Goed stelsel, krappe planning

Gepubliceerd op: 24 juni 2020

Gerard van Olphen (APG) over uitwerking nieuwe pensioenstelsel

 

Op 12 juni hebben kabinet en sociale partners een onderhandelaarsakkoord gesloten over de uitwerking van het pensioenakkoord. Gerard van Olphen, voorzitter raad van bestuur APG, is positief over het akkoord: “De sterke punten van het oude stelsel blijven behouden.” Maar hij plaatst ook kanttekeningen. “Als uitvoerder hebben we minimaal twee jaar nodig om de zaken goed te regelen, en de vraag is of ons voldoende tijd gegeven is.” Daarnaast kan de zogeheten overgangsperiode waarin de fondsen kunnen overstappen naar het nieuwe stelsel, mogelijk tot verwarring leiden bij de deelnemer.

 

Afgelopen maandag zijn alle onderliggende stukken van de stuurgroep (een afvaardiging van kabinet en sociale partners) gepubliceerd door minister Koolmees. Daaronder bevindt zich ook de zogeheten hoofdlijnennotitie. Het is nu afwachten of de FNV 4 juli a.s. met het akkoord instemt. Zo ja, dan zal het kabinet het akkoord vaststellen en met een reactie komen.

 

In het nieuwe pensioenstelsel blijven de sterke punten van het huidige stelsel behouden. Dat is de grootste winst van de nieuwe afspraken, aldus Van Olphen: “We krijgen een stelsel waar we weer even mee vooruit kunnen: solidair en gericht op een fatsoenlijke oude dag.” Doordat de verplichtstelling blijft, wordt zo veel mogelijk voorkomen dat deelnemers met lege handen staan wanneer ze met pensioen gaan. Een ander belangrijk voordeel is dat het mogelijk blijft risico’s te delen, zoals een tegenvallend beleggingsrendement in een bepaalde periode. “Dat pensioensparen op collectieve leest geschoeid blijft, is goed nieuws voor deelnemers en werkgevers van de fondsen waarvoor wij werken. Door voor een grote groep deelnemers te beleggen, kan er een hoger pensioen worden behaald, tegen lagere kosten.”

 

In het akkoord is ook afgesproken dat opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten in principe overgaan naar het nieuwe stelsel, het zogeheten ‘invaren’. Ook dat is goed, vindt Van Olphen. “APG is groot voorstander van invaren als standaardoptie omdat dit het nieuwe contract beter uitlegbaar en uitvoerbaar maakt. Bovendien versnelt dit het besluitvormingsproces.

 

Voldoende tijd nodig

 

Wel plaatst Van Olphen enkele kanttekeningen bij het tijdspad. Volgens de huidige afspraken moet het nieuwe pensioencontract uiterlijk 1 januari 2026 zijn ingevoerd. Om dat te realiseren zijn vanaf 1 januari 2022 vakbonden en werkgevers aan zet om de regeling aan te passen aan de nieuwe wetgeving.

 

Van Olphen: “APG heeft als uitvoeringsorganisatie tijd nodig voor het verwerken van de wijzigingen die het nieuwe contract met zich meebrengt. Dan moet je al snel rekenen op twee jaar. Als we afgaan op de hoofdlijnennotitie, dan maken we ons wel wat zorgen of daar genoeg tijd voor is uitgetrokken In de komende jaren zal er ongetwijfeld gediscussieerd worden over de regelingen, op nationaal wetgevingsniveau en aan de onderhandelingstafel van vakbonden en werkgevers. Ook daar zal direct en voortdurend toetsing moeten plaatsvinden: Is de regeling uitvoerbaar, en uitlegbaar?”

 

Mogelijkheden eerdere overgang onderzocht

 

Het is nog niet helemaal duidelijk hoe de overgangsperiode van het oude naar het nieuwe stelsel er uit komt te zien. De door Koolmees gepubliceerde stukken laten zien  dat sociale partners op een zelf gekozen moment de overstap kunnen maken, maar wel vóór 1 januari 2026. Aangezien de stuurgroep voordelen inziet van een eerdere overgang wordt onderzocht of die datum naar voren gehaald kan worden (bijvoorbeeld naar 2024). Daarvoor zullen wel de uitvoeringsrisico’s voldoende beheersbaar moeten zijn.

Van Olphen: “Het nadeel van een (lange) overgangsperiode is dat werknemers met korte dienstverbanden te maken kunnen krijgen met steeds wisselende pensioensystemen en wisselende compensatieregelingen. Dit is verwarrend en moeilijk uit te leggen. Een zo kort mogelijke overgangsperiode helpt om deze problemen te verkleinen. Uiteindelijk is het nieuwe stelsel een zaak van ons allemaal. Laten we het dan ook samen en zoveel mogelijk gelijktijdig doen.”

 

Anders communiceren over pensioen

 

De gemaakte afspraken betekenen ook dat het pensioen meer gaat meebewegen met voor- of tegenspoed op de financiële markten. Beleggingswinsten mogen eerder worden gedeeld, maar daar staat tegenover dat verliezen eerder moeten worden genomen.

Van Olphen: “In het nieuwe pensioencontract zit er een onzekerheidsfactor in zowel de opbouwfase als de uitkeringsfase. Hierdoor gaan de pensioenen eerder omhoog, maar ook eerder omlaag. Dat vraagt echt om een heel andere manier van denken en communiceren over pensioen. Het wordt dus nóg belangrijker om deelnemers mee te nemen en te betrekken bij hun financiële toekomst. Je wilt niet dat mensen voor verrassingen komen te staan. Voor de hele pensioensector en de wetgever is hier werk aan de winkel. Deelnemers moeten in staat gesteld worden om grip te krijgen op hun financiële toekomst.