“Eerder met pensioen maakt ons rijker: in vrije tijd”

Gepubliceerd op: 8 oktober 2020

Doorwerken tot je 67e en daarna genieten van je oude dag. Of kan het ook ánders? Een zoektocht naar Plan P: vernieuwende ideeën en alternatieve scenario’s voor de inrichting van leven, werk en pensioen. Omdenken voor en door jong en oud.

Demograaf Patrick Deboosere pleit voor het verlagen van de pensioenleeftijd naar 60 jaar. “We worden wel ouder, maar niet gezonder en fitter.”

 

Zelf is Patrick Deboosere 68 jaar, maar van pensionering wil hij niets weten. Hij is nog met hart en ziel demograaf aan de Vrije Universiteit in Brussel. “Daar ligt mijn passie.” Begin dit jaar publiceerde de Belgische hoogleraar zijn jongste boek: Lang leve de vergrijzing. Vaak wordt het groeiende aantal ouderen gepresenteerd als een probleem, leidend tot nijpende personeelstekorten, hogere pensioenlasten en stijgende zorgkosten. Deboosere draait het liever om, hij ziet de vergrijzing juist als een verworvenheid. “Het is toch geweldig dat meer mensen een hoge leeftijd bereiken dan vroeger? Ook de sociale ongelijkheid is minder: door een betere spreiding van de welvaart kan iederéén nu oud worden.”    

 

Wel ouder, niet fitter

De tragiek is wel dat mensen minder kunnen genieten van de gewonnen jaren, omdat ze langer moeten doorwerken. In Nederland stijgt de leeftijd waarop we AOW krijgen naar 66 jaar en vier maanden in 2020 en 2021, in België naar 67 jaar in 2030. Deboosere pleit er juist voor om de pensioenleeftijd te verlágen: naar 60 jaar. We worden wel ouder, maar niet gezonder en fitter, aldus Deboosere. Ouderdom komt nog steeds met gebreken. “Na een leven hard werken moeten mensen met pensioen kunnen gaan als ze daar fysiek en mentaal aan toe zijn.” Maar als samenleving kunnen we die hogere pensioenlasten toch nooit opbrengen? Dat is een mythe, aldus Deboosere, die er in zijn boek en tijdens het gesprek graag nóg een aantal onderuithaalt.  

 

Mythe 1: Onze levensduur stijgt     

Baby’s die nu geboren worden, zouden meer dan honderd jaar oud worden. De demografie laat anders zien, zegt Deboosere. “De levensduur van de mens is biologisch-genetisch bepaald. De Franse Jeanne Calment werd 122 jaar en dat record is in 23 jaar niet verbroken. Er zit dus een limiet aan onze levensduur: de honderd meter zullen we in de toekomst óók niet in vijf seconden kunnen lopen.”

 

De menselijke soort wordt dus niet ouder, maar er komen wel méér oudere mensen. De collectieve levensverwachting is namelijk wel gestegen: jongetjes worden nu gemiddeld 81, meisjes 86. Vooral de afname van de kindersterfte gedurende de twintigste eeuw heeft sterk bijgedragen aan de levensverwachting. De afgelopen decennia wisten we ook bij volwassenen en ouderen vaker vroegtijdige sterfte te voorkomen door betere voeding, zorg, arbeidsomstandigheden en bijvoorbeeld verkeersveiligheid. Deboosere: “Maar het wordt steeds moeilijker om vooruitgang te realiseren, omdat de grootste winst intussen is geboekt.” Veel hoger zal de levensverwachting dus niet worden. We hoeven dan ook niet bang te zijn dat in de toekomst een groot aantal mensen tot ver over de 100 uit de pensioenpot put.

 

Mythe 2: We moeten langer doorwerken om de pensioenlasten te dragen     

Dat hoeft dus niet, aldus Deboosere. Er worden weliswaar meer mensen oud, maar dat kunnen we opvangen met onze exponentiële economische groei. “We worden elk jaar productiever: we produceren méér met mínder arbeid. Door robotica zal die economische groei en daarmee de welvaart alleen maar toenemen: in de jaren zeventig hadden we in België tachtig auto’s per duizend inwoners, nu 535. Over 35 jaar is een verdubbeling mogelijk: duizend auto’s per duizend inwoners. Maar is dat wat we willen? We hebben te maken met een klimaatcrisis én we zijn toe aan een herwaardering van vrije tijd.” We kunnen die economische groei dus beter omzetten in duurzamer produceren en consumeren én voor het financieren van meer vrije tijd, stelt Deboosere. “Vroeger moesten mensen werken tot ze erbij neervielen. Nu landen als Nederland en België rijk en ontwikkeld zijn, zouden we als burgers ook rijker moeten worden in tíjd. Maar wat doen we? We verhogen de pensioenleeftijd. Dat is toch eigenáárdig?”

Als mensen al met hun zestigste kunnen stoppen, kan de economie juist een extra boost krijgen, doordat die zestigers hun pensioengeld laten rollen

Mythe 3: Gepensioneerden brengen hun tijd luierend door en overwinteren allemaal in Spanje

Klopt niet, aldus Deboosere. “Gepensioneerden passen vaak op de kleinkinderen, zorgen voor hun eigen oude ouders van tachtigplus of doen vrijwilligerswerk. Als dat niet meer kan omdat ze langer moeten doorwerken, zadelt dat de samenleving met hogere kosten op.”

En er zijn nog meer verborgen maatschappelijke kosten aan langer doorwerken, waarschuwt hij. “Als mensen dat niet meer kunnen volhouden, belanden ze in de WIA (voorheen WAO) of ze stoppen voortijdig zonder goede pensioenvoorziening, waardoor armoede dreigt en ze in de bijstand terechtkomen.”

 

Mythe 4: De pensioenpot is een bodemloze put

Ook dat is niet waar, stelt Deboosere. Als mensen al met hun zestigste kunnen stoppen, kan de economie juist een extra boost krijgen, doordat die zestigers hun pensioengeld laten rollen. “Daarmee zorgen ze voor het inkomen van de bakker, de kapper of de tandarts. Dat collectieve kapitaal rendeert veel meer dan het vermogen van de 1 procent superrijken, die hun geld  wegsluizen naar belastingparadijzen en dus niet terugpompen in de economie.”

Als je vermogende mensen en bedrijven zwaarder belast, kan de overheid daarmee de lagere pensioenleeftijd helpen financieren, komen pensioengelden dus eerder vrij en ontstaat door de toenemende bestedingen een economisch vliegwiel.     

 

Mythe 5: De pensioenleeftijd is voor iedereen hetzelfde 

Wetenschappers als hijzelf, rechters en kunstenaars kunnen makkelijker langer doorwerken, aldus Deboosere. Maar mensen met zware beroepen als stratenmakers, schoonmakers of fabrieksmedewerkers zijn na veertig jaar of langer werken vaak lichamelijk óp. Die moeten dus met hun zestigste met pensioen kunnen. Voor wie toch langer wil doorwerken, maar het wel iets rustiger aan wil doen, moeten er uitloopbanen komen, stelt Deboosere voor: in deeltijd werken, mét behoud van pensioenopbouw. “Laat niet iedereen van dezelfde top skiën, maar bouw verschillende pistes in.” De belangrijkste verandering moet echter niet plaatsvinden in het pensioenstelsel, maar in ons denken over welvaart versus welzíjn, besluit Deboosere: “We moeten weer uitgaan van de méns.”