Hoe leven we in 2041? In een reeks van zes artikelen schetsen we het Nederland van Straks. Hoe rijk zijn we dan? Hoe wonen we? Hoe consumeren we? Hoe sociaal zijn we nog? Hoe besteden we onze vrije tijd? In deze derde aflevering vragen we ons af: hoe werken we straks?
Werken anno 2021: dat komt neer op van negen tot vijf in een gebouw zitten en wachten. Tenminste, als we ten tijde van een pandemie nog op kantoor mogen komen. Op kantoor denken we aan thuis en thuis verlangen we naar kantoor. Maar anno 2041, denkt de Amerikaanse futuroloog Thomas Frey, na nog twee ontwrichtende viruspandemieën, zijn de nu al vele leegstaande kantoren inmiddels verbouwd tot woningen. En omdat de overheid dan nog steeds, tot onze wanhoop, verlangt dat we thuis werken, aan de keukentafel met kinderen, hebben we daar volgens Frey een oplossing voor gevonden.
“Tegen die tijd werken we vanuit een mobiel kantoor. Iedereen zijn rust en concentratie in zijn eigen, verbouwde camper. Een mobile workplace met te verduisteren ramen en stabiel internet. Naar believen in te richten als werkplek, filmstudio, tattooshop, uitvalsbasis voor een razende reporter, lommerd, vruchtbaarheidskliniek of gewoon als een rijdend kantoortje voor een kenniswerker. Ons bureau op wielen is volgehangen met technologie en robotica, met wie we net zo gezellig bijpraten als met die collega bij het koffieapparaat. Algoritmen drijven ons voort door de dag, stippen-op-de-horizontellers houden ons gefocust op de doelen. Als bewegend billboard maken we reclame voor onze handel, we pikken een afspraak op voor een meet-up en zetten hem weer af voordat de volgende begint. Al vergaderen we vooral virtueel, met VR-lenzen die ons onderdompelen in een laboratorium in India, of met AR-brillen die een laag over de te verbouwen productiefaciliteit in China leggen.”
Kenniswerker
Oké. Even een stapje terug. We proberen straks weer bij Frey aan te haken. We zullen zijn optimisme nog nodig hebben, want we duiken eerst met filosoof en digitale fitheidspionier Martijn Aslander in de vooruitzichten van de ‘kenniswerker’. En die zijn niet florissant. “Over twintig jaar zal het gros van Nederland zichzelf aanduiden als kenniswerker,” zegt Aslander. ‘Allemaal vergaren, verwerken, analyseren, clusteren en delen we de hele dag kennis. Maar dat doen we dan hopelijk wel iets slimmer dan nu.
Op dit moment werkt de kenniswerker alsof hij een lopendebandwerker is. Iemand die op één afgebakende werkdag een bepaalde productie oplevert. Hoewel hij zijn beste invallen onder de douche krijgt, verwachten we dat hij de hele dag naar een scherm kijkt. We dwingen hem in feite een toneelstukje op te voeren.
Dat gaat volgens Aslander niet langer zo. “We zitten in hippe kantoortuinen met glijbanen, ons ooit opgedrongen door oude goeroes van ‘het nieuwe werken’. Funest voor onze concentratie. We worden de hele dag afgeleid door prikkels en praatjes en komen nergens aan toe. Neem onze werktijden. Twintig procent van ons is in de avond op zijn best, twintig procent functioneert juist ’s ochtends om zeven uur optimaal. Waarom rekenen we elkaar dan af op vaste werktijden? Vinden we het gek dat zo veel mensen lijden aan stress en burn-out, volksgezondheidsvijand nummer één?”
