Onder druk
“De financiering van het Franse stelsel verschilt fundamenteel van de manier waarop het Nederlandse stelsel gefinancierd is. Bij ons worden de premies en belastingen voor de AOW – de zogenoemde eerste pijler van ons pensioenstelsel – nog in hetzelfde jaar dat ze afgedragen worden, uitbetaald. Daarnaast hebben we in Nederland de pensioenfondsen – de tweede pijler – die gefinancierd worden op kapitaalbasis, wat inhoudt dat betaalde premies eerst jarenlang belegd worden. In Frankrijk vallen echter de eerste en tweede pijler goeddeels samen en is ook de tweede pijler nagenoeg volledig omslag-gefinancierd, zoals bij ons de AOW. Daardoor komt de financiële houdbaarheid steeds meer onder druk te staan, want door vergrijzing zijn er steeds minder werkenden tegenover het aantal gepensioneerden – en dus moeten zij per persoon steeds meer opbrengen om de pensioenen op niveau te houden. Omdat het Franse stelsel bijna volledig omslag-gefinancierd is, is de financiële houdbaarheid kwetsbaarder dan in het Nederlandse stelsel, dat slechts gedeeltelijk gefinancierd is op basis van omslag.”
Kampioen parttime werken
Toch is dat volgens De Gooijer niet het hele verhaal. Want er bestaan ook verschillen tussen Frankrijk en Nederland die precies andersom werken.
“Nederlanders werken weliswaar ruim langer door dan Fransen, maar omdat we van alle Europese en OESO-landen kampioen parttime werken zijn, maken we per jaar minder uren. Franse ouders werken vaak allebei fulltime. Heel veel werkende ouders doen daarom een beroep op de relatief jonge grootouders om een deel van de zorg voor de kleinkinderen op zich nemen, in het bijzonder tijdens de lange schoolvakanties. Dat is één van de redenen waarom jonge Fransen niet willen dat hun ouders later met pensioen gaan, en grootouders niet langer willen doorwerken.”
Een ander verschil dat in het voordeel spreekt van de Fransen, is hun houding ten opzichte van migratie. De Gooijer: “De Franse samenleving lijkt meer open te staan voor migranten. Ze lijkt die in ieder geval sneller te assimileren tot Fransen. Voor zover er in Frankrijk meer immigratie is dan in Nederland, heeft dat een vertragende werking op de vergrijzing.”
Afstandelijk
Bij de stelling ‘Nederlanders werken veel langer door dan Fransen en dus is hun pensioengerechtigde leeftijd veel te laag’ vallen dus wel wat kanttekeningen te zetten. Maar dat dit langere doorwerken voor de Fransen niet vanzelfsprekend is, heeft ook culturele en politieke redenen, legt De Gooijer uit.
“In Nederland voelen veel werkenden zich verbonden met hun werk, hun collega’s en hun bedrijf of werkgever. In Frankrijk is dat veel minder het geval. Veel Fransen voelen geen affiniteit met hun werk, ervaren de gebruikelijke hiërarchie als afstandelijk, en hebben als grootste verlangen zo snel mogelijk met pensioen te kunnen gaan.
Bovendien zijn Fransen weliswaar voorstanders van een sterke staat met ruime mogelijkheden om in de economie en de samenleving in te grijpen, maar tegelijkertijd houden ze niet van de staat. Sterker nog, de traditie is om je ertegen af te zetten. Buiten Parijs kun je de politiek omschrijven met het negatief bedoelde begrip le pouvoir. Macron wordt door veel Fransen gezien als een voormalige investment banker die weliswaar zijn politieke carrière begon bij de Parti Socialiste, maar vervolgens links heeft verraden om met Les Republicains en andere rechtse krachten te regeren. Zijn tweede overwinning heeft hij in dat perspectief minstens zoveel te danken aan een afkeer van Marine Le Pen, als aan een positieve keuze voor zijn programma.”
François Mitterrand
De Gooijer vervolgt: “Bovendien is de pensioengerechtigde leeftijd van 62 in Frankrijk als een verlaging ingevoerd door de inmiddels mythische linkse president François Mitterrand. Deze verlaging werd en wordt gezien als één van zijn grote sociale hervormingen. Overigens was dat in de jaren ’80 niet zo heel ongebruikelijk. Ook in Nederland is lang gekeken naar allerlei vormen van vervroegd pensioen – zoals de VUT – als oplossing voor (jeugd)werkloosheid. Inmiddels is terecht de economische consensus dat dat niet werkt, maar in Frankrijk is dat zeker bij het electoraat nog niet geland.”
Ondertussen hebben, waarschijnlijk deels uit opportunistische overwegingen, zowel extreem rechts (Marine Le Pen) als extreem links (La France Insoumise van Jean-Luc Mélenchon) en alle vakbonden de pensioenkwestie aangegrepen voor verzet tegen Macron, zegt De Gooijer.
Liever niet
Draait het voorstel van Macron dan niet uit op een mislukking? Volgens de oud-ambassadeur hoeft dat niet per se zo te zijn.
“Uiteindelijk heeft het Franse pensioenstelsel hervorming nodig en dit is de laatste termijn van Macron. Hij hoeft dus persoonlijk niet te vrezen niet herkozen te worden als hij doorzet. Bovendien heb ik de indruk dat de Franse regering de publieke discussie bewust laat voortgaan terwijl het parlement de voorstellen behandelt, om te kijken of er deelonderwerpen bovenkomen waar wel partiële concessies mogelijk zijn – bijvoorbeeld door wat meer rekening te houden met de zwaarte van bepaalde beroepen en de lengte van iemands loopbaan in plaats van alleen maar leeftijd. Of door wat meer ruimte te creëren voor zorgtaken, als dat nodig is. Als de demonstraties niet meer groeien of mogelijk zelfs iets verflauwen, kunnen beperkte concessies misschien al veel bereiken. Overigens biedt de Franse grondwet de premier in artikel 49-3 ook nog de mogelijkheid om in plaats van het parlement zelf wetten vast te stellen. Daar zal Macron liever niet op terugvallen, maar de wetenschap dat het kan, helpt misschien wel om delen van het parlement te overtuigen dat een compromis ook zinvol kan zijn.”