Het Nederland van 2041

Gepubliceerd op: 21 april 2021

Hoe leven we in 2041? In een reeks van zes artikelen schetsen we het Nederland van Straks. Hoe rijk zijn we dan? Hoe wonen we? Hoe werken we? Hoe sociaal zijn we nog? En hoe besteden we onze vrije tijd? In deze tweede aflevering vragen we ons af: hoe consumeren we?

 

Voordat we ons met fooddesigner Chloé Rutzerveld vergapen aan de heerlijkheden van de supermarkt van het jaar 2041, wacht ons achter de klaphekjes eerst een spannend moment: de voedingsapotheek. Voor een update van onze gezondheid leveren we een poepmonster in. En voor de nutriëntenbehoefte van ons lichaam laten we de chip in onze hand uitlezen met daarin ons DNA-voedingsprofiel. In ruil krijgen we de status van onze darmflora en een boodschappenlijstje mee. Uit de muur trekken we nog wat shotjes gepersonaliseerde poeders met alle vitaminen en mineralen die we nodig hebben en dan op naar de groenteafdeling. Maar… waar is de groente? En waar is de vleesafdeling, de broodafdeling? Het lijkt hier allemaal door elkaar te lopen. Het is één grote, gezonde snoepkraam geworden. Fruitkroketten van de snijresten van ananas en meloen, bitterballen van onverkochte rode bietjes en oesterzwammetjes, versgebakken stroopwafels van kontjes en schraapsel van knollen – de warme wortelstroop loopt ertussenuit. Dus voedselverspilling is alvast geen punt meer. Het is een no-brainer gebleken. Op aarde zijn er sinds 2021 weliswaar anderhalf miljard mensen bijgekomen, maar meer mensen betekent niet dat we meer voedsel produceren. Dankzij vrije denkers als Rutzerveld zijn we onze verbeeldingskracht gaan gebruiken.

 

Ooit was de supermarkt een plek waar overschotten aan het eind van de dag in de container gingen en waar het plasticprobleem weinig voortvarend werd aangepakt. Maar in de loop van de jaren twintig en dertig trokken we de voedselvoorziening naar ons toe. Nu dwalen we over een festivalterrein met particuliere initiatieven en laboratoria waar we zelf groente telen en vlees kweken. Op hangplekken wisselen we recepten uit, proeven elkaars gerechten. ”Wij consumenten zijn aan het produceren geslagen,” zegt Rutzerveld.

 

Biologisch of industrieel

Voordat we in de wondere wereld van Rutzerveld boodschappen doen, gaan we even terug. In 2021 ziet de toekomst van voedsel er niet florissant uit. Na wetenschappelijk breed onderschreven rapporten van VN-klimaatpanel IPCC en het Wereld Natuur Fonds is er geen twijfel meer dat we met onze landbouw, veeteelt en visserij bezig zijn onze planeet op te eten en onze levens in gevaar te brengen. Prikken we in 2041 nog onbezorgd een balletje?

“Het is niet moeilijk om onze toekomst voor te stellen als hemel of als hel,” zegt filosoof Koert van Mensvoort van ontwerpbureau Nature Next Network. “Het gaat erom je een wereld voor te stellen waarin je wel zou willen leven.” Hij vraagt zich af wat onze tradities zijn en hoe we die met technologie kunnen transformeren naar een aantrekkelijke wereld. “Dat kan betekenen dat we dingen niet anders gaan doen, maar slimmer. In een mengelmoesje van nostalgie en innovatie. Over twintig jaar leven we op een ouderwetse manier beter.”