Tijdconfetti
Hadden de jaren vijftig ons sowieso niet beloofd dat automatisering ons veel werk uit handen zou nemen? Waarom duurt het zo lang voordat we onze dagen in ledigheid kunnen voortbrengen? “Simpel,” zegt Aslander, “we staan al zeventig jaar stil. Destijds zaten we aan een bureau met wat laden, wat bakjes voor de post, een telefoon met een snoer en een typemachine. Nu tikken we nog steeds op een toetsenbord – met twee vingers, omdat we nooit blind hebben leren typen. We gebruiken een vliegtuig om over de snelweg te rijden.”
Aslander heeft een studie gemaakt van de dwalingen van de kenniswerker. Volgens hem maken we de hele dag door documenten aan, sturen die naar twaalf anderen die er wijzigingen in aanbrengen, waarna we de nieuwe versie apart opslaan. “We denken dat dit werken is. Eén telefoontje verder en we hebben een perspectief dat de laatste versie meteen waardeloos maakt. Tussen alle tijdconfetti door – mail checken, appen, tweeten, praatje – schuiven we papier rond en stoppen die weg in mapjes en submapjes, die allemaal op elkaar lijken. Overal verstoppen we stukjes informatie, zoals eekhoorns met eikeltjes doen. Maar… waar hebben we alles neergelegd? Ons ruimtelijk en ons visueel geheugen zijn de sterkst ontwikkelde vaardigheden van ons brein, maar er wordt geen beroep op gedaan.”
Aslanders punt: we zijn de bedoeling van werk vergeten. We verwarren het met een vaste baan van vijftien jaar lang hetzelfde trucje doen. Oké, we netwerken meer dan vroeger en we vergaderen nu staand en we scrummen agile. “Maar wat levert dat op als we niet à la minute bij de juiste informatie kunnen? Een kwart van onze energie gaat op aan denken. Zonde om dat te besteden aan het opsporen van die ene waarneming, dat gouden ideetje dat je van de week in een mailtje aan jezelf stuurde.”
Monetair kapitaal
Als we geld op de bank zetten, zegt Aslander, groeit ons monetair kapitaal. Maar ons informatiekapitaal stoppen we in een oude sok. We verstoppen die sok onder het matras, zodat niemand erbij kan, wijzelf ook niet. “Intussen neemt de hoeveelheid informatie die dagelijks op ons afkomt razendsnel toe. We moeten informatie dus slimmer verwerken. Maar die vaardigheid leren we niet op school en ook niet in organisaties. Als kenniswerken een ambacht is, hebben maar weinigen dat onder de knie. De meesten doen maar wat. Wie van ons heeft zich op tijd aangepast aan de dynamiek van 2041 en overleeft tussen de concurrentie? Ik denk dat de snelheid en het gemak waarmee je voor anderen van waarde bent, je succes zal bepalen. Wees zuinig op je informatiekapitaal en op je sociaal kapitaal, zodat je minder afhankelijk bent van monetair kapitaal.”
Intussen bereiden onze werkgevers zich voor op de digitale toekomst door zich te verdiepen in AI, Big Data, blockchain. Spannende ontwikkelingen, vindt ook Aslander, maar zinloos als werknemers nog niet eens de finesses van Outlook of Excell kennen. “We zijn niet digitaal fit. Het gaat al mis met de tools waar we nu mee werken: een Ikea-setje IBUS-sleutels om een heel huis mee te bouwen. Als je vanuit de toekomst naar ons werkgereedschap kijkt, vallen de meeste tools af. Tools moeten informatie opslaan, doorzoekbaar, sorteerbaar, ordenbaar, herordenbaar, meta-dateerbaar en deelbaar zijn. Zelf werk ik met Evernote. Met een superscanner heb ik alles in huis gescand, 93.000 notities in totaal. Zelfs mijn zwemdiploma of die ene taxibon uit 1989 heb ik in één seconde gevonden.”
