Welke lessen kan Nederland trekken uit het buitenland als het gaat om de overstap naar een nieuw pensioenstelsel? Die vraag ligt ten grondslag aan het rapport dat demissionair minister Koolmees vandaag ontvangt van pensioendenktank Netspar. APG's Onno Steenbeek werkte eraan mee. Samen met zijn team analyseerde hij vergelijkbare situaties in onder meer de VS, Denemarken, Chili en het Verenigd Koninkrijk. We spraken hem eerder dit jaar over het onderzoek. “We kunnen veel van leren van landen als Chili en Australië als we eenmaal overgestapt zijn naar het nieuwe stelsel, ook hoe het niet moet.”
“Diffuus”, zo luidt het oordeel van internationale experts over het nieuwe Nederlandse pensioenstelsel. Steenbeek, hoogleraar Pensioenvraagstukken aan de Erasmus Universiteit én directeur Strategisch Portefeuille Advies bij APG, leerde twee dingen van de gesprekken die hij had met vakgenoten uit andere landen. De manier waarop Nederland het stelsel hervormt is uniek in de wereld. Maar de weg erheen moet wel transparant en helder worden uitgelegd. “Niemand begrijpt waarom we deelnemers lastigvallen met discussies over de disconteringsvoet.”
Voor dit zogeheten ‘topicality project’ werd Steenbeek door pensioendenktank Netspar gevraagd als trekker. Steenbeek, die naast zijn werk voor APG ook hoogleraar aan de Erasmus Universiteit is, zocht daarvoor onder andere de samenwerking met voormalig bestuursvoorzitter van pensioenuitvoerder PMT Benne van Popta. Steenbeek en Van Popta staken hun licht op bij vakgenoten in verschillende landen die in de recente geschiedenis een substantiële hervorming van het stelsel doormaakten.
Veel geld kwijtgeraakt
Steenbeek: “Canada wordt vaak als vergelijking genomen. Het is een land dat dicht bij Nederland staat: er is een flink pensioenvermogen opgebouwd, dat collectief beheerd wordt. We kunnen ook leren van de manier waarop zij met zelfstandigen omgaan. Landen als Chili en Australië hebben veel ervaring met beschikbare premieregelingen (in een beschikbare premieregeling staat de pensioenpremie vast en wordt er geen harde belofte gedaan over de hoogte van de uitkering bij pensioneren, red). Daar kunnen we veel van leren als we eenmaal overgestapt zijn naar het nieuwe stelsel, ook hoe het niet moet. Dat geldt ook voor het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. In het VK hebben we bijvoorbeeld gezien dat de optie voor deelnemers om het hele pensioenvermogen in één keer op te nemen, tot ongewenste resultaten heeft geleid. Een deel van de deelnemers heeft hun volledige pensioen opgenomen en is ermee naar een commerciële vermogensbeheerder gegaan. Op die manier zijn ze tegen hoge kosten heel veel geld kwijtgeraakt. In Chili zijn veel mensen overgestapt naar een andere beheerder omdat ze dan een fiets kregen. Bij zo’n motivatie kun je natuurlijk grote vraagtekens zetten. Maar in Denemarken – waar deelnemers individueel om toestemming werd gevraagd om met hun pensioen over te stappen – droeg die keuzevrijheid sterk bij aan de acceptatie van het nieuwe stelsel.”
Polderen naar oplossing
Wat Steenbeek vooral verraste: het zogeheten ‘invaren’ waarvoor Nederland kiest, is in het buitenland simpelweg onmogelijk. Bij het invaren vorm je opgebouwde pensioenrechten om naar vermogen. Feitelijk transformeer je dan een belofte over de hoogte van de uitkering bij pensioneren (uitkeringsregeling), naar een potje met geld dat afhankelijk van de financiële markten in de toekomst meer of minder pensioen oplevert (beschikbare premieregeling). Dat is een complexe operatie, rekenkundig gezien. Toch is dat volgens Steenbeek niet de belangrijkste reden waarom men in het buitenland niet voor deze weg kiest. “De meeste landen laten het oude en het nieuwe systeem naast elkaar voortbestaan, omdat het niet anders kan. Het oude systeem belandt dan dus in een sterfhuisconstructie. Dat is verre van efficiënt, omdat er dan heel lang twee systemen naast elkaar blijven bestaan. En dat verhoogt niet alleen de kosten, een fonds kan daardoor op de lange termijn ook minder beleggingsrisico nemen. Dat gaat uiteindelijk gewoon ten koste van de hoogte van het pensioen. In tegenstelling tot Nederland hebben deelnemers in met name Angelsaksische landen een financieel contract met het fonds dat niet zomaar omgezet mag worden in iets anders. Op het moment dat je hun pensioenrechten zou omvormen naar pensioenvermogen, stapt men naar de rechter. Bij ons werkt dat anders, omdat we in Nederland een sociaal contract met elkaar hebben. Alle partijen gaan met elkaar om de tafel zitten en polderen vroeg of laat naar een oplossing toe. Dat gaat zeker lukken, maar de buitenlanders roepen ons op om dat zo transparant mogelijk te doen.”