Wat levert de EU Nederland economisch op?

Gepubliceerd op: 2 februari 2023

Actuele kwesties op het gebied van economie, (verantwoord) beleggen, pensioen en inkomen: iedere week geeft een expert van APG een helder antwoord op de vraag van de week. Deze keer: Charles Kalshoven, macro-econoom bij APG, over wat de Europese Unie Nederland economisch gezien oplevert. “De kracht van de EU-markt is heel erg groot.”

Drie jaar geleden verliet het Verenigd Koninkrijk de EU. De Brexit kost de Britse economie inmiddels bijna 114 miljard euro per jaar, zo rekende persbureau Bloomberg uit. De omvang van de economie zou nu 4 procent kleiner zijn dan wanneer de Britten Europa niet de rug toe hadden gekeerd. Jeremy Hunt, de Britse minister van Financiën, ageerde eerde deze week tegen de ‘somberheid’ over de economische vooruitzichten. Volgens hem maakt de Brexit juist economische groei mogelijk.


‘Brussel-effect’

Voor Nederland wegen de voordelen van het EU-lidmaatschap nog altijd duidelijk op tegen de nadelen, betoogt Kalshoven. “Nederland is een klein land met een beperkte binnenlandse markt. We zijn daarom gebaat bij vrijhandel en toegang tot de EU-markt van 450 miljoen potentiële consumenten. Door de omvang van de Europese interne markt zorgt die voor meer handel en investeringsmogelijkheden. Dat is onder meer een gevolg van het feit dat er sprake is van één markt waarvoor de regels geharmoniseerd zijn. Als je als fabrikant een auto of koelkast maakt die voldoet aan de Brusselse standaarden, kun je er zeker van zijn dat je je product in de hele EU kunt verkopen.” Bovendien treedt hier het zogeheten ‘Brussel-effect’ op. De interne markt van de EU is zo groot, dat het voor fabrikanten voordelig is om hun product zo te ontwerpen dat het aan de  ̶̶  doorgaans hoge  ̶̶  Brusselse standaarden voldoet. Ze kunnen hun product dan niet alleen in de EU kwijt, maar ook in andere markten zoals de Verenigde Staten of China. “De kracht van de EU-markt is heel erg groot. We zitten bij een winnend team.”


Ook bij het afsluiten van handelsverdragen is het lidmaatschap van de EU een voordeel, vervolgt Kalshoven. “Als klein land kun je wel zeggen dat je je eigen vrijhandelsverdragen afsluit, maar wie ben je als Nederland?” De EU legt veel meer gewicht in de schaal bij onderhandelingen over een verdrag, waarbij de individuele lidstaten wel invloed kunnen uitoefenen op de invulling ervan. “Je hebt meer invloed omdat je bij een grote handelsmacht bent aangesloten dan wanneer je het als land alleen doet, omdat je dan tegen andere landen kunt worden uitgespeeld.”


Handelsnatie

Kalshoven haalt het klassieke boek The Wealth of Nations aan, dat de Schot Adam Smith in 1776 publiceerde. “Daarin gaat hij tekeer tegen allerlei belemmeringen voor vrijhandel. En binnen de EU is er sprake van vrijhandel. Niet-lidstaten die hun producten in het Europese handelsblok kwijt willen, kunnen echter wel degelijk tegen handelsbelemmeringen aanlopen. Dat merken Britse bedrijven nu ook. Zo was recent een Engelse bierbrouwer in het nieuws die vertelde dat een doos met blikjes bier in Engeland 20 pond kost. Wil hij diezelfde doos naar de EU exporteren, dan loopt de prijs door alle (douane)formaliteiten op tot 200 pond. Die administratieve rompslomp aan de grens is dus allesbehalve bevorderlijk voor de handel.”

Dankzij het lidmaatschap van de EU ligt het bbp van Nederland 3,1 procent hoger

Als je als land niet alleen lid bent van de EU maar ook nog behoort tot de eurozone, wordt niet alleen de handel vergemakkelijkt maar ook het betaalverkeer. Daardoor kunnen burgers ook in andere eurolanden afrekenen met hun munt, en hoeven bedrijven niet bang te zijn dat de wisselkoers ineens verandert na het versturen van hun factuur.


Door de EU zijn de handelskosten tussen de lidstaten dus verlaagd, wat leidt tot meer onderlinge handel tussen de lidstaten. Voor Nederland, als relatief kleine handelsnatie, betekent dit dat het bruto binnenlands product (bbp) 3,1 procent hoger ligt, aldus een berekening van het Centraal Planbureau begin vorig jaar. Er zijn weinig landen die nóg meer baat hebben bij het wegnemen van de handelsbelemmeringen door Brussel. Cijfers over het profijt dat de gemiddelde Nederlander van de EU heeft, variëren van 500 tot 2200 euro per jaar.


Nadelen

Kleven er dan geen economische nadelen aan de EU? Jawel, stelt Kalshoven. “Door lid te worden van de EU geef je als land gedeeltelijk soevereiniteit op. Dat is in ieder geval in theorie waar, maar dan kom ik wel terug op mijn argument over kleine landen. Hoeveel soevereiniteit heb je als Nederland om tegen Amerika of China te zeggen: ‘Ik wil andere afspraken maken over onze onderlinge handel’?” Hetzelfde geldt in meer of mindere mate voor landen die behoren tot de eurozone. “Als euroland kun je niet meer je monetaire beleid afstemmen op wat voor jouw land het beste is. In plaats daarvan kijkt de Europese Centrale Bank naar wat het beste is voor de eurozone als geheel. Maar ook hier kun je je afvragen hoe soeverein we waren toen we de gulden nog hadden. Als de Bundesbank de rente verhoogde, dan volgden wij een half uur later. Niet dat de Duitsers ons daartoe dwongen, maar het was voor ons veel voordeliger om ons vast te klinken aan de Deutschmark dan om een eigen koers te varen. We kozen ervoor om onze vrijheid op te geven. Dus verlies van soevereiniteit door aansluiting bij de euro is vooral in theorie een nadeel. Vroeger wachtten we op een telefoontje uit Frankfurt, nu is Klaas Knot een van de bepalende figuren bij het monetair beleid.”


In Nederland woedde verder langere tijd de discussie over het feit dat Den Haag al jaren de grootste nettobetaler is aan Brussel: we dragen meer af aan de EU dan er via subsidies terugkomt. Dat is geen goede manier om naar het netto-profijt van EU-lidmaatschap te kijken, volgens Kalshoven. Ten eerste bestaat een deel van die afdrachten uit douanerechten op goederen die in Rotterdam de EU binnenkomen. Meestal zijn andere EU-landen de eindbestemming. Die betalingen zou je dus niet echt als Nederlandse afdracht aan de EU moeten zien. Verder zijn de economische voordelen van de EU, zoals hierboven beschreven, veel breder dan alleen de EU-gelden, besluit Kalshoven.