 

Neem lokaal, onbespoten voedsel. Het is er al heel lang, maar we zien het vaak over het hoofd. Er is al wel de gemaksbox die wordt thuisbezorgd met verse streekproducten en recepten, en waar boeren in de regio meer aan verdienen. Er zijn zelfvoorzienende gemeenschapjes met stadstuintjes, met een boer als steward. Toch wordt biologische landbouw door sceptici als voedselwetenschapper Louise Fresco niet als serieus alternatief gezien voor industriële landbouw, plantaardig niet als vervanger voor diergebruik en kostbaar gesleep over de aardbol. We zouden er de wereld niet mee kunnen voeden. “Maar waarom,” zegt Van Mensvoort, “zou er geen synthese mogelijk zijn? Wat als we van onbespoten een efficiënt proces maken? Niet zelf kromgebogen onkruid staan wieden, maar ons laten helpen door robotjes? Dan wordt de kwaliteit van grootmoeder ook betaalbaar voor Henk en Ingrid. Trouwens, Fresco zegt het misschien niet hardop, maar tegen mij zei ze eens dat ze heeft laten uitrekenen dat we op zo’n manier wel vijftig miljard mensen kunnen voeden. Al helpt het als we allemaal vegetariër worden.”

 

We moeten de situatie meer in het licht van de geschiedenis bekijken, vindt Van Mensvoort. “Steeds als we dachten dat de aarde vol was, bleken er meer mensen bij te kunnen. Had de jager-verzamelaar voor zijn gezin nog hectares land nodig; de landbouw schaalde de voedselvoorziening op en industrialisatie nam na de oorlog onze angst voor honger voorgoed weg. Nu is ongezond eten vierentwintig uur beschikbaar. Tijd voor de volgende fase: de kwaliteit van vroeger, maar dan écht efficiënt.”

In zijn boek The Wizard and the Prophet (2018) zag Charles Mann nog twee stromingen tegenover elkaar staan. De ‘profeten’ die de grenzen van de aarde respecteren versus de ‘tovenaars’ die ze met technologie willen verleggen. Van Mensvoort ziet ze in een team samenwerken. Hoe ziet dat eruit in 2041?

 

Onze voedselproductie in 2041

In 2041 consumeren we zo lokaal mogelijk, maar koffie, cacao, avocado’s, quinoa, citrusvruchten en bananen halen we nog van ver. Alleen doen we dat niet langer, zoals wereldvoedselorganisatie FAO al vaststelde, door soja en palmolie uit Zuid-Amerika en Azië te halen. We draaiden het om. We helpen Afrika om zelf goedkoop voedsel voor miljoenen te produceren, zodat veel meer mensen de Westerse manier van consumeren kunnen voortzetten.

Om te beginnen geven we onze positie als tweede voedselexportland op. We stoppen met de export van landbouwdump, het verschepen van varkensoren naar China. “Tegelijk klimmen we naar de eerste plaats in kennisexport,” zegt Van Mensvoort. “We vragen aan de boer: wat is jouw product? Een karbonade? Of is het je kennis, hoe je soja omzet in een vlezige, smakelijke structuur? Kennis is makkelijker te verspreiden en je verdient er een betere boterham mee.”

 

We verspreiden niet zozeer onze expertise in monotone akkerbouw, landbouwchemicaliën, varkensstallen. Wel onze schaalvergroting, waarmee we onze eigen honger bestreden. Wel onze drones, om met precisielandbouw akkers in Afrika te bewerken. Wel onze waterbeheersing, het bestendig maken van gewassen tegen weersschommelingen en echte kringlooplandbouw, waarbij slimme toiletten helpen urine en ontlasting thuis te scheiden, zodat de nutriënten als mest terug kunnen naar het land. Iets wat we in Nederland niet eens voor elkaar krijgen, kunnen we in Afrika realiseren.

