In de rubriek Even bellen met… spreken we een expert over een actuele gebeurtenis op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen. Deze keer macro-econoom en expert strateeg Charles Kalshoven over het belang van familiebedrijven voor de Nederlandse economie.
De landenindex voor familiebedrijven van de Duitse Foundation for Family Businesses maakt duidelijk hoe gunstig de omstandigheden voor familiebedrijven in landen worden geacht. Nederland neemt wereldwijd plek 9 in en staat hiermee veel hoger in ranking dan bijvoorbeeld Duitsland en Italië, waar familiebedrijven goed zijn voor respectievelijk 50 procent en 70 procent van het nationale inkomen. In Nederland is dat pakweg 30 procent. Kortom, Nederland heeft een best vriendelijk klimaat voor familiebedrijven zoals supermarktketen Jumbo, bierbrouwer Bavaria en auto-importeur Pon, terwijl deze bedrijven in vergelijking met Duitsland en Italië minder dominant zijn in onze economie.
Toch schreef het FD deze week over de onzekerheid bij familiebedrijven over het voortbestaan van de Bedrijfsopvolgingsregeling. Dit heeft geleid tot een golf van bedrijfsoverdrachten. Vind je de zorgen terecht?
“Een bedrijfsoverdracht aan een nieuwe generatie is ingewikkeld en er moet kapitaal voor beschikbaar zijn, ook omdat sommige eigenaren de verkoopopbrengst nodig hebben voor een goede oudedagsvoorziening. Bovendien heb je liquiditeit nodig om af te rekenen met de fiscus. Als dat er niet is, dan is dat een probleem. Misschien moeten dan kernactiviteiten worden afgestoten die eerdere generaties hebben opgebouwd. Afscheid nemen van een deel van het levenswerk van opa is natuurlijk pijnlijk. Ik kan mij dan ook voorstellen dat de versobering van de Bedrijfsopvolgingsregeling voor sommige families een schrikbeeld is.”
Hoe belangrijk zijn familiebedrijven voor Nederland?
“Op 1 januari 2020 telde Nederland 285.000 familiebedrijven, 86 procent daarvan was een microbedrijf met twee tot tien werkzame personen. Van de vijfhonderd grootste bedrijven in Nederland zijn er bijna tweehonderd een familiebedrijf. Dat zijn mooie cijfers. De economie heeft om te floreren een mix aan bedrijven en bedrijfsvormen nodig: beursgenoteerd, eenpitters, maar zeker ook familiebedrijven. Zo hebben familiebedrijven een dempend effect op de conjunctuur. Ze bieden baanzekerheid, focussen minder op de korte termijn dan andere ondernemingen en zijn wendbaar en flexibel, waardoor ze snel kunnen inspelen op veranderende omstandigheden. Dit laatste betekent dat ze minder snel failliet gaan, ook omdat ze minder scherp aan de wind varen wat betreft schulden. Kijk maar naar de coronaperiode, familiebedrijven zijn daar beter doorheen gekomen dan andere bedrijven.”
We moeten ze dus juist koesteren in plaats van tegenwerken?
“Nou ja, familiebedrijven zijn wat arbeidsintensiever en hebben een iets minder hoge arbeidsproductiviteit. Ze maken ook minder gebruik van innovatieregelen voor bijvoorbeeld de vernieuwing of automatisering van processen die de arbeidsproductiviteit verhogen. Maar ook dat zegt niet alles: misschien willen ze wel geld sparen en zelf aan het roer zitten. Bovendien zie je vaak dat de eerste generatie wel gericht is op vernieuwing, de generaties daarna zitten veel meer op de continuïteit. Daar wringt ook de schoen met de plannen van het demissionaire kabinet om belastingvrijstelling bij de overdracht van een bedrijf via een schenking of erfenis fors te beperken. Familiebedrijven betogen dat de continuïteit van het bedrijf in gevaar komt als een opvolger eerst bij de fiscus moet afrekenen. Dat zal echt niet in elk individueel geval zo zijn, maar het is voor familiebedrijven natuurlijk wel een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie. Dat we vooruitlopend op de mogelijke versobering van de fiscale regelingen veel meer bedrijfsoverdrachten zien, is natuurlijk niet voor niets.”