“Waarom is er niet duidelijker gekozen voor twee verschillende contracten?”

Gepubliceerd op: 11 februari 2021

In 2026 gaat het nieuwe pensioenstelsel in. Iedereen die dat wilde, kon tot 12 februari reageren op het ‘Wetsvoorstel toekomst pensioenen’ van minister Koolmees. APG is een van de partijen die met een reactie kwam. Strekking: het nieuwe stelsel biedt een kans om met een schone lei te beginnen en het Nederlandse pensioensysteem begrijpelijker te maken voor deelnemers. Maar om de nadelen van het huidige stelsel weg te nemen zonder de voordelen voor deelnemers te verliezen, verdient een aantal punten expliciete aandacht. APG hoofd Beleid Peter Gortzak en strategisch beleidsmedewerker Tinka den Arend lichten toe.

 

APG is een pensioenuitvoerder en heeft dus ook overwegend vanuit dat perspectief gereageerd. Die reactie richt zich op de belangrijkste aandachtspunten voor een geslaagd nieuw stelsel. ‘Nadelen van het huidige stelsel wegnemen zonder de voordelen voor deelnemers te verliezen’ is er daar één van. Ook ‘Solidariteit’, ‘keuzevrijheid’ en ‘open normen’ zijn sleutelwoorden. Gortzak: “De combinatie van veel keuzevrijheid en solidariteit geeft een spanningsveld.  Als pensioenfonds en uitvoerder moet je een bepaalde mate van beleggingsrisico kunnen nemen. Maar je kunt dat risico alleen op een verantwoorde manier nemen als je dat sámen doet en dus samen belegt. Als je het belangrijker vindt om deelnemers veel keuzevrijheid te geven in hoe er voor hun pensioen belegd wordt, dan kun je minder risico’s delen. En als er minder mensen zijn om de risico’s te dragen, kun je ook minder risico nemen.”

 

Naar elkaar toegeschreven
In het nieuwe stelsel zijn er twee pensioencontracten mogelijk: het nieuwe pensioencontract en de verbeterde premieovereenkomst. In de verbeterde premieovereenkomst zit minder solidariteit, meer risico en meer keuzevrijheid. In het nieuwe contract loop je als deelnemer minder risico dan in de verbeterde premieovereenkomst, door de genoemde risicodeling. Uit het wetsvoorstel blijkt echter dat beide contracten minder van elkaar verschillen dan Gortzak en Den Arend hadden gehoopt. Gortzak: “Nu worden beide contracten naar elkaar toegeschreven. Daardoor dreigt er in het ene contract te weinig ruimte te komen voor risicodeling en in het andere contract voor keuzevrijheid. De vraag is of dat verstandig is. Waarom is er niet veel uitdrukkelijker gekozen voor twee uitgesproken verschillende contracten?”

Ook is het van belang om voldoende bewegingsruimte te bieden aan het fondsbestuur. In het honderdzestig pagina’s tellende consultatiedocument wordt op twintig plekken aangegeven dat er nog verdere uitwerking in regelgeving nodig is. Moet er dan geen nieuwe consultatieronde plaatsvinden zodra die uitwerking er wel is? Den Arend: “Gedeeltelijk weet je nu inderdaad niet precies waar je op reageert. Eigenlijk zou je alles opnieuw moeten voorleggen. Maar je kunt ook afzien van die gedetailleerde uitwerking, en de invulling aan fondsbestuurders overlaten. Bestuurders van pensioenfondsen worden tegenwoordig aan hoge normen onderworpen. Geef ze dan ook de verantwoordelijkheid en ruimte om binnen bepaalde open normen te bewegen en daarover verantwoording af te leggen ”

Den Arend illustreert het principe aan de hand van een voorbeeld. “Het consultatiedocument geeft drie maatstaven om de risicohouding van deelnemers te meten. Maar twee daarvan zijn ongetoetste normen. We weten niet of deelnemers ze begrijpen en hoe ze erop reageren. Het zou beter zijn om daar eerst onderzoek naar te doen. En laat fondsbesturen vervolgens zelf de keuze  maken. Maar ook dan is die risicobereidheid bij deelnemers slechts één van de factoren waarop een fondsbestuur zijn beleid zou moeten baseren.“

