Het op één na beste pensioenstelsel ter wereld. Dát hebben we in Nederland, volgens de jaarlijks gepubliceerde Mercer CFA Institute Global Pension Index, waarin 43 landen worden meegenomen. Doen ze het in andere landen dan zo slecht? Elke twee weken duiken we in het stelsel van een specifiek land, twintig weken lang. Voor deze aflevering zoeken we het weer wat dichter bij huis. We gaan naar het land van de Rode Duivels, speciaalbieren en Manneken Pis: België.
België bezet de 17e plek in de Mercer-ranglijst en met een C+ rating zit het land zich met zijn pensioenstelsel in de groep waarin ook de VS en Frankrijk zich bevinden. Een adequaat pensioen, maar in een stelsel dat verre van houdbaar is. Zo zou je de Belgische situatie kunnen omschrijven.
Op een aantal uitzonderingen na (denk aan rechters en mijnwerkers) is de pensioengerechtigde leeftijd in België 65 jaar. In 2025 en 2030 wordt deze verhoogd naar respectievelijk 66 en 67 jaar. Nog niet zo gek lang geleden mochten vrouwen eerder met pensioen dan mannen, maar dat is in 2010 gelijkgetrokken. In het verleden maakten veel Belgen gebruik van een regeling waarmee ze eerder konden stoppen, wat ertoe leidde dat in 2008 slechts één op de drie 55-plussers nog werkte. Niet wenselijk. Inmiddels werkt meer dan de helft van de 55-plussers, maar van de 61-jarigen werkt nog maar 37,5 procent. 60 is de minimumleeftijd waarop Belgen met vervroegd pensioen kunnen gaan, na 44 loopbaanjaren, 61 na 43 loopbaanjaren en 63 na 42 jaren. Mannen genieten in België gemiddeld nog 21,2 jaar van hun pensioen, vrouwen 25,5 jaar.
Minder voordelig
België heeft net als Nederland en Duitsland een eerste pensioenpijler die gefinancierd wordt op basis van omslag. In de eerste pijler betalen de werkenden dus met z’n allen de oude dag van de gepensioneerden. In tegenstelling tot onze AOW, hangt de hoogte van dat staatspensioen bij de Belgen van de hoogte van je salaris af en het aantal jaren dat je gewerkt hebt (in Nederland is het een vast bedrag). In principe ontvang je 60 procent van je salaris als pensioen, tenzij je partner financieel afhankelijk van je is. In dat geval is het 75 procent (dat percentage wordt gehanteerd als de som van de pensioenen van jou en je partner samen bij een percentage van 60 procent minder voordelig uitpakt).
Het Belgische staatspensioen hangt dus af van wat je verdiend hebt in je werkzame leven en hoe lang je gewerkt hebt, maar er is ook een aantal richtlijnen om, onder bepaalde voorwaarden, een bepaald minimum pensioen te garanderen (2021: 1440 euro per maand voor een alleenstaande en 1800 euro per maand voor een huishouden). En er geldt een limiet voor het inkomen waarover je pensioenrechten opbouwt in de eerste pijler. In 2019 ging het om een jaarinkomen van 59.615 euro.
Financieel vangnet
Naast het pensioen van de staat bestaat er in België ook nog een financieel vangnet voor ouderen: de GRAPA (Garantie de revenu aux personnes âgées). Deel je een huishouden met iemand anders, dan heb je recht op 9.235 euro per jaar. Woon je alleen? Dan krijg je een stuk meer, 13.852 euro. Uitkeringen vanuit de GRAPA-regeling ontvang je niet vóór je 65ste. Verder kent het Belgische stelsel een systeem waarbij – onder bepaalde voorwaarden – ook voor degenen die een periode niet werken, de pensioenopbouw doorloopt. Denk bijvoorbeeld aan een periode waarin je zorgt voor de kinderen, maar ook gedurende werkloosheid.
Een aanvullend (tweede pijler-)pensioen is bij onze zuiderburen niet verplicht, in die zin dat de werkgever of beroepssector beslist of er een pensioenregeling opgezet wordt. Maar áls je werkgever of sector een regeling heeft opgezet, ben je verplicht eraan deel te nemen. Naast deze aanvullende pensioenregelingen kun je in België als individu (derde pijler-)verzekeringsproducten kopen, die fiscaal worden gestimuleerd.
45 loopbaanjaren
Zelfstandigen kunnen na 45 loopbaanjaren waarin ze sociale bijdragen betaalden, maximaal 1500 euro krijgen als pensioenuitkering. In werkelijkheid is het gemiddelde 751 euro. Als werknemer ontvang je maximaal 2.250 euro na 45 dienstjaren, en ligt het gemiddelde op 1.281 euro. Voor ambtenaren geldt een maximale pensioenuitkering van 6800 euro. In de praktijk ligt het gemiddelde rond de 2511 euro. Iemand met een gemiddeld inkomen ontvangt daarvan in België een kleine 62 procent aan nettopensioen.
Al met al is het pensioen van onze zuiderburen zeker niet karig, maar daar hangt ook een prijskaartje aan. Het Belgische stelsel leunt sterk op omslaggebaseerde financiering. En ook België vergrijst, dus een dalend aantal werkenden moet het pensioen opbrengen van een stijgend aantal gepensioneerden. Als er niet hervormd wordt, zal de vergrijzing het Belgische stelsel dan ook midscheeps raken. Om het stelsel betaalbaar te houden, zijn versoberingen in de komende decennia onvermijdelijk.