 

Intussen in de supermarkt van 2041

Op wat de groenteafdeling zou kunnen zijn, grissen we geen zakje chemisch oranje worteltjes mee. We kruisen zelf vergeten peensoorten en knollen terug, in de oorspronkelijke kleuren. Bijgestaan door telers downloaden we naar keuze een groeirecept, planten indoor zaadjes, spelen met de hoeveelheid water, CO2 en licht en beïnvloeden zo de smaak, vorm en voedingsstoffen van groente en fruit. Langs wanden brengen we de gewassen zelf groot. De knutselaars onder ons gaan nog een stap verder en spelen met vormen. Ze bedenken cilinderaubergines, kubusbrocoli en een sandwichtomaat die perfect op de boterham past. “Geen science fiction. Technisch kan het al,” zegt Chloé Rutzerveld.

 

In haar boek Food Futures, How Design and Technology can Reshape our Food System laat Rutzerveld zien hoe we de kloof tussen nostalgie en wetenschap overbruggen. “Nu al betalen we graag voor basilicumplantjes in potjes en zelf jus persen. Zo overbruggen we straks ook de gespletenheid in onszelf, de kloof tussen de burger en de consument die we zijn. De burger die zegt dat hij duurzaam en plantaardig wil eten en graag een eerlijke prijs betaalt, de consument die in de praktijk onverschillig naar de kiloknaller grijpt.”

 

Om ons bijvoorbeeld te verleiden eiwitten niet langer uit dieren te halen maar uit planten, tappen we op de geen-zuivelafdeling grasmelk uit een bioreactor in de vorm van een koe. Technologie kan ons veel bieden, zei de futuroloog Kevin Kelly al, op twee dingen na. Vertrouwen en verhalen. De behoefte hieraan zit diep. Vertrouwen is niet te downloaden, dat moeten we verdienen. Verhalen over wat we gewend zijn, helpen ons daarbij.

 

Dus op de geen-vleesafdeling groeien achter de ruitjes van een snackbarautomatiek hamburgers van kweekvlees. We voeren vleesmachines deegmengsels van algen, uit 3D-printers glijden speklapjes, rundervinken, foie gras van zeewier. Willen we per se vlees waarvoor een dier is gedood? In een kweekbak liggen nog bakjes sabelsprinkhaan. De lichaampjes zijn opgeblazen tot plofinsect. Pootjes, vleugeltjes en voelsprietjes zijn verwijderd. Een eiwitbom, maar het loopt niet. Dan doet mensenvlees het beter. Als er ergens geen tekort aan is, is het mensenvlees. We eten het nog niet elke dag op brood, het is iets speciaals. We kweken eigen lichaamscellen op, als een medaillon groeit het op ons lichaam.

 

Op de geen-broodafdeling van Rutzerveld spelen we verder met de nostalgie van eten en de functionaliteit ervan. “We pluizen ons dagelijks brood uiteen in de elementen genieten en voeden. Waarna we het weer opbouwen tot iets nieuws, zonder de nadelen die bij ouderwetse productie komen kijken.” Geen ladingen tarwe uit het buitenland dus. We kweken uit reststromen celculturen op. We mengen gist of desem met de gepersonaliseerde poeders met voedingsstoffen die we eerder meekregen uit de apotheek tot een papje. Dan op naar de ovens, om er een vers broodje van te bakken. Met de knapperige korst van een spruitje, de wolkige textuur van een cake en het sappige van de binnenkant van een tomaat. Tot slot brengen de geuren en kleuren van een AR-bril ons terug naar dat ene, verse bakkertje op een pleintje in Napels.

 

Bij de kassa betalen we niet eens de hoofdprijs voor de nieuwlichterij. “Als we willen dat consumenten zich gedragen als de betrokken burger die ze te weinig zijn,” zegt Van Mensvoort, “moeten we ze niet alleen verleiden, maar ook belonen.” Waarom levert het kappen van een boom ons geld op, maar kost een boom planten geld? Hij bedacht de ecocoin. “Aan consumeren voegen we het aspect van het pensioenfonds toe. Nu iets inleggen, straks de waarde. Vandaag geen dierlijk vlees gekocht? Eén munt. Auto laten staan? Eén munt. Bij vijftig munten is je zegelboekje vol en krijg je korting. Net als vroeger.”