De voorbeelden van uitvoeringsproblemen bij overheidsorganisaties liggen voor het oprapen. Toch gaat de aandacht in politiek Den Haag momenteel niet uit naar de daaruit getrokken lessen. Volgens APG-beleidsmaker Johan Barnard is dat zorgwekkend, want we staan aan de vooravond van de invoering van een volledig nieuw pensioenstelsel. Als het wetsvoorstel daarvoor wordt uitgesteld, moet de extra tijd volgens Barnard dan ook besteed worden aan de begrijpelijkheid, uitlegbaarheid en uitvoerbaarheid van ons nieuwe pensioensysteem.
De Tweede Kamer heeft een blinde vlek voor de uitvoering van overheidsbeleid. Omdat het parlement niet altijd volledig en tijdig wordt geïnformeerd, maar ook omdat de Kamer te weinig belangstelling heeft voor de uitvoering. Bovendien hebben Tweede Kamer en kabinet de uitvoering jarenlang verwaarloosd. Ziehier twee belangrijke conclusies uit het rapport “Klem tussen balie en beleid”, over de grote regelmatig optredende uitvoeringsproblemen bij de overheid.
Het is een relevant rapport omdat het lessen trekt uit een brede waaier aan gevallen waarin het misging, waaronder de Toeslagenaffaire. Maar wie verwachtte dat een inhoudelijke discussie over oorzaken en oplossingen de politiek zou domineren in de afgelopen weken, kwam bedrogen uit. Want ondanks de inspanningen van informateur Tjeenk Willink, wordt de politieke aandacht vooral gericht op de vraag wie waarvoor verantwoordelijk gehouden moet worden. Lees: wie uit de politiek verwijderd moet worden.
Dat gebrek aan inhoudelijke discussie is des te schrijnender omdat sinds de publicatie van “Klem tussen balie en beleid” het ene na het andere signaal is afgegeven over nieuwe dreigende uitvoeringsproblemen – zelfs nog in de afgelopen weken. Op 12 april signaleerde procureur-generaal Rinus Otte in een interview in Trouw dat OM en rechterlijke macht te weinig tijd krijgen voor de invoering van een versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces. Volgens Otten was de versterking niet goed doordacht. In de NRC van 20 april liet voorzitter Maarten Camps weten “dat het UWV wel even zonder Haagse plannen kan”. Liever praat hij eerst over hoe het UWV voldoende verzekeringsartsen kan aantrekken. Op 1 januari 2022 wordt de nieuwe Omgevingswet ingevoerd. Althans, dat is het plan. De vier grote steden hebben een brandbrief geschreven over de onhaalbaarheid van die datum – op 25 april berichtte het FD dat pas 9 van de 352 gemeenten daarvoor de ICT op orde hadden. En volgens de Rekenkamer zijn de AIVD en MIVD zoveel tijd kwijt aan de implementatie en vereisten van de nieuwe “Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017”, dat hun inlichtingenpositie onder druk staat.
De Raad van State constateert dat de noodzakelijkheid van nieuwe wetten niet genoeg wordt aangetoond en dat ze te weinig worden getoetst op uitvoerbaarheid en ‘doenbaarheid’ voor burgers en overheidsorganisaties. Ook Thom de Graaf, Arno Visser en Reinier van Zutphen, (respectievelijk vicepresident van de Raad van State, president van de Rekenkamer en nationaal ombudsman) deelden gezamenlijk hun zorgen over de uitvoeringskwaliteit van het overheidsbeleid (Buitenhof, 25 april). Daar lieten ze weten dat hiervoor óók verantwoordelijkheid ligt bij het parlement.
U voelt de bui wellicht al hangen. Want is er bij pensioen wél voldoende aandacht voor de uitvoering en uitvoerbaarheid? De eerste tekenen zijn niet heel hoopgevend. Op 12 januari jongstleden is het wetsvoorstel “Bedrag ineens, Regeling Vervroegd Uittreden (RVU) en verlofsparen” aangenomen. Maar de invoering van het deel dat een pensioenuitkering van 10% van het pensioenvermogen ineens mogelijk moet maken (Bedrag ineens), is meteen daarna tot 2023 uitgesteld. Eerst moet onderzocht worden of de uitvoering minder complex kan worden ingericht.
En dan moet de invoering van een volledig nieuw pensioenstelsel nog komen. Die overgang is vele malen complexer. Het oordeel van het Adviescollege Toetsing Regeldruk was dan ook niet mals: “niet indienen, tenzij met de adviespunten rekening wordt gehouden”. Volgens het Adviescollege is het wetsvoorstel niet duidelijk genoeg omschreven, waardoor niet goed te toetsen is of extra uitvoeringslasten (in financiële zin) gerechtvaardigd zijn. Ook werpt het Adviescollege de vraag op of het nieuwe stelsel wel beter uitlegbaar is. En om te zien of deelnemers straks uit de voeten kunnen met het nieuwe stelsel, vraagt het om een ‘doenvermogentoets’.
In Den Haag gaat het de laatste tijd veel over de behoefte aan een nieuwe politieke cultuur van “macht en tegenmacht”. Van een nieuw kabinet dat serieus werk wil maken van die cultuur, verwachten we begrijpelijke, uitlegbare en zeker ook uitvoerbare wetgeving. Hier en daar wordt uitstel van het wetsvoorstel voor het nieuwe pensioenstelsel verwacht. In dat geval zou de extra tijd, in het belang van de deelnemers, vooral besteed moeten worden aan die aspecten van begrijpelijkheid, uitlegbaarheid en uitvoerbaarheid. Ik ben er niet gerust op dat de politiek daar nu al voldoende oog voor heeft.
Zou het toeval zijn dat geen van de zeven leden van de parlementaire onderzoekscommissie uitvoeringsorganisaties in de Kamer is teruggekeerd?