Mocht Donald Trump zijn dreigement over importheffingen op Europese producten waarmaken, dan moet de EU met een duidelijk antwoord komen, aldus Manfred Weber. De leider van de Europese Volkspartij (EVP), de grootste fractie in het Europees Parlement, suggereerde onlangs dat Brussel kan terugslaan met maatregelen tegen Amerikaanse digitale bedrijven. Is dit echt een effectief antwoord? We vragen het Charles Kalshoven, expert strateeg bij APG.
Is het verstandig als Brussel met tegenmaatregelen komt, of had Christine Lagarde, de voorzitter van de Europese Centrale Bank, gelijk toen ze de EU opriep om eerst te onderhandelen met Trump?
“Uiteindelijk valt vrijhandel altijd te verkiezen boven importheffingen. Vrijhandel is simpelweg het meest efficiënt. Landen leggen zich dan toe op het produceren van dingen waar zij het beste in zijn, en dat leidt ertoe dat consumenten niet te veel betalen voor producten. Vanuit dat oogpunt bezien is niets doen voor Europa de beste optie. Maar ik zeg er meteen bij dat dit is gebaseerd op het ideaal van vrijhandel. In werkelijkheid wil je natuurlijk wel iets terugdoen, om te voorkomen dat iemand anders – in dit geval Trump – voortdurend de zaken dicteert. Mogelijk werkt het matigend op de ander als je laat zien dat je voor jezelf opkomt. Natuurlijk is het goed om te praten, maar of het zo verstandig is om bij voorbaat al met het chequeboek te zwaaien ‒ om daarmee Amerikaanse spullen te kopen, zoals Lagarde voorstelt ‒ weet ik niet. Maar goed, zij gaat er ook helemaal niet over.”
Wat zijn voorbeelden van tegenmaatregelen die de EU kan nemen?
“Je kunt denken aan belastingheffing op digitale diensten die vooral worden aangeboden door Amerikaanse digitale bedrijven die in Europa actief zijn, zoals Weber voorstelt. Voorbeelden daarvan zijn Amazon, Apple, Google’s moederbedrijf Alphabet en Microsoft. Die zijn gevestigd in Ierland en betalen daar nu relatief weinig belasting. Ook kan Brussel importheffingen instellen voor producten die vooral in de Amerikaanse swing states worden geproduceerd, denk aan sojabonen, om zo maximale politieke druk uit te oefenen op Washington.
Verder kan Europa exportproducten waarvan de VS afhankelijk is extra belasten. Voorbeelden zijn gespecialiseerde producten binnen de chemie, farmacie en zelfs de metaalindustrie waarvan de VS er veel uit Europa haalt. Niet alles zal onvervangbaar zijn, maar als de VS ook minder uit China, Mexico en Canada wil halen, moet het wel erg veel zelf gaan doen, en dat in korte tijd. En champagne, rioja, Parmezaanse of Goudse kaas zullen ze in de VS nooit kunnen maken omdat champagne nu eenmaal uit de Champagne-regio moet komen. De grootste troefkaart is misschien wel ASML. Grote Amerikaanse bedrijven als Intel en NVIDIA kunnen niet zonder de technologisch geavanceerde chipmachines die alleen ASML kan maken. Maar dan wordt het wel echt serieus economisch wapengekletter, en daarmee ook linke soep. Hopelijk komt het niet zover.”