De nieuwe pensioenwet treedt in werking op 1 januari in 2023. Een jaar later dan gepland. Dat staat in een brief van minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer. Het wetgevingsproces heeft meer tijd nodig. Waar ligt dat aan? En komt daarmee ook de overstap naar het nieuwe stelsel in gevaar? Vier vragen over de nieuwe planning.
Waarom gaat de pensioenwet een jaar later in?
Omdat hij later wordt ingediend dan beoogd. Hij zou eigenlijk na de zomer aan de Tweede Kamer worden overhandigd. Maar dat wordt pas begin 2022. Dat heeft volgens Koolmees (tegen de NOS) te maken met de complexiteit van het vraagstuk. Tinka den Arend, strategisch beleidsmedewerker bij APG, noemt ook de grote hoeveelheid reacties op de internetconsultatie. Hier kon iedere Nederlander reageren op het pensioenakkoord. Den Arend: “Er zijn circa 800 reacties op de internetconsultatie ontvangen. Het ministerie wil deze reacties zorgvuldig behandelen. De reacties gaan zowel over details als over hoofdzaken. Veel onderdelen van de stelselwijzigingen moeten verder wordt uitgewerkt. Dat kost tijd.”
De overstap op het nieuwe stelsel stond gepland op uiterlijk 1 januari 2026. Verschuift die datum nu ook?
Ja, met de vertraging van het wetgevingsproces krijgen fondsen en uitvoerders nu tot 1 januari 2027 om de wetgeving te implementeren. Toch wil APG vasthouden aan de oorspronkelijke overstapdatum van 1 januari 2026. “Of eerder”, zegt Peter Gortzak, directeur Beleid bij APG. “Het wetgevingsproces krijgt met het uitstel realistischere tijdslijnen. Er moet immers nog veel gebeuren. En uiteindelijk zijn wij allemaal gebaat bij zorgvuldigheid in het wetgevingsproces. Toch leidt dit wat ons betreft niet tot uitstel van de implementatie. Het streven van sociale partners en pensioenuitvoerders blijft: implementatie op 1 januari 2026. Of eerder, waar mogelijk.”
Een mooi streven, maar is die planning wel realistisch?
Volgens Math Vrolings, programmamanager Pensioen van Straks, wel. Op dit moment, althans. Vrolings: “Voorlopig wijzigt er niets. We houden zoveel mogelijk vast aan onze plannen van aanpak. Juist doordat we met werkhypotheses werken kunnen we - onder voorbehoud van de definitieve regelgeving – meters blijven maken. Dit is belangrijk om tegenvallers op te vangen, die vroeger of later zullen ontstaan bij deze impactvolle systeemwijziging.”
Om voor te kunnen sorteren op het nieuwe stelsel, werd er in de oorspronkelijke planning een ‘transitie-ftk’ voorgesteld. Hiermee worden de bestaande eisen aan het financieel toetsingskader tussen 2022 en 2026 tijdelijk buiten werking gesteld. Dit om het invaren te vergemakkelijken. Wat gebeurt hiermee?
Den Arend: “Het transitie-ftk schuift mee met de wetgeving en zal gelden van 2023 tot 2027. Om onnodige kortingen te voorkomen, wil de minister in 2022 opnieuw de vrijstellingsregeling toepassen, zodat er in de regel geen kortingen nodig zijn bij een dekkingsgraad vanaf 90%. Het uitstel van de ingangsdatum van het transitie-ftk biedt pensioenfondsbesturen, in afstemming met sociale partners, meer ruimte voor een zorgvuldige afweging of en hoe er gebruik zal worden gemaakt van het transitie ftk.”