Gaan stevig duurzaamheidsbeleid en herstel van concurrentiekracht samen?

Gepubliceerd op: 18 december 2024

Werkgeversorganisatie VNO-NCW pleitte onlangs voor meer protectionisme in de EU en een steviger duurzaamheidsbeleid, als antwoord op Donald Trumps plannen voor hoge importheffingen.  Naar aanleiding van het pleidooi van  VNO-NCW-voorzitter Ingrid Thijssen stelt BNR-huiseconoom Han de Jong de vraag of vooroplopen in de energietransitie en herstel van de concurrentiekracht samengaan, of juist op gespannen voet met elkaar staan. We bellen erover met Charles Kalshoven, expert strateeg bij APG.


De concurrentiekracht van de Europese Unie blijft achter bij die van de Verenigde Staten, constateert Kalshoven. “Maar de forse inzet van Brussel op de energietransitie lijkt me hierbij niet de dominante factor. Het succesverhaal van grote Amerikaanse bedrijven als Alphabet, Amazon of Netflix stoelt immers niet op de lage energiekosten in de VS. Ze zijn met name zo succesvol dankzij het feit dat Amerika één grote interne markt vormt met een ruime beschikbaarheid aan kapitaal. Daarnaast kent het land een fors aanbod van hooggeschoold personeel, spreekt men dezelfde taal en bestaat er een positieve houding ten opzichte van het nemen van risico.” 

Energietransitie als investering
Al deze factoren oefenen volgens Kalshoven veel aantrekkingskracht uit op Europese bedrijven. “De verschillen tussen beide economische grootmachten komen voornamelijk voort uit het feit dat de EU haar interne markt nooit heeft afgemaakt. De Verenigde Staten hebben hun markt veel beter op orde. Dat lokt niet alleen startups, maar ook succesvolle wetenschappers en andere werknemers uit Europa naar Amerika. Zij verwachten daar meer kansen te krijgen om zichzelf of een product verder te ontwikkelen. Dat staat los van de lagere energiekosten.”


Energie behelst ook maar een paar procent van de totale kostenpost van de industrie, vervolgt Kalshoven. “Wel is het zo dat de energieprijzen in Europa door de Russische inval in Oekraïne enorm zijn gestegen. Daar hebben we als Europeanen veel meer last van dan de Amerikanen, die goedkoop in hun eigen gas voorzien. Zo zijn de gasprijzen in 2022 vijf keer over de kop gegaan ten opzichte van de vijf jaar ervoor, waarvan vooral de intensieve industrie last heeft gehad. Nog altijd zijn de gasprijzen grofweg verdubbeld ten opzichte van voor de inval. Maar dat ligt niet aan het feit dat de EU voort wil maken met de energietransitie, dat ligt vooral aan Rusland. Bij concurrentiekracht spelen de energiekosten een belangrijke rol, maar je moet de energietransitie ook zien als een investering. Op korte termijn maakt die energie duurder, maar op langere termijn juist goedkoper. En dat is ook belangrijk voor de concurrentiekracht van Europa.”

Stip op de horizon
Vrijwel elke transitie gaat gepaard met pijn. Maar hoe eerder je ermee begint, hoe geleidelijker je kunt gaan en hoe langer mensen de tijd hebben om eraan te wennen, aldus Kalshoven. “We zullen afscheid moeten nemen van kolencentrales en brandstofauto’s, en ook zullen er banen verdwijnen. Dat vormt een argument om op tijd te beginnen, met dat einddoel van goedkopere energie als stip op de horizon. Want hoe je het ook wendt of keert, het fossiele tijdperk is eindig. De overheid kan de energietransitie stimuleren met de wortel en de stok, denk aan groene subsidies en CO2-beprijzing. Om toch een gelijk speelveld te creëren, bestaat het zogeheten Carbon Border Adjustment Mechanism, dat voorkomt dat landen zonder CO2-beprijzing hun producten goedkoop in de EU kunnen dumpen.” 

Hogere productiviteit
De afgelopen vijftig jaar was Nederland erg gebrand op zijn eigen concurrentiepositie en de export.  “We hebben flinke handelsoverschotten geboekt en zo als land gespaard voor onder meer onze pensioenen. Het uiteindelijke doel van die productie – en van alle productie – is consumptie. Nu we te maken hebben met toenemende vergrijzing, kunnen we onze in het buitenland opgebouwde tegoeden aanwenden voor zaken die we hier nodig hebben. Dan gaat het vooral om zorg en andere diensten en dingen die we moeilijk kunnen importeren. Ik ben het helemaal eens met Han de Jong dat hogere productiviteit belangrijk is. Om Nobelprijswinnaar Paul Krugman aan te halen: “Productiviteit is ook niet alles, maar op lange termijn is het bijna alles”. Maar ik zou het breder willen trekken dan concurrentiekracht gericht op de export. Juist in de sectoren die veel minder blootstaan aan internationale concurrentie en waar we handen tekortkomen – denk aan het onderwijs en de zorg – kunnen we een boost in de productiviteit gebruiken.”


Strategische autonomie

Mocht Donald Trump zijn plannen voor hogere importtarieven daadwerkelijk uitvoeren, dan gaat dat ten koste van de wereldwijde vrijhandel. “Daar sta je dan, met je concurrentiekracht”, concludeert Kalshoven. “Maar ook als de grenzen dichtgaan, is het een goed idee dat we met de schaarse arbeid die we hebben in ieder geval kunnen leveren wat we nodig hebben. Natuurlijk betekent protectionisme welvaartsverlies, dus hopelijk escaleert het allemaal niet. Maar als je heel productief bent geworden in de dingen die je in ieder geval zelf nodig hebt, dan heb je minder last van een Trump die de importtarieven verhoogt. Het is nog niet gezegd dat een handelsoorlog leidt tot duurdere energie, al is dat vaak wel zo bij geopolitieke schokken."


Hoe dan ook zit daar toch een kwetsbaarheid die je als Europa liever niet wilt, aldus Kalshoven. “De energietransitie is zo niet alleen goed voor het klimaat, maar ook voor de strategische autonomie van Europa. En als we hier de eerste zijn en blijven, dan kunnen we de opgedane kennis en kunde rond de energietransitie te gelde maken in andere landen. Dat is zowel goed voor onze concurrentiepositie als voor het klimaat.”