Als je in een stad woont of werkt, dan ben je er extra aan blootgesteld. Het kan bij de koffieautomaat op kantoor gebeuren, bij de Starbucks of bij de halte van de tram. Bij elk contact kunnen ze overspringen van mens op mens. Bovendien hebben ze de neiging razendsnel te muteren. En eenmaal los houdt niets ze meer tegen. Mondkapjes helpen niet. Vaccineren is zinloos. Maar dat is gelukkig ook niet nodig. Ik heb het hier niet over virusdeeltjes. Wel over dingen die zich nogal viraal gedragen: ideeën.
We hebben onze rijkdom voor een belangrijk deel te danken aan de ‘besmettelijkheid’ van goede ideeën en hun neiging om te ‘muteren’: combinaties te vormen met andere goede ideeën. Zo heeft Elon Musk het wiel zelf niet hoeven uitvinden, en Steve Jobs hoefde niet eerst het internet te bedenken voor hij de iPhone lanceerde.
Voor het ontspruiten en verspreiden van nieuwe ideeën is een voedingsbodem nodig. En laat steden daar nu bij uitstek geschikt voor zijn. De aanwezigheid van universiteiten, culturele voorzieningen, maar ook horeca waar mensen elkaar kunnen ontmoeten – al dan niet toevallig – spelen een belangrijke rol. Zoals ze in Sillicon Valley zeggen: “Kennis reist met koffiesnelheid." Steden bepalen mede de economische groei: hoe groter de stad, hoe hoger de productiviteit.
Die omstandigheden, die gunstig zijn voor de uitwisseling van ideeën, zijn dat helaas ook voor de overdracht van het coronavirus. De kroegen zijn daarom weer dicht en veel mensen werken thuis.
Werken de steden na corona nog steeds als economische groeimotor? Door het virus hebben we flink wat ingesleten gedragspatronen doorbroken. Aan de dertig dagen die je nodig schijnt te hebben voor gedragsverandering komen de meeste thuiswerkers makkelijk. Na het grote thuiswerkexperiment zal niet iedereen weer vijf dagen naar kantoor willen. Je hebt je collega’s gemist, maar elkaar een paar dagen per week zien is waarschijnlijk meer dan genoeg.