Vormt de coronaperiode een economische waterscheiding?

Gepubliceerd op: 3 september 2025

Bij economisch nieuws wordt vaak de vergelijking gemaakt met vóór de coronaperiode. Vormen die jaren inderdaad een trendbreuk, of bevinden we ons weer op dezelfde weg (omhoog) als voor corona? We bellen erover met Charles Kalshoven, macro-econoom en expert strateeg bij APG.

 

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: kun je in het geval van corona spreken van een economische waterscheiding?

“Het hangt ervan af waar je naar kijkt. In de tien jaar voor corona kenden we een gemiddelde  economische groei van zo’n 1,7 procent per jaar. In periode tussen 2020 en nu was de gemiddelde economische groei ook 1,7 procent. In die zin lijkt het business as usual. Natuurlijk kreeg de economie een flinke opdoffer door de coronacrisis, maar nu lijken we die klap te boven te zijn gekomen. Dat geldt overigens niet voor elke sector. Denk maar aan het aantal treinreizigers. Dat bevindt zich door de populariteit van het thuiswerken nog steeds ver onder het volume van voor de coronaperiode, en de NS maakt dan ook nog altijd forse verliezen. Ook het vervoer door de lucht is nog niet terug op het oude niveau – er wordt ruim een derde minder verdiend dan vóór corona. Daar staan sectoren tegenover die de laatste jaren juist harder groeiden dan eerst, zoals de overheid, zorg, sport en recreatie, detailhandel en telecommunicatie. Het CBS meldde deze week nog dat Nederlandse en buitenlandse toeristen afgelopen jaar 111,2 miljard euro in Nederland besteedden. Dat is bijna 6 miljard euro meer dan in 2023, het eerste volledige jaar zonder coronamaatregelen. De totale toegevoegde waarde aan de Nederlandse economie is weer bijna op het niveau van 2019.”


De door het coronavirus veroorzaakte economische schok leidde tot fors hogere overheidsuitgaven. Wat deed dat met staatsschulden?
“In Amerika kregen mensen cheques van de overheid zodat degenen die hun baan verloren toch nog een vorm van inkomen hadden tot ze een nieuwe baan vonden. In Europa was het beleid er vooral op gericht dat werkgevers hun mensen zoveel mogelijk in dienst hielden, en kregen bedrijven steun. In Amerika hebben veel mensen dan ook een andere baan dan voor de coronaperiode, terwijl in Europa meer mensen bij dezelfde werkgever konden blijven. 

We bevinden ons nu echt in een ander economisch regime

Volgens cijfers van het IMF steeg de staatsschuld – mede door die steunmaatregelen – in ontwikkelde landen aanvankelijk met bijna 20 procent. Inmiddels ligt het schuldniveau nog maar 6 procent boven het niveau van 2019. Opkomende economieën komen er minder goed vanaf. Zij strooiden minder met geld – de aanvankelijke toename van de schuld bedroeg ‘slechts’ 10 procent. Toch ligt hun staatsschuld nu bijna 30 procent hoger dan in 2019 als percentage van het nationaal inkomen. Ook de Nederlandse overheid gaf tijdens de coronacrisis veel geld uit. Maar omdat de economie en inflatie harder zijn gegroeid dan de schuld, is de schuldquote gedaald tot 44 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dat is ruim onder het door de Europese begrotingsregels vereiste maximum van 60 procent van het bbp.”


Is er ook sprake van structurele veranderingen op sommige gebieden?

“Ook al zijn de groeicijfers vergelijkbaar met voor de coronaperiode, bevinden we ons nu wel echt in een ander economisch regime. Dat komt overigens niet alleen door het virus, maar ook door de oorlog in Oekraïne en de door Donald Trump begonnen tarievenoorlog. Nederland kent nog steeds matige economische groei, maar de inflatie en rente zijn duidelijk hoger dan in de periode voor corona. Toen het virus hier rondwaarde, werd er minder geld uitgegeven aan horecabezoek en diensten – wat nu mede ten grondslag ligt aan de forse gemiddelde spaartegoeden in Nederland. Wel steeg de vraag naar goederen, maar dat leidde tot allemaal knelpunten in de toeleveringsketen. Dat, tezamen met de oorlog in Oekraïne en Trumps tarieven, heeft de aandacht voor nationale veiligheid en het belang van gedeeltelijke zelfvoorzienendheid vergroot. Het grote voordeel van globalisering is  efficiëntie. In alle landen richt iedereen zich op wat hij of zij het beste of goedkoopste kan. Door die specialisatie verspillen we geen productiemiddelen en talenten. Bovendien heeft het in korte tijd honderden miljoenen mensen – vooral Chinezen – uit de armoede gehaald. Maar dat er ook nadelen zijn aan globalisering hebben de afgelopen vijf jaar wel duidelijk gemaakt. Efficiënte systemen zijn niet altijd robuust. Voor kritieke producten als mondkapjes of essentiële energievoorziening wil je misschien niet altijd overgeleverd zijn aan de welwillendheid van buitenlandse mogendheden.”