Het op één na beste pensioenstelsel ter wereld. Dát hebben we in Nederland, volgens de jaarlijks gepubliceerde Mercer CFA Institute Global Pension Index, waarin 43 landen worden meegenomen. Doen ze het in andere landen dan zo slecht? Elke twee weken duiken we in het stelsel van een specifiek land, twintig weken lang. Aflevering twee: Italië.
Waar kun je beter je oude dag slijten dan in het land waar la dolce vita is uitgevonden? Italianen genieten gemiddeld lang van hun pensioen: mannen 20,7 jaar, vrouwen 25,7 jaar. Dat komt deels door de hoge levensverwachting, maar ook doordat Italianen gemiddeld op hun 64ste stoppen met werken. De wettelijke pensioenleeftijd is er sinds 2019 voor iedereen 67. Eerder mochten mannen op hun 65ste met pensioen, en vrouwen, opmerkelijk genoeg, op hun 60ste al.
Tot in de hemel
Tot 1992 groeiden de bomen in Italië tot in de hemel. Je mocht na 35 jaar werken met vervroegd pensioen (ambtenaren al na 20 jaar en getrouwde vrouwelijke ambtenaren zelfs na 15 jaar), mét behoud van je laatstverdiende salaris. Tegenwoordig moeten mannen 42 jaar en 10 maanden premie hebben betaald om aanspraak te kunnen maken op vervroegd pensioen, en vrouwen 41 jaar en 10 maanden.
Net als in Duitsland leunen de Italianen voor hun oude dag grotendeels op het pensioen uit de eerste pijler. Deze bestaat uit een basisouderdomspensioen (‘vecchiaia’) en een uitkering die afhangt van je arbeidsverleden en premie-inleg (‘anzianità). Recente aanpassingen hebben de toekomstige uitkeringen minder hard gemaakt. De kans dat de daadwerkelijke uitkering lager uitvalt, is dus groter geworden. Het aandeel van het tweedepijlerpensioen (opbouw van pensioen via een bedrijfstak- of ondernemingspensioenfonds) in de totale pensioensom is in Italië gering (1 procent).
Vergrijzing hakt erin
De pensioenuitgaven drukken zwaar op het Italiaanse overheidsbudget. Volgens schattingen van de Algemene Rekenkamer zullen ze in 2022 een piek bereiken van 15,9 procent van het bruto binnenlands product (BBP). In Nederland maakt de AOW iets minder dan 5,4 procent van het BBP uit (2020) en in 2040 is dat naar verwachting ruim 6,5 procent. En aangezien het grootste deel van de Italiaanse pensioenen gefinancierd is op basis van omslag (de werkenden betalen met zijn allen de oude dag van de gepensioneerden) zal de vergrijzing in Italië er de komende jaren in gaan hakken. Een kleiner aantal werkenden moet immers het pensioen voor een groeiende groep gepensioneerden opbrengen.
Op ‘houdbaarheid’ scoort Italië in de Mercer Index dan ook het slechtst van alle (43) onderzochte landen. Voor jongeren is dat een weinig aanlokkelijk perspectief. Het moet immers nog maar blijken of er straks nog genoeg voor hen in de pensioenpot zit.