“Is het einde van het handelsconflict tussen Europa en de VS goed voor de economie?“

Gepubliceerd op: 4 november 2021

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: chief economist Thijs Knaap over de vraag wat de beëindiging van het jarenlange handelsconflict tussen de VS en de EU betekent voor onze economie.  “Het is een stap in de goede richting maar het grotere beeld over de handel is wereldwijd negatief.”


De handelsoorlog die de Amerikaanse president Trump ontketende, is op 31 oktober 2021 gedeeltelijk gestaakt – het gevecht met China is nog in volle gang, maar aan het Amerikaans-Europese front zijn de gemoederen wat bedaard.  Het conflict begon op 1 juni 2018 met de invoering van importheffingen door de VS – 25 procent op staal en 10 procent op aluminium uit onder andere de Europese Unie. De EU liet die zet niet onbeantwoord en verhoogde de importtarieven voor een groot aantal Amerikaanse producten van 5 procent naar 31 procent. Naast staal en aluminium ging het ook om producten als motoren, cranberry-sap, whisky, schoenen en kleding.


Met het opschorten van deze EU-tarieven (die bovendien op 1 december 2021 verdubbeld zouden worden) en het schrappen van een aanzienlijk deel van de Amerikaanse importheffingen op Europees staal, lijkt de strijdbijl nu begraven. Wat gaan we daar economisch van merken?


Vies staal
Knaap: “Een econoom wordt niet blij van invoertarieven, want een land beschermt industrieën daarmee op een kunstmatige manier en dat leidt tot inefficiëntie. Als een land met een bepaalde industrie niet op eigen kracht kan concurreren op de wereldmarkt, kan het die producten beter importeren uit landen die deze goedkoper kunnen maken. Economisch gezien is het altijd beter als iedereen zich richt op waar hij het beste in is. Wat dat betreft is de recente overeenkomst tussen de VS en de EU goed nieuws. Tegelijkertijd is het niet meer dan een stap in de goede richting. Want de grotere wereldwijde trend is dat werelddelen hun markten juist afschermen.”

En volgens Knaap is het ook weer niet zo dat álle handelsbarrières tussen de VS en Europa zijn verdwenen. “De Harley-rijdende bourbon-drinker kan weer opgelucht ademhalen, want de importheffingen daarop verdwijnen volledig. Maar wat betreft staal doen de Amerikanen moeilijker: de importheffing verdwijnt alleen onder een bepaalde hoeveelheid staal. Bovendien hebben de VS en de EU aangegeven ‘geen vies staal’ meer te willen. Dat heeft weliswaar met het milieu te maken – staal uit China heeft een grotere ecologische voetafdruk –  maar ze lijken het vooral te doen om de Westerse producenten te beschermen tegen het goedkopere Chinese staal.”


Confrontatie met kwetsbaarheden

Knaap doelt op de afspraak dat staal volledig in het EU/VS-handelsblok geproduceerd moet zijn om in aanmerking te komen voor de heffingsvrije status. Zo moet voorkomen worden dat Chinees staal een laatste minimale bewerking in Europa ondergaat om daarna alsnog naar de VS geëxporteerd te worden.


Dat ‘beschermen van de Westerse wereld’ lijkt meer te maken te hebben met een strategisch streven naar onafhankelijkheid dan met het beschermen van werkgelegenheid. Knaap: “Tijdens de pandemie zijn landen met hun kwetsbaarheden geconfronteerd. Mondkapjes bijvoorbeeld moesten uit China komen, het was lastig om aan beademingsmachines te komen, enzovoorts. Men heeft zich nog eens goed achter de oren gekrabd of ze voor dergelijke strategische producten van anderen afhankelijk willen zijn. Staal is bij uitstek een strategisch product, vooral in militair opzicht. Ook China streeft naar die onafhankelijkheid – net als Europa en de VS – en wil onder andere vliegtuigen, auto’s en microchips zelf kunnen maken. Tot een bescherming van de nationale werkgelegenheid – één van de politieke beloften van Trump voor het instellen van de invoerheffingen op staal – leidt dit in ieder geval niet. De werkgelegenheid in de Amerikaanse staalindustrie liet tijdens de regeerperiode van Trump weliswaar eerst een bescheiden opleving zien van 82.000 naar 88.000, maar zakte daarna ook weer en is nu weer 82.000. Bovendien werkten er in de jaren tachtig nog 200.000 mensen. En die afname heeft alles te maken met een toenemende productiviteit per werknemer door automatisering. Dat effect is veel sterker dan dat van een invoertarief.”    


Het echte euvel
In ‘de geopolitieke factor’ blijkt dus uiteindelijk – vanuit economisch opzicht – het échte euvel voor de wereldeconomie te zitten. “Die wordt steeds belangrijker. Er is steeds minder begrip voor globalisering en handel in goederen. Ook bij politici is globalisering steeds minder populair. Als econoom zie ik dat liever anders. Het is toch een teken aan de wand dat we steeds meer schotten gaan plaatsen tussen verschillende werelddelen. Dus ja, het effect van de beëindiging van het Amerikaans-Europese handelsconflict op de economie is positief, maar beperkt. De grotere trend laat afnemende economische globalisering zien. Dat is altijd inefficiënt en onhandig. het gaat ten koste van de werkgelegenheid en het zal een negatief effect hebben op de wereldhandel.”