“Onze economie is verworden tot een circus van bezit in plaats van bestaan”

Gepubliceerd op: 20 oktober 2023

De nieuwste iPhone. Een grotere flatscreen, met een nog scherper beeld. ‘Ultra-fast-fashion’ met 52 collecties in een jaar, gemaakt om kort te dragen. Als consument is het soms moeilijk om de verleiding te weerstaan. En gretig koopgedrag is goed voor de economie. Maar we lopen ook steeds vaker aan tegen de grenzen van onze consumptiedrift. Waar liggen die grenzen? En wat levert al dat consumeren op? In deze reeks laten we mensen hier vanuit hún specifieke gezichtspunt naar kijken.


Aflevering 4: het perspectief van activist researcher & developer Kees Klomp.

 

Kees Klomp had jarenlang als strateeg in de reclamewereld gewerkt toen hij in 2006 belandde in een, zoals hij het noemt, ‘existentiële crisis’ (zie kader). Die crisis levert hem een inzicht op: de staat waarin de wereld nu verkeert, vertoont grote overeenkomsten met wat hij destijds aan den lijve heeft ondervonden. De uitweg uit de crises waarmee we kampen – klimaatverandering, groeiende ongelijkheid, politieke polarisatie – is volgens hem dan ook dezelfde als de uitweg uit zijn eigen crisis: acceptatie van het feit dat lijden bij het leven hoort en afscheid van de illusie dat je dat lijden kunt wegnemen met surrogaatoplossingen voor de korte termijn. Dit inzicht inspireert hem om na te denken over een alternatieve manier om naar onze economie te kijken: ‘de betekeniseconomie’.    

 

Wat houdt de betekeniseconomie in?

“Waar het vooral om draait, is de erkenning dat wij mensen een existentieel bewustzijn hebben. Dat besef zorgt voor een aantal fundamentele existentiële drijfveren, zoals de niet-biologische behoefte om van betekenis te zijn in het leven. Het leven gaat echter ook over leven en dood, in fysiek, sociaal en spiritueel opzicht. Dat zorgt voor onveilige, onprettige gevoelens. Aan die diepe drijfveer van zingeving zijn we steeds minder gehoor gaan geven. Om met die existentiële angsten om te gaan, hebben we een materiële surrogaat gecreëerd. En die surrogaatoplossing vormt in feite de motor van onze economie.”

 

Kun je dat toelichten?

“De economie zegt: als jij allerlei dingen consumeert of bezit, ontleen je daar veel fijne, comfortabele en plezierige gevoelens aan en dan hoef je die existentiële pijn niet te ervaren. Succes, sociale status – het kan allemaal geregeld worden, als je ervoor zorgt dat je de juiste kleding aan hebt of veel geld verdient. Dat is wat wij voor een belangrijk deel de godganse dag met elkaar aan het doen zijn. En die materiële surrogaatoplossing werkt altijd net genoeg om je even het gevoel te geven dat het echt een oplossing is. Als jij nieuwe schoenen hebt gekocht en daar complimenten voor krijgt, levert dat geluksgevoelens op. En dat zijn echte gevoelens, hè. Het is alleen geen duurzaam geluk; het is extern, hedonistisch geluk, dat na een paar weken is weggeëbd. En dan is er weer een nieuw merk schoenen waarmee je er helemaal bij hoort.”  

 

Hoe verhoudt de betekeniseconomie zich tot dat inzicht?

“Onze overtuiging was altijd – en tot 2006 ook die van mij – dat de economie moet groeien, dat welvaart een goede zaak is en vooruitgang de normale gang van zaken. Individualisme, liberalisme en kapitalisme behoorden allemaal tot ons collectieve geloofsgoed. Vanuit die normen en waarden bekijken we de wereld en zo creëren we onze identiteit en ons zelfbeeld. Met dat geloofsgoed raken we nu echter een keiharde muur. Zo overschrijden we de grenzen van de planeet en economieën groeien voortdurend, terwijl de armoede niet afneemt. En omdat we van die buitenwereld helemaal niks meer begrijpen, begrijpen we ook onze binnenwereld niet meer. We zouden toch gelukkig worden van economische groei en consumptie? De betekeniseconomie gaat over die kloof tussen ons collectieve geloofsgoed en onze binnenwereld. En daarvoor leen ik uit de antropologie, sociologie en psychologie.”

 

Kun je daar voorbeelden van geven?

“In onze maatschappij staat de homo economicus centraal. Dit mensbeeld gaat ervan uit dat we worden gedreven door eigenbelang en via de markt aan nutsmaximalisatie doen – ieder voor zich en rationeel calculerend. Veel economieboeken rangschikken deze bevrediging van de eigen behoeften aan de hand van de piramide van Maslow. Aan de basis heb je als eerste de materiële behoefte: een dak boven je hoofd, kleding, veiligheid, enzovoorts. Daarna komt de emotionele behoefte, dan de sociale behoefte en in het penthouse bevindt zich de spirituele behoefte: zelfontplooiing. En als je om je heen kijkt, zie je ook: mensen die in armoede leven, hébben ook geen tijd om de wereld te verbeteren, ze zijn vooral bezig met overleven. Werken aan een betere wereld wordt daarmee ook een soort privilege, dat alleen is weggelegd voor bepaalde mensen.”

 

En sociologen, antropologen en psychologen kijken daar anders naar?

