Het op één na beste pensioenstelsel ter wereld. Dát hebben we in Nederland, volgens de jaarlijks gepubliceerde Mercer CFA Institute Global Pension Index, waarin 43 landen worden meegenomen. Doen ze het in andere landen dan zo slecht? Elke twee weken duiken we in het stelsel van een specifiek land, twintig weken lang. Voor deze aflevering gaan we naar Scandinavië, naar het land van de uitgestrekte bossen, Ikea en acht maanden vaderschapsverlof: Zweden.
Zweden bezet de 8e plaats op de Mercer-ranglijst en staat bekend als een land met een uitgebreid sociaal vangnet. Haar pensioensysteem vormt daar geen uitzondering op. Dat begint al bij de verplichte opbouw van arbeidsgerelateerd pensioen via de eerste pijler (pensioen geregeld vanuit de overheid), voor werknemers én zelfstandigen. Daarvoor draagt elke Zweed een kleine 17,5 procent van het bruto inkomen af. Iets minder dan 2,5 procentpunt daarvan gaat in een persoonlijke pensioenpot, die wordt belegd. Bij pensionering wordt dit opgebouwde bedrag omgezet in een reguliere uitkering (annuïteit). De andere 15 procentpunt wordt gebruikt voor een omslaggebaseerde regeling. De hoogte van dat pensioen hangt af van de premies die je hebt betaald en de jaarlijkse economische groei tot aan pensionering (waarmee de premies worden geïndexeerd). Op dat moment wordt deze ‘papieren’ pensioenpot omgezet in een levenslange reguliere uitkering. Voor deze uitkeringen worden de premies van de werkende Zweden gebruikt. Het arbeidsgerelateerd pensioen is opneembaar vanaf 62-jarige leeftijd.
Garantiepensioen
Voor inwoners die geboren zijn na 1938 en geen of weinig arbeidsgerelateerd pensioen hebben opgebouwd, is er in de eerste pijler ook nog een zogeheten ‘garantiepensioen’ van 9.765 euro (omgerekend vanuit Zweedse Kroon) per jaar (of 21 procent van het gemiddelde inkomen). Dit pensioen groeit mee met de inflatie en is opneembaar vanaf 65. Ook niet geheel onbelangrijk: afhankelijk van het inkomen is er voor de gepensioneerde in Zweden een woontoeslag beschikbaar van 660 euro per maand.
Opvallend aan het Zweedse systeem is de keuzevrijheid. Zo kunnen deelnemers zelf kiezen hoe hun persoonlijke pensioenpot (waarvoor ze die 2,5 procent afdragen) wordt belegd, maar ook op welke manier de uitkering plaatsvindt. De opgebouwde pensioenrechten kunnen worden omgezet in een maandelijkse uitkering van een vast bedrag, waarbij de ontvanger geen beleggingsrisico meer loopt. Degenen die dat risico wel durven lopen, kunnen hun pensioengeld door laten beleggen en ontvangen dan een pensioen dat mee fluctueert met het beleggingsresultaat.
Driver’s seat
Aardig wat regelingen dus, en dan hebben we het alleen nog maar over de eerste pijler gehad. Want zo’n 90 procent van de inwoners neemt ook deel aan een aanvullende pensioenregeling van een van de vier bedrijfstakpensioenfondsen. De regeling voor ‘kantoorwerkersfonds’ ITP bijvoorbeeld, waarvoor deelnemers vanaf 25-jarige leeftijd 4,5 procent van hun salaris afdragen (over maximaal 47.400 euro jaarlijks). En ook hier geldt: de deelnemer bepaalt. Zo kan de premie in een traditionele spaarregeling gestopt worden, maar ook – iets risicovoller – in een beleggingsverzekering. Bovendien kan er gekozen worden welke verzekeraar de regeling gaat uitvoeren, welke vermogensbeheerder de premie gaat beleggen en hoe lang de uitkeringsperiode is. Ook wat betreft het nabestaandenpensioen zit de deelnemer in de driver’s seat: hij of zij bepaalt of er nabestaandenpensioen wordt opgebouwd, hoeveel en wie het ontvangt bij overlijden (alleen partner of partner en kinderen). De enige ‘beperking’ is dat minimaal de helft van de inleg in een traditionele spaarregeling wordt gestoken.
Veel Zweden kiezen voor een beperkte duur van de (aanvullende) pensioenuitkering, bijvoorbeeld tien of twintig jaar. Via de eerste pijler ontvangt iemand met een gemiddeld inkomen immers al 56 procent daarvan als pensioen – levenslang. Doorwerken na de pensioengerechtigde leeftijd kan in Zweden gewoon tot je 68ste – met pensioenopbouw (69 vanaf 1 januari 2023). De leeftijd waarop je wettelijk gezien op zijn vroegst met pensioen kan (nu 62) gaat in 2023 wel naar 63 en tegen 2026 zal deze gestegen zijn naar 64.
Zweedse Jan Modaal
De Zweedse Jan Modaal ontvangt ongeveer 56 procent van het inkomen als netto pensioen: 24.760 euro. In Nederland is dat bijna het dubbele (48.920 euro), terwijl het prijspeil van de landen niet heel sterk verschilt. Wat betreft ‘adequaatheid’ bevindt het Zweedse stelsel zich dan ook niet in de hoogste regionen van de Mercer-ranglijst (17e plek).
Qua houdbaarheid van het systeem hebben de Zweden hun zaken goed op orde (6e). In 1999 is het systeem op de schop gegaan en is er een verschuiving ingezet van financiering via omslag naar financiering op basis van kapitaaldekking (daarbij b0uwt de werknemer via een pensioenfonds een eigen pensioen op). Het Zweedse stelsel wordt daardoor minder kwetsbaar voor vergrijzing.