Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer macro-econoom en expert strateeg Charles Kalshoven bij APG over de vraag of de komst van de digitale euro het betalingsverkeer niet onnodig complex maakt. “Zie de digitale euro als een brandverzekering; het is gewoon verstandig om te hebben.”
De Europese Commissie heeft op 28 juni 2023 een voorstel gepresenteerd voor de mogelijke uitgifte van een digitale euro, wat zoveel is als digitaal centralebankgeld. Ofwel, een elektronische vorm van contant geld. De commissie stelt voor dat de digitale euro de status van wettig betaalmiddel krijgt, niet programmeerbaar wordt en dat de privacy van EU-burgers op dezelfde wijze wordt bewaakt als bij huidige betalingen via de bank. Mensen mogen zelf beslissen of ze wel of niet digitale euro’s willen hebben en gebruiken om betalingen mee te doen. Contant geld blijft daarnaast gewoon beschikbaar. Met het opstellen van deze kaders, lijkt de komst van de digitale euro dichtbij te komen. Maar de vraag dringt zich op; maakt de digitale euro het betalingsverkeer niet onnodig complex?
Geld maakt arbeidsdeling mogelijk
“Geld heeft drie functies”, vertelt Kalshoven, “het is een rekeneenheid, een oppotmiddel en een ruilmiddel. Daarmee maakt geld, kortgezegd, arbeidsdeling mogelijk en dat is de basis van onze welvaart.” Daar komt bij dat iedereen vertrouwen heeft in het huidige betaalsysteem. “Het zijn maar stukjes papier of getallen op een scherm, maar je kunt er wel brood mee kopen, dag in dag uit. Iedere dag krijg je als consument dus die bevestiging, dat geeft vertrouwen. En dat is essentieel. Zo zijn munten tegenwoordig niet meer gekoppeld aan goud of zilver. Op een dollar staat ‘in God we trust’, maar eigenlijk is het dus ‘in trust we trust’. Dat is natuurlijk een cirkelredenering, maar wel een hele waardevolle. Omdat we allemaal vertrouwen hebben in geld kunnen we samenwerken met miljoenen onbekende anderen. Bedenk maar eens hoeveel mensen betrokken zijn bij alleen al die boterham die je ’s ochtends eet.” Het vertrouwen ontlenen we volgens Kalshoven dus niet aan goud, maar aan de dagelijkse praktijk en aan de centrale bank die de waarde van de munt bewaakt. “Juist omdat ons vertrouwen in de waarde van ons geld zo groot is, worden we boos als we worden verrast door hoge inflatie.”
Publiek en privaat
Kalshoven stipt ook het onderscheid tussen publiek en privaat geld aan. “Publiek geld wordt van overheidswege uitgegeven door de centrale bank, in de vorm van munten en bankbiljetten. Daartegenover staat privaat geld, dat ontstaat als commerciële banken leningen verstrekken. Eigenlijk gaat het om contant en giraal geld en in de praktijk zijn die natuurlijk volstrekt inwisselbaar. Het aandeel contant daalt echter al jaren. Dat vergroot de afhankelijkheid van het bankensysteem. En dan is het ook nog zo dat het betaalsysteem wordt gedomineerd door twee grote Amerikaanse bedrijven, Maestro en Visa/V PAY. Nu is niet elke afhankelijkheid meteen problematisch, maar je wilt als Europa wel enige soevereiniteit. En we hebben de afgelopen jaren wel wat geleerd over robuustheid.”