Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Charles Kalshoven, macro-econoom en expert strateeg bij APG, over de vraag of de loonkloof in Nederland nog steeds toeneemt.
Wie de afgelopen weken een filiaal van Albert Heijn bezocht, liep het risico op lege schappen te stuiten. Oorzaak: een staking in de distributiecentra van de supermarktketen. De reden was de onvrede onder het personeel in de distributiecentra over de gegroeide loonkloof met de top van het bedrijf. Waar de directie van de supermarktketen goed voor zichzelf zorgt, worden de cao’s van de gewone medewerkers steeds meer uitgekleed, zegt CNV-onderhandelaar Roel van Riezen in Trouw.
Toplaag
De laatste tien jaar blijkt de inkomensverdeling eigenlijk heel stabiel, aldus Kalshoven. Dat geldt zowel voor de primaire inkomensverdeling (het inkomen voordat het door de overheid wordt herverdeeld door belastingen, uitkeringen en toeslagen, red.) als voor de gestandaardiseerde besteedbare inkomens. De zogeheten Gini-coëfficiënt voor inkomensongelijkheid schommelt al een jaar of tien rond een waarde van 0,29. Nederland bevindt zich daarmee in dezelfde bandbreedte als België en de Scandinavische landen. Vóór herverdeling is de Gini-coëfficiënt 0,55. “De maatregelen van de overheid brengen de ongelijkheid dus flink omlaag.”
Dat betekent overigens niet dat er niets verandert. De hoogste 10 procent van de inkomens verdient ongeveer een derde van het totale inkomen – een deel dat de afgelopen tien jaar gelijk is gebleven. Kalshoven: “Maar het inkomen van de rijkste 1 procent en vooral de toplaag van 0,1 procent van de grootverdieners is over die periode wel gestegen, blijkt uit cijfers van het CBS. In 2019 verdiende die toplaag 3,7 procent van het totale primaire inkomen, tegenover 2,3 procent in 2011. In besteedbaar inkomen – na overheidsmaatregelen – is het minder extreem, maar toch ook nog een stijging van 1,8 procent naar 3,2 procent. De verhouding tussen enerzijds de lagere en middeninkomens en anderzijds de absolute top is de afgelopen jaren dus wel schever gegroeid, al trok dat tijdens de coronacrisis weer wat bij.”
Oneerlijk
De meeste aandacht gaat uit naar de 0,1 procent van de Nederlanders die het meest verdient, maar die toplaag heeft weinig invloed op het ongelijkheidspercentage. Juist omdat het om zo’n kleine groep gaat. Maar ook al is de impact op bijvoorbeeld de kosten per eenheid product van het bedrijf verwaarloosbaar, er zijn wel indirecte economische effecten van een hoger loon voor de topverdieners, vervolgt Kalshoven. “Mensen zien het als oneerlijk en onrechtvaardig, zoals we zagen bij de stakers in de distributiecentra. Dat kan leiden tot de roep om ook de lonen van het overige personeel te verhogen. Het belangrijkste argument daarvoor is natuurlijk de hoge inflatie, maar topbeloningen doen wel degelijk ook een duit in het zakje. De loonsverhoging van álle medewerkers zie je natuurlijk wel terug in de loonsom. En dat kan zich weer vertalen in een hogere prijs voor producten in de winkel, hogere looneisen en zo verder. Met andere woorden, ook loonmatiging aan de top kan helpen een loonprijsspiraal te voorkomen.”