Klimaatzaak Shell: wat betekent de uitspraak van het gerechtshof?

Gepubliceerd op: 14 november 2024

In het hoger beroep heeft het gerechtshof in Den Haag de vordering van Milieudefensie afgewezen dat Shell zijn CO2-emissies in 2030 met 45 procent moet hebben verminderd ten opzichte van 2019. Met Danny Busch, hoogleraar Financieel Recht aan de Radboud Universiteit, duiken we wat dieper in de uitspraak en de implicaties hiervan.  


In 2021 had de rechtbank de vordering van onder andere Milieudefensie nog toegewezen. Dit betekende dat Shell zijn directe uitstoot (Scope 1), indirecte uitstoot (Scope 2) en indirecte uitstoot in de waardeketen (Scope 3) met 45 procent zou moeten reduceren (2030 ten opzichte van 2019). Een historische uitspraak, omdat het de eerste keer was dat een dergelijke klimaatzaak tegen een bedrijf werd aangespannen. Shell ging echter in beroep, wat op 12 november 2024 resulteerde in het terugdraaien door het gerechtshof van de eerdere uitspraak.   


Hoe is het gerechtshof tot deze uitspraak gekomen?

Busch: “De uitspraak berust eigenlijk op twee pijlers. Ten eerste: voor een bedrijf als Shell valt het allergrootste deel van de uitstoot onder Scope 3. Alle uitstoot van de brandstof die bij Shell getankt en verbruikt wordt, maakt deel uit van deze categorie en daar draait deze zaak vooral om. Het gerechtshof heeft nu gezegd: die emissiereductie van 45 procent is een wereldwijd gemiddelde voor bedrijven en of dat percentage passend is voor een bedrijf als Shell, valt nog te bezien. Vervolgens heeft het Hof zich gebogen over de vraag wat wel een passend percentage zou zijn voor Shell. Daarover zijn allerlei rapporten overlegd in de procedure bij het Haagse gerechtshof, die in verschillende richtingen wijzen. Daarom heeft het gerechtshof gezegd: als de geleerden het hierover niet eens zijn, kun je van ons als civiele rechter niet verwachten dat wij Shell bevelen die uitstoot met een x percentage te verminderen.


De tweede pijler onder de uitspraak, en daarin is het Hof best wel streng, is dat het gerechtshof heeft gezegd: als we aan Shell de verplichting opleggen om ook de Scope 3-uitstoot te reduceren met een bepaald percentage, moeten we ook min of meer zeker weten dat de wereldwijde uitstoot daarmee per saldo vermindert. Dat is niet zo duidelijk, omdat waarschijnlijk andere partijen in het gat springen als Shell bijvoorbeeld benzinestations verkoopt. Die worden gekocht door een concurrent en dan is de wereld per saldo niet beter af.”


Tegen deze uitspraak kan nog in cassatie worden gegaan bij de Hoge Raad. Hoe groot is de kans dat deze de uitspraak van het gerechtshof alsnog vernietigt?
“Het gerechtshof ontkent niet dat bedrijven een eigen verantwoordelijkheid hebben om klimaatverandering zoveel mogelijk tegen te gaan. Die zorgplicht hebben ze volgens het Hof. Maar puur op feitelijke gronden kan de vordering niet toegewezen worden, omdat er dus geen eenduidigheid is over wat een passend reductiepercentage voor Shell is. Daarmee verklein je het speelveld voor de Hoge Raad, want die gaat alleen maar over de vraag of het recht op de juiste wijze is toegepast en of de uitspraak voldoende duidelijk is gemotiveerd. Dat eerste is hier vast wel gebeurd. Het enige wat de Hoge Raad dan nog kan doen, is beoordelen of de uitspraak van het Hof voldoende duidelijk is gemotiveerd. Als dat niet het geval is, kan de uitspraak onderuitgaan. Dan wordt de zaak verwezen naar een ander gerechtshof, bijvoorbeeld Amsterdam. Die moet het hoger beroep in deze zaak dan overdoen.”


Is deze uitspraak een zwarte dag voor het klimaat?

“Het is een heel genuanceerde uitspraak en ergens is het wel een hart onder de riem van partijen zoals Milieudefensie. De vorderingen zijn weliswaar niet toegewezen, maar het gerechtshof erkent wel dat gevaarlijke klimaatverandering schending van mensenrechten oplevert. En dat je als bedrijf vanuit de zorgvuldigheidsnorm de verplichting en verantwoordelijkheid hebt om ervoor te zorgen dat die gevaarlijke klimaatverandering zo klein mogelijk blijft. In die zin zijn er belangrijke stappen gezet. Bovendien heeft het Hof geoordeeld dat Shell wat betreft Scope 1- en 2-emissies voldoende stappen zet. En dat er voor deze categorieën geen reële bedreiging bestaat dat Shell de zorgplicht schendt. In het geval van Shell win je daar als milieuorganisatie de oorlog niet mee, omdat het leeuwendeel van de uitstoot onder Scope 3 valt. Maar het biedt wel de mogelijkheid om bedrijven aan te spreken die wat betreft Scope 1 en 2 niet op koers liggen. Zeker bij bedrijven waarvan het grootste deel van de uitstoot in deze categorieën valt, zet dat wel degelijk zoden aan de dijk. Voor Milieudefensie betekent dit mogelijk dat ze achter andere bedrijven zullen aangaan.”


Wordt de slagingskans – vanuit de eiser gezien – voor dit soort vorderingen groter wanneer er onder experts meer eenduidigheid ontstaat over passende reductiepercentages voor individuele ondernemingen?

“Ik denk dat je dat wel kunt zeggen. En het zou me niks verbazen als er meer standaardisering komt op dit gebied. Ik zou zeker niet willen uitsluiten dat we er bijvoorbeeld over een jaar of vijf een stuk meer over kunnen zeggen.”  


Maar voorlopig staan milieuorganisaties dus met lege handen.

“Als je meegaat met de redenering van het gerechtshof in Den Haag, blijkt het bestig lastig te zijn om ‘Scope 3-vorderingen’ toegewezen te krijgen. Maar ik weet niet of dat het belangrijkste is bij dit soort rechtszaken. Want is het niet zo dat dergelijke zaken de druk in bestuurskamers opvoeren om meer te doen op het gebied van uitstootreductie? Dus vanuit dat oogpunt moeten Milieudefensie en andere partijen dit soort procedures gewoon blijven voeren. Ongeacht hoe kansrijk ze juridisch zijn.”