Zijn de dertigers van nu financieel beter af dan eerdere generaties?

Gepubliceerd op: 27 augustus 2025

De dertigers van nu hebben een doorsnee besteedbaar inkomen van 30.000 euro. De generatie van hun ouders behaalde dat inkomensniveau past op hun 47ste. Thijs Knaap, hoofdeconoom bij APG, over wat dit ‘cijfer van de week’ precies zegt.

 

Het is niet altijd makkelijk om iets over een generatie te zeggen, aangezien generaties uit heel veel mensen bestaan die allemaal een ander leven leiden, zegt Knaap over de cijfers van het CBS waarover het Financieele Dagblad (FD) berichtte. “Maar het is goed van de onderzoekers dat ze naar het mediane inkomen hebben gekeken, dat precies op het midden van de inkomensverdeling ligt. Dat verschilt van het gemiddelde inkomen, dat een vertekend beeld kan geven als negen mensen bijvoorbeeld 50.000 euro verdienen maar de tiende een miljoen.” Uit de gegevens over het mediane inkomen blijkt dat mensen steeds meer verdienen naarmate ze ouder worden, tot rond hun 54ste. Dan gaat het loon van werkenden weer omlaag, vervolgt Knaap. “Dat komt met name omdat – vooral in het verleden overigens – de mensen die hun schaapjes op het droge hebben rond die leeftijd stoppen met werken.”


Woonkosten
Volgens de cijfers van het CBS verdienen de laatste zes generaties rond hun dertigste en veertigste steeds wat meer dan de vorige generatie. Tussen 1979 en 2019 gaat het om een inkomensgroei van 1,3 procent per jaar, blijkt uit de berekening van Knaap. “Die groei hebben we te danken aan de technologische vooruitgang en het feit dat steeds meer vrouwen werken en hoger opgeleid zijn, en daardoor meer verdienen. De meest recente generatie is financieel gezien dan ook het beste af, ook gecorrigeerd voor inflatie.”

 

“Terwijl ik dit zeg, bekruipt me een ongemakkelijk gevoel, want de dertigers van nu hebben het best lastig, ondanks hun relatief hoge besteedbare inkomen”, vervolgt Knaap. Hier komt de consumentenprijsindex (CPI) om de hoek kijken, die het prijsverloop weergeeft van vaak aangeschafte goederen en diensten door alle huishoudens in Nederland. Het CBS gebruikt die om de inkomens over de tijd vergelijkbaar te maken. De CPI hanteert ongeveer 20 procent voor de kosten van wonen. En daar zit hem volgens Knaap de kneep. “Er zit een enorm verschil in wat Nederlanders aan woonkosten betalen, zelfs voor hetzelfde soort woning. Gaat het bijvoorbeeld om een koopwoning, en wanneer is de hypotheek dan afgesloten, en is die al afbetaald? En als het om een huurwoning gaat, wordt die dan gehuurd van een corporatie of van een huisjesmelker? Het is logisch dat het CBS voor de woonkosten een gemiddelde van al die soorten hanteert, maar met het bedrag waarvan je volgens het CPI een woning kunt krijgen kom je als dertiger in de huidige woningmarkt niet ver. En de woonkosten vormen een groot deel van de consumentenuitgaven.”

Steeds minder mensen zullen zich identificeren met ‘gemiddeld’

Avocado-economie
In dit licht moet ook het verschijnsel van de ‘avocado-economie’ worden gezien, aldus Knaap. “Onder ouderen wordt nogal eens geklaagd dat jongeren van nu veel verdienen, maar het uitgeven aan toast met avocado en koffie op het station, waardoor er geen geld meer overblijft voor de aankoop van een woning. Maar dat jongeren zich geen woning meer kunnen veroorloven ligt echt aan het feit dat de huizenprijzen de afgelopen jaren enorm zijn gestegen. Ook heeft de huidige generatie jongeren in tegenstelling tot de oudere generaties te kampen met studieschulden en flexibele arbeidscontracten, zoals het FD terecht stelt. Een schrale troost is dat jongeren nu wel gebruik kunnen maken van producten en diensten als iPhones en Netflix. Die mogelijkheid ontbeerden oudere generaties rond hun dertigste, en daar kan dus ook niet voor worden gecorrigeerd met het CPI. Deze nieuwe mogelijkheden leiden dan weer tot een ónderschatting van hoe goed de huidige dertigers het hebben.”

                                                             

Groeiende ongelijkheid
Het besteedbare inkomen van 30.000 euro van de dertigers van nu is daarom het verhaal van de mediane Nederlander, besluit Knaap. “Het cijfer en de berekening zullen kloppen, maar de verschillen tussen mensen vormen er geen onderdeel van. De gemiddelde Nederlander heeft al nooit bestaan, en bovendien zullen steeds minder mensen zich identificeren met ‘gemiddeld’. Ze staan immers aan een van de twee kanten van de ongelijkheidskloof, vooral als het gaat om de woningmarkt. En als je alleen kijkt naar de mediaan of het gemiddelde en de ongelijkheid wordt steeds groter, dan wordt het besteedbare inkomen een steeds nietszeggender cijfer waar maar weinigen zich in zullen herkennen.”