“Het moment waarop je de risicobereidheid bij deelnemers uitvraagt, doet ertoe”

Gepubliceerd op: 2 maart 2023

Als mensen meer keuzevrijheid krijgen in hun pensioen, hoe kun je ze dan het beste begeleiden in dat keuzeproces zodat een optimaal resultaat ontstaat voor zowel het individu als voor de samenleving? Om die vraag draait het onderzoek waarmee Jorgo Goossens onlangs promoveerde. Nu de overgang naar het vernieuwde pensioenstelsel steeds dichterbij komt, wint het onderwerp aan relevantie. Reden te meer om Goossens over de inzichten uit zijn onderzoek aan de tand te voelen.

 

De titel van je onderzoek is ‘Non-standard Preferences in Asset Pricing and Household Finance’. Kun je toelichten waarover het gaat?


“Mijn proefschrift gaat over voorkeuren in het algemeen. Hoe kunnen we voorkeuren van deelnemers gebruiken om hun gedrag beter te verklaren en ook het gedrag van aandelen, obligaties en rentes beter te verklaren en te begrijpen. De huidige modellen daarvoor in de wetenschappelijke literatuur hebben daar namelijk moeite mee. Voor de verklaring van dat gedrag introduceer ik in mijn onderzoek onder andere de factoren ‘risicovoorkeur’ en ‘tijdsvoorkeur‘.”


Wat houden deze twee begrippen in en waarom zijn ze relevant?


“Bij risicovoorkeur in een pensioencontext kun je denken aan de mate van risico die een deelnemer wil nemen in zijn of haar beleggingen. Binnen de nieuwe pensioenwetgeving moeten fondsen die voorkeur minimaal elke vijf jaar uitvragen bij hun deelnemers, dus die vraag is heel actueel. Bij tijdsvoorkeur gaat het om de vraag hoe geduldig jij als persoon bent. Heb je een overmatige focus op het heden en geef je het geld dat binnenkomt het liefst meteen uit aan een nieuwe iPhone, of gebruik je je geld om te sparen voor de toekomst? Via vragenlijsten heb ik deze individuele risico- en tijdsvoorkeuren van deelnemers in kaart gebracht, op basis van data van APG. Vervolgens heb ik deze zodanig geaggregeerd dat er per leeftijdscohort van vijf jaar een beeld ontstaat van de gemiddelde risicobereidheid en het gemiddelde geduld.”


Hoe kun je de onderzoeksinzichten wat betreft tijdsvoorkeuren van deelnemers inzetten?


“In de Wet toekomst pensioenen staat bijvoorbeeld dat er een lumpsum-optie komt van maximaal 10 procent. Voor deelnemers met een excessieve focus op het heden is het verleidelijk om daar gebruik van te maken. Dat verband hebben we ook teruggevonden. Deelnemers met een excessieve focus op het heden zijn eerder geneigd om voor een bedrag ineens te kiezen – of voor een hoog-laag constructie, waarbij iemand in de eerste pensioenjaren een hogere uitkering ontvangt en in de jaren daarna een lagere. Als beleidsmaker kun je daar paternalistisch mee omgaan, door deze mogelijkheden alleen te bieden onder bepaalde voorwaarden. Maar je kunt óók zeggen: wie zijn wij om voor de deelnemer uit maken of die voor zo’n verleiding wil vallen? Als wetenschapper is het niet aan mij om die keuze te maken, maar vanuit de wetenschap kunnen we wel helpen bij de keuzearchitectuur en de deelnemerscommunicatie.”


Kun je dat toelichten aan de hand van een voorbeeld?


“Een mogelijkheid waaraan je kunt denken, is de bewuste timing van het moment waarop je een keuze aanbiedt. De verleiding om een bepaalde keuze in het heden te maken, treedt namelijk altijd in een specifiek tijdsinterval op. In de beleving is er een scheiding tussen het heden en de toekomst – dat heden houdt op een gegeven moment op en dan begint de toekomst. Als je weet waar dat tijdsinterval van de verleiding zich bevindt, kun je het makkelijker maken voor iemand om die verleiding te weerstaan door hem of haar die keuze al eerder te laten vastleggen. Zo zou je deelnemers op – ik noem maar wat – 50-jarige leeftijd al een brief kunnen sturen waarin je de lumpsum-keuze biedt.”


Uit je onderzoek blijkt ook dat de risicovoorkeuren van deelnemers van dag tot dag kunnen schommelen. Kun je er dan wel beleid op baseren?


“Dit deel van het onderzoek is in de context van sparen en beleggen gedaan, en het interessante hieraan is het moment van uitvragen: maart 2020. Precies het moment dat corona wereldwijd speelde en ook zijn intrede deed in Nederland met als gevolg de intelligente lockdown eind maart. We onderzochten de risico- en tijdsvoorkeuren op dagelijkse basis. En wat bleek? Er was een samenhang met de ziekenhuisopnames. Op dagen van hoge ziekenhuisopnames waren mensen meer risicoavers en geduldiger: ofwel minder bereid om risico’s te nemen en meer bereid om geld voor later te sparen.


Omdat die veranderingen van dag op dag optreden, kun je daar natuurlijk geen beleggingsbeleid op afstemmen. Maar als fonds maakt het moment waarop je de risicobereidheid bij deelnemers uitvraagt dus uit. En dit geldt ook voor tijdsvoorkeuren. Als mensen zich in een onzekere situatie bevinden, zoals de coronacrisis, blijken ze meer geld te willen toewijzen aan later. Als pensioenfonds kun je daar rekening mee houden in de timing van je communicatie, maar je kunt het ook meenemen in de interpretatie van de resultaten van een uitvraag.”


Uit het onderzoek blijkt dat je voorkeuren – qua tijd en risico – van deelnemers dus kunt gebruiken om hun gedrag beter te verklaren. Houdt dat in dat je dat gedrag o0k kunt voorspellen?


“Op basis van het onderzoek naar tijds- en risicovoorkeur in 2018 kunnen we nu voor 80 procent van de deelnemers verklaren waarom een deelnemer voor een hoog-laag uitkering of voor een vlakke uitkering kiest. Voorspellen gaat nog een stap verder, omdat je dan ook moet weten of de voorkeuren op het moment van de keuze hetzelfde zijn als nu. Als je dat bijvoorbeeld elk jaar meet, kun je er betrouwbaardere voorspellingen over doen.”

Geen onbekende voor APG
Het kan snel gaan. In 2016 deed Goossens zijn afstudeerstage bij het toenmalige APG Strategie en Beleid. Zo’n zeven jaar later mag hij zichzelf doctor noemen en PhD (Doctor of Philosophy) achter zijn naam zetten. Goossens is verbonden aan Netspar en Radboud University Nijmegen. APG’ers Eduard Ponds en Rob van den Goorbergh hebben de promovendus begeleid tijdens zijn onderzoek, samen met Bas Werker (Tilburg University) en Marike Knoef (Tilburg University).  De verdediging van Goossens’ proefschrift vond plaats op 17 februari 2023.