“Ja, die zeggen: als je op basis van een existentieel mensbeeld onderzoekt wat mensen daadwerkelijk ten diepste gelukkig maakt, dan zijn onze spirituele en sociale behoeften veel groter dan onze materiële behoeften. We zijn dus geen homo economicus, maar homo florens. En die ‘bloeiende mens’ is juist op zoek naar zingeving. Het begint weliswaar met materiële behoeften, maar die zijn betrekkelijk snel bevredigd. Relatief veel mensen kunnen zorgen voor eten, een dak boven hun hoofd en een auto. Het gaat pas verkeerd als dat huis groter moet zijn dan dat van de buren en als het twee auto’s moeten worden in plaats van één. We maken het materiële massief belangrijk, terwijl we het penthouse als een soort luxe pretpakket zien. Maar we zijn geconditioneerd om zo naar onszelf te kijken. Als je de ruimte kunt creëren om vanuit een ander mensbeeld naar jezelf te kijken, verandert je relatie met het materiële.”

 

Hoe doe je dat?

“In de betekeniseconomie is sufficiency een enorm belangrijk thema, ‘genoegheid’. De samenleving cultiveert ‘niet-genoegheid’. Het kan altijd meer en beter en je bent zelf ook nooit volledig, hè? En van die existentiële leegheid wordt gebruikgemaakt door je te doen geloven dat je iets materieels nodig hebt. Je kunt die ‘genoegheid’ dus alleen ervaren als je deze bij jezelf vindt. Als je dat lijden kunt accepteren, als je gewoon met die existentiële pijn kunt ‘zijn’, kun je een andere, gezondere relatie met goederen krijgen. Dat betekent niet dat je geen huis, auto of kleding meer nodig hebt, maar dat je ziet dat het goederen zijn en geen sociale bevestiging.

Als het bijvoorbeeld gaat om de existentiële behoefte om erbij te horen, speelt kleding een heel dominante rol. Als kinderen zeggen dat ze bepaalde kleding of een specifieke telefoon moeten hebben om erbij te horen, is dat een echt gevoel. En tegelijkertijd is het een illusie. En met dat gevoel van afwijzing of uitsluiting kun je beter omgaan, als je kunt zeggen: ze mogen mij uitsluiten, maar ik voel me niet uitgesloten. Want kleding is er niet om me erbij te laten horen, kleding is er om me te beschermen, het moet fijn zitten, of wat dan ook.”

 

Schaadt dat onze economie niet?

“De Nederlandse economie is nu drie keer groter dan in de jaren zestig, terwijl uit onderzoek blijkt dat ons niveau van welbevinden en welzijn sinds die tijd niet is gegroeid. Wat is dan de bedoeling van economische groei? We kunnen de economie makkelijk met dertig procent laten krimpen, zonder dat het ten koste gaat van ons welzijn. Maar dan moeten we het systeem wel fundamenteel anders inrichten dan nu. Je moet dan veel meer gaan werken met ‘commons’, waarbij mensen deelgenoot worden van de productie van voedsel of energie, in plaats van het alleen maar te consumeren.

Vroeger ging het in de economie om het creëren van het basale, wat je nodig hebt om te bestaan. Brood, melk, eieren, dat soort dingen. Ondertussen is het verworden tot een circus van bezit in plaats van bestaan, terwijl de existentiële gevoelens daarmee niet verdwijnen. De kans dat je zonder lijden door het leven gaat, is nul. Dat accepteren en ermee leren omgaan, is volgens mij de missing link in de economie.”

Van crisis naar verlichting

“In de reclamewereld was ik alleen maar bezig om bedrijven die belachelijk veel geld verdienen, nog meer geld te laten verdienen. Ik realiseerde me niet dat mijn moraliteit stukje voor stukje werd afgeknabbeld en dat het werk me eigenlijk al tijden tegenstond. Van de buitenkant bekeken ging het heel goed met Kees, maar aan de binnenkant helemaal niet. In 2005 bereikte dat zijn hoogtepunt. Uit die persoonlijke crisis heb ik een belangrijke les gehaald, die ook essentieel is voor de crisis waarin we nu collectief zitten: je kúnt niet winnen van een crisis en het vraagt een vorm van genade aan jezelf om eruit te komen. Toen ik me eenmaal aan dat besef had overgegeven, zag ik letterlijk weer licht. Daarna kreeg ik ook weer energie en ideeën, maar nu in een andere richting.

Ik kwam tot de conclusie dat we moesten afrekenen met het leven dat bij dat hedonistische succesverhaal hoorde. Waar we woonden, ging het alleen maar om de buitenkant, succes en status. Daarvan was ik inmiddels echt gaan walgen. Als gezin hebben we gezegd: we verbranden alle bruggen achter ons en beginnen helemaal opnieuw. We zijn toen, zoals we dat noemen, geëmigreerd in eigen land en in een klein dorpje in Drenthe gaan wonen. Die nieuwe omgeving maakte het ook makkelijker om mezelf opnieuw uit te vinden.

In 2007 ben ik begonnen aan mijn eerste boek, Verlichting in business, waarin ik de term ‘betekeniseconomie’ introduceerde. En nu, zestien jaar later, ben ik lector Betekeniseconomie aan de Hogeschool Rotterdam en mag ik drie dagen per week onderzoek doen naar economische systeemverandering, op basis van mijn eigen theorie. Ik probeer dus ook om studenten en docenten op een fundamenteel andere manier naar economie te laten kijken.”

 

Naast zijn lectorschap aan de Hogeschool Rotterdam is Kees Klomp founding partner van THRIVE Institute, een denk- en doetank voor de betekeniseconomie.