 

Mag niet zo heten
Hoe belangrijk solidariteit ook is voor een goed pensioen, het woord kom je in het consultatiedocument zelf nauwelijks tegen. Gortzak en Den Arend vinden dat zorgwekkend. Den Arend: “Het nieuwe contract zou je feitelijk ‘het solidaire contract’ kunnen noemen. Maar dat mag niet zo heten omdat je daar de conclusie uit zou kunnen trekken dat het andere contract níet solidair is.”  

Hoe sneller en directer deelnemers profiteren van het nieuwe stelsel, hoe beter het is. APG legt in zijn reactie  daarom de nadruk op het belang van een schone lei. Gortzak: “Om met die schone lei te beginnen, pleiten we voor twee dingen. Ten eerste: maak van invaren de standaardoptie. Dat betekent dat je de bestaande pensioenaanspraken overbrengt naar het nieuwe stelsel. Doe je dat niet, dan bestaan er twee stelsels naast elkaar. Voor de uitvoering is dat een nachtmerrie, want je gaat alles dubbel doen. De deelnemers profiteren dan niet van de voordelen van het nieuwe stelsel en je jaagt ze onnodig op kosten. Als je wél invaart, houd je nog één stelsel over waarvoor je streeft naar maximale uitlegbaarheid aan deelnemers.

Het tweede waarvoor we pleiten, is dat de regels van het nieuwe stelsel gelden voor alle nieuwe regelingen van alle pensioensoorten en risicodekkingen – dus ook voor het nabestaandenpensioen en de arbeidsongeschiktheidsregelingen.  Het ziet er nu naar uit dat het FTK (Financieel Toetsingskader, onderdeel van de Pensioenwet waarin de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zijn vastgelegd, red.) toch in stand blijft voor de uitkeringsfase van de verbeterde premieregeling en mogelijk ook voor het arbeidsongeschiktheidspensioen en wezenpensioen. APG pleit er voor om dat niet te doen, en de financiële eisen van het FTK volledig los te laten.”

 

Blind vertrouwen
Om de overgang naar het nieuwe stelsel te laten slagen, moet die overgang ‘uitlegbaar, vertrouwenwekkend en uitvoerbaar’ zijn, staat in de reactie van APG te lezen. Den Arend: “In het wetsvoorstel wordt een kader geschetst om de transitie zorgvuldig te laten verlopen. Denk aan te nemen stappen, rollen en bevoegdheden. In dat voorstel kunnen we ons grotendeels vinden. Maar we zien wel nog een aantal grote risico’s. Er kan alleen vertrouwen  ontstaan als we aan deelnemers, werkgevers en fondsorganen kunnen uitleggen dat de transitie op evenwichtige wijze plaatsvindt.  Dan moeten we maatstaven en rekenmethoden gebruiken die mensen snappen. Om over te stappen naar het nieuwe stelsel zul je pensioenaanspraken van deelnemers moeten omrekenen naar vermogen ­– een potje, feitelijk. De methodiek die nu wordt voorgesteld voor die omrekening kan beter helemaal uit de wet worden geschrapt. Hij is te complex en niet transparant genoeg. Daardoor is het nauwelijks mogelijk om hem uit te leggen. We hebben het vertrouwen van die deelnemers hard nodig maar als ze niet snappen waarover het gaat, vraag je hen feitelijk om blind vertrouwen. Ik denk dat dat te veel gevraagd is. Daar komt bij dat je in het gebruik van de VB-ALM methode heel veel – betwistbare – aannames moet doen.”

Zijn er nog meer risico’s? Den Arend: “Ja, want het is nog maar de vraag of fondsen en uitvoerders de overgang naar het nieuwe stelsel op tijd weten te realiseren. En voor een zorgvuldige en goed uitvoerbare transitie zijn aanvullende maatregelen nodig.”