Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: hoofdeconoom Thijs Knaap over de vraag waarom De Nederlandsche Bank voor ruim 35 miljard euro aan goud bewaart.
Sinds 1968 lag een deel van de Nederlandse goudvoorraad opgeslagen onder het hoofdkantoor van De Nederlandsche Bank (DNB) in Amsterdam. De afgelopen weken werden de veertienduizend goudbaren en duizend kisten met gouden munten verplaatst, van hun tijdelijke opslag in Haarlem naar het zogeheten DNB Cashcentrum op een zwaarbeveiligd defensieterrein bij Zeist. Daar ligt nu 31 procent van de totale Nederlandse goudvoorraad van 612 ton. Eenzelfde percentage ligt in New York, terwijl 20 procent wordt bewaard in de Canadese hoofdstad Ottawa en 18 procent in Londen. Waarom heeft Nederland deze voorraad ̶ met een huidige waarde van ruim 35 miljard euro ̶ eigenlijk?
Goudstandaard
In 1936 ging Nederland, als een van de laatste Europese landen, van de goudstandaard af. Vanaf dat moment kon je je guldens niet weer inwisselen voor goud. Dat deed toch al niemand omdat betalen in goud lastig is. Maar dat de mogelijkheid bestond, schiep vertrouwen in de stabiliteit van de munt, legt Knaap uit. “Het is echter heel slecht voor monetair beleid, omdat de koppeling van een munt aan de goudstandaard betekent dat je geen extra geld kunt creëren, tenzij je extra goud koopt. En de hoeveelheid beschikbaar geld is een belangrijke variabele in een economie. Eind 19e, begin 20ste eeuw groeide de economie hard, en dan wil je extra geld kunnen drukken, maar dat kon dus niet. Het prijsniveau laten dalen, de enige andere oplossing, zorgde voor economische stagnatie. Vasthouden aan de goudstandaard was daarmee één van de oorzaken van de Grote Depressie van de jaren dertig.”
Het leidde ertoe dat steeds meer centrale banken van de goudstandaard afstapten, waarna het ‘fiat-systeem’ ontstond. Daarbij heeft geld geen intrinsieke waarde. Die wordt slechts gecreëerd door het fiat van de overheid die de munt uitgeeft. “De centrale banken zaten als erfenis van de goudstandaard nog wel met een grote hoeveelheid goud waarvan ze niet wisten wat ze er precies mee moesten. Nederland verkocht in de jaren negentig dan ook een groot deel: zo’n dertig jaar geleden hadden we nog 1700 ton goud, nu nog ‘maar’ ruim 600.” Achteraf bezien is een deel van dat goud tegen een bodemprijs verkocht. “Wellicht bestaat daarover enige spijt en wil geen regering het risico lopen die fout nog een keer te maken.”