunnen gebruiken, zoals arbeidsmigranten en jongeren met flexcontracten. Maar juist zij zijn zelden lid. Dat zal de vakbeweging volgens Gortzak niet weerhouden zich in te zetten. “De vakbond probeert het tij te keren. Niet om zieltjes te winnen, want de vakbeweging is geen doel op zich, maar om werknemers een beter positie te geven. Dus ook al is geen enkele medewerker van Deliveroo lid van de vakbond, dan nog zal de vakbeweging opkomen voor de arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden van de mensen in die sector. Omdat het gewoon uitbuiting is.”

Een vereniging die zich inzet tegen uitbuiting en opkomt voor de onderliggende partij in onze arbeidsverhoudingen

Dat de vakbeweging sowieso voor de belangen opkomt, komt het ledenaantal niet altijd ten goede. Werknemers die hiervan profiteren zonder lid te zijn, noemt Gortzak freeriders, zij liften mee op de bagagedrager van een lid. “En ook dat past bij de huidige tijdsgeest. Het is overal ikke-ikke-ikke en als er iets misgaat, ligt dat altijd aan een ander, die het dan ook maar moet oplossen. Maar is er iets dat niet bevalt aan een cao? Dan wordt er geklaagd. Niet doen, niet als je zelf geen lid bent. Wie een vuist wil maken en een stem wil hebben, sluit zich aan.”

 

Zorgen over de cijfers maakt Gortzak zich overigens wel. Want, zo zegt hij, hoe je het ook wendt of keert: de werknemer is toch de onderliggende partij. “Dat je daar een goede verdediging omheen bouwt is en blijft keihard noodzakelijk. En alleen met een meerderheid bereik je iets.”