Welkom in ‘de nieuwe werk-werkelijkheid’. Pas als we de basis op orde hebben en voldoen aan een minimale digitale hygiëne, als we altijd en overal onmiddellijk bij kunnen en kennis en connecties paraat hebben – dán komen we toe aan de vaardigheden waarmee we ons kunnen onderscheiden. Nu en in 2041. “Kritisch denken, creatief zijn, ondernemen, communiceren, samenwerken,” zegt Aslander. “Dan pas ben je de oplossing voor iemands probleem. Dan scoor je in de elevator pitch, in de boardroom, op een verjaardagsfeestje.”
Gewone banen
Fijn voor mensen met hoogwaardig werk aan de top, maar wat doet automatisering met gewone banen in 2041? In 1867 voorspelde Karl Marx dat het belang van de factor laagwaardig arbeid steeds verder zou afnemen. Kort daarop deelde ingenieur Frederick Taylor het werk in de automobielfabriek van Henry Ford op in afzonderlijke, eindeloos te herhalen taakjes aan de lopende band. En terwijl in 2021 de automatisering verdergaat waar de industrialisering is opgehouden, en we in callcenters of als maaltijdbezorger nog steeds door technologie worden gemicromanaged, ervaart één op de vier mensen zijn baan als nutteloos en betekenisloos. 21 Procent van alle werkzaamheden wordt door machines verricht. In 2025 is dit al tot boven de vijftig procent gestegen. Probeerde Taylor van ons een robot te maken? Nu vrezen we dat robots ons werk gaan afpakken.
Wat is werk eigenlijk? “Werk,” zei de filosoof Voltaire, “redt een mens van de drie grote kwaden: verveling, zonde en verlangen.” Lang zagen we werken als een christelijke plicht: in het zweet des aanschijns verdienden we ons brood. Nu zien we werken meer als een plicht aan onszelf – we willen ons ontplooien. We halen betekenis uit inspanningen, genieten van het klaren van een klus. Wat laten de robots daarvan over in 2041? Is het beetje werk dat er dan nog is iets ‘voor ernaast’? Verdienen we plichtmatig onze centen, om onze tijd verder te verlummelen met filosoferen en de kunsten, zoals de oude Grieken deden?
Riolen schoonmaken
“Taak voor taak automatiseren we onze banen ons bestaan uit,” ziet ook Thomas Frey. “Dus hebben we straks onze baan nog? Natuurlijk! Alleen niet die baan. In tegenstelling tot wat we vrezen of wensdromen wacht ons een tijdperk van super-werkgelegenheid.” En dat niet alleen: Frey denkt dat robots ons werk juist leuker gaan maken. “Rotklusjes als riolen schoonmaken of wc’s schrobben nemen ze van ons over, maar in de meeste andere banen werken we als gelijken met ze samen. Waarom ik dat denk? Er komt onvoorstelbaar veel innovatieve technologie aan. Daaruit ontstaan honderdduizenden micro-industrieën, met werk voor honderden miljoenen mensen die het leven opnieuw gaan vormgeven.”
Bovendien zien we in 2041 een herwaardering van oude beroepen, denkt Frey. “De leraar, de coach, de journalist: dat zijn de vitale beroepen van straks. Als in de informatiemaatschappij alle antwoorden beschikbaar zijn, wordt het stellen van vragen essentieel. Dan gaat het er meer dan ooit om dat we dingen uitproberen, klooien, falen, reflecteren en blijven oefenen. Zaken die een robot niet zo goed kan, maar wij wel. In welke beroepen dat gebeurt? In de journalistiek zijn we naast de robot-factchecker nog steeds aan het werk als razende reporter of als briljante nieuwsduider. Maar er zijn ook datadetectives en data-ethici. Robotpersoonlijkheidstrainers en droneverkeersregelaars. AI-accountants, 3D-huizenbouwers, cryptovalutatoezichthouders, sensorentroubleshooters, ruimtevaartimpactregelaars, asteroïdemijnbouwers, gentherapeuten, mixed reality-coaches, kweekvleesontwerpers. En ja, er zal ook veel werk zijn voor interieurontwerpers – voor onze mobiele werkcamper.”
Illustratie: Joyce